Sulphide Productions (HK) Ltd te Hong Kong

Vergelijkbare documenten
Sulphide Productions (HK) Ltd te Hong Kong

Verzoekster: Gerhardus Frederikus Ophuis h.o.d.n. Ophuis Engineering te Hengelo Gemachtigde: mw. ir. W.H. Slikker

Datum 24 juni 2013 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi

RIJSWIJK, 6 februari mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. B.L. van Soest mw. mr. C. Witteman, secretaris

RIJSWIJK, 15 november mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. A.A.M. Bexkens ir. F.A.T. van Looijengoed, secretaris

BUREAU VOOR DE INDUSTRIËLE EIGENDOM RIJSWIJK, 14 december 2004

Albert Eltjo Doewe van Capelleveen te Bleiswijk ir. A. Ferguson, octrooigemachtigde te Den Haag

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter dr. ir. S.C.J. Worm drs. S. Jonkhart ir. W. Boek, secretaris

RIJSWIJK, 13 november mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. B.L. van Soest mw. mr. C. Witteman, secretaris

RIJSWIJK, 6 juni mevr. mr. C. Eskes, voorzitter ir. D. van den Berge ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest, secretaris

RIJSWIJK, 10 november mevr. mr. C. Eskes, voorzitter mr.drs. R.C.D.E. Hasekamp drs. H.J.H. Korfage mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg, secretaris

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Advies ex art. 84 jº art. 76, lid 1 Rijksoctrooiwet 1995 Nederlands octrooi

Metaalbewerking De Wit B.V. te Harderwijk

RIJSWIJK, 29 januari Mr. Drs. R.C.D.E. Hasekamp, voorzitter Drs. H.J.H. Korfage Mr. J.L. Driessen Mw. Ir. A.E. Heezius, secretaris

River Hopper B.V. te Zwijndrecht ir. H.A. Witmans, octrooigemachtigde te Arnhem

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. B.L. van Soest ir. P.C.A. de Haas ir. J.C. Hordijk, secretaris

dr. ir. G.J.C. Verdijck

mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest ir. J.C. Hordijk, secretaris

RIJSWIJK, 8 augustus mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. B.L. van Soest mw. drs. S. Jonkhart, secretaris

RIJSWIJK, 27 augustus mr. I.W. van der Eijk, voorzitter ir. J.G. Hofman mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg mw. mr. A.P. van Rooden, secretaris

: HBC International A/S te Svenstrup, Denemarken Fase Partner voor de automotive te St. Gillis-Waas, België Inventive Repair te Heerenveen, Nederland

BUREAU VOOR DE INDUSTRIËLE EIGENDOM RIJSWIJK, 19 januari 2005

Handelsmaatschappij Boumans Benschop B.V. te IJsselstein

RIJSWIJK, 28 juli mw. mr. C. Eskes, voorzitter ing. J. de Vries ir. J.P.F. Barneveld Binkhuijsen ir. B.L. van Soest, secretaris

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter dr. ir. J.W. Meewisse ir. J.C. Hordijk ir. S. el Bouazzaoui, secretaris

mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest ir. J.C. Hordijk, secretaris

ir. M. H. Luten dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens dr. ir. J.W. Meewisse dr. ir. M. van der Vlugt, secretaris

ir. K.J. Metman, octrooigemachtigde te Amsterdam

5 Op grond van art 23p ROW 1995 overweegt de voorzitter van de Raad het volgende:

RIJSWIJK, 24 november mw. mr. C. Eskes, voorzitter ir. L.Th.M. Crouzen ir. M. Martin ir. F.A.T. van Looyengoed, secretaris

RIJSWIJK, 29 juni mevr. mr. C. Eskes, voorzitter ing. J. de Vries ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest, secretaris

Datum 20 december 2013 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi

Verzoeksters: MBrands International B.V. en MBrands B.V., beide gevestigd te Katwijk Gemachtigde: drs. J.W. Burger

Datum 28 november 2012 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter dr. ir. S.C.J. Worm mw. drs. S. Jonkhart ir. W. Boek, secretaris

RIJSWIJK, 15 februari mevr. mr. C. Eskes, voorzitter ir. D. van den Berge mr.dr.ir. M.W.D. van der Burg mevr. dr. N.O.M. Rethmeier, secretaris

RIJSWIJK, 16 december mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. L.Th.M. Crouzen dr. ir. S.C.J. Worm mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg, secretaris

De inhoud van de hiervoor genoemde schriftelijke stukken dient als hier ingelast te worden beschouwd.

