Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Antwoorden op Kamervragen over landbouw en zorg, 12 september 2005

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

29200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2004

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Inhoudelijke Ondersteuning

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

STANDPUNT EN PLEIDOOI OVER EXTRAMURALE BEGELEIDING

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Budgetten en vergoedingen wat betreft zorgboerderijen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Geachte mevrouw Mete en heer Spoeltman,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 300 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2006 30 300 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2006 Nr. 16 1 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GL), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Lenards (VVD). Plv. leden: Slob (CU), Vendrik (GL), Spies (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Vacature (CDA), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Vergeer (SP),, Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GL), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA) en Örgü (VVD). 2 Samenstelling: Leden: van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Vendrik (GL), Kant (SP), Blok (VVD), voorzitter, Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), ondervoorzitter, Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Joldersma (CDA), Varela (LPF), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (Groep Nawijn), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Azough (GL), Koşer Kaya (D66) en Van der Sande (VVD). Plv. leden: Rouvoet (CU), Verdaas (PvdA), Ferrier (CDA), Cqörüz (CDA), Blom (PvdA), Halsema (GL), Gerkens (SP), Veenendaal (VVD), Hamer (PvdA), Weekers (VVD), Tjon- A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Vacature (algemeen), Ormel (CDA), Koomen (CDA), Van As (LPF), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Bussemaker (PvdA), LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 17 oktober 2005 De commissies voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 1, Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2, en Sociale Zaken en Werkgelegenheid 3 hebben een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding van een rondetafelgesprek d.d. 15 juni 2005 over de verschillende aspecten van landbouw en zorg. De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 oktober. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Schreijer-Pierik De voorzitter van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Blok De voorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Smits De waarnemend-griffier van de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Van Leiden Heemskerk (PvdA), Oplaat (VVD), Hermans (LPF), Hirsi Ali (VVD), Eski (CDA), Van Gent (GL), Bakker (D66) en Vacature (algemeen). 3 Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD) en Vacature (algemeen). Plv. leden: Depla (PvdA), Koşer Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Vacature (algemeen), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Aptroot (VVD), Hessels (CDA), Van Egerschot (VVD) en Vacature (algemeen). KST90673 0506tkkst30300XIV-16 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2005 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XIV en XVI, nr. 16 1

1 Hoeveel zorgboerderijen zijn er op dit moment en aan hoeveel mensen wordt zorg/begeleiding gegeven? Er zijn op dit moment circa 570 zorgboerderijen. Uit een recente enquête komt naar voren dat in één jaar op één zorgboerderij gemiddeld 17 zorgvragers worden opgevangen. Dit betekent dat elk jaar 8500 zorgvragers voor kortere of langere tijd gebruik maken van een zorgboerderij. 2 Welke getalsmatige ontwikkeling ziet u voor de komende 10 jaar? Er is nog steeds sprake van een forse groei, maar het groeipercentage neemt langzamerhand wel af. Verwacht wordt dat rond 2012 circa 900 zorgboerderijen aanwezig zullen zijn en in 2015 circa 1000. 3 Hoe kijkt u aan tegen de groei van het aantal zorgboerderijen? Wat is volgens u de belangrijkste oorzaak van de groeiende ontwikkeling van zorgboerderijen? Is deze vorm van zorg goedkoper? Kunnen de reguliere instellingen deze zorg kwalitatief niet bieden? Is deze nevenactiviteit voor agrariërs bijzonder lucratief? Het kabinet staat positief tegenover een verdere groei van het aantal zorgboerderijen. De zorgboerderij draagt bij aan het geluk en de emancipatie van de zorgvrager en geeft het platteland en de boerderijen een duidelijke maatschappelijke meerwaarde. De groei van het aantal zorgboerderijen wordt mede ingegeven door de behoefte aan kleinschalige opvang, de groene omgeving en de zinvolle activiteiten die de zorgvragers kunnen verrichten. Deze vorm van zorg is goedkoop als de kosten worden vergeleken met reguliere opvang in zorginstellingen, maar is duur als deze zorg gezien wordt als een extraatje naast de reguliere opvang. De reguliere instellingen kunnen ook zelf een zorgboerderij beginnen. In de praktijk is er echter toch verschil in de opvang als «hulpboer» op een normaal boerenbedrijf en een instellingsboerderij. Als «hulpboer» op een normaal boerenbedrijf staat de zorgvrager meer midden in de samenleving en wordt hij/zij meer uitgedaagd zijn/haar verantwoordelijkheden binnen het bedrijf op zich te nemen. 4 Ziet u deze «bedrijfstak» als een economische drager? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kunt u dit cijfermatig onderbouwen? Ja, hoewel het aantal zorgboerderijen nog beperkt is tot ca. 570, is de zorglandbouw de snelst groeiende nevenactiviteit binnen de landbouw. Naar de bedrijfsresultaten van zorgboerderijen vindt momenteel onderzoek plaats door het LEI. Een recente enquête geeft aan dat de vergoedingen variëren. Per zorgboerderij wordt gemiddeld per week circa 54 uur aan agrarische activiteiten besteed (zonder dat hierbij begeleiding van cliënten plaatsvindt) en circa 63 uur aan zorgactiviteiten. Verwacht mag worden dat daarmee de zorgactiviteiten een wezenlijke bijdrage leveren aan het gezinsinkomen op de betreffende bedrijven. Uit dezelfde enquête blijkt ook dat circa 45% van de zorgboeren meer aan de agrarische tak dan aan de zorgtak verdient, terwijl bijna evenveel zorgboeren meer aan de zorgtak verdienen dan aan de agrarische tak. Bij de overigen zijn de inkomsten uit beide takken ongeveer gelijk. Overigens variëren de verhoudingen tussen de inkomsten uit de agrarische tak en de zorgtak sterk. Op veel zorgboerderijen is de zorg dus al duidelijk meer dan een neventak, maar de Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XIV en XVI, nr. 16 2

