Factsheet medezeggenschap. Onderdeel van de Evaluatie Arbowet 2007/ Beleidsdoorlichting artikel 44 SZW-begroting

Vergelijkbare documenten
Medezeggenschap in kleine ondernemingen

Voorwoord. Het rapport is geschreven door Riemer Kemper onder begeleiding van ondergetekende.

NALEVING VAN DE WET OP DE ONDERNEMINGSRADEN. Stand van zaken 2011

Arbo in bedrijf Een onderzoek naar de naleving van arbo-verplichtingen, blootstelling aan arbeidsrisico s en genomen maatregelen in 2010

NALEVING VAN DE WET OP DE ONDERNEMINGSRADEN Stand van zaken eindrapport - Ir. H.C. Visee Dr. J.W.M. Mevissen

Arbo in Bedrijf 2018

Arbo in Bedrijf 2014

Arbo in Bedrijf 2011 Inspectie SZW

Samenwerking OR met de preventiemedewerker is meer dan een wettelijk voorschrift.

Informatieblad Nieuwe Arbowet

Arbowet, beleid & arbeidsomstandigheden

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006

Arbo en de rechten van de OR

Arbo in bedrijf 2007 Een onderzoek naar de naleving van arbo-verplichtingen, blootstelling aan arbeidsrisico s en genomen maatregelen in 2007

OR & Arbobeleid Arbowet op de schop mr. J.L. (Janka) Sintemaartensdijk 6 maart 2018

Veelgestelde vragen Nieuwe Arbowet. Nieuwe Arbowet

Veelgestelde vragen over de preventiemedewerker. 02/05/2017 Versie 2.1

Fluchskrift Wurkgelegenheid

Vragenlijst Arbodiensten in de Metalektro

Arbeidsomstandighedenbeleid

Arbowet, -beleid en arbeidsomstandigheden. Alle procedures op een rij!

Vrijwilligers en Arbeidsomstandigheden

Research voor Beleid onderdeel van Panteia

v.o.f. Adviesbureau Schouwen Adviseurs & Consultants Arbeidsomstandigheden, Milieu & Kwaliteit

Rapportage toetsing Risico Inventarisatie en Evaluatie en Plan van aanpak

Tabellenboek Arbo in Bedrijf 2018

OR & Arbobeleid Arbowet op de schop

Overzicht beboetbare nieuwe Arbo verplichtingen per

Factsheet administratieve lasten. Onderdeel van de Evaluatie Arbowet 2007/ Beleidsdoorlichting artikel 44 SZW-begroting

Arbo in Bedrijf 2012 Inspectie SZW

Arbocatalogus Tuincentra

Arbo in Bedrijf 2016

Arbo in bedrijf 2008 Een onderzoek naar de naleving van arbo-verplichtingen, blootstelling aan arbeidsrisico s en genomen maatregelen in 2008

Webinar. Gevolgen wijzigingen Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) 11 april 2017

ZELFDIAGNOSE-INSTRUMENT

Checklist arbodienstverlening op maat Voor ondernemingsraad en personeelsvertegenwoordiging

2 Arbeidsomstandigheden in Nederland

kort, Jacqueline Wit, 1 INLEIDING EN KENNISMAKING Jacqueline Wit Ambtelijk secretaris kort training en advies OR en Arbo

Scoren met medezeggenschap

Monitor Medezeggenschap

Inleiding. Vertegenwoordigers van 33 O&O-fondsen hebben de monitor ingevuld.

Raadsvoorstel. Voorstel Samenvatting:

Checklist aanpassingen Arbowet 2017i

Arbo in bedrijf 2006 Een onderzoek naar de naleving van arbo-verplichtingen, blootstelling aan arbeidsrisico s en genomen maatregelen in 2006

Invloed op arborisico s

Gewijzigde wetgeving(en)

Wijziging Arbowet: wat verandert er in 2015?

Bijlage bij persbericht 5 van de SBI Formaat MonitOR Thema: de rechten en bevoegdheden van de OR

Invloed op arborisico s

Helger Siegert. Agenda

Rol van de OR en VGWM-commissie Actualiteitencollege Wijziging Arbowet 24 maart 2017

Van start in de ondernemingsraad

De Arbowet wijzigt: maak gebruik van de nieuwe mogelijkheden

Checklist aanpassingen Arbowet 2017 versie 29 sept 2017

Vernieuwde Arbowet. De belangrijkste wijzigingen op een rij

Arbeidsomstandigheden

Naleving van de Wet op de Ondernemingsraden

Wijzigingen in de Arbowet: hoe u uw arbobeleid verrijkt

Risico-inventarisatie & evaluatie en Preventiemedewerker

Inleiding. De volgende vijf onderzoeksthema s stonden centraal

Samenvatting resultaten klanttevredenheidsonderzoek In 2016 is NV schade goed beoordeeld door werkgevers en werknemers