Maxi Miliaan te Helmond en Dorel Juvenile Group te Helmond. Octrooihouder: Bébécar Utilidades para Criança, Lda te Caldas de Sao Jorge, Portugal

De inhoud van de hiervoor genoemde stukken dient als hier ingelast te worden beschouwd.

dr.mr.ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens dr.ir. J.W. Meewisse ir. J.C. Hordijk, secretaris

RIJSWIJK, 21 oktober Mr. J.L. Driessen Ir. D. van den Berge Ir. A.A.M. Bexkens Mw. mr. A.P. van Rooden, secretaris

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. P.C.A. de Haas dr. ir. J.W. Meewisse ir. M.C. van der Wel, secretaris

Octrooihoudster : H. van Wijnen B.V., te Krimpen a/d IJssel : drs. A.J.W. Hooiveld, vergezeld van de heren P. de Snoo en D.

RAAD VAN TOEZICHT VOOR Postbus GE RIJSWIJK DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Tel Fax

ANONIEM BINDEND ADVIES

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter mevr. drs. S. Jonkhart dr. ir. J.W. Meewisse ir. W. Boek, secretaris

mw. drs. S. Jonkhart, voorzitter mw. dr. N.O.M. Rethmeier ir. J.C. Hordijk mw. dr. ir. M. van der Vlugt, secretaris

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. B.L. van Soest ir. P.C.A. de Haas ir. S. el Bouazzaoui

mr. J.L. Driessen, voorzitter mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg ir. B.L. van Soest ir. J.C. Hordijk, secretaris

Agrifirm Mechanisatie B.V., Loon- en Kranenverhuurbedrijf J.S. van Diepen en Martijn Oudhuis mr.ir. E.E. de Vries

RIJSWIJK, 4 November mw. mr. C. Eskes, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. J.P.F. Barneveld Binkhuijsen ir. B.L. van Soest, secretaris

mr. ir. D.J. Dronrijp te Capelle a.d. IJssel, ing. E.C. Dronrijp te Nieuwerkerk en ing. J.G.E. Keetels MBA te Valkenswaard

ir. G.J.M. Verhees, die daarbij was vergezeld van mr. T.W.F. Overdijk, advocaat te

mr.dr.ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens mw. drs. S. Jonkhart dr.ir. J.W. Meewisse, secretaris

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax

RIJSWIJK, 26 april mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. D. van den Berge ir. B.L. van Soest mw. mr. C. Witteman, secretaris

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. P.C.A. de Haas ir. J.C. Hordijk ir. M.C. van der Wel, secretaris

Datum 19 september 2013 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi Grendene S/A te Farroupilha, Brazilië

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. B.L. van Soest dr. ir. M. van der Vlugt dr. ir. I.M. Stuijt-Noordhoek, secretaris

RIJSWIJK, 12 december mw. mr. C. Eskes, voorzitter ir. J.G. Hofman mr.dr.ir. M.W.D. van der Burg mw. mr. A.P. van Rooden, secretaris

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430

RIJSWIJK, 9 januari mr. I.W. van der Eijk, voorzitter ir. J.G. Hofman mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg mw. mr. A.P. van Rooden, secretaris

1. Inleiding en procedure

Datum 14 september 2012 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi

Octrooihoudster: Bébécar Utilidades para Criança S.A. te Caldas de S. Jorge, Portugal

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. P.C.A. de Haas dr. ir. J.W. Meewisse ir. J.C. Hordijk, secretaris

te Yerseke te Zoutkamp te Harlingen te Arnemuiden te Jüchen, Duitsland en

B.V. Machinefabriek P.M. Duyvis te Koog a.d. Zaan ir. A.R. Aalbers

ANONIEM BINDEND ADVIES

prof. dr. ir. H.R. Brouwer

Raad voor Rechtsbijstand

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ANONIEM BINDEND ADVIES

Rijswijk DE OCTROOIGEMACHTIGDEN telefoon fax Beschikking A. - B.

