Grutto Onderzoek Workumerwaard

Vergelijkbare documenten
Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

Aantal gevonden legsels in 2008

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

Kievitonderzoek Landschap Noord-Holland 2016/2017

Woord vooraf. Hoe hun seizoen verliep, kunt u lezen in dit jaarverslag.

Het belang van kruidenrijk grasland voor de Grutto Grutto-onderzoek Rijksuniversiteit Groningen

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

Kansen voor de kievit?

Succesvol 7-legsel in 2008

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

Kievit-onderzoek Roodkerk Stand van zaken na vijfde onderzoeksjaar. Willem Bil & Jack Schuurs

Overzicht en eerste resultaten van de vangsten van Smienten in de Westwouderpolder, De Woude in 2015/2016

KERKUILEN WERKGROEP TWENTE

legsels. Het uitkomen van de eieren begon

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Het broedsucces van de Huismus in Leek en Lettelbert

Weidevogelnieuws. Landbouwkundige situatie vroeger en nu. Rijswijkse Veld

K.N.N.V. afd. Vriezenveen

Algemeen. Wat zijn we dit jaar van de Grutto. stijgen de aantallen in de Zuid-Spaanse enzuid-portugese rijstvelden.

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen (229 ha)

Broedsucces van grutto s bij agrarisch mozaïekbeheer in Nederland Gruttoland

Beheerevaluatie 2018 weidevogels

K.N.N.V. afd. Vriezenveen

DE OVERLEVING VAN VISDIEFJES STERNA HIRUNDO: TUSSENTIJDSE RESULTATEN VAN EEN GRONINGS KLEURRINGPROGRAMMA

Aantal broedparen van Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Scholekster op het Forteiland IJmuiden in 2014

Na het karteren is het zoeken van het

Weidevogelbescherming Spaarndam/Haarlemmerliede. Spaarndam/Haarlemmerliede in het voorjaar van 2010

Individuele eigenschappen, timing en broedsucces

Steenuilenbescherming verslag Steenuilenwerkgroep Echt-Susteren Geco Visscher Fred van Geneijgen

Julia Stahl. Ganzen populaties en beheer

HET VOGELTREKSTATION INFORMATIE VOOR EEN SPREEKBEURT OF WERKSTUK

WEIDEVOGELS RESULTATEN 2011 TOTAAL

Jaarverslag Bijeneters 2017

Verslag 2017 Uilenwerkgroep de Oelenwappers

Vogeltrekstation. wetenschappelijke vragen maar heeft ook maatschappelijk nut, jaarcyclus, als overwinterings-gebied

De grutto populatie in Skriezekrite Idzegea , in vergelijking met de rest van de Friese Zuidwesthoek

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD

GEVONDEN EIEREN. Behoorlijke daling aantal broedparen kievit

Nieuwsbrief Roofvogelwerkgroep Fruitstreek. Februari 2014

!!!!"### " $% + " $% -""!. /"0%. + %"" 1 "" 3 '$ + * + + * +1 5*!! 1"! '!' 5%!.* " " "!.%%"!%%!-8! " $% *8! %! 9: $% !$!!

Weidevogelbeheerevaluatie Gelderland 2017

Scholeksterweekend Ameland 2013

Ganzen populaties en beheer. Julia Stahl Berend Voslamber

De Boomvalk (Baumfalke) in Midden-Limburg

Van ei tot vogel. Rekenen met eieren. Vogels in de klas. groep 7-8. Leerkracht. Lesduur: Inhoud in het kort. Leerdoelen: Lesdoelen: Materiaal

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

2018 is door Sovon Vogelonderzoek en Vogelbescherming Nederland uitgeroepen tot het Jaar van de Huiszwaluw!

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

Terreingebruik en voedselkeus van broedende Steenuilen in de Achterhoek

Holenduif. Zes eieren

Bruine kiekendieven in 2005

WEIDEVOGELRESULTATEN PER AFDELING 2014 NATUUR-EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO

Onderzoek Wespendief Kempenbroek Volg de Wespendief, Weerterbos 2013

WEIDEVOGELINVENTARISATIE WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2017

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Greppelplasdras Marense Kooi. Verslag monitoring periode Jochem Sloothaak

Van ei tot vogel. Rekenen met eieren. Vogels in de klas. groep 5-6. Leerkracht. Lesduur: Inhoud in het kort. Leerdoelen: Lesdoelen: Materiaal

Vogelwacht Akkerwoude e.o.