Vragen en antwoorden over de nieuwe Arbowet per 1 juli 2017

MeetUp Verzuim. Draag bij aan de aanpak van verzuim! INZICHTEN & AANPAK! HANDREIKING VOOR ONDERNEMINGSRADEN

Invloed op arborisico s

Welkom bij het SSFG Symposium. Nieuwe kansen en mogelijkheden voor medezeggenschap

Participatieve Risico-Inventarisatie

De nieuwe Arbowet. Urmond, 16 november 2017

2 Arbeidsomstandighedenwet: totstandkoming, wijzigingen en evaluatie

Wijziging arbeidsomstandighedenwet. mr. Karen Maessen mr. drs. Manouk Milbou

Preventiemedewerker NIBHV

Pesten. Wie heeft welke rol

Workshop Arbowet. Presentatie aan: Medewerkers ZvdZ. Datum: 25 september Presentatie door: Daniel Kuin

3. Wet op de Ondernemingsraden: rechten van OR en PVT Instemmingsrecht (WOR, art. 27) Procedure bij instemmingsrecht...

Enquêtes - Vernieuwing in inspraak/inspraak in vernieuwing. Voorafgaand aan het congres konden de volgende enquêtes ingevuld worden:

Nieuwsbericht. Datum: 10 december 2018 Swalef pensioenjuristen en academie. Medezeggenschap en pensioen

De herziene Arbowet in bedrijf gesteld

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie

Samenvatting resultaten klanttevredenheidsonderzoek In 2017 is NV schade goed beoordeeld door werkgevers en werknemers

Arbeidsverhoudingen zijn ook in te delen naar het niveau waarop ze zich afspelen: a) Landelijk niveau b) Bedrijfstakniveau c) Ondernemingsniveau

Veranderingen in de Arbowetgeving

Arbozorg, intern organiseren of uitbesteden? Vangnet of maatwerk?

ONDERZOEK BCDN. Nieuw Arbowet. Marije Terwisscha van Scheltinga & Jorrit Osinga

Arbobeleid. Titus Terwisscha van Scheltinga

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

1.1 Hoe vrijblijvend is de Arbowet?

Huishoudelijk reglement Vereniging Samenwerkingsverband Primair Onderwijs De Eem

De WOR kent ook de bespreking algemene gang van zaken. Deze moet twee keer per jaar worden gehouden. Hierbij kijkt u terug op de resultaten van de

De voorgenomen wetswijzigingen hebben de volgende zes doelstellingen:

Fluchskrift Wurkgelegenheid

Medezeggenschap in een onderneming Ondernemingsraad en personeelsvertegenwoordiging

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie

EEN VOLLE GEREEDSCHAPSKIST? Duurzame generatie inzetbaarheid 28 maart 2018

Nieuwe Arbowet, FME cijfers, ISZW en EU Robert van Beek, Beleidsadviseur. 10 november 2017

MKB-ondernemer geeft grenzen aan

ACHTERGROND ARBOCATALOGUS KINDEROPVANG

Ondernemingsraad Cardia Jaarverslag 2016

R A N D V O O R W A A R D E N. Samenstelling: Drs. ing. Simon Troost Versie 1.1

Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

O n d e r z o e k s r a p p o r t [ k l a n t n a a m ] [ t y p e o n d e r z o e k ] datum

CAO Gezondheidscentra. Kan-bepalingen Moet-bepalingen

Transcriptie:

Factsheet medezeggenschap Onderdeel van de Evaluatie Arbowet 2007/ Beleidsdoorlichting artikel 44 SZW-begroting Ministerie van SZW, Den Haag, 7 april 2011 Anja van Zoelen 1

1. Inleiding 3 2. Achtergrond 3 3. De maatschappelijke en politieke beoordeling van de medezeggenschap 3 4. Vraagstelling 4 5. De naleving van de WOR 5 6. De betrokkenheid van werknemers bij het arbobeleid 7 7. De waardering van de betrokkenheid van de OR bij het arbobeleid 8 8. Voorlopige conclusies 9 2