Collegialiteit. Oneerlijke concurrentie. Aftroggelen van medewerkers van collega. Onvoldoende gekwalificeerde medewerkers.

ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

ANONIEM BINDEND ADVIES

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

in het geding tussen: het College van Bestuur van A, gevestigd te B verzoeker, hierna te noemen het College van Bestuur gemachtigde: mr. W.E.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

ANONIEM BINDEND ADVIES

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. B.L. van Soest dr. ir. J.W. Meewisse ir. M. van der Wel, secretaris

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES

ECLI:NL:RVS:2017:2013

ter zake van een geschil tussen 1. A. P., 2. T. P., hierna te noemen opdrachtgevers, e i s e r s,

ANONIEM BINDEND ADVIES

RIJSWIJK, 17 juli mw. mr. C. Eskes (voorzitter) ir. D. van den Berge mr. J.L. Driessen (tevens secretaris)

Cola Dairy Products S.p.A. te Napels, Italië

: HuVePharma N.V. te Antwerpen, België Onze referentie ORE/ /L169

Precision Makers B.V. te Giessen Gerardus Hendrikus Maria van der Werf te Oosterhout geen

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Transcriptie:

RISWIK, 12 augustus 02 mr..l. Driessen, voorzitter ir. D. van den Berge drs. R.B. Boers mw. mr. C. Witteman, secretaris!#"%$ &(' ) *+#,.-/&32476,81-19(:;%+#*::,.<=&%+3>@??A Betr.: Nederlands octrooi B%CCDFE@GH Verzoekster: Gemachtigde: Sulphide Productions (HK) Ltd te Hong Kong ir. H.A. Witmans Octrooihoudster: Gemachtigde: Standard Group Holding B.V. te Amsterdam ir. B.. t ong "LKNM@"%F!#O3M B@I Verzoekster ( SP ) heeft op 18 februari 02 een verzoekschrift met bijlagen ingediend met het verzoek een advies volgens artikel 84 van de Rijksoctrooiwet 199 (hierna ROW 199) uit te brengen omtrent de toepasselijkheid van de in artikel 7, eerste lid ROW 199 genoemde nietigheidsgronden op Nederlands octrooi 02739. Octrooihoudster ( SGH ) heeft op 1 april 02 een schriftelijke reactie op het verzoekschrift ingediend. Tijdens de hoorzitting op 7 mei 02 hebben partijen hun standpunt doen bepleiten: SP bij monde van haar octrooigemachtigde die vergezeld was van ir. M. van Rooij, octrooigemachtigde in opleiding; SGH bij monde van mr. drs. M.A. de Baat, octrooigemachtigde in opleiding, die de gemachtigde van SGH vergezelde. Zowel gemachtigde van SP als gemachtigde van SGH heeft ter zitting exemplaren van zijn pleitnota overgelegd.