Op Europees niveau is de soort in de periode met 52% afgenomen, en ten opzichte van 1990 met 6%.

Broedsucces van de Grutto in drie gebieden met verbeterd mozaïekbeheer

WEIDEVOGELRESULTATEN PER AFDELING

De kern ligt bij plasdras

JAARVERSLAG WEIDEVOGELBESCHERMING IN AMSTELLAND

Vogelwerkgroep De Kempen. Nieuwsbrief. Wespendievenonderzoek in de Kempen 2012.

In het hieronder staande overzicht worden de resultaten weergegeven, van 2013 en Jongen uitgevlogen totaal

In 2013 ging een nieuw RAS-project van staart aan een niet-alledaagse vogel: de

Methodes monitoring weidevogels

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

De Skiere Hoanskrobber in Friese akkers

Broedende grote meeuwen in de gemeente Zedelgem

Evaluatie regeling Rustzones voor kritische weidevogels

WEIDEVOGELS IN DE PAPENWEGSE EN ZUIDWIJKSE POLDER IN 2014

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Inhoud. Voedsel. Leefgebieden Visarend. Ruud Kampf. Bijna alleen vis: Broedpaar: 175 kg per gezin /seizoen

Reproductie en broedbiologie

MIGRATIE, vogeltrek in een breed kader. College 3 Trek van ganzen en kraanvogels

Eindrapport HUISMUSSEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND JACOBA VAN BEIERENWEG TE VOORHOUT

Terug een topjaar voor de bruine kiekendieven in de Westkustpolders

De Grutto Monitor 2016 Kentie, Rosemarie; Hooijmeijer, Joslyn; van der Velde, Egbert; Piersma, Theun

30 Jaar! 2010 JAARVERSLAG IT EIBERTSHIEM

WEIDEVOGELRESULTATEN PER AFDELING 2016 NATUUR-EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO

WAARNEMEN REGISTREREN ANALYSEREN COMMUNICEREN/RAPPORTEREN. Aad van Paassen, Landschapsbeheer Nederland/LandschappenNL

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Nieuwsbrief wintertellingen Knobbelzwanen in Groningen Februari 2019

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H.

Er zijn drie tellingen waaraan u mee kunt doen. Deze tellingen staan los van elkaar dus u kunt zelf bepalen aan welke tellingen u mee wilt doen.

Hoeveel prooi eten roofvogels

Rugzakjestocht Reigers kijken

Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten

Rapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve

Huidige natuurwaarden PIP percelen Mariapeel

Jaarverslag 2007 It Eibertshiem.!

Nieuwsbrief broedseizoen 2013 van. slechtvalken in Veldhoven en Eindhoven

of Facebook>Ooievaars.nl

Transcriptie:

Grutto Onderzoek Workumerwaard Nieuwsbrief 2004 Onderzoek Er is geen vogelsoort waarvoor Nederland internationaal zo n essentiële rol speelt als de Grutto. Lange tijd broedde niet minder dan 80% van de Europese populatie op de Nederlandse graslanden, maar in Nederland is het aantal broedende Grutto s de laatste decennia dramatisch gedaald. In de jaren 60 broedden in Nederland nog 120.000 paar, maar de laatste jaren kwam de teller uit rond een schrikbarend laag aantal van slechts 40.000 en deze afname lijkt in onveranderd tempo door te gaan. 1975-2000 De afname van Grutto s heeft een aantal duidelijk aanwijsbare oorzaken zoals direct verlies van broedgebied door omzetting van agrarisch land (b.v. voor woningbouw en wegen) en vermindering van de kwaliteit van de overgebleven graslanden door steeds intensievere agrarische activiteiten en verminderde openheid van het landschap. Ook wordt predatie regelmatig opgevoerd als belangrijke oorzaak voor een laag broedsucces en recente gegevens wijzen ook op een verlaagde overleving van volwassen vogels gedurende het winterseizoen. De afname van de populatie in agrarisch gebied is niet verwonderlijk omdat de graslanden tegenwoordig grotendeels gemaaid worden op het moment dat veel Grutto s nog op eieren zitten of jonge kuikens hebben. Zonder (nest)bescherming leidt dit tot hoge directe sterfte onder eieren en jongen en tevens tot verminderde voedselbeschikbaarheid voor jongen die dit overleven. Toch neemt de Grutto soms ook af in natuurterreinen die speciaal voor dit doel beheerd worden, wat niet altijd kan worden toegeschreven aan predatie. Met dit onderzoek willen we een beter begrip krijgen van de algemene biologie van deze soort en bijdragen aan de vraag waarom het zo slecht gaat met de Nederlandse Grutto s. Voorbereidingen Voor dit onderzoek hadden we ons oog laten vallen op het noordelijke deel van de Workumerbinnenwaard (Gaasterstrân). Dit gebied is ongeveer 250 ha groot en herbergt al jaren een grote populatie Grutto s (ongeveer 1 paar/ha in 2003). Een deel van het gebied is weidevogelreservaat van It Fryske Gea (2004: 58 ha). Het overige deel is in gebruik bij boeren