1. Inleiding In deze factsheet wordt de rol van de medezeggenschap in relatie tot arbeidsomstandigheden beschreven. Aanleiding daartoe is de evaluatie van de per 2007 gewijzigde Arbowet, de evaluatie van wetswijzing arbodienstverlening van juli 2005, en de beleidsdoorlichting van het arbobegrotingsartikel (artikel 44 van de Rijksbegroting). Die evaluatie wordt in één traject aangepakt. Hiertoe wordt met onderzoek een aantal afzonderlijke rapportages over deelonderwerpen opgesteld. Voorliggend document vormt de deelrapportage over de medezeggenschap. De rapportage is besproken in de klankbordgroep die de evaluatie van de Arbowet begeleidt. In deze klankbordgroep zijn sociale partners en Boaborea vertegenwoordigd. 2. Achtergrond Medezeggenschap is een belangrijk instrument om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor goede arbeidsomstandigheden in bedrijven gestalte te geven. Uitgangspunt is dat medezeggenschap van werknemers met betrekking tot arbeidsomstandigheden primair is geregeld in de Wet op de ondernemingsraden (WOR). Op basis van de WOR heeft de ondernemingsraad (OR)/personeelsvertegenwoordiging (PVT) informatie-, overleg- en initiatiefrecht, alsmede adviesrecht, instemmingsrecht en het recht om een ondernemingsovereenkomst af te sluiten. Medezeggenschap in relatie tot arbeidsomstandigheden kan worden uitgeoefend op verschillende niveaus. Op het niveau van het vertegenwoordigend overleg, zoals geregeld in de WOR, en directe medezeggenschap, zoals via werkoverleg, voorlichting en instructie. Alleen onderwerpen die niet vanzelfsprekend uit de WOR voortvloeien worden vanuit genoemd uitgangspunt opgenomen in de Arbowet. Dit heeft tot gevolg gehad dat in de Arbowet van 1-1-2007 alleen de overlegbepalingen zijn gehandhaafd voor werkgevers in ondernemingen met minder dan 10 werknemers waarin geen OR/PVT is ingesteld. Daarnaast zijn de bepalingen met betrekking tot de jaarlijkse schriftelijke rapportage over de uitvoering van het plan van aanpak en het voorafgaand overleg daarover met de OR/PVT geschrapt. In de Arbowet is tevens opgenomen dat de werkgever overleg voert over het arbobeleid en de uitvoering daarvan met de OR/PVT en daarbij moet actief informatie worden gewisseld. 3. De politieke en maatschappelijke beoordeling van de medezeggenschap Op basis van onderzoeken, publicaties, symposia, adviezen en gesprekken is in 2009 door het toenmalig kabinet geconcludeerd dat de medezeggenschap in Nederland zoals deze zich op basis van de WOR heeft ontwikkeld, over het algemeen goed werkt 1. Van de zijde van werkgevers, werknemers, wetenschappers, platforms van OR-en en scholing- en adviesinstituten wordt ook niet aangedrongen op een fundamentele wijziging van de WOR. Men weet met de WOR om te gaan. Er is waardering over de hele linie voor de medezeggenschap zoals deze in de dagelijkse praktijk zijn werk doet. Het algemene oordeel vanuit het brede veld van de medezeggenschap is dat het over het algemeen goed gaat met de medezeggenschap en dat de WOR een voldoende basis biedt waarop de dagelijkse praktijk kan terugvallen. Het toenmalig kabinet constateert dan ook dat er geen 1 Nota Kabinetsstandpunt Medezeggenschap 2009 (Kamerstukken II, 2009/10, 29818, nr. 32) 3

redenen zijn de WOR fundamenteel aan te passen. Wel is er op een aantal specifieke punten verbetering mogelijk 2. Voor het uitoefenen van de bevoegdheden van de OR/PVT met betrekking tot het arbeidsomstandighedenbeleid zijn met name de onderwerpen achterban, commissies, ad hoc afzien van bevoegdheden en overlegvergadering art. 23 en 24 WOR van belang. De WOR biedt contouren en vormt een vangnet, maar de invulling van de medezeggenschap in de praktijk is sterk afhankelijk van de manier waarop de werknemers en hun OR samen met de bestuurder hieraan vorm geven. Organisaties van werknemers en werkgevers, scholingsinstituten, OR-plaforms, etc. kunnen hierbij ondersteuning bieden. De invloed van de wetgever is, met andere woorden, beperkt. Uit de bespreking in het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer komt naar voren dat de fracties in het algemeen positief staan ten opzichte van de door het toenmalige kabinet voorgestelde wijzigingen in de medezeggenschapswetgeving en andere maatregelen ter bevordering van de medezeggenschap. Alleen de fracties van PvdA en SP hebben kanttekeningen bij het voorstel ad hoc af te zien van bevoegdheden door de OR. De voorstellen zouden nog verdere uitwerking en overleg vergen met sociale partners 3. 4. Vraagstelling Onze vraagstelling voor dit deelonderzoek valt uiteen in drieën. Op grond van de WOR hebben OR/PVT o.a. instemmingsrecht bij het vaststellen van de risico-inventarisatie (ri&e) en het plan van aanpak (pva) en bij de keuze en het contract met de arbodienst. Van belang is te weten in hoeverre deze rechten kunnen worden uitgeoefend. Dus hoeveel OR/PVT-en zijn er in de diverse sectoren en bedrijfsgrootte? De eerste hoofdvraag is hoe het gesteld is met de naleving van de WOR. Vervolgens komt de vraag aan de orde in hoeverre de OR/PVT gebruik maakt van zijn rechten, welke invloed de OR/PVT heeft op het arbeidsomstandighedenbeleid in de onderneming. De tweede hoofdvraag is in hoeverre de OR/PVT wordt betrokken bij het arbobeleid. Deze algemene vraag kan worden uitgewerkt in aan aantal deelvragen, nl.: Worden medezeggenschapsorganen daadwerkelijk betrokken bij de vormgeving van het arbobeleid zoals die tot uitdrukking komt in de ri&e/pva en voortgangsrapportages daarover? Worden medezeggenschapsorganen betrokken bij het arbobeleid zoals dat gestalte krijgt in de keuze van een arbodienst of andere aanbieder van arbodiensten, in de door die partij(en) te leveren diensten, en in de contracten met deze partij(en); Is het arbobeleid onderdeel van het overleg dat twee keer per jaar wordt gehouden over de algemene gang van zaken in de onderneming? Worden er in dit overleg afspraken gemaakt over de voornemens van de ondernemer over het arbobeleid en op welke wijze en op welk tijdstip de OR/PVT wordt betrokken? Wordt in het sociaal jaarverslag melding gemaakt van het arbobeleid? 2 zie bijlage bij Kamerstukken II, 2009/10, 29181, nr. 32 3 Kamerstukken II, 2009/10, 29818, nr. 33 4

