Het Woord van de Gerechtigheid Nr. 12 februari 2004 pagina 1 Want ieder, die nog van melk leeft, is onervaren in het woord van de gerechtigheid (St. vert.): hij is nog een kind (Hebr. 5:13). Het woord van de gerechtigheid staat in contrast tot de eerste beginselen van de uitspraken van God (Hebr. 5:12). Het woord van de gerechtigheid duidt daarom op diepere waarheden waarin God handelt op basis van Zijn gerechtigheid met ons. Het Woord van de Gerechtigheid wil een bijdrage leveren om christenen vertrouwd te maken met de vaste spijs (Hebr. 5:14) van het woord van God om geestelijke volwassenheid mogelijk te maken. Bijbelse waarheden die nauwelijks worden onderwezen en van cruciaal belang zijn om het einddoel van het geloof (1 Petr. 1:9) te bereiken, zullen in het bijzonder onderwerp van aandacht zijn. Het Woord van de Gerechtigheid wordt geredigeerd door Roel Velema e-mail: roel@velemaweb.nl website: http://roel.velemaweb.nl/nl/wvdg/wvdg.aspx De Profetie van de Zeventig Jaarweken De profetie van de zeventig jaarweken van Daniël vinden we beschreven in Daniël 9: 24-27. In de Statenvertaling van deze verzen lezen we: (24) Zeventig weken zijn bestemd over uw volk, en over uw heilige stad, om de overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid te brengen, en om het gezicht, en de profeet te bezegelen, en om de heiligheid te zalven. (25) Weet dan, en versta: van de uitgang van het woord, om te doen wederkeren, en Jeruzalem te herbouwen, tot op Messias, de Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, en de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in de druk der tijden. (26) En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hem zelf zijn; en een vorst van de vorsten, die komen zal, zal de stad en het heiligdom verderven, en zijn ondergang zal zijn met een overstromende vloed, en vastelijk besloten verwoestingen. (27) En hij zal velen het verbond versterken een week; en in de helft van de week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten zijnde, zal uitgestort worden over de verwoeste. Zeventig jaarweken zijn bepaald door God om Zijn handelen met Israël af te ronden en de overtreding te sluiten.
Nr. 12 februari 2004 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 2 De profetie van de zeventig jaarweken van Daniël is een profetie die de kern vormt om heel het profetisch woord van de Bijbel te begrijpen. Zonder inzicht in deze profetie raakt een ieder die zich in de profetie van de Schrift wil verdiepen, verloren in een oceaan van verwarring. Zeventig jaarweken, letterlijk zeventig zevens (Hebr. sjavoejiem sjieviem) zijn bepaald over het volk Israël. Deze zeventig jaarweken omvatten die periode binnen het tijdperk van de heidenen (Openb. 11:2), waarin God zijn handelen met Israël afrondt. De profetie verwijst op geen enkele manier naar de Gemeente van Jezus Christus en moet daarmee ook niet verbonden worden. De uitdrukking zeventig zevens kunnen uren, dagen, maanden of jaren betekenen en de context zal moeten uitmaken om welke tijdsindeling het gaat. De periode vanaf het moment om Jeruzalem te herbouwen tot op de Messias, de Vorst, bedraagt 62+7= 69 weken. Deze periode begon toen Nehemia voor koning Artaxerxes stond (Neh. 2:1-8). Bijbelcommentaren geven doorgaans de datum 445 vóór Christus als start van de herbouw van Jeruzalem. Na het decreet van de koning was er één jaarweek nodig om Jeruzalem te herbouwen: de straten en de grachten in druk der tijden. 62 jaarweken later wordt de Messias uitgeroeid, een verwijzing naar de dood van de Here Jezus op Golgotha. In het algemeen wordt de dood van Christus gesteld op april 30 of april 33. Het was in de maand Nisan dat koning Artaxerxes zijn decreet gaf (Neh. 2:1), en het was in de maand Nisan dat de Here Jezus stierf (vgl. Lev. 23:5-6; Num. 28:16-17). Tot het jaar 33 omvatten de 69 weken een periode van 445+ 32 (het jaar nul na Christus bestaat niet) = 477 jaar. Deze 477 jaar zijn echter zonnejaren (solaire jaren), jaren van 365,25 dagen. De Bijbel rekent echter met maanjaren (lunaire jaren), jaren van 360 dagen (vergelijk Gen. 7:11 met Gen. 8:3-4, en vergelijk Openb. 