primaire productie blijft een voorwaarde voor het functioneren van de zorgtak. 5 Hoe kijkt u aan tegen ontwikkelingen rond de organisatie van zorgboerderijen? De bedrijfstak zorglandbouw is hard op weg een volwassen bedrijfstak te worden. Dat komt ook tot uiting in de organisatiestructuur van en rond de zorglandbouw. Zo bestaat er naast het Landelijk Steunpunt Landbouw en Zorg een Vereniging van Zorgboeren, een Expertisecentrum Landbouw en Zorg in Dronten, een Expertisenetwerk landbouw, groen en gezondheid in Wageningen. Verder zijn onderzoek, voorlichting en onderwijs redelijk geïnstitutionaliseerd en zijn er inmiddels ook regionale verenigingen ontstaan. Overigens is de organisatiestructuur van de bedrijfstak uiteindelijk een zaak van die bedrijfstak zelf. 6 Ziet u de maatschappelijk breed gedragen zorgboerderijen als een passend antwoord op de diversificatie van de zorgvraag? Door middel van het functiegerichte verstrekkingenstelsel is tegemoet gekomen aan de diversificatie van de zorgvraag. Het blijkt, dat zorgboerderijen op een positieve en creatieve wijze gebruik maken van de mogelijkheden die dit stelsel biedt. Dat is goed voor de zorgvrager. De zorgboerderij is geen specifieke vorm van zorgverlening, maar veeleer een plaats waar bestaande vormen van zorg op een klantvriendelijke wijze worden verleend. 7 Passen de zorgboerderijen in de visie van de verbrede landbouw van de minister van LNV? Zo ja, welke consequenties verbindt u daar aan? Ja. Bedrijfsactiviteiten als zorglandbouw kunnen zorgen voor een goed contact tussen zorgvrager, landbouw en de samenleving en leveren een bijdrage aan de leefbaarheid van het platteland. In de combinatie van verschillende sectoren en disciplines lijkt nog innovatie mogelijk. De zorglandbouw is daar een goed voorbeeld van. Daarnaast wil ik verder gaan met het stimuleren van verdere professionalisering in en de totstandkoming van een koepel- of ketenorganisatie voor verbrede landbouw. 8 t/m 10 Acht u het van groot belang dat er goede afspraken komen tussen vraag en aanbod? Wat wilt u daarin voor de verschillende partijen betekenen? Bent u bereid bij te dragen in de opzet van een dragende infrastructuur om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen? Goede afspraken tussen vraag en aanbod zijn nodig als er zich structurele problemen voordoen op dit vlak. Dergelijke problemen zijn niet bekend. De groei van het aantal zorgboerderijen kan als een indicatie beschouwd worden voor de verwachting dat een groeiende vraag en een stijgend aanbod goed op elkaar aansluiten. Indien zich toch problemen voordoen, is het afhankelijk van de aard en de mate daarvan of er een rol is weggelegd voor de rijksoverheid. Het is primair aan branche- en veldorganisaties zelf om het hoofd te bieden aan afstemmingsproblemen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XIV en XVI, nr. 16 3