Krijgt de OR/PVT alle informatie die nodig is voor haar taken op terrein van arbobeleid? Betrekt de OR/PVT de achterban bij de bespreking van het arbobeleid en hoe doen zij dat? Tot slot wordt gekeken hoe de inzet van de OR/PVT wordt gewaardeerd door alle betrokkenen (OR/PVT, bestuurder van de onderneming, werknemers)? De derde hoofdvraag is hoe het werk van de OR/PVT wordt gewaardeerd. 5. De naleving van de WOR De naleving van de WOR wordt om de drie jaar gemeten. Het laatste onderzoek dateert uit 2008 4. Het nalevingspercentage van de WOR is een meetbaar prestatiegegeven dat in de begroting van het ministerie van SZW wordt gemeld. Ook is het een belangrijke indicator van het draagvlak voor en het functioneren van medezeggenschap. Het uitgangspunt van genoemd onderzoek was de vergelijkbaarheid van de resultaten met eerder metingen. De onderzoeksopzet is daarom identiek aan de onderzoeksopzet in 2005. Voor het onderzoek is een telefonische enquête gehouden onder bedrijfsvestigingen met tien of meer werknemers. Hoofden Personeel en Organisatie of directeuren zijn benaderd. Er is een steekproef getrokken van bijna 9000 vestigingen uit een bestand van vestigingen. De steekproef is gestratificeerd naar sector en grootteklasse. Uit het onderzoek komt naar voren dat de naleving ten opzichte van het onderzoek uit 2005 licht gedaald is en weer in overeenstemming is met het niveau van naleving in 2002. In 2005 had 78% van de ondernemingen met 50 of meer werknemers een OR ingesteld, in 2008 is dat 71%. De daling wordt door de onderzoekers deels verklaard doordat het aantal ondernemingen met 50 tot 70 werknemers flink zou zijn gestegen ten opzichte van 2005. In deze relatief kleine ondernemingen is de naleving traditioneel het laagst. Grotere ondernemingen scoren nog steeds goed; de naleving is al jaren rond de 95%. De naleving geeft dus een redelijk constant beeld. Tabel 1. Nalevingpercentage OR naar grootteklasse Grootteklasse 2005 2008 50-74 werknemers 60% 52% 75-99 werknemers 78% 72% 100 199 werknemers 84% 81% 200 werknemers of meer 96% 95% Totaal 78% 71% Bron: Naleving Wet op de ondernemingsraden, stand van zaken 2008. Er zijn grote verschillen in de naleving tussen sectoren en grootteklassen. De naleving is relatief hoog bij ondernemingen met meer dan 200 werknemers (95%) en in de sectoren delfstoffenwinning (100%) en overheidsinstellingen (95%). De naleving is traditioneel relatief laag bij vestigingen met 50 tot 75 werknemers (52%) en in de sectoren transport (47%) en landbouw (50%). 4 H.C. Visee en J.W.M. Mevissen (2009), Naleving van de wet op de ondernemingsraden: stand van zaken 2008, Den Haag, SZW-werkdocument 5

