Wet taaleis Participatiewet 1
Inleiding Op 1 januari is de Wet taaleis Participatiewet (hierna: Wet taaleis) ingegaan voor iedereen die een bijstandsuitkering aanvraagt. In deze wet staat dat bijstandsgerechtigden de Nederlandse taal moeten beheersen. Met de Wet taaleis krijgen gemeenten de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Immers het is veel moeilijker om zonder Nederlands te begrijpen en te lezen om aan het werk te komen. Voor de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat men zich in voldoende mate kan uitdrukken in de Nederlandse taal (mondeling en schriftelijk) Bovendien draagt kennis van de Nederlandse taal bij aan maatschappelijke participatie. De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Om deze reden is de Participatiewet uitgebreid met een taaleis. De verplichtingen in het kader van de bijstand zijn daarom aangevuld met een verplichting om de Nederlandse Taal te leren. Deze wet geldt vanaf 1 januari 2016 voor nieuwe aanvragers van bijstand en vanaf 1 juli 2016 voor het zittende bestand van bijstandsgerechtigden. Het leren van de Nederlandse taal houdt verband met re-integratie, handhaving van de bijstand, inburgering en volwasseneneducatie en speelt zich om die reden af binnen dit speelveld. Op sommige plaatsen in deze nota Wet taaleis Participatie wordt daarom verbinding gelegd met de volwassen educatie. 2
2. Aandachtsgroepen De Wet taaleis geldt voor iedereen in de bijstand. De gevolgen van de Wet taaleis zijn echter niet voor iedere bijstandsgerechtigde hetzelfde. Voor de Wet taaleis onderscheiden we daarom de volgende aandachtsgroepen die elkaar deels overlappen: Instroom nieuwe bijstandsgerechtigden Vanaf 1 januari 2016 geldt de Wet taaleis voor nieuwe bijstandsgerechtigden. Als zij nog niet eerder een uitkering hebben aangevraagd, stelt de Wet taaleis dat zij via een document of een taaltoets moeten aantonen dat zij voldoende Nederlands beheersen. Oude bijstandsgerechtigden Voor bestaande bijstandsgerechtigden kent de Wet taaleis overgangsrecht. Zij moeten per 1 juli 2016 voldoen aan de Wet taaleis. De gemeente Schouwen-Duiveland kent haar bijstandsgerechtigden en weet of zij voldoen aan de Wet taaleis. Als dit niet het geval is, dan weet de gemeente of zij momenteel een inspanning (kunnen) doen om Nederlands te leren: In de Wet taaleis staat dat het taalniveau ook formeel onderbouwd moet worden met documenten of een taaltoets. Inburgeringsplichtigen met bijstand Op 1 januari 2013 ging de nieuwe Wet Inburgering in. De nieuwe wet maakte een eind aan de verantwoordelijkheid van de gemeente voor nieuwe inburgeringsplichtigen. De inburgeringsplicht geldt grofweg voor gezinsvormers, gezinsherenigers en asielgerechtigden uit een land van buiten de EU (uitgezonderd Turkije). Het primaire doel van inburgering is integratie in de Nederlandse samenleving door taallessen en het verkrijgen van kennis over de Nederlandse samenleving. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is nu volledig verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Inburgering. DUO legt de inburgeringsplicht op. Dit betekent onder anderen dat inburgeringsplichtigen binnen 3 of 5 jaar Nederlands moeten leren. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de termijn Nederlands leert en dit verwijtbaar is, dan legt DUO een boete op. De inburgeringsplichtige kan een lening bij DUO afsluiten, van maximaal 10.000 euro om een inburgeringstraject in te kopen. Een inburgeringsplichtige met een bijstandsuitkering valt naast de Wet Inburgering ook onder de Participatiewet en de Wet taaleis. Waar de gemeente geen verantwoordelijkheid heeft voor de Wet Inburgering 2013, heeft zij die wel voor de Participatiewet en de Wet taaleis. De begeleiding, monitoring en handhaving van DUO is beperkt. Nu stellen wij het volgende vast: - Ondanks een inburgeringstermijn, starten inburgeringsplichtigen niet allemaal een inburgeringstraject - Grofweg kunnen wij twee soorten inburgeringstrajecten onderscheiden. Een inburgeringstraject dat toeleidt tot het inburgeringsexamen en een inburgeringstraject dat toeleidt tot het staatsexamen. Het inburgeringsexamen leidt op tot taalniveau A2 en het staatsexamen tot taalniveau B1 of B2. Met een taalniveau op B1 of B2 zijn de kansen op de arbeidsmarkt een stuk groter. Nu blijkt dat hoger opgeleide vluchtelingen die wel in staat zijn om een staatsexamen traject te volgen, door het ontbreken van de juiste informatie, een inburgeringsexamen doen. Daarna hebben zij geen recht meer op een lening. - Vaak ontbreekt een (goede) samenhang tussen het lokale re-integratietraject en het landelijke inburgeringstraject. Het is belangrijk dat inburgeringsplichtigen die nieuw in Nederland komen zo snel mogelijk de taal leren. Nieuwe Inburgeringsplichtigen zijn vaak aangewezen op een uitkering. Hoe langer zij in de uitkering zitten en de taal niet spreken, hoe moeilijker het wordt om uit te stromen naar de arbeidsmarkt. DUO controleert pas na drie tot vijf jaar of er voortgang is geboekt. We vinden dit onwenselijk en willen de Wet taaleis gebruiken om in te zetten op deze groep. 3
Bijstandsgerechtigden met weinig tot geen vermogen tot het leren van taal Sommige bijstandsgerechtigden zijn vanwege niet verwijtbare factoren, niet of nauwelijks in staat om Nederlands te leren of te verbeteren. De leerbaarheid kan beperkt worden door sociaal-medische omstandigheden, het ontbreken van enige vooropleiding, een laag IQ maar ook doordat bijstandsgerechtigden alle aandacht nodig hebben om problemen op andere leefgebieden eerst op te lossen. Zo wijst wetenschappelijk onderzoek uit dat schaarste, in bijvoorbeeld inkomen, huisvesting (dakloosheid), zorg, sociale contacten, enzovoort het leervermogen negatief beïnvloedt 1. Het is niet wenselijk om deze groep bijstandsgerechtigden onnodig te belasten met een taaltraject als enige vooruitgang niet verwacht mag worden. Een taaltraject kan zelfs een averechts effect hebben op andere problemen die deze groep ervaart. 3. Uitgangspunten van de gemeente Schouwen-Duiveland bij de uitvoering van de wet De gemeente Schouwen- Duiveland formuleert de volgende uitgangspunten voor de implementatie van de Wet taaleis: 1. De uitvoering van de Wet taaleis leidt tot grotere participatie binnen de samenleving van Schouwen-Duiveland en/of uitstroom naar werk. 2. We hanteren de menselijke maat, waarbij we bijstandsgerechtigden vanwege leeftijd, leervermogen of andere niet verwijtbare factoren niet onnodig belasten. 3. We voeren de onderdelen van de Wet taaleis uit die bijdragen aan de uitgangspunten 1) en 2). 4. We sluiten aan bij het vastgestelde taalbeleid in de Oosterschelde regio, taalvoorzieningen en gebruiken bestaande kennis van bijstandsgerechtigden. 5. Wij gaan actief taalmaatjes werven en onderzoeken de mogelijkheid om een taalpunt op te zetten in de gemeente Schouwen-Duiveland in samenwerking met de Bibliotheek. (een pilot taalhuis wordt opgezet in Goes) 6. We voeren de Wet taaleis zo eenvoudig mogelijk uit en sluiten zoveel mogelijk aan bij de bestaande dienstverlening. Waar de Wet taaleis, de Wet Inburgering en de Participatiewet elkaar overlappen maakt de gemeente Schouwen-Duiveland gebruik van de bepalingen die het beste aansluiten bij de doelstellingen van Integrale Dienstverleningsmodel en de huidige uitvoeringspraktijk. 1 Mullainathan, Sendhil, Shafin, Eldat(2013) Schaarste, hoe tijd en geld ons gedrag bepalen. Maven Publishing. 4