11 Zijn er initiatieven om te komen tot een zorgboerderij, die wel aan alle voorwaarden voldoen, maar niet gehonoreerd kunnen worden? Wat is de reden daarvan? Dergelijke initiatieven zijn niet bekend. Er is overigens geen regelgeving, waarin de term zorgboerderij voorkomt, laat staan dat aan het stichten ervan voorwaarden worden verbonden. Voor zover de vraag zich richt op AWBZ-functies wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen 21, 22, 40 en 41. 12 Zijn er mogelijkheden voor een starterssubsidie voor ondernemers aangezien het starten van een zorgboerderij kosten met zich meebrengt voor de agrarische ondernemer? Er zijn geen starterssubsidies specifiek gericht op zorgboerderijen. Wel is het mogelijk een Europese subsidie aan te vragen in het kader van het LEADER-programma. 13 Hoe beoordeelt u de situaties waarin een AWBZ- instelling zelf een zorgboerderij start zonder gebruik te maken van de diensten van een agrarische ondernemer? Gaat het veelal om oude, reeds in de praktijk werkende initiatieven of zijn er op dit punt veel nieuwe initiatieven die andere initiatieven wegduwen? Deze situaties worden niet beoordeeld. Binnen de bestaande regelgeving zijn zorgaanbieders vrij in het kiezen van de meest geschikte vorm, c.q. de meest geschikte plaats om zorg aan te bieden. Uiteraard zal het belang en de mening van de zorgvrager daarbij een belangrijke rol spelen. Met betrekking tot het tweede deel van de vraag zijn geen gegevens voorhanden. 14 t/m 15 Bent u ervan op de hoogte dat de financiën en het vervoer in de praktijk nogal eens strubbelingen geven bij het tot stand komen van een overeenkomst tussen de zorgvrager en de zorgboer? Hoe zijn deze strubbelingen op te lossen? Zijn deze strubbelingen opgelost, ervan uitgaande dat een Persoonsgebonden Budget (PGB) mogelijk gehandhaafd blijft voor ondersteunende en activerende begeleiding? Ja. De vraag refereert aan de situatie dat een cliënt een persoonsgebonden budget (PGB) heeft en daarvan het vervoer betaalt. Wanneer een cliënt geïndiceerd is voor ondersteunende of activerende begeleiding in dagdelen en daarbij een medische noodzaak voor vervoer is vastgesteld, wordt in de nieuwe regeling voor het PGB het vervoer voor 5 per dagdeel (en dus niet per dag) in het budget meegefinancierd. Het PGB is overigens géén dekkende vergoeding, maar een persoonsgebonden budgetfinanciering die zorgvragers de mogelijkheid biedt naar eigen inzicht en behoefte de geïndiceerde zorg zelf in te kopen. Het bedrag van 5 per dagdeel moet gezien worden als een bijtelling voor vervoer op het budget voor ondersteunende of activerende begeleiding in dagdelen en niet als een vergoeding van vervoerskosten. Het bedrag dat binnen het PGB aan vervoer besteed kan worden, is niet gelimiteerd. Budgethouders kunnen geheel naar eigen inzicht het vervoer regelen, dat wil zeggen door wie, wanneer, hoe en tegen welke prijs. Los daarvan zijn cliënten niet verplicht om voor een PGB te kiezen. Budgethouders kunnen altijd om wat voor reden dan ook overstappen naar zorg in natura. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XIV en XVI, nr. 16 4