2 De inhoud van de hiervoor genoemde stukken dient als hier ingelast te worden beschouwd. 1 DFI " "1! K "1O SGH is rechthebbende op Nederlands octrooi 02739 voor een Werkwijze voor het met een transparante omhulling omgeven van een voorwerp, dat met dagtekening 21 mei 1997 voor de duur van twintig jaren is verleend op een aanvrage ingediend op 29 maart 1996, onder inroeping van rechten van voorrang d.d. 12 januari 1996, respectievelijk 26 februari 1996. Conclusie 1 luidt als volgt: &1* -1<=, 8 L& /::* &%+ & &1& &%+3&1& +#* )9 ) * ) +#&: 0 0, : & /& 1) & /::* <=&1* : 1) + +#& & & /:0 & &, &L9(;,.- +#& /:0 :* &, +3+#& /:&1*&9L+ )N& )!" &%+# /&1* 9(; )%$$ && 1) &1& /::* <=&1*") +&1& &' * )) +#, &)( +#&)*N&1* ) +* /&1*+#::, +.-, 8) /::*-&1& & +#&)*N&1* ) +*=< )) *-, 8 ) 0 + )9 &1&/ &1&# 1)/ &%+ /::* <=&1* 9'- 9L+ ) +#, &1& /&1* <=&1&L- + 39' & + :0$ ) &1* 91 L,9 & /& +&1&3*& /&1* 9(,-&# &' & &1*&1&1*+2 -!" &%+F: &) &/ 1)/ &%+ /::* <=&1*, &1&/ /:* :0 +#&3 & /:* &L<=&9L+#& /:*4 1)/ & : 0 0, 2 < )) * 1) ;1:**&L9N:, &1&1*+3 &%+# & ;0! &%+6 /&1* 9(; )%$$ &7 1) &1& +#* )9 ) * ) + : 0(%7) +#&1*,.)) 08) + 9' & + -, 8 &1& 9' & +( +#&)*N&1* ) +*9, & 0.) &1*,.9:)/ & & :&) & &' * )) +#, &)( +#&)*N&1* ) +* 2!" &%+; ::*< /&1* < ) *, = :& 9' & +#&= 1)= &%+ : 07) +#&1*,.)) 0 &= &%+,= &4 /:* :0 +#& -*& &/)) * 1)#2 &0! &%+ :&)%$%-/:& &/ 1)/ &%+F: 07) +#&1*,.)) 0+#:F+F:, &1*9 & 9' & + +#&)*N&1* ) +* 2& $>!? &%+F:N& &@ 1)/ & /:* :0 +#& &@ &%+ /&1* <=, 8) &1*&/ 1)/ & &L9L+#:0 & /:* 0, #A GFI BBC EDGFF%O3M@"L#B@"HC1F" OF!#"LK! MIF"1! 3$MC)B@O3F"1O SP heeft in het verzoekschrift gesteld dat octrooi 02739 dient te worden vernietigd wegens gebrek aan 2 nieuwheid van de conclusies 1-3, -8, en 11, en gebrek aan inventiviteit van de conclusies 4 en 9. 3 A >ALK, &) <M &1,9'-&' < ) *& A >A >ALN1 +#&1*) +#, :,) 0 & :;%+#*::,.)) /* ) & &O?4QP >> >3R SP heeft betoogd dat D1 een werkwijze voor het met een transparante omhulling omgeven van een voorwerp beschrijft, die alle maatregelen toont van de werkwijze volgens conclusies 1-3, en van het onderhavige octrooi. Voorts wordt in D1 glas als omhulmateriaal genoemd en kunnen de voorwerpen van bijvoorbeeld keramisch materiaal, goud, koper, enzovoorts, zijn. Conclusies -8 zijn derhalve evenmin nieuw ten opzichte van D1. Ook de produktconclusie 11 is hierna niet nieuw. A >A+XAY &1*,.-1))9 :;%+#*::,34A+XERZA#43Z@A >MVW! VW! &[Y &1*,.-1))9 :;%+#*::,34A+X42A#?XA SP heeft tevens betoogd dat de werkwijze die in D3 wordt omschreven, alle maatregelen vertoont van de werkwijze volgens conclusie 1 van het onderhavige octrooi. Daarbij is het volgens SP direct duidelijk 4:VW!