uit Workum e.o.. Aangezien op alle agrarisch gebruikte percelen een beheersovereenkomst is afgesloten wordt er echter op het Gaasterstrân nergens eerder gemaaid dan 1 juni. Dit betekent dat vrijwel alle Grutto-legesels zonder nestbescherming uit kunnen komen, wat een groot voordeel is als je onderzoek wil doen aan broedsucces bij Grutto s onder min of meer natuurlijke omstandigheden! Workum Onderzoeksgebied Grutto In februari zijn de eerste contacten gelegd met de Fûgelwacht Warkum en nadat we de steun van het bestuur hadden gekregen, zijn de boeren van het Gaasterstrân en It Fryske Gea benaderd voor toestemming om hun percelen te mogen betreden. Vervolgens is contact gezocht met de nazorgers van de betreffende percelen met het verzoek om Grutto-nesten op kaart in te tekenen en deze kaarten bij ons in te leveren. Gelukkig kregen we alle medewerking en menigeen reageerde zelfs bijzonder enthousiast. Natuurlijk hadden sommigen ook bedenkingen of maakten zich zorgen over de verstoring die de aanwezigheid van de onderzoekers zou veroorzaken in het veld. Het vangen van de oudervogels op het nest werd dan ook soms (terecht!) met argusogen gevolgd. Toch hebben we het idee dat we in de loop van het seizoen de ongerustheid van de meesten hebben kunnen wegnemen. It Fryske Gea stelde zich erg gastvrij op en gaf ons de gelegenheid om op hun erf aan het begin van het Gaasterstrân een veldstation neer te zetten, dat een prima uitvalsbasis vormt voor het veldwerk. Nestfase Aangezien de locatie van de meeste nesten op kaart werd aangeleverd, scheelde dat veel zoektijd en verstoring in het veld. Alle nesten werden opgezocht, gefotografeerd, en ingemeten met behulp van een GPS. Het broedstadium van de eieren werd bepaald door ze even in een bakje water te plaatsen en te noteren in hoeverre de eieren al begonnen te drijven (drijfhoek, mm boven water). Op deze manier was het mogelijk om de legdatum tot op enkele dagen nauwkeurig