16 Welke mogelijkheden ziet u om met het PGB tot een nog betere inkoop van dagbesteding te komen? Het grote voordeel van het PGB is dat het meer keuzemogelijkheden voor de cliënt mogelijk maakt. Een budgethouder hoeft zich bij zijn zorginkoop niet te beperken tot het reguliere aanbod, maar kan op zoek gaan naar aanbod dat beter bij zijn vraag past. Kenmerk van het PGB is dat de budgethouder zelf verantwoordelijk is voor zijn zorginkoop. 17 Hoe ver bent u met de uitvoering van de kameruitspraak waarin om een PGB Verblijf wordt gevraagd (29 800 XVI, nr. 47) en waarmee o.a. wooninitiatieven zouden kunnen worden gestimuleerd? Wilt u dit met name ook voor landbouw en zorg bevorderen? Het PGB is niet bestemd voor de «stenen» en is dus niet bedoeld om woonkosten te financieren. Een PGB voor verblijf past namelijk niet bij het beleidsuitgangspunt om het scheiden van wonen en zorg te stimuleren. Belangrijk is dat mensen met een verblijfsindicatie, die deze indicatie niet willen effectueren, in staat zijn met een PGB de benodigde zorg in te kopen op de plaats die ze zelf bepalen. Daarom is het beleidsstandpunt rond de omslagpunten in de PGB-regeling dat zorgkantoren tot een bedrag van 300 per dag het indicatiebesluit moeten volgen. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft de zorgkantoren hierover geïnformeerd. 18 Hoe wordt de situatie voor de zorgboerderijen wanneer de activerende begeleiding bij verstandelijke en psychische beperkingen straks niet meer uit de AWBZ maar uit de Zorgverzekeringswet vergoed wordt? Wat is het gevolg voor mensen die verpleging en activerende begeleiding nu nog inkopen via een PGB? Kunnen zij nog gebruik maken van de zorg die een zorgboerderij hen nu biedt? Per 1 januari 2007 wordt de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (GGZ) ondergebracht in de Zorgverzekeringswet (Zvw). De niet-geneeskundige GGZ blijft in de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Voor de niet-geneeskundige GGZ (onder andere de ondersteunende begeleiding bij zorgboerderijen) blijft een persoonsgebonden budget (PGB) mogelijk. Voor mensen met een verstandelijke handicap verandert er niets. Voor mensen met psychische beperkingen geldt dat zij voor de zorg die overgaat naar de Zvw kunnen kiezen tussen een restitutiepolis en een naturapolis. De restitutiepolis is een goed alternatief voor een PGB. Kiest de verzekerde in de Zvw voor een volledige restitutiepolis, dan kan hij naar elke aanbieder gaan die Zvw-zorg levert. Heeft de verzekerde gekozen voor een naturapolis en gaat hij naar een aanbieder die niet gecontracteerd is, dan kan in zijn zorgpolis staan dat de kosten niet volledig worden vergoed. Daarnaast wordt het in de Zvw ook mogelijk om te experimenteren met een PGB (zie amendement Schippers TK 30 124, nr. 18). Zowel bij de Zvw als bij de AWBZ staat de keuzemogelijkheid voor de cliënt voorop. De restitutiemogelijkheid in de Zvw en het PGB in de AWBZ zijn erop gericht om verzekerden zoveel mogelijk keuzevrijheid te bieden. 19 t/m 20 Verandert de Wet op de Maatschappelijke Ontwikkeling (WMO), afgezien van de huidige discussie rond PGB iets voor de gang van zaken rond de zorgboerderij? Zo ja, welke? Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XIV en XVI, nr. 16 5