A 3 1 2 dat het genoemde glas is verwarmd ten behoeve van het smelten daarvan, en is het bovendien vanzelfsprekend dat de vormholte wordt geopend ten behoeve van het verwijderen van het artikel dat de glazen omhulling met insert omvat. Verder stelt SP dat, voor zover het materiaal van de insert in D3 níet wordt genoemd, conclusies 1 en 11 ook niet nieuw zijn ten opzichte van D4, waarin door verwijzing D3 is opgenomen. In D4 wordt gesteld dat het materiaal van de insert grafiet of metaal kan zijn, dat een hogere degradatietemperatuur heeft dan glas. Met betrekking tot conclusies 2 en 3 heeft SP betoogd dat de maatregelen die daarin worden genoemd, bekend zijn uit D3, al dan niet in combinatie met D4. A+XALN1 /& +#, /, +#&1, + 9'-&' < ) *& A+XA >ALN1 +#&1*) +#, :,) 0 & :;%+#*::,.)) /* ) & &O?4QP >> >3R >MVW! & =* )9 :;%+#*::, 6 >> 2AA2 SP heeft betoogd dat de maatregelen van conclusie 4, die leiden tot een grotere omhulling, niet inventief zijn ten opzichte van D1, omdat het voor de hand ligt om een, via de in D1 beschreven werkwijze verkregen, object met een bolvormige omhulling nogmaals volgens die werkwijze van een extra glazen, bolvormige omhulling te voorzien, met het doel een grotere bolvormige omhulling te verkrijgen. Verder zijn naar het oordeel van SP de maatregelen van conclusie 9 van het onderhavige octrooi niet inventief ten opzichte van de combinatie van D1 en D2, daar uit D2 toepassing van een gietbaar en stolbaar kunststof in plaats van gesmolten glas, om een zich in een vormholte bevindend object te omhullen, bekend is. &)-* ); 9' 9L+#&1* 2?&Z@A?ER A:VW!LA Ook de in conclusie 9 genoemde optie betreffende gebruik van kunststof op acrylbasis is volgens SP niet inventief, omdat uit D blijkt dat toepassing van een acryl omvattende gietmassa van transparante kunststof om artikelen in een vormholte te omhullen, bekend is. A, &) <M &1,9(* )N:*+ Aan het slot van het verzoekschrift wijst SP nog formeel op de in het nieuwheidsrapport van het octrooi genoemde literatuur, ten einde daarop in de loop van de procedure nog een beroep te kunnen doen; deze literatuur acht SP ook relevant voor de nieuwheid en de inventiviteit van het geoctrooieerde. X:VW! 3 "LK "HC "1"HC #F%O I SGH heeft in haar antwoord de vernietigbaarheid van haar octrooi bestreden en nieuwheid en uitvindingshoogte staande gehouden. Daarbij is het volgende naar voren gebracht. 4A >ALK, &) <M &1,9'-&' < ) *& &O 4A >A >ALN1 +#&1*) +#, :,) 0 & :;%+#*::,.)) /* ) &?4QP >> >3R >MVW! SGH voert aan dat de stappen (b) en (d) uit conclusie 1 beide melding maken van het aanbrengen in een vormholte, waarmee wordt zekergesteld dat elke vorm wordt gevuld met een voorwerp. Naar het oordeel

I I 4 van SGH ontbreekt deze zekerheid in D1, waarin slechts sprake is van het telkens opnieuw vormen van een vormholte rondom een gesmolten massa. Verder betoogt SGH dat het doen afkoelen van stap (e) in conclusie 1 een actie impliceert. Volgens SGH ontbreekt zo een actie in D1. Ook de in conclusie 1 van het onderhavige octrooi genoemde 1 2 volgorde van stappen (e) en (f), waarbij het niet anders kan dan dat (e) aan (f) vooraf gaat, wordt niet in D1 genoemd. Betreffende de nieuwheid van conclusie 2 stelt SGH dat de in deze conclusie beschreven steun tot doel heeft het voorwerp in de te vormen bol te positioneren, waarvoor de steun een verbinding zal moeten hebben met een vast punt ten opzichte van de vormholte, welk vast punt naar het oordeel van SGH in D1 ontbreekt. 4A >A+XAY &1*,.-1))9 :;%+#*::,34A+XERZA#43Z@A VW! SGH voert aan dat het in conclusie 1 van het onderhavige octrooi gaat om het in één keer omhullen van een voorwerp, waarvan slechts sprake is bij het substantieel om een voorwerp aanbrengen van een massa. Het voorwerp in D3 wordt niet in één keer omhuld, omdat er eerst een laag glas in de mal wordt aangebracht, waarin vervolgens het voorwerp wordt aangebracht, waarna als laatste stap slechts aan de tweede een zijde van het voorwerp glas wordt gegoten en aangedrukt. D3 dient naar de opvatting van SGH dan ook voor het oplossen van het onderhavige probleem, namelijk het omhullen van voorwerpen, buiten beschouwing te blijven. Vervolgens voert SGH aan dat het onderhavige octrooi betrekking heeft op de eerste eenmalige aanraking van een voorwerp met gesmolten glas, terwijl D3 tussenstappen toont om tot een uiteindelijke omhulling te komen. Tenslotte betoogt SGH ten aanzien van de nieuwheid van conclusie 1 dat ook in D3 geen sprake is van het doen afkoelen, noch van de vaste volgorde van stappen (e) en (f ) uit conclusie 1. 4A+XALN1 /& +#, /, +#&1, + 9'-&' < ) *& 4A+XA >ALN1 +#&1*) +#, :,) 0 & :;%+#*::,.)) /* ) & &O?4QP >> >3R >MVW! Conclusie 4 van het onderhavige octrooi heeft volgens SGH betrekking op het herhalen van een aantal stappen van conclusie 1, waardoor het produkt van de werkwijze van conclusie 1 nogmaals wordt omhuld. D1 toont echter nergens het tweemaal omhullen. Bovendien acht SGH het herhalen van werkwijze stappen niet voor de hand liggend. 4A A :, ; 9(, &L9 & A+#:F+F&; &%+3>Z Ten aanzien van de conclusies 3 en - heeft SGH geen verweer gevoerd. "HC "%M@!#O3M@"1O #F%O&IF"LK EC"HF I