4. Documenten In de Wet taaleis staat dat elke bijstandsgerechtigde via één of meerdere documenten moet aantonen Nederlands te beheersen. Een document helpt de gemeente om vast te stellen of er sprake is van een taalbehoefte. In de Wet taaleis is niet nauw omschreven aan welke criteria de documenten moeten voldoen. Een bijstandsgerechtigde toont door middel van documenten aan dat: acht jaar Nederlands onderwijs is gevolgd tijdens de leerplichtige leeftijd, of het inburgeringsexamen is behaald of dat het anderszins aannemelijk is dat het Nederlands voldoende beheerst wordt. Bij de aanvraag moet dus nagegaan worden of de aanvrager over één van deze documenten beschikt. Wordt gezinsbijstand aangevraagd dan rust deze verplichting op ieder afzonderlijk. De bewijslast ligt bij de aanvrager(s). Van bestaande bijstandsgerechtigden weten we dat zij reeds onder het bestaande taalbeleid vallen. Dit betekent dat zij reeds actief benaderd zijn voor een taaltraject. Daarom roepen we deze groep niet separaat op voor de Wet taaleis, maar vragen wij hen een document te overhandigen bij het eerstvolgende contactmoment met de gemeente. Uitvraag documenten bij inburgeringsplichtigen Het is niet zinvol om documenten bij inburgeringsplichtigen op te vragen waaruit zou moeten blijken of zij het Nederlands beheersen. Uit het feit dat zij dat zij inburgeringsplichtig zijn, blijkt immers al dat zij niet voldoen aan de Wet taaleis. We stellen voor: a. Bijstandsgerechtigden tekenen een eigen verklaring, waarin zij verklaren dat zij gedurende de leerplichtige leeftijd (5 16 jaar) in Nederland woonachtig waren of overleggen een diploma of certificaat waaruit blijkt dat het Nederlands beheerst wordt. Als zij geen eigen verklaring kunnen tekenen en ook geen diploma kunnen overleggen, dienen zij een taaltoets te doen (zie hoofdstuk 5) b. Bijstandsgerechtigden tekenen de eigen verklaring bij aanvraag voor bijstand of, in het geval van bestaande bijstandsgerechtigden, bij het eerst volgende contact moment. c. Inburgeringsplichtigen hoeven geen document te overleggen waaruit blijkt dat ze voldoende de Nederlandse taal beheersen. 5. Taaltoets In de Wet taaleis staat dat gemeente bijstandsgerechtigden, zonder bewijsstuk waaruit blijkt dat het Nederlands beheerst wordt, moeten toetsen op taalbeheersing. De kaders voor deze toets staan in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) voor de Wet taaleis. In de AMvB staat dat de taaltoets op alle taalvaardigheden toetst, waarbij 1F de norm is. Als blijkt dat een bijstandsgerechtigde op één van de taalvaardigheden lager dan 1F scoort, wordt niet voldaan aan de Wet taaleis. Een niveau onder 1F betekent in veel gevallen dat het Nederlands onvoldoende is om optimaal mee te kunnen doen in de Nederlandse samenleving. Schrijfvaardigheid is het onderdeel dat het minst beheerst wordt als iemand het Nederlands niet volledig machtig is. De ervaring leert dat 95% van de bijstandsgerechtigden die niet via documenten kan aantonen dat zij acht jaar gedurende de leerplichtige leeftijd in Nederland woonden, niet slaagt voor een schrijfvaardigheidstoets op 1F. Als je niet op 1F niveau schrijft, voldoe je niet aan de WetTaaleis. Bovendien bestaat er dan waarschijnlijk behoefte om een taaltraject te starten. Taaltoets voor de NT1 doelgroep De taaltoets heeft ook nut voor autochtone Nederlanders en 2 e generatie allochtonen (NT1 doelgroep). De meesten van hen kunnen via documenten aantonen dat zij acht jaar in Nederland 5
woonden gedurende de leerplichtige leeftijd 2. Zij voldoen aan de Wet taaleis. Toch is er ook onder deze groep laaggeletterdheid. Hierbij is de afwezigheid van een startkwalificatie een belangrijke indicator. Om daadwerkelijk vast te stellen toetsen wij deze groep ook op taalachterstanden. Geen taaltoets voor inburgeringsplichtigen Er is geen taaltoets nodig om bij bijstandsgerechtigden met een inburgeringsplicht vast te stellen of er een taalachterstand is. Het is bij inburgeringsplichtigen namelijk aannemelijk dat deze er is. Daarom zien wij voor deze groep af van een taaltoets voor de Wet taaleis. Wij stellen voor: a. Bijstandsgerechtigden die geen documenten kunnen laten zien waaruit blijkt dat zij voldoende Nederlands beheersen, leggen een taaltoets af. b. Inburgeringsplichtigen leggen geen taaltoets af voor de Wet taaleis. 