uit te rekenen. De gemiddelde legdatum was 23 april maar de eerste nesten moeten er al in de eerste week van april hebben gelegen. In totaal zijn 90 nesten in de analyse betrokken. Vervolgens werden de nesten met rust gelaten tot enkele dagen voor de uitgerekende uitkomstdatum. In 2004 is het aantal Grutto s sterk teruggelopen naar 144 broedparen, terwijl dat er in 2003 nog ongeveer 230 waren. Al aan het begin van het broedseizoen viel het op dat er in vergelijking met voorgaande jaren minder Grutto s waren. Aangezien onze activiteiten in het begin van het broedseizoen nog zeer gering waren, is het onwaarschijnlijk dat verstoring door de onderzoekers heeft geleid tot deze sterke afname. In de laatste week voor het uitkomen van de eieren werd geprobeerd de oudervogels op het nest te vangen om deze o.a. te wegen, meten en ze te kunnen voorzien van een unieke combinatie van kleurringen. Deze kleurringcombinatie maakt het mogelijk om individule vogels op afstand te herkennen. Het vangen gebeurde meestal met behulp van zogenaamde inloopkooien, die over het nest geplaatst worden. De oudervogel wil meestal zo snel terug naar het nest dat hij/zij binnen een half uur de kooi binnen sluipt en op het nest gaat zitten. Als je naar het nest toe loopt, gaat de vogel van het nest af maar deze kan meestal zo snel de opening van de kooi niet vinden. Op deze manier werden maar liefst 66 volwassen vogels gevangen. Het lijkt er niet op dat het vangen veel invloed heeft gehad op de kans op mislukking van het legsel. Van de 63 legsels waar een vangpoging gedaan werd, mislukte slechts 2% door predatie en 6% door verlating. Bij de legsels waar wij niet gevangen hebben, lagen deze percentages zelfs een stuk hoger. Dit is voor een deel logisch: aangezien we pas in de laatste week van het broeden vogels probeerden te vangen, was de tijd dat het nog mis kon gaan immers beperkt. Legsels waar we niet gevangen hebben daarentegen, waren deels al verloren gegaan voordat we aan het vangen toe kwamen, wat resulteert in een hoger mislukkingspercentage. Een van de verrassende bevindingen dit jaar was dat naarmate vrouwtjes beter in conditie waren, ze eerder begonnen met eieren leggen. De lichtste vogels zaten pas eind april op eieren, terwijl de eerste vogels toen al jongen hadden. De eieren van vroege broeders bleken trouwens ook gemiddeld groter en zwaarder te zijn dan die van late vogels. Vroege legsels bleken bovendien een veel grotere kans om succesvol uit te komen te hebben dan late legsels, resp. 90% tegen 75% (Mayfield-methode). Legsels van na 15 mei zijn niet in de analyses betrokken; deze waren trouwens bijna allemaal niet succesvol. Pullenfase Vroege legsels bleken ook de meeste en zwaarste jongen op te leveren. Bovendien lijkt het er op dat jongen uit vroege legesls ook nog eens sneller groeien dan jongen uit late legsels. Dit alles wijst er sterk op dat vroege Grutto s, het meest succesvol zullen zijn. Aangezien van 47 nesten minimaal één van beide ouders door ons gekleurringd was, konden we de jonge gezinnen blijven volgen om te achterhalen hoeveel jongen uiteindelijk vliegvlug zouden worden. Het was echter een hele toer om in het hoge

gras te ontdekken hoeveel jongen een alarmerend paartje bij zich had, zeker als de jongen zich drukten. In een groot aantal van dergelijke gevallen is uitgegaan van minimaal 1 aanwezig jong, terwijl het er in werkelijkheid natuurlijk meer geweest zouden kunnen zijn. Het valt daarom niet mee om het aantal vliegvlugge jongen per paar goed in te schatten. Het op basis hiervan berekende uitvliegsucces van 0,2 vliegvlug jong per paar is dan ook te laag (gemiddeld 1 vliegvlug jong op 5 paartjes Grutto s). Een andere reden hiervoor is dat paartjes met jongen uit het onderzoeksgebied weggetrokken zijn, waardoor wij ze niet meer konden volgen. Dergelijke paren komen nu als mislukt in de boeken wat natuurlijk soms niet terecht is. Een mogelijke oplosssing hiervoor is het zenderen van kuikens en/of oudervogels maar daarover later meer. Desondanks hadden we het gevoel dat het dit jaar niet over hield met het uitvliegsucces, wat goed aansluit op de ervaringen van andere weidevogel-onderzoekers in Nederland. Het voorjaar van 2004 was erg droog en niet bepaald warm. Wellicht heeft dit nadelige gevolgen gehad voor de beschikbaarheid van insekten, waardoor een deel van de jonge Grutto s onvoldoende voedsel kon vinden. Gezien de zeer geringe nestpredatie is het niet erg waarschijnlijk dat predatie een grote rol heeft gespeeld in het lage uitvliegsucces. Vooraf werd door menigeen verondersteld dat paren met kuikens vrij snel naar de Buitenwaard trekken. Dat bleek dit jaar echter niet op te gaan. Van de 75 keer dat een gezin met kuikens werd teruggevonden, bevonden de vogels zich maar 7 keer op de Buitenwaard (9%). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de vegetatie op de Buitenwaard dit jaar erg lang kort bleef, waardoor er onvoldoende dekking voor de kuikens was. Nadat de eerste percelen gemaaid waren, werd het eenvoudiger om bijna vliegvlugge jongen op te sporen. Ze foerageerden vaak met hun ouders tussen het vers gemaaide gras. In totaal werden maar liefst 147 jonge Grutto s geringd, grotendeels direct na het uitkomen op het nest. Bovendien konden 24 bijna vliegvlugge jongen worden gekleurringd. Geringde vogels in 2004 Vliegvlugge kuikens in totaal: 214 Mannen 32 24 Nestjongen 124 Vrouwen 34