11:2 met Openb. 11:3). Deze lunaire jaren worden ook wel profetische jaren genoemd. De 477 solaire jaren zijn gelijk aan 477 * 365,25/360 = 484 lunaire jaren. Dit verschilt maar één jaar als we een jaarweek beschouwen als 7 lunaire jaren. Immers, dan omvatten 69 jaarweken: 69 * 7 = 483 lunaire jaren. Verschil in afronding en onnauwkeurigheid van jaartallen kunnen het verschil van één jaar gemakkelijk verklaren. We kunnen daarom maar tot één conclusie komen: Een jaarweek binnen de profetie van Daniël omvat een periode van 7 lunaire jaren. Er zijn 70 ( 7 = 490 lunaire jaren bepaald over het volk Israël. De 70 jaarweken zijn daarom 490 profetische jaren van 360 dagen. Immers, een tijd, tijden en een halve tijd (Dan. 7:25) is volgens Openbaring 11:2 en 13:5 gelijk aan 42 maanden en volgens Openbaring 11:3 en 12:6 gelijk aan 1260 dagen (360+360+180 dagen). Na de dood van de Here Jezus zijn 483 lunaire jaren verstreken en blijft er nog één jaarweek (zeven lunaire jaren) over om vervuld te worden. We kunnen de 70 jaarweken van Daniël schematisch als volgt voorstellen. De profetie van de 70 jaarweken (Dan. 9:24-27) Nehemia 2:1-8 - Golgotha <interval> Jer. 30:7: Gemeente van Christus 483 jaar ± 2000 69 jaarweken: 483 jaar jaar tijd van benauwdheid voor Jacob Openb. 6-18 (Messiaanse) Koninkrijk 7 jaar 1000 70e jaarweek: 7 jaar jaar De laatste jaarweek beschrijft Daniël in vers 26b en 27: De profetie van de zeventig jaarweken is een profetie die de kern vormt om heel het profetisch woord van de Bijbel te begrijpen.
Nr. 12 februari 2004 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 4 en het volk van een vorst, die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde zal er strijd zijn: verwoestingen waartoe vast besloten is. En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is [NBG]. Veel christenen zien vers 26b als een vervulling van de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinse veldheer Titus, in het jaar 70 na Christus. En het volk van een vorst, die komen zal, zouden dan de Romeinen zijn. Deze verklaring levert echter onoverkomelijke problemen op. Het jaar 70 na Christus valt qua tijd buiten de laatste jaarweek van zeven lunaire jaren. De 69e jaarweek eindigde namelijk in het jaar dat onze Heer stierf, terwijl Titus bijna 40 jaar later Jeruzalem verwoestte. Daniël 9:24-27 valt echter geheel binnen de 70 jaarweken. Echter, na de 69 jaarweken blijven er nog 7 jaar over, te kort om een periode van bijna 40 jaar te overbruggen. Bovendien kwam Titus niet om in deze oorlog en ging hij niet onder in een overstromende vloed. Om de waarheid van een Schriftgedeelte te bepalen, moet altijd Schrift met Schrift vergeleken worden, te beginnen bij Mozes en de profeten. De profeet Zacharia (Hebr. Secharja) beschrijft in Zacharia 1 en 2 een toekomstige verwoesting van Jeruzalem die tot op heden nog niet is vervuld (vgl. Openb. 11:1-10). Het is deze toekomstige verwoesting van Jeruzalem waarmee Daniël 9:26b, 27 moet worden geassocieerd. Het feit dat de laatste jaarweek van Daniël geheel toekomstig is, is niet moeilijk te begrijpen. Op de Pinksterdag begon God een periode waarin Hij van meet aan bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen (Hand. 15:14). Dit is de Gemeente van Jezus Christus, die deel kreeg aan het aanbod van het koninkrijk der hemelen, nadat dit aanbod door Israël was verworpen (Matt. 21:43). Voor Israël betekende dit weliswaar een hernieuwd aanbod om deel te krijgen aan het koninkrijk