1 2 3 Ten aanzien van de verwijzing aan het slot van het verzoekschrift naar de literatuur genoemd in het nieuwheidsrapport, stelt het Bureau vast dat deze buiten beschouwing moet blijven, nu SP haar stelling, dat deze relevant zijn voor nieuwheid en inventiviteit, niet heeft onderbouwd. De nieuwheids- en inventiviteitsbezwaren zullen per conclusie worden behandeld. AA >A :, ; 9(, & > Conclusie 1 van het onderhavige octrooi betreft een werkwijze voor het met een transparante omhulling omgeven van een voorwerp. Deze werkwijze bestaat uit 6 stappen ((a) tot en met (f)) - zie hiervoor onder paragraaf 2 - die in een geschikte volgorde kunnen worden uitgevoerd. In D1 wordt een werkwijze beschreven waarbij een glazen drager (support) met een boodschap (message) erop met glas omhuld wordt. Bij deze bekende werkwijze worden de stappen van de werkwijze volgens het octrooi eveneens toegepast: (a) een boodschap van een metaal of van email aangebracht op een glazen drager of aangebracht op een galets/wafer van een metaal (boodschap van email op een drager: D1, pag. 2, r. 28-34; glazen drager: D1, pag. 7, r. 23-2; galets/wafer van een metaal: D1, pag. 9, r. 1-). Aldus is een voorwerp met een degradatie temperatuur die hoger ligt dan het smeltpunt van het omhullingsmateriaal verkregen, omdat metaal en email (het voorwerp) een hogere degradatie temperatuur hebben dan glas (het omhullingsmateriaal); (b) de boodschap wordt opgenomen in de vormholte die ontstaat als de twee roues crantées/notched wheels 74 en 7 (fig. 6b van D1) samen een sferische vormholte vormen; (c) het toegepaste omhulmateriaal is glas, dat wil zeggen een transparant omhulmateriaal met een smelttemperatuur lager dan de degradatie temperatuur van het voorwerp; (d) de gesmolten massa 9 (het omhulmateriaal glas) stroomt naar beneden en wordt zo in de vormholte, gevormd door de wielen 74 en 7, gebracht; aldus moet ook hier sprake zijn van het door verwarming smelten van het omhullingsmateriaal en het aanbrengen van dit omhullingsmateriaal in de vormholte; (e) zodra in D1 de glasmassa 9 uit de bak 6 vloeit begint het glas met afkoelen, zodat het omhullingsmateriaal niet meer van vorm verandert wanneer de ballen uit de vormholte, gevormd door de wielen 74 en 7, vrijkomen; aldus koelt het omhulmateriaal af tot onder de smelttemperatuur; (f) het openen van de vormholte en verwijderen van de vormling: de gevormde ballen komen aan de onderkant vrij wanneer de wielen 74 en 7, waarmee de vormholte gevormd wordt, doordraaien en de vormholte zich opent. De gemachtigde van SGH heeft benadrukt dat in D1 de stappen (b) en (d), anders dan bij de werkwijze volgens conclusie 1 van het octrooi, tegelijkertijd plaatsvinden; het voorwerp en het (gesmolten) omhullingsmateriaal worden tegelijkertijd in de vormholte gebracht.