Na het broedseizoen Na het broedseizoen verzamelden zich grote groepen Grutto s (max. 700 vogels) op de pas gemaaide percelen op en rond de Workumerwaard. De eerste groepen werden al half mei waargenomen. De kans is dan natuurlijk groot dat het gaat om vogels die elders hun nest verloren hebben. Toch werden in dergelijke groepen soms ook gekleurringde vogels gezien, waarvan vast stond dat ze wel degelijk nog jongen hadden. Dit betekent dat oudervogels soms op aanzienlijke afstand (tot wel meer dan 1 km) van hun jongen kunnen foerageren. De Grutto s zijn dit jaar waarschijnlijk erg snel na het broedseizoen vertrokken. Normaal blijven ze hier om op te vetten en vliegen ze daarna in een keer door naar Afrika, maar dit jaar niet. Mogelijk door het droge voorjaar en daardoor de onbereikbaarheid van voldoende voedsel, zijn veel vogels uitgeweken naar Frankrijk (3 individuen, waarvan 1 al op 9 juni), Engeland (1) en Spanje (1 op 16 juni) om daar verder op te vetten. We kregen maar twee terugmeldingen (1 volwassen en 1 juveniel) uit Nederland. Gezien de dichtheid aan vogelaars bij ons is dat verwonderlijk. Opvetten buiten Nederland was tot nu toe niet goed bekend. Op dit moment zittten al onze Grutto s waarschijnlijk in West-Afrika (Senegal, Mali, Guinee- Bissau). De kans op terugmeldingen uit dat gebied is niet zo erg groot maar op de terugweg door Spanje, Portugal en Frankrijk zullen vast enkele worden waargenomen. Het duurt dan niet lang meer, voordat de vogels weer op de Workumerwaard te vinden zijn. Seizoen 2005 en verder... Een duidelijk resultaat van ons eerste onderzoeksjaar is dat Grutto s die vroeg beginnen met de eileg een veel hogere kans hebben dat hun eieren uitkomen dan laat broedende vogels. De eieren van vroeg broedende vogels zijn ook groter en jongen zijn in betere conditie, wat er zeer waarschijnlijk toe leidt dat als vogels vroeg broeden ze veel meer jongen kunnen laten opgroeien tot zelfstandigheid dan wanneer ze laat broeden. Wannneer vroege broeders inderdaad zo n hoog reproductief succes hebben dan wordt de vraag interessant waarom niet alle Grutto s zo vroeg, of zelfs nog vroeger broeden. En als alle Grutto s inderdaad eerder zouden broeden dan zou dit wellicht veel meer jonge vogels opleveren waardoor het veel minder slecht met de populatie zou gaan. Dit zou zelfs in nog grotere mate moeten gelden voor weilanden onder normaal agrarisch beheer, want hier zijn de consequenties van laat broeden nog veel groter. Ons onderzoek zal zich in de komende jaren daarom ook voor een belangrijk deel richten op de vragen (1) Wat bepaalt het tijdstip waarop Grutto s beginnen met broeden, (2) Wat is het reproductief succes van Grutto s die op verschillende momenten in het voorjaar beginnen te broeden, en (3) Wat zijn de consequenties van broedtijd op de populatie-aantallen Grutto s. Deze verschillende vragen worden hieronder kort toegelicht.