der hemelen (Luc. 13:6-9), maar kon daar slechts deel aan krijgen door deelgenoot te worden aan de ene nieuwe mens in Christus (Ef. 2:15). Nadat God zijn handelen met deze ene nieuwe mens in Christus heeft afgesloten, komt Israël weer in beeld en daarmee ook de profetie van Daniël (vgl. Hand 15:16,17). Er is daarom een tijdskloof tussen de 69 ste en de 70 ste jaarweek van Daniël. Deze kloof wordt bevestigd door de typologie van het Oude Testament: 1. Gen. 21: De geboorte van Isaäk De geboorte van Christus 2. Gen. 22: De offer van Isaäk De dood van Christus 3. Gen. 23: De dood van Sara Israël tijdelijke terzijde (na de 69 ste week) 4. Gen. 24: De bruid voor Isaäk Bruid voor Christus (tussen 69 ste en 70 ste week) 5. Gen. 25: De hertrouw van Abraham Israël hersteld en vruchtbaar In de huidige periode, tussen de 69 ste en de 70 ste jaarweek, is Gods doel een bruid voor Zijn Zoon te zoeken (Gen. 24). Nadat Genesis 24 profetisch is voltooid, zal God de vervallen hut van David weder opbouwen (Hand. 15:16) en komen we profetisch in Genesis 25, waarin Abraham hertrouwt en vruchtbaar zal zijn. In Genesis 21 en 22 was Abraham niet vruchtbaar en bestond zijn vrucht uit zijn zoon Isaäk, die een type is van de Here Jezus. De profeten plaatsen de antichrist binnen het territorium van het vroegere Babylon en daarom moet de antichrist opkomen uit het Midden-Oosten.
Nr. 12 februari 2004 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 4 Zoals gezegd verbinden veel christenen de vorst in Daniël 9:26 met de Romeinse veldheer Titus. Daarmee wordt het vierde koninkrijk in Daniël 2: 33, 41 verbonden met het Romeinse rijk en de toekomstige vervulling van de 70 ste jaarweek van Daniël met het herleefde Romeinse rijk. De 70 ste jaarweek van Daniël is echter geheel met de toekomst verbonden en daarmee met een toekomstige vorst. Deze vorst is niemand anders dan de antichrist, de mens van de wetteloosheid of het beest (2 Thess. 3:3, 4; Openb. 13: 1). De zeventigste jaarweek van Daniël moet worden verbonden met Openbaring 6-18, de tijd van de benauwdheid voor Jacob (Jer. 30:6), een periode van 7 lunaire jaren. Het is de antichrist die de stad (Jeruzalem) en het heiligdom te gronde zal richten (Dan. 9:26 NBG) en het verbond voor velen zwaar maken, een week lang en in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden (Dan. 9:27 NBG). Hiervan lezen we in Openbaring 11:1-3, waar in het midden van de jaarweek Jeruzalem vertreden zal worden, 42 maanden lang, dat zijn 1260 dagen of 3½ profetische jaren. De verwoesting van Jeruzalem heeft dus niets te maken met de verwoesting van Titus in het jaar 70 na Christus, maar met de toekomstige verwoesting van Jeruzalem in Openbaring 11:2. Er bestaat niet zoiets als een herleefd Romeins rijk als vierde koninkrijk als verklaring van de voeten en tenen van het beeld van Nebukadnezar, noch heeft het vierde dier in Daniël 7:7 met het Romeinse rijk te maken. Alles verwijst naar het rijk van de antichrist en het vierde rijk verwijst in zijn geheel naar de toekomst. Het beeld van Nebukadnezar stond in Babylon. Dit betekent dat al de vier rijken Babylon tot haar machtssfeer dienen te hebben Dit was het geval voor het gouden hoofd: het Babylonische rijk, voor de borsten en armen van zilver: het Medo-Perzische rijk en de buik en lendenen van koper: het Griekse rijk (Dan. 2:32-42). Maar het Romeinse rijk heeft Babylon nooit binnen haar machtssfeer gehad en valt daarom af als mogelijkheid om het vierde rijk te vertegenwoordigen. Noch het Romeinse rijk, noch Rome speelt een bijzondere rol in het profetisch woord, noch zal de antichrist uit een Romeins rijk opkomen. De profeten plaatsen de antichrist binnen het territorium van het vroegere Babylon en daarom moet de antichrist opkomen uit het Midden-Oosten. (De Bijbel leert dat de antichrist