6 1 2 Het Bureau stelt daar tegenover dat een deskundige onder het in conclusie 1 van het onderhavige octrooi genoemde in een geschikte volgorde ook zal begrijpen, dat twee stappen ook tegelijkertijd kunnen worden uitgevoerd, wanneer hij dit geschikt acht. De werkwijze volgens D1 omvat derhalve de zes stappen van conclusie 1 in een geschikte volgorde. De maatregelen van conclusie 1 acht het Bureau dan ook niet nieuw ten opzichte van D1. Ten overvloede stelt het Bureau nog vast dat de maatregelen van conclusie 1 wel nieuw worden geacht te zijn ten opzichte van D3. In D3 wordt het voorwerp in twee afzonderlijke stappen omhuld: de eerste stap verzorgt de gedeeltelijke omhulling aan de onderkant en de zijkanten van het voorwerp en in de tweede stap wordt vervolgens de omhulling voltooid door het aanbrengen van glas aan de bovenkant van het voorwerp. De omhulling in conclusie 1 daarentegen vindt in één stap plaats. AA+XA :, ; 9(, & X Conclusie 2 van het octrooi betreft de werkwijze van conclusie 1 onder toepassing van een steun die het voorwerp voorafgaand aan stap (d) draagt. Deze steun bestaat uit een transparant materiaal dat smelt bij een temperatuur die lager licht dan de degeneratie-temperatuur van het voorwerp waardoor deze steun tijdens stap (d) in hoofdzaak homogeen met het omhulmateriaal kan samensmelten. De steun uit conclusie 2 heeft blijkens de beschrijving ten doel het voorwerp te positioneren in de vormholte, waartoe de steun wordt gedragen door een staaf. Daarentegen wordt de drager die in D1 wordt toegepast, gebruikt om de boodschap te dragen en niet om de boodschap op een bepaalde plaats te positioneren in de vormholte. De drager met de hierop aangebrachte boodschap uit D1 dient in zijn totaal dan ook als te omhullen voorwerp gezien te worden. De steun volgens conclusie 2 is derhalve niet bekend uit D1. Het Bureau is dan ook van oordeel dat conclusie 2 nieuw is ten opzichte van D1. Het Bureau acht voorts conclusie 2 ook nieuw ten opzichte van D3. In D3 worden de onderkant en zijkanten van een insert deels omhuld. De glazen laag onder de insert is geen drager respectievelijk steun als bedoeld in conclusie 2. AA A :, ; 9(, & Aangezien conclusie 3 een werkwijze volgens conclusie 2 is en de maatregel volgens conclusie 2 nieuw is bevonden ten opzichte van D1 en D3, is het Bureau van oordeel dat ook voorkeursconclusie 3 (in combinatie met conclusie 2) nieuw is. Ten overvloede merkt het Bureau nog op dat de voorkeur in het octrooi voor glas als omhulmateriaal en als steun op zichzelf geen bijzondere keuze is ten opzichte van D1, waar ook glas wordt toegepast. AA#4A :, ; 9(, & 4 Tegen conclusie 4 zijn door SP geen nieuwheidsbezwaren genoemd. Het Bureau gaat er derhalve vanuit dat conclusie 4 nieuw is, te meer nu D1 geen herhaling van de werkwijze voor het verkrijgen van een grotere omhulling openbaart.