Wat betekent de invoering van de WMO voor de financiering van de zorggelden binnen zorgboerderijen en hun administratieve druk? De WMO zal na inwerkingtreding, conform het voorliggende voorstel, uit de AWBZ overnemen de «huishoudelijke verzorging ten behoeve van het behoud van zelfstandig functioneren of deelname aan het maatschappelijke verkeer». Slechts in uitzonderingsgevallen wonen de cliënten van zorgboerderijen ook op deze locaties. Waar dit het geval is én waar cliënten op de genoemde functie een beroep deden, zal na de inwerkingtreding van de WMO niet langer het zorgkantoor AWBZ, maar de gemeente moeten worden aangesproken, tenzij de cliënt een indicatie voor verblijf heeft. In dat geval blijft het gehele pakket uit de AWBZ bekostigd. Voor de overgrote meerderheid van de zorgboerderijen verandert er volgend jaar met de WMO dus niets. Voor de langere termijn kan de WMO dienen als «drager» om geleidelijk het gemeentelijke domein wat betreft dit beleidsterrein te verbreden. In principe is het daarbij de bedoeling elementen uit andere wetten onder de werking van deze wet te brengen die als «maatschappelijke ondersteuning» beschouwd moeten worden. Hiermee volgt de regering de door de Tweede Kamer bepleite lijn uit de motie Vietsch (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 XVI, nr. 46). 21 Aan welke eisen moet een zorgboerderij voldoen om een AWBZ-erkenning te krijgen? Uitsluitend een instelling die in staat is een of meer van de AWBZ-zorgfuncties te verlenen en de zorgfunctie te leveren op een niveau dat bij de AWBZ past, kan in het kader van de AWBZ worden toegelaten. Behalve aan deze eis toetst het CVZ bij een verzoek om toelating of er sprake is van een instelling en of de instelling kan voldoen aan de administratieve verplichtingen die het leveren van zorg ten laste van de AWBZ met zich meebrengt. Het CVZ heeft de toelating van instellingen tot de AWBZ als wettelijke taak. Een zorgboerderij moet aan deze eisen voldoen om voor een AWBZtoelating in aanmerking te komen. Behalve een dergelijke AWBZ-toelating dient de instelling ook een overeenkomst voor het verlenen van zorg met het zorgkantoor te hebben gesloten. Zonder zo n overeenkomst kan geen zorgverlening ten laste van de AWBZ plaatsvinden. Zorgkantoren zijn niet verplicht een overeenkomst te sluiten met elke instelling die is toegelaten voor een of meer van de extramurale zorgfuncties. Deze contracteervrijheid maakt het zorgkantoren mogelijk te kiezen tussen aanbieders van zorg zodat zij hun zorginkooptaak doelmatig kunnen uitvoeren. 22 Tegen welke problemen lopen zorgboerderijen in de praktijk aan bij het verkrijgen van een AWBZ-erkenning. Zou het kwaliteitszorgsysteem van het Landelijk Steunpunt Landbouw en Zorg hierbij niet een prominentere rol kunnen spelen? Ik verwijs naar het antwoord op vraag 21. Er zijn geen problemen bekend die zorgboerderijen ondervinden bij het verkrijgen van een AWBZ-toelating. 23 Ziet u mogelijkheden om het voor zorgboerderijen eenvoudiger te maken financiering uit de AWBZ te krijgen? Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XIV en XVI, nr. 16 6

De in het antwoord op vraag 21 bedoelde eisen gelden voor alle instellingen die zorg voor rekening van de AWBZ verlenen. Uitzonderingen hierop voor zorgboerderijen zijn niet mogelijk. 24 Hoe ziet u op termijn de taak van het Landelijk Steunpunt Landbouw en Zorg? Zal dit steunpunt structureel de rol kunnen blijven vervullen die zij nu vervult? De hoop en verwachting is dat het steunpunt ook in de toekomst zijn taken ten behoeve van de bedrijfstak zorglandbouw zal kunnen blijven vervullen. Overigens is dat in de eerste plaats aan de bedrijfstak zelf om te bepalen. Uit de eerdergenoemde recente enquête onder zorgboeren blijkt dat taken als «overleg met en draagvlak creëren bij overheden, collectieve belangenbehartiging, bewaken en sturen van kwaliteit en professionaliteit, PR-activiteiten en netwerkontwikkeling» door de achterban hogelijk gewaardeerd worden. Op basis daarvan is de hoop dat bij een verdere groei van de bedrijfstak een voldoende financieel draagvlak ontstaat voor de continuering van het steunpunt, ook zonder financiële steun van de rijksoverheid. 25 Kunt u hierin extra stimulerend optreden aangezien het steunpunt, ondanks het in rekening brengen van diensten aan cliënten, de komende jaren financiële steun nodig heeft? Ja. Voor de periode vanaf 1 juli 2006 hebben LNV en VWS geen middelen gereserveerd voor het steunpunt. Er zijn hiervoor geen subsidieverzoeken bekend. Er is bereidheid om vanuit de faciliterende rol van het Rijk ondersteuning te bieden. Te denken valt aan ondersteuning via onderzoek, voorlichting en onderwijs. Dit kan in overleg met het steunpunt en tezamen met meerdere ministeries, naast LNV en VWS, invulling krijgen. Een gesprek over wat het steunpunt van de rijksoverheid verwacht zal binnenkort plaatsvinden. 26 Kunt u een overzicht geven van instellingen, instanties e.d. op het terrein van landbouw en zorg, die u financieel ondersteunt en bent u van plan deze steun in de komende jaren op dezelfde voet te continueren? Zo neen, waarom niet? Ja. Dit betreft de Stichting Landelijk Steunpunt Landbouw en Zorg en het Expertisecentrum Landbouw en Zorg. Daarnaast worden specifieke projecten op het gebied van landbouw en zorg financieel ondersteund. Dit zijn projecten op het gebied van onderzoek, voorlichting en onderwijs. Ze worden uitgevoerd door het steunpunt, LTO-projecten, Triade zorg en ondersteuning, WUR en het Trimbos instituut. Afgezien van het steunpunt en het expertisecentrum betreffen dit geen instanties die zich specifiek op zorglandbouw richten. 27 Onderschrijft u de conclusie van de gezondheidsraad dat er goed opgezet onderzoek nodig is naar de effectiviteit van verblijf op zorgboerderijen en dat cliënten van een dagbehandeling/- besteding op een zorgboerderij vergeleken zouden moeten worden met cliënten van een meer traditionele vorm van dagbehandeling/-besteding? Gaat u daar ook gevolg aan geven? Het rapport waar in de vraag naar verwezen wordt, dateert van 1999. Het concept zorgboerderij was toen nog in ontwikkeling. Door de jaren heen is het aantal zorgboerderijen enorm gegroeid, waarbij de vraag van de cliënt Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XIV en XVI, nr. 16 7