6. Taalaanbod De Wet taaleis stelt dat bijstandsgerechtigden die het Nederlands niet goed genoeg veheersen, een inspanningsverplichting hebben. De wet schrijft niet voor dat de gemeente een taaltraject aanbiedt. Het rijk stelt hiervoor dan ook onvoldoende middelen ter beschikking. Bijstandsgerechtigden met de inburgeringsplicht kunnen gebruik maken van een inburgeringsvoorziening. Andere bijstandsgerechtigden kunnen gemeentelijke taaltrajecten volgen via het vastgestelde taalbeleid in de Oosterschelderegio. De keuze voor een bepaald taaltraject wordt, zoals dat nu ook al gebeurt, afgestemd op de mogelijkheden van de bijstandsgerechtigde. Dit kan in het uiterste geval ook betekenen dat bijstandsgerechtigden met weinig of geen leervermogen (tijdelijk) geen taaltraject hebben. Pilot Taalhuis Oosterschelde regio en inburgeringsplichtigen In de Oosterschelde regio start een pilot met een Taalhuis in Goes, waarbij professionals en vrijwilligers inburgeringsplichtigen en andere taalbehoeftigen informeren over het taalaanbod in de Oosterschelde regio en daar ook naar door verwijzen. De verwachting is dat het taalinformatiepunt er toe bijdraagt dat inburgeringsplichtingen met een bijstandsuitkering sneller starten met een taaltraject dat is afgestemd op een re-integratietraject. Mensen die hun inburgeringsexamen inmiddels hebben gehaald kunnen hier hun taalniveau onderhouden. Verder worden er bij het taalhuis taalvrijwilligers getraind die als taalmaatje kunnen optreden. Bijstandstandsgerechtigden met de inburgeringsplicht kunnen via DUO een lening afsluiten. Met die lening kunnen zij een inburgeringstraject inkopen. Als inburgeringsplichtigen deelnemen aan een inburgeringstraject voldoen zij automatisch aan de Wet taaleis. Zij spannen zich immers in om Nederlands te leren. In de praktijk constateert de gemeente Schouwen-Duiveland dat veel bijstandsgerechtigden niet starten met een (passend) taaltraject. Bv de hogere opgeleide vluchteling die een taaltraject op een te laag niveau volgt en geen aansluiting vindt bij een schakelprogramma in het hoger onderwijs. Deze knelpunten worden momenteel groter, omdat het aantal vluchtelingen nog steeds toeneemt. Gemeenten hebben vanuit het Rijk een taakstelling om vluchtelingen die een (tijdelijke) verblijfstatus krijgen te huisvesten en maatschappelijke begeleiding te geven. In de loop van 2015 heeft Europa te maken gekregen met een toenemende stroom vluchtelingen uit met name Syrië. Intussen is het effect ook merkbaar binnen de gemeente Schouwen-Duiveland. In 2016 dient de gemeente 90 asielzoekers te huisvesten. Hoewel de gemeente niet verantwoordelijk is voor de taaltrajecten van inburgeringsplichtigen, zijn de gevolgen direct merkbaar voor de gemeente. Geen of een slecht taaltraject maakt het aannemelijk dat een inburgeringsplichtige langer in de bijstand blijft, 2 Deze groep valt buiten de werkingssfeer van de WetTaaleis, maar dient de Nederlandsetaal nog steeds te verbeteren op grond van de Participatiewet. 6
waarbij de afstand tot de arbeidsmarkt niet kleiner wordt. Daarom wil de gemeente Schouwen- Duiveland inburgeringsplichtigen informeren over het beschikbare taalaanbod en een stimulerende rol vervullen. Door de grotere toestroom van vluchtelingen verdient het aanbeveling dat ook voor Schouwen Duiveland de mogelijkheid van een Taalpunt nader wordt onderzocht. Wij stellen voor: De mogelijkheid van een taalpunt op Schouwen-Duiveland te onderzoeken. Vooralsnog gaan wij met taalmaatjes aan de slag. 7. Schouwen-Duiveland activeert Schouwen-Duiveland faciliteert bijstandsgerechtigden met een taalbehoefte zo goed mogelijk. Bijstandsgerechtigden met de inburgeringsplicht informeren wij zo goed mogelijk over de Wet Inburgering, de leenfaciliteiten bij DUO en de mogelijke inburgeringstrajecten. Met nietinburgeringsplichtige bijstandsgerechtigden bespreken we de mogelijkheden voor een