Tabel 2. Ontwikkeling nalevingpercentage OR per sector in bedrijfsvestigingen met vijftig of meer werknemers. Sector 2005 2008 Landbouw en visserij 53% 50% Delfstoffenwinning 79% 100% Industrie I 85% 81% Industrie II 74% 76% Openbare nutsbedrijven 100% 75% Bouwnijverheid 67% 60% Handel/horeca/reparatie 65% 59% Transport/opslag/communicatie 56% 47% Bank/verzekeringswezen 88% 74% Overige dienstverlening 87% 82% Overheidsinstellingen 99% 96% Totaal 78% 71% Bron: Naleving Wet op de ondernemingsraden, stand van zaken 2008. Bedrijven met 10 tot 50 werknemers zijn niet verplicht een OR in te stellen. Zij kunnen de WOR naleven door het instellen van een OR (15%), het instellen van een PVT (14%) of door minimaal twee keer per jaar een personeelsvergadering (PV) te houden (47%). Verder moet in de PV ten minste een keer per jaar aandacht worden besteed aan het sociale beleid van de onderneming; onderwerpen die aan de orde komen zijn werkgelegenheidsontwikkeling, arbeidsomstandigheden, scholing van werknemers en de positie van specifieke groepen werknemers, zoals deeltijdwerkers, gehandicapten en buitenlandse werknemers. Van de ondernemingen met 10 tot 50 werknemers zonder OR/PVT organiseert ruim 76% een personeelsvergadering, in 14% werd echter het vereiste van twee keer per jaar niet gehaald. Tabel 3. Naleving WOR naar aantal werknemers Medezeggenschap 10 49 50 74 75 99 100 199 200+ 2005 2008 2005 2008 2005 2008 2005 2008 2005 2008 Ondernemingsraad 18% 15% 60% 52% 78% 72% 84% 81% 96% 95% PVT 15% 14% 8% 13% 5% 6% 3% 3% 1% 1% PV 45% 55% 21% 23% 11% 17% 7% 9% 1% 2% Geen 22% 17% 10% 12% 6% 6% 6% 7% 1% 3% Bron: Naleving Wet op de ondernemingsraden, stand van zaken 2008. Bij een grote meerderheid van de ondernemingen wordt het instellen van een OR (mede) ingegeven door de wettelijke verplichting. Door meer dan de helft van de bedrijfsvestigingen zonder OR wordt als reden hiervoor genoemd dat het personeel hier geen behoefte aan heeft. Ten opzichte van 2005 zijn de redenen om geen OR in te stellen nauwelijks veranderd. Naast de sector en de grootteklasse zijn de zelfstandigheid van de onderneming, de verhouding tussen vast en tijdelijk personeel, de gebondenheid aan een cao, de organisatiegraad van het personeel en het opleidingsniveau van invloed op het wel of niet instellen van een OR. 6

Tabel 4. Redenen om geen OR in te stellen (max. 4 redenen) 2005 2008 Onvoldoende kandidaten 17% 18% Te hoge werkdruk/personeel heeft geen tijd 2% 3% Het personeel heeft er geen behoefte aan 50% 51% De werkgever/bestuurder heeft er geen behoefte aan 11% 9% Voldoende andere vormen van overleg met personeel 21% 9% De OR is in instelling 7% 1% De OR heeft in het verleden niet of slecht gefunctioneerd 1% 2% Niet op de hoogte van verplichting instellen OR 1% 1% Onlangs over de grens van 50 werknemers gekomen 3% 4% Anders 21% 27% Bron: Naleving Wet op de ondernemingsraden, stand van zaken 2008. Bovenstaande conclusies over de naleving worden bevestigd in het onderzoek Arbo in bedrijf 2009 5. Dit is een monitor-onderzoek over arbeidsomstandigheden en naleving van de Arbowet bij arbeidsorganisaties in Nederland. Dit onderzoek geeft een representatief beeld van de stand van zaken in de Nederlandse bedrijven, instellingen en overheidsorganisaties. Het onderzoek is uitgevoerd door de Arbeidsinspectie. De gegevens zijn verzameld door middel van bedrijfsbezoeken die door de inspecteurs van de Arbeidsinspectie zijn afgelegd. Tijdens het bedrijfsbezoek is gesproken met de werkgever of een vertegenwoordiger van de werkgever, heeft de inspecteur relevante documenten ingezien en heeft de inspecteur aan de hand van een rondgang door het bedrijf zicht gekregen op de arbeidsomstandigheden en naleving van de Arbowet. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het aandeel bedrijven met een OR/PVT in de periode 2005-2009 stabiel is gebleven. In 2009 geeft één op de 10 bedrijven (10%) aan dat er een OR of PVT in het bedrijf aanwezig is. Dit percentage is ongewijzigd ten opzichte van 2008 en 2007. In kleine bedrijven is er vaak geen OR of PVT aanwezig. Deze bedrijven hebben hiertoe ook geen verplichting. Bedrijven met 10 t/m 49 werknemers zijn verplicht tot het instellen van een PVT als een meerderheid van de werknemers daarom vraagt; in deze categorie heeft 18% een medezeggenschapsorgaan. In bedrijven met 50 t/m 99 werknemers heeft 59% een OR en in bedrijven met 100 of meer werknemers is dat 86%. Tussen de sectoren bestaan grote verschillen in de aanwezigheid van een OR/PVT. In de sector openbaar bestuur incl. overheidsdiensten is nagenoeg altijd een OR/PVT aanwezig, terwijl deze in de sectoren horeca (1%) en landbouw (2%) nauwelijks aanwezig is. De voornaamste reden is dat in deze sectoren relatief veel kleine bedrijven aanwezig zijn. 6. De betrokkenheid van werknemers bij het arbobeleid Uit het hierboven genoemde onderzoek naar de naleving van de WOR in 2008 komt naar voren dat in de PVT vaak overlegd wordt over de volgende thema s (voor de OR is dit niet onderzocht): Arbeidsomstandigheden/arbeidstijden/gezondheid 5 Arbo in bedrijf 2009, Een onderzoek naar de naleving van arbo-verplichtingen, blootstelling aan arbeidsrisico s en genomen maatregelen in 2009, november 2010, Arbeidsinspectie. 7