uit de ggz/verstandelijk gehandicaptensector leidend was. Zo bestaat het concept nu doorgaans uit kleinschalige projecten met gemiddeld vier mensen per boerderij. In 2004 hebben meer dan 430 boerenbedrijven (bron: Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling (NIDO), november 2004) een gedeelte van hun bedrijfsvoering aangepast om mensen met een verstandelijke beperking en/of mensen met een psychiatrisch probleem dagbesteding te bieden. De zorgboerderij kan ook de AWBZ-toelating behalen (zie antwoorden op de vragen 21 en 22) of als een soort van onderaannemer van een erkende zorginstelling opereren. Het Landelijk Steunpunt Landbouw en Zorg werkt aan een kwaliteitskeurmerk. Dit staat onder meer voor kundige begeleiding op de werkplek en heldere werkafspraken. Vanuit het ministerie van VWS vindt op dit moment een onderzoek plaats naar de aard en de omvang van (arbeidsmatige) dagbesteding. Research voor Beleid onderzoekt welke vormen van dagbesteding er zijn, welke onderdelen arbeidsmatig zijn of niet en wat de effecten hiervan zijn. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd binnen de sector geestelijke gezondheidszorg en verstandelijke gehandicaptenzorg. De uitkomsten zullen eind 2005 beschikbaar zijn. Een vervolgonderzoek ligt niet in de lijn. 28 Wilt u de Gezondheidsraad opdracht geven tot een onderzoek naar de alternatieve vormen van dagbesteding? Nee, zie antwoord bij vraag 27. Het ministerie van VWS wacht eerst de uitkomsten van bovengenoemd onderzoek af. 29 Welke inzet bent u bereid te plegen aangaande onderzoek naar de wetenschappelijke onderbouwing van de waarde van landbouw en zorg voor de zorgcliënt, maar ook naar de bredere maatschappelijke impact en waarde van landbouw en zorg? Dit jaar is onderzoek gestart naar de effecten van zorgboerderijen. Dit wordt uitgevoerd door de WUR in samenwerking met het Trimbos instituut. Dit onderzoek betaalt LNV samen met VWS. Er is voor het vervolg bereidheid om specifieke onderzoeksvoorstellen waar nodig en relevant in de onderzoeksprogramma s van VWS en LNV op te nemen. 30 Bent u van plan samenwerking tussen kenniscentra uit de landbouw-, zorg- en gezondheidssector te stimuleren en te financieren. Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoeveel geld denkt u daar per jaar voor uit te trekken? Het Expertisenetwerk landbouw, groen en gezondheid in Wageningen is al een voorbeeld van samenwerking tussen de verschillende disciplines, dat door LNV wordt gefinancierd. Ook bij verschillende onderzoeken op het gebied van groen, landbouw en gezondheid is het al gebruik om met verschillende instituten samen te werken. Zo zijn er contacten tussen WUR, het NIVEL, RIVM en het eerdergenoemde Trimbos instituut. Ook in het Expertisecentrum Landbouw en Zorg in Dronten krijgt de samenwerking tussen verschillend georiënteerde kenniscentra vorm. De samenwerking krijgt steeds vorm als afgeleide van de onderzoeksopdracht. Het voornemen is deze lijn voort te zetten. 31 Bent u bereid de ontwikkeling en mogelijk landelijke verspreiding van de studierichting Werkbegeleide Agrarisch Zorgbedrijf, van het Groenhorstcollege te Dronten te ondersteunen? Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XIV en XVI, nr. 16 8