(1) Bij veel vogelsoorten bestaat het patroon dat vroege broeders het grootste aantal jongen laten uitvliegen. Verklaringen hiervoor kunnen zijn dat de beste individuen het vroegst kunnen broeden en slechtere niet eerder kunnen dan ze doen, of dat sommige plekken in het terrein beter zijn en de vogels hier het eerst gaan leggen. Bij Grutto s zal een van de belangrijke factoren zijn wanneer ze terug komen uit hun overwinteringsgebied en in welke conditie ze arriveren. Doordat we individueel gemerkte vogels hebben en er veel vrijwillige waarnemers naar deze vogels speuren (zowel in Nederland als in Portugal en Frankrijk tijdens de trek) kunnen we de aankomst van deze vogels in het veld goed bepalen en we proberen ook conditieschattingen te maken van vogels. Waarnemingen van gekleurringde vogels zijn dus voor ons zeer waardevol. We hopen daarom dat u ze aan ons door blijft geven (zie adres/ telefoonnummer onderaan deze brief). Zeer waarschijnlijk kunnen we of komend jaar of het jaar daarna met zeer kleine geolocators gaan werken die we vastmaken aan de vogels en die een jaar lang dagelijks registreren op welke tijd het donker en weer licht wordt. Met deze tijden kunnen we bepalen op welke plekken die vogels gedurende het jaar verbleven en hiermee kunnen we uitvinden of de broedtijd voor een belangrijk deel bepaald wordt door hoe de vogel heeft getrokken en op welk moment de vogel in Friesland aankwam. We kunnen op deze manier de condities tijdens de overwintering en trek relateren aan het broedsucces in Nederland, wat een belangrijke schakel kan vormen in ons begrip van de achteruitgang van Grutto s in Nederland. (2) Tot op heden is het meeste onderzoek aan reproductief succes van Grutto s gericht op het uitkomen van eieren en maar weinig op de overleving van jongen. De moeilijkheid hierbij is dat jongen vaak moeilijk waarneembaar zijn in het vaak hoge gras. Om dit probleem op te lossen moeten kleine radiozenders (1,5 gram!) worden gebruikt die op de rug van jonge Grutto s worden geplakt. Hiermee is redelijk veel ervaring opgedaan bij SOVON en Alterra. Met het gebruik van zenders kunnen we niet alleen achterhalen hoeveel jongen overleven totdat ze vliegvlug worden, maar kunnen ook onderzoeken wat het terreingebruik is van families en de doodsoorzaak van jongen. In de Workumerwaard is kennis van terreingebruik belangrijk, omdat er zowel reservaatsweilanden zijn als agrarisch eigendom met beheersovereenkomst en ook een buitendijksgebied dat extensief begraasd wordt. Het volgen van gezenderde vogels is zeer arbeidsintensief werk, maar door de inzet van biologie studenten kunnen wij dit werk als geen ander uitvoeren. (3) Een recente studie heeft laten zien dat voor een stabiele Grutto-populatie ieder paar jaarlijks tussen de 1.55 en 2.12 jongen vliegvlug moet krijgen. Variatie in deze schattingen komt voort uit onzekerheid over op welke leeftijd vogels voor het eerst gaan broeden en of vogels ieder jaar broeden. Met onze populatiestudie aan gekleurringde vogels zullen we deze vragen kunnen oplossen en met behulp van de zenders goede schattingen kunnen krijgen over het aantal jongen dat vliegvlug wordt. Hiermee willen we komen tot een model of in dit, in onze ogen optimale, Grutto gebied de jongenproductie en overleving van ouders en jongen hoog genoeg zijn om de populatie in stand te houden.

Met ons onderzoek verwachten we een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de kennis van Grutto s in Nederland en met gegevens van de geringde vogels zullen we een goed inzicht krijgen in de huidige trekpatronen en overleving van Grutto s. Dit onderzoek willen we zeker de komende zes jaar intensief volhouden en zo mogelijk uitbreiden naar aangrenzende gebieden om een idee te krijgen van verplaatsingen. Omdat we verwachten dat Grutto s in de toekomst steeds meer geconcentreerd voorkomen in natuurreservaten en nauwelijks meer daarbuiten, is het van groot belang om te weten hoe makkelijk er uitwisseling plaatsvindt bij deze plaatstrouwe soort. We hopen dan ook dat iedereen waarnemingen van gekleurringde Grutto s blijft inzenden. Mocht je vragen hebben naar aanleiding van deze nieuwsbrief, neem dan gerust contact met ons op. We willen iedereen nogmaals ontzettend bedanken voor zijn/haar inzet en we hopen op een (broed)succesvol 2005! Jos Hooijmeijer Julia Schröder Christiaan Both Theunis Piersma Kleurringschema Grutto Kleur ringen en vlag: rood, geel, blauw of wit Metalen ring is geen onderdeel van de code Contactadres: Jos Hooijmeijer Klokslach 24 8723 GB Koudum tel.: 0514-522352 Email: j.c.hooijmeijer@rug.nl

Vogelwacht bestuur Vogelwacht nazorgers, toevoegen gegevens perceel IFG Rijs, Workum, Olterterp Muskusrattenvanger Sjoerd KNJV, van IJs Boeren, toevoegen gegevens perceel Waarnemers kleurringen FW Koudum