Scholing en ontwikkeling medewerkers Arbeidsvoorwaarden/cao Tabel 5. Overlegonderwerpen PVT (meer antwoorden mogelijk) Onderwerp 2005 2008 Arbeidsomstandigheden/arbeidstijden/gezondheid 51% 89% Scholing en ontwikkeling medewerkers 43% 70% Arbeidsvoorwaarden/cao 53% 61% Seksuele intimidatie/gelijke behandeling 30% 56% Privacy werknemers 25% 55% Milieuzorg 25% 50% Fusies en reorganisaties 25% 48% Moderne technologie 28% 43% Anders 12% 8% Niet nader te specificeren/algemeen 26% 7% Bron: Naleving Wet op de ondernemingsraden, stand van zaken 2008. De overlegfrequentie varieert sterk, 72% van de PVT en is in 2008 vier keer of minder in vergadering bijeen geweest met de bestuurder. In het eerder aangehaalde onderzoek Arbo in bedrijf 2009 is ook gekeken naar de betrokkenheid van werknemers bij het arbobeleid in bedrijven zonder OR/PVT. Hieruit komt naar voren dat 41% van de bedrijven zonder OR/PVT geen overleg voert over het arbobeleid. Dit komt vaker voor bij kleine bedrijven dan bij middelgrote en grote bedrijven. In 41% van de bedrijven zonder OR/PVT vindt er 2 of meer keer per jaar overleg plaats met eigen werknemers. Dit komt vaker voor bij grote bedrijven dan bij middelgrote en kleine bedrijven. Uit Arbo in bedrijf komt ook naar voren dat 41% van de OR/PVT en een VGW(M) commissie heeft ingesteld. Dit is een commissie voor Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu. De OR/PVT is hiertoe niet verplicht. Dit percentage is gelijk aan 2005. In 2007 was het percentage hoger (47% ) en in 2008 was het percentage lager (37). In bedrijven met meer dan 100 werknemers is dit cijfer (61%), in bedrijven met 10 tot 100 werknemers 38% en in bedrijven met minder dan 10 werknemers 36%. In het onderzoek Arbo in bedrijf is tevens onderzocht hoe vaak de OR/PVT betrokken is bij de benoeming van de preventiemedewerker. In 2005 was dit 37%, in 2007 51%, in 2008 36% en in 2009 41%. 7. De waardering van de betrokkenheid van de OR bij het arbobeleid Het Gemeenschappelijk BegeleidingsInstituut Ondernemingsraden (GBIO) heeft in 2010 een een verslag 6 uitgebracht over zijn monitoronderzoek naar de inzet en invloed van de OR. In het onderzoek zijn 494 OR en van een aselecte steekproef bevraagd, maar ook de ondernemingsbestuurder (380) en een selectie van het werkzame personeel bij een deel van de ondernemingen. Een van de onderwerpen is de competentie en de werkwijze van de OR. 6 Inzet en invloed van de OR, onderzoeksrapport van de GBIO MedezeggenschapsMonitor 2008, 2010 GBIO, Reed Business bv, Amsterdam 8