Het agrarisch onderwijs en ook de door u genoemde studierichting wordt al door LNV ondersteund. Overigens is er wel enige voorzichtigheid geboden bij de verdere verspreiding van dergelijke opleidingen omdat zelfs bij verdere groei van het aantal zorgboerderijen, het totaal aantal niet snel de 1000 zal overtreffen en dus de werkgelegenheid beperkt blijft. Bovendien is er al veel aanbod van mensen die op zorgboerderijen willen werken. 32 Bent u van plan in de toekomst (bij)scholing aan te bieden aan agrariërs, die zorg willen bieden? Zo neen, waarom niet? Zo ja hoeveel denkt u daar per jaar voor uit te trekken? Ja, zo wordt er met financiële steun van LNV een oriëntatiecursus opgezet voor potentiële zorgboeren. Al naar gelang de behoefte aan (bij)scholing zal in de toekomst samen met betrokkenen worden bezien of en zo ja wat de financiële steun van LNV zal kunnen zijn. 33 Bent u gezien het groeiend aantal zorgboerderijen in Noorwegen, Italië, Oostenrijk, Duitsland en België van plan informatie in te winnen bij de overheden van genoemde landen? Er vindt al uitwisseling van kennis op dit terrein plaats, waar onder andere ook het steunpunt en de WUR bij betrokken zijn. Ook worden de buitenlandse vertegenwoordigers van LNV ingeschakeld om van de ontwikkelingen in het buitenland op de hoogte te blijven. 34 Bent u bereid zich in te zetten voor internationale samenwerking op het terrein van de zorgboerderijen? Ja. Overigens is dit ook een onderwerp dat in overleg met het steunpunt ter sprake zal komen bij de toekomstige taakopvatting. 35 Gaat u beleidsmatig zorgboerderijen stimuleren gelet op de vraag vanuit de zorg en de resultaten die tot dusverre bekend zijn? Op welke wijze denkt u dat te kunnen doen? Welke bedragen zijn daarvoor beschikbaar en vanuit welk ministerie? De ministeries van LNV en VWS hebben gedurende een aantal jaren op projectbasis subsidie verstrekt aan het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg en daarmee onderstreept, dat de zorgboerderij een sympathieke manier is om met gebruik van de flexibiliteit van onder andere de AWBZ de belangen van agrarische ondernemers en zorgvragers met elkaar te verbinden. Inmiddels is het aantal zorgboerderijen zodanig gegroeid, dat van onbekendheid en onwetendheid bij potentiële belanghebbenden geen sprake meer is. Overigens kunnen ook in andere branches vaak zinvolle combinaties gevonden worden van beroepsuitoefening enerzijds en zorg of opvang van mensen met tijdelijke of blijvende beperkingen anderzijds. Precedentwerking kan niet worden uitgesloten. Een blijvende of geïntensiveerde beleidsmatige stimulering van zorgboerderijen ligt daarom niet in de rede. Er is wel bereidheid om vanuit de faciliterende rol van het Rijk ondersteuning te bieden (zie onder andere vraag 25 en 29). Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XIV en XVI, nr. 16 9