niet zal opkomen uit Europa, maar uit het Midden-Oosten. Daniël 8 beschrijft het gezicht van de ram en de geitenbok. De geitenbok had een grote horen tussen zijn ogen (Dan. 8:5, 21). Daniël 8:21 leert dat deze horen de koning van Griekenland is, namelijk Alexander de Grote. Na zijn dood in 320 vóór Christus, werd zijn koninkrijk verdeeld onder vier andere koningen. Daniël 8:22,23 beschrijft een directe overgang van het Griekse rijk naar het vierde rijk onder de antichrist. Deze overgang vinden we ook in Daniël 8:8,9, en zien we dat de antichrist moet voortkomen uit het Noordelijke rijk dat is ontstaan na de dood van Alexander de Grote. Dit zien we bevestigd door andere Schrift-gedeelten die de antichrist beschrijven. Er was een Assyrische Farao die over Egypte heerste in de dagen van de slavernij van Israël (de Assyriërs heersten in die in die dagen in Egypte). Deze Farao vormt een type van de antichrist die in de toekomst Israël zal verdrukken. De antichrist zal ook een Assyriër zijn en komen vanuit de grenzen van het oude Assyrische rijk, dat delen van het huidige Turkije, Irak en Iran omvat (vgl. Jes. 10:5; 14:25; 30:31; 31:8; 52:4; Dan. 8:8, 9, 21-25; Hosea 5:13)). De laatste jaarweek van Daniël begint met een verbondsluiting van de antichrist met Israël. Dit vindt plaats bij het verbreken van de eerste zegel in Openbaring 6:1. Dit verbond zal hij echter zwaar maken, de hele jaarweek lang. In het midden van de week, na 3½ jaar, zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden, en zich in Gods tempel zetten, om zich aan te laten zien, dat hij een god is (2 Thess. 1:4). Dit is het hoogtepunt in de carrière van de antichrist en wordt tevens beschreven in Daniël 11:36-39. Zijn einde echter is dan ook in zicht, zoals we in Daniël 11:40-45 lezen. De profeten plaatsen de antichrist binnen het territorium van het vroegere Babylon en daarom moet de antichrist opkomen uit het Midden-Oosten.
Nr. 12 februari 2004 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 5 Hij komt aan zijn einde, zonder dat iemand hem helpt (vers 45), want hem zal de Here Jezus doden door de adem van zijn mond en machteloos maken door Zijn verschijning, als Hij komt (2 Thess. 2:8). Het doel van de zeventig jaarweken van Daniël De zeventig jaarweken van Daniël zijn bedoeld om Gods handelen met Israël af te ronden, waarbij de volgende zeven zaken een rol spelen. Zeven is het getal van Gods volmaaktheid en deze zeven zaken zijn het resultaat van Gods handelen aan het einde van de 490 jaar. 1. om de overtreding te sluiten, Israël had een lange geschiedenis waarin zij voortdurend van de Here afvallig werd en andere goden naliep. Gods handelen met Israël vindt zijn climax in de wederkomst van Christus, waarmee de afvalligheid van Israël ten einde komt. 2. en om de zonden te verzegelen, Zonden houden verband met overtreding en zullen bezegeld worden. Verzegelen is hier synoniem met afsluiten, zoals de leeuwenkuil werd afgesloten en verzegeld, nadat Daniël erin was geworpen. Zo lezen we ook in Job 9:7 over God dat Hij sluit de sterren onder zegel weg, zodat zij niet schijnen. 3. en om de ongerechtigheid te verzoenen, Voor de Jood betekende dit, dat hun ongerechtigheid verzoend moest worden door offers. Dit is niet een directe verwijzing naar het volbrachte werk van de Here Jezus, maar naar de toepassing ervan door Israël. Israël heeft het Paaslam geslacht, maar het bloed nog niet op zichzelf toegepast. Dit zal gebeuren op de dag waarvan de profeet Secharja (Zacharia) heeft gesproken: Te dien dage zal er een bron ontsloten zijn voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem ter ontzondiging en reiniging (Zach. 13:1). 4. en om een eeuwige gerechtigheid te brengen, Wanneer de overtreding is gesloten en de zonden verzegeld en de ongerechtigheid verzoend