Uit het onderzoek komt naar voren dat het aantal OR en met veel invloed sterk is toegenomen ten opzichte van de eerste monitor-meting van 1998. In iets meer dan 50% van de ondernemingen schrijven de OR en zich zelf veel invloed toe, een vrijwel even groot percentage bestuurders is die mening eveneens toegedaan. In 1998 was het percentage 26%. OR en bestuurder zijn voor het overgrote deel positief over het functioneren van de OR (meer dan 80%). Het goed functioneren van de OR hangt vrij sterk samen met een positief oordeel over de invloed van de OR. De onderwerpen arbeidsvoorwaarden/arbeidstijden/personele regelingen en arbeidsomstandigheden/ ziekteverzuim scoren het hoogste met betrekking tot het effect van betrokkenheid van de OR bij de besluitvorming. Voor arbeidsvoorwaarden/arbeidstijden/personele regelingen is dat 92% (OR) en 94% (bestuurder); voor arbeidsomstandigheden/ziekteverzuim is dat 90% (OR) en 85% (bestuurder). Op deze terreinen achten zowel de OR als de bestuurder de inhoudelijke deskundigheid van de OR voldoende. Voor arbeidsvoorwaarden/arbeidstijden/personele regelingen is dat 82% (OR) en 88% (bestuurder); voor arbeidsomstandigheden/ziekteverzuim is dat 82% (OR) en 91% (bestuurder). Het onderzoek maakt het aannemelijk dat de OR invloed heeft op de kwaliteit van de arbeid en op de kwaliteit van de besturing van de organisatie. Hierover is ook de mening van de medewerkers gevraagd. Vaak kunnen deze medewerkers de vragen niet adequaat beantwoorden. Dit zegt iets over de zichtbaarheid van de OR in de onderneming. Voor zover zij wel een oordeel uitspreken is dat meestal positief. Op een schaal van 1 tot 3 geven de medewerkers de OR een 2,7 op terrein van de veiligheid en ongevalpreventie op de werkplek, het gemiddelde over 16 onderwerpen is 2,5. In 41% van de ondernemingen met een OR houdt de OR achterbanberaad (in 1998 33%). 8. Voorlopige conclusies Op basis van het beschikbare materiaal kunnen een aantal voorlopige conclusies worden getrokken. Algemeen Het algemene oordeel vanuit het brede veld van de medezeggenschap is dat het over het algemeen goed gaat met de medezeggenschap en dat de WOR een voldoende basis biedt waarop de dagelijkse praktijk kan terugvallen. Er zijn geen redenen om de WOR fundamenteel aan te passen. Wel is er op een aantal specifieke punten verbetering mogelijk. Voor een aantal verbeterpunten is wetgeving nodig. Er wordt gewerkt aan wetgeving. Voor het uitoefenen van de bevoegdheden van de OR/PVT met betrekking tot het arbeidsomstandighedenbeleid zijn met name de onderwerpen achterban, commissies, ad hoc afzien van bevoegdheden en overlegvergadering art. 23 en 24 WOR van belang. De naleving van de WOR (onderzoeksvraag 1) De naleving van de WOR is gedocumenteerd in het nalevingonderzoek uit 2008. Daaruit komt naar voren dat de naleving in 2008 ten opzichte van 2005 licht is gedaald. In 2008 had 70% van de ondernemingen met 50 of meer werknemers een OR ingesteld. De daling wordt deels verklaard doordat het aantal ondernemingen met 50 tot 70 werknemers flink zou zijn gestegen ten opzichte van 2005. In deze relatief kleine ondernemingen is de naleving traditioneel het laagst. Grotere ondernemingen 9