36 Hoe kunt u ervoor zorgen dat problemen rond ruimtelijke ordening en milieu, zoals problemen met bouwvergunningen en milieuvergunningen, problemen rond bestaande bestemmingsplannen en de stankwetgeving de komst van zorgboerderijen niet frustreren? De door u genoemde problemen raken heel sterk aan de gemeentelijke autonomie. Wat de stankwetgeving betreft, in casu de stankcirkels, is er al meer beleidsruimte aanwezig om daar soepel mee om te gaan. Verder is LNV bereid om in de informatievoorziening richting gemeenten aandacht aan deze problematiek te besteden. In ruimer verband is in de Agenda Vitaal Platteland opgenomen het voornemen om het «sociaal ondernemerschap» op het platteland te stimuleren. 37 Bent u positief over de mogelijkheden om ex-gedetineerden en ex-verslaafden op zorgboerderijen te begeleiden in de terugkeer in het arbeidsproces en de samenleving? Zo ja, wat zijn hiervan de consequenties? De mogelijkheden die zorgboerderijen bieden aan (ex)verslaafden worden positief gewaardeerd; het is een zinvolle aanvulling op het aanbod aan dagbesteding en resocialisatie. VWS heeft het project «Landbouw en zorg als antwoord op overlast» gesubsidieerd. Daaruit bleek dat mensen met verslavingsproblemen baat hebben bij het werken op een zorgboerderij. Overigens past hier wel enige relativering: voor een deel van de doelgroep bleek terugkeer naar het arbeidsproces te hoog gegrepen en is zinvolle dagbesteding het haalbare doel. 38 Hoe kijkt u aan tegen mogelijkheden om zorgboerderijen in te zetten voor terugdringing van de jeugdwerkloosheid? Zorgboerderijen kunnen meerdere functies hebben bij het (terug)leiden van jongeren naar de arbeidsmarkt. Ten eerste is het mogelijk om op zorgboerderijen, die een erkend leerbedrijf zijn, een mbo-startkwalificatie te halen op het gebied van landbouw. Ten tweede kan de gemeente in overleg met de zorgboerderij ervoor kiezen om jongeren met een uitkering werkervaring en werkritme te laten opdoen, waardoor de kans wordt vergroot dat de jongeren regulier werk vinden. Tenslotte biedt de zorgboerderij een omgeving waarin mensen structuur vinden door het omgaan met plant en dier. Ook voor jongeren kan de zorgboerderij deze functie vervullen. 39 Is het vervoer naar dagbesteding op een zorgboerderij woon-werkverkeer, zoals bepaalde gemeenten stellen, of vervoer met een sociaal-maatschappelijk doel? Welke instantie is in dit verband aangewezen om het vervoer te betalen wanneer de cliënt dat zelf niet kan? Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de situatie waarin een cliënt zich bevindt. Zie ook het antwoord op vraag 14 en 15. Als de zorgboerderij een AWBZ-toelating heeft voor ondersteunende en activerende begeleiding en de cliënt is geïndiceerd voor ondersteunende of activerende begeleiding gedurende een dagdeel in een instelling en voor hem/haar vervoer medisch noodzakelijk is, dan wordt dit bekostigd uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Instellingen krijgen dan per begeleidingsdagdeel een bedrag voor vervoer, met de mogelijkheid van nacalculatie, dan wel de cliënt krijgt een PGB (zie antwoord op vraag 14 en 15). Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XIV en XVI, nr. 16 10

Ook is het mogelijk dat een cliënt vervoer krijgt op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). In de Wvg is geregeld dat een gemeente zorgdraagt voor het verlenen van vervoersvoorzieningen met een sociaal-recreatief karakter. Gemeenten hebben een grote mate van beleidsvrijheid om te bepalen wat een adequate vervoersvoorziening is. De aard van de vervoersvoorzieningen is voor cliënten dan ook verschillend per gemeente. De cliënt kan op grond van de Wvg een verstrekking krijgen in de vorm van collectief vervoer (regiotaxi), forfaitaire vergoedingen of individuele voorzieningen. Het gemeentelijke zorgplichtgebied ingevolge de Wvg bestrijkt bij vervoersvoorzieningen niet alleen het gebied binnen de gemeentegrenzen, maar ook het sociaal-recreatief vervoer van en naar AWBZ-instellingen binnen de regio (Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen). 40 t/m 41 Bent u bereid aandacht te besteden aan de mogelijke zorgverzekeringsknelpunten rond zorgaanbod in gemixte groepen cliënten in relatie tot de ontschotting van de AWBZ? Bent u bereid intensief met de sector naar oplossingen te zoeken om te zorgen dat bovengenoemde verzekeringsvraagstukken worden opgelost en tevens te zorgen voor voldoende voorlichting hierover aan zorgboeren, gemeenten en andere betrokkenen? Als zich dergelijke knelpunten voordoen, bestaat de bereidheid om deze onder de aandacht te brengen van de zorgkantoren. Tot op heden is daarvoor nog geen aanleiding geweest. Een en ander laat de verantwoordelijkheden die zorgkantoren hebben op het punt van contracteren en van zorginkoop onverlet. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 XIV en XVI, nr. 16 11