gemeentelijke taalvoorziening. In alle gevallen maakt de gemeente in samenspraak met de bijstandsgerechtigde afspraken over een taaltraject. De gemeente Schouwen-Duiveland gebruikt wettelijke maatregelen pas als laatste middel om uitvoering te geven aan de handhavingstaken van de Wet taaleis en de Participatiewet. Alles is dan gedaan om een maatregel te voorkomen en de bijstandsgerechtigde te faciliteren bij het volgen van een taaltraject. De gemeente heeft: 1. een gemeentelijke taalvoorziening aangeboden of nadrukkelijk gewezen op de mogelijkheden via DUO; 2. meerdere malen gewezen op de consequenties van het niet voldoen aan de arbeidsplicht en/of de Wet taaleis; 3. zorgvuldig onderzocht of er niet-verwijtbare factoren zijn die het onmogelijkk maken een taaltraject te volgen; 4. zorgvuldig onderzocht wat de individuele omstandigheden van de bijstandsgerechtigde zijn, waarbij in ieder geval aandacht is voor de financiële situatie. Bij het opleggen van de maatregel in het kader van de Participatiewet en de Wet taaleis, houdt de gemeente altijd rekening met de financiële situatie van de bijstandsgerechtigde. De maatregel stopt onmiddellijk als de bijstandsgerechtigde alsnog verklaart bereid te zijn om te werken aan zijn of haar Nederlands. De Wet taaleis en de Participatiewet verlangen dat gemeenten een financiële maatregel opleggen als een bijstandsgerechtigde weigert om Nederlands te leren. Een bijstandsgerechtigde die niet voldoet aan de Wet taaleis en weigert te werken aan zijn of haar Nederlands kan een financiële maatregel krijgen via beide wetten. Een stapeling van de maatregelen uit de Participatiewet en de Wet taaleis is echter onwenselijk. Iemand twee keer bestraffen voor dezelfde gedraging is niet zinvol. Een maatregel heeft uitsluitend tot doel om een bijstandsgerechtigde, naar vermogen, alsnog een taaltraject te laten volgen. De WetTaaleis kent een vast ritme waarin bij start en vervolgens elke zes maanden een toets wordt afgenomen wordt, waarna eventueel een maatregel volgt. Dit wordt geregeld in artikel 18b van de Participatiewet. We stellen voor: a. Een bijstandsgerechtigde,conform artikel 18b van de Participatiewet (Wet taaleis), een maatregel op te leggen als hij of zij niet bereid is een start te maken met een taaltraject en dat dit de persoon te verwijten is. Deze maatregel stopt op het moment dat de bijstandsgerechtigde alsnog bereid is te starten met een taaltraject. b. Een bijstandsgerechtigde, conform artikel 18 lid 4 onderdelen f en h van de Participatiewet, een maatregel op te leggen bij verdere onvoldoende inspanning of onvoldoende medewerking om de Nederlandse taal te leren. 7
8. Financiën Vanaf 2016 ontvangt de gemeente van het Rijk middelen voor de uitvoering van de Wet taaleis. Hier vallen de ontwikkeling van toetsen, de afname ervan en de apparaatskosten van de gemeente onder. Voor Schouwen-Duiveland betekent die een bijdrage in het gemeentefonds van 3.027,- in 2016 oplopend tot 3115,- vanaf 2017. De verwachting is dat deze middelen onvoldoende zijn om de Wet taaleis uit te voeren. Gezien de geringe middelen en wij er nog geen ervaring mee hebben stellen wij voor deze kosten te dekken vanuit het Participatiebudget. 9. Gevraagd Wij vragen het college in te stemmen met het volgende: - Bijstandsgerechtigden tekenen een eigen verklaring, waarin zij verklaren dat zij gedurende de leerplichtige leeftijd (5 16 jaar) in Nederland woonachtig waren. Het is ook mogelijk overleggen een diploma of certificaat te overleggen, in plaats van een eigen verklaring, waaruit blijkt dat het Nederlands beheerst wordt. Via het BRP controleren wij de eigen verklaringen - Bijstandsgerechtigden tekenen de eigen verklaring bij aanvraag voor bijstand of, in het geval van bestaande bijstandsgerechtigden, bij het eerst volgende contact moment. - Inburgeringsplichtigen hoeven geen document te overleggen waaruit blijkt dat ze voldoende de