7 1 2 Voor wat betreft de inventiviteit van de maatregelen genoemd in conclusie 4 merkt het Bureau op dat het voor een deskundige om verschillende redenen gewenst kan zijn om een tweede omhulling aan te brengen. Het nogmaals uitvoeren van de werkwijze van D1 is naar het oordeel van het Bureau dan voor de hand liggend. Ook indien de tweede omhulling plaatsvindt om een betere centrering van het voorwerp te bewerkstelligen (zoals vermeld in de beschrijving en ter zitting door de gemachtigde van SGH nog benadrukt) ligt naar het oordeel van het Bureau de werkwijze voor de hand. Het Bureau acht de werkwijze volgens conclusie 4 dan ook niet inventief na D1. AA#AA :, ; 9(, & A Conclusie betreft een werkwijze volgens de ten opzichte van D1 niet nieuw geachte conclusie 1 waarbij glas als omhulmateriaal wordt toegepast. Aangezien uit D1 reeds glas als omhulmateriaal bekend is, is het Bureau met verzoekster van oordeel dat conclusie evenmin nieuw is. AA RHA :, ; 9(, &R De overweging onder.. geldt evenzeer ten aanzien van conclusie 6 nu de toepassing van email uit D1 reeds bekend is. Conclusie 6 is derhalve evenmin nieuw. AA A :, ; 9(, & Conclusie 7 verschilt slechts van conclusie 6 in het vervangen van keramisch materiaal door metaal als materiaalkeuze voor het te omhullen voorwerp. De toepassing van metaal als te omhullen voorwerp is eveneens reeds bekend uit D1. Het Bureau is van oordeel dat conclusie 7 evenmin nieuw is. AA#2A :, ; 9(, & 2 Conclusie 8 is een werkwijze volgens de ten opzichte van D1 niet nieuw geachte conclusie 7, waarbij als metaal aluminium wordt gebruikt. In D1 worden als materiaal voor de boodschap (het te omhullen voorwerp) diverse metalen gebruikt. Het Bureau is van oordeel dat een deskundige hierbij direct zal meelezen dat aluminium ook te gebruiken is en, wetende dat aluminium in verschillende kleuren te anodiseren is, het gebruik van in diverse kleuren geanodiseerd aluminium eveneens direct meelezen. Het Bureau acht conclusie 8 dan ook niet nieuw. AA#?A :, ; 9(, &? Het Bureau stelt voorop dat door de deskundige lezer de verwijzing in conclusie 9 naar conclusie onmiddellijk zal worden gelezen als een verwijzing naar conclusie 1. Het toepassen van kunststof als omhullingsmateriaal wordt door het Bureau niet inventief gevonden ten opzichte van D1, nu daaruit de toepassing van glas reeds bekend is en algemeen bekend is dat glas in bepaalde toepassingen heel goed kan worden vervangen door (doorzichtige) kunststof. Daarnaast blijkt uit D2 dat plastic inderdaad een geschikt omhulmateriaal is. Het Bureau acht conclusie 9 dan ook niet inventief. AA >ZA :, ; 9(, & >Z

I 8 De toepassing van sferische vormholten is eveneens reeds vermeld in (een van de voorbeelden) van D1. Het Bureau is van oordeel dat conclusie niet nieuw is. AA >>A :, ; 9(, & >> Conclusie 11 betreft het product van een werkwijze volgens een der voorgaande conclusies. Dit produkt (en conclusie 11) is derhalve nieuw, voor zover wordt verwezen naar de werkwijze van conclusies 2 en 3. Voor het overige acht het Bureau conclusie 11 niet nieuw.!#"%$n#f%o&if"lk EC"HF Op grond van het vorenstaande luidt het advies van het Bureau voor de Industriële Eigendom dat de door Sulphide Productions (HK) Ltd aangedragen vernietigingsgronden gegrond zijn voor zover zij de conclusies 1, 4 tot en met, en 11 voor zover conclusie 11 naar vorengenoemde conclusies verwijst, betreffen. De nieuwheidsbezwaren ingebracht tegen de conclusies 2 en 3 en conclusie 11 voor zover deze terug verwijst naar genoemde conclusies, acht het Bureau niet gegrond. Aldus gedaan op 12 augustus 02 te Rijswijk door.l. Driessen, D. van den Berge en R.B. Boers. w.g..l. Driessen w.g. C. Witteman