scoren nog steeds goed; de naleving is al jaren rond de 95%. De naleving geeft dus een redelijk constant beeld. De naleving van de WOR is ook gedocumenteerd in het onderzoek Arbo in bedrijf 2009. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de naleving van de WOR in de jaren 2005 t/m 2009 stabiel is gebleven. De naleving van de WOR is in grote bedrijven hoger dan in middelgrote en kleine bedrijven. Ook is er een groot verschil in de naleving van de WOR in verschillende sectoren. De betrokkenheid van werknemers bij het arbobeleid (onderzoeksvraag 2) De uitkomsten van het sectorenonderzoek op het gebied van de medezeggenschap en het arbobeleid zijn van belang om te beoordelen hoe er in de praktijk door de medezeggenschap wordt omgegaan met de rechten op het terrein van het arbobeleid. Betrokkenheid PVT bij arbeidsomstandighedenbeleid is in de loop van jaren gegroeid tot 89%. Ook wordt door 72% van de PVT en vier keer of minder vergaderd met de bestuurder. In 41% van de bedrijven zonder OR/PVT vindt er 2 of meer keer per jaar overleg plaats met eigen werknemers. Dit komt vaker voor bij grote bedrijven dan bij middelgrote en kleine bedrijven. In het onderzoek Arbo in bedrijf is tevens onderzocht hoe vaak de OR/PVT betrokken is bij de benoeming van de preventiemedewerker. In 2005 was dit 37%, in 2007 51%, in 2008 36% en in 2009 41% De waardering van de betrokkenheid van de OR bij arbobeleid (onderzoeksvraag 3) Uit onderzoek van het GBIO blijkt dat over de hele linie (bestuurder, OR en medewerkers) men het meest tevreden is over de aandacht in de organisatie voor gezondheid en veiligheid en de kwaliteit van de arbeid en de rol van de OR hierbij. De onderwerpen arbeidsvoorwaarden/arbeidstijden/personele regelingen en arbeidsomstandigheden/ ziekteverzuim scoren het hoogste met betrekking tot het effect van betrokkenheid van de OR bij de besluitvorming. De zichtbaarheid van de OR voor de achterban is niet groot. Voor zover de achterban weet wat de OR doet, is men hierover wel tevreden. Op een aantal vragen geeft het materiaal geen uitsluitsel, het betreft de vragen: Worden medezeggenschapsorganen daadwerkelijk betrokken bij de vormgeving van het arbobeleid zoals die tot uitdrukking komt in de ri&e/pva en voortgangsrapportages daarover? Worden medezeggenschapsorganen betrokken bij het arbobeleid zoals dat gestalte krijgt in de keuze van een arbodienst of andere aanbieder van arbodiensten, in de door die partij(en) te leveren diensten, en in de contracten met deze partij(en); Wordt in het sociaal jaarverslag melding gemaakt van het arbobeleid? Krijgt de OR/PVT alle informatie die nodig is voor haar taken op terrein van arbobeleid? De resultaten uit het sectorenonderzoek en de secundaire analyse van bestanden zijn niet in de voorlopige conclusies verwerkt. 10

Naschrift Deze factsheet betreft de rol van de medezeggenschap in relatie tot arbeidsomstandigheden. De beschrijving van die rol vindt plaats aan de hand van een aantal vragen. Getracht is aan de hand van begin 2011 bestaande bronnen op deze vragen een antwoord te krijgen. De factsheet is voorjaar 2011 aangeboden en besproken met de klankbordgroep die het evaluatie onderzoek van de Arbowet heeft begeleid, en daarna vastgesteld. Afgezien van lay-out technische wijzigingen is dat de tekst die hierboven is weergegeven Uit de tekst blijkt dat enkele onderzoeksvragen op het moment van vaststelling van de factsheet niet konden worden beantwoord. Op dat moment liep echter bij bureau Research voor Beleid nog een ander deelonderzoek in het kader van de evaluatie; dat deelonderzoek bestond uit tien casestudies naar de werking van de Arbowet in bedrijven en sectoren. In dat onderzoek heeft het onderwerp medezeggenschap nadrukkelijk aandacht gekregen. In de rapportage over dat deelonderzoek ( De herziene Arbowet in bedrijf gesteld. Zoetermeer, 6 juni 2011) vindt de lezer de bevindingen daaromtrent terug op de pagina s 9 en 10 van de Samenvatting, op pagina 34 (Medezeggenschap bij arbodienstverlening), pagina 40 (Invloed regelgeving op medezeggenschap), paragraaf 3.2.4 (Medezeggenschap in bedrijven) en pagina s 56 en 59 (over medezeggenschap in grote resp. kleine bedrijven). De resultaten van beide deelonderzoeken zijn kort samengevat in de overkoepelende rapportage over het onderzoek ter evaluatie van de Arbowet ( Verantwoordelijk werken. Evaluatie Arbowet en beleidsdoorlichting arbobegrotingsartikel. Research voor Beleid, Zoetermeer, 7 november 2011, par. 4.2.3.) Beschikbare onderzoeken/onderzoekgegevens M. Engelen en R. Kemper (2006), Naleving van de wet op de ondernemingsraden: stand van zaken 2005, Den Haag SZW werkdocument. H.C. Visee en J.W.M. Mevissen (2009), Naleving van de wet op de ondernemingsraden: stand van zaken 2008, Den Haag SZW werkdocument, Bijlage bij Kamerstukken II 2008/09 31 700 XV nr. 75. Kabinetsstandpunt over de medezeggenschap van werknemers (Wet medezeggenschap werknemers) Kamerstukken II 2009/10 29818 nr. 32 en 33. Inzet en invloed van de OR, medezeggenschapsmonitor 2008 van GBIO Onderdeel betrokkenheid werknemers(vertegenwoordiging) uit de monitor Arbo in bedrijf van de AI 2010 (Arbobalans 2009). Gegevens die naar voren komen uit het deelonderzoek sectoren waarbij expliciet gevraagd wordt naar het functioneren van de medezeggenschap met betrekking tot het arbobeleid. Diverse monitoren. 11