Nederlandse taal beheersen. - Bijstandsgerechtigden zonder startkwalificatie leggen ongeacht de aanwezigheid van documenten een taaltoets af. - Inburgeringsplichtigen leggen geen taaltoets af voor de Wet taaleis. - De mogelijkheid van een Taalpunt op Schouwen-Duiveland te onderzoeken. - Een bijstandsgerechtigde, conform artikel 18b van de Participatiewet (Wet taaleis), een maatregel op te leggen als hij of zij niet bereid is een start te maken met een taaltraject en dat dit de persoon te verwijten is. Deze maatregel stopt op het moment dat de bijstandsgerechtigde alsnog bereid is te starten met een taaltraject. - Een bijstandsgerechtigde, conform artikel 18 lid 4 onderdelen f en h van de Participatiewet, een maatregel op te leggen bij verdere onvoldoende inspanning of onvoldoende medewerking om de Nederlandse taal te leren. - De uitvoering van de Wet taaleis uit het participatiebudget betalen. 8
Bijlage 1: Taalniveau s en begrippen Taalniveaus zijn onderhevig aan naamsveranderingen. Er wordt meestal gebruik gemaakt van een Europese indeling voor volwassenen(a1,a2, B1 etc.) De commissie Meyerink heeft een niveauindeling gemaakt op een F-schaal, waarbij het Nederlandse onderwijs het uitgangspunt is. Voor de verschillende niveaus in deze schaal zijn eindtermen geformuleerd op het terrein van lezen, schrijven, spreken, luisteren, rekenen en digitale vaardigheden. Niveauvergelijking Referentiekader taal Raamwerk Nederlands Niveaus Referentie kader taal 1F 2F 3F 4F Niveaus Raamwerk Nederlands A1 A2 B1 B2 C1 C2 De term Laaggeletterd wordt gebruikt voor personen met een taalbeheersing onder niveau 1F/A2. Voor goed functioneren op de arbeidsmarkt is niveau 2F/B1 vereist. 1F : Vergelijkbaar met eindniveau basisschool. Cursisten kunnen b.v. : - een moeilijker formulier invullen - e-mailen - een werkverslag schrijven - iets opzoeken op internet 2F: Vergelijkbaar met eindniveau vmbo en mbo 1,2 en 3. Cursisten kunnen b.v. : - instromen op MBO niveau 4 - zakelijke brieven schrijven met behulp van standaardformuleringen - duidelijke meningen en gevoelens beschrijven - 3F : Vergelijkbaar met eind MBO-4 en Havo 4F: vergelijkbaar met VWO-eindniveau Opleidingen NT1 (Nederlands als eerste taal) Autochtone inwoners spreken en verstaan het Nederlands wel, maar kunnen moeite hebben met lezen en schrijven. Dit levert problemen op bij het werk maar ook in de privésfeer. Cursussen Nederlands voor hen noemen we NT1. De opleidingen NT1 zijn bedoeld om de taalvaardigheid van autochtone Nederlanders op een zodanig niveau te brengen dat de deelnemer een landelijke eindtoets kan halen. Opleidingen NT2 (Nederlands als tweede taal) Allochtone inwoners hebben vaker moeite met de beheersing van alle taalonderdelen. Niet alleen lezen en schrijven in het Nederlands is lastig, het is ook moeilijk om een gesprek te voeren of te begrijpen wat een ander zegt. Soms zijn deze inwoners ook onbekend met de Nederlandse gewoonten. Cursussen Nederlands voor hen noemen we NT2.Opleidingen NT2 zijn bedoeld om de taalvaardigheid van anderstaligen te verbeteren en zijn gericht op analfabete, laagopgeleide en hoogopgeleide anderstaligen. Deelnemers kunnen op vijf niveaus aan de opleiding meedoen. Het is mogelijk om de NT2-opleiding af te sluiten met certificaten of een staatsexamen. Opleidingen Inburgering 9
Het primaire doel van een inburgeringscursus is integratie in de Nederlandse samenleving. Om die integratie te bereiken krijgen inburgeringsplichtigen via een inburgeringscursus taallessen en leren zij hoe Nederlanders wonen, werken, leven en met elkaar om gaan. Als zij slagen voor hun inburgeringscursus beheersen zij het Nederlands op A2 niveau. Inburgeringsplichtigen hebben ook de mogelijkheid om een NT2 opleiding te volgen dat, bij succes, via een staatsexamen resulteert in taalniveau B1. In dat geval volgen zij geen lessen over hoe Nederlanders wonen, werken, leven en met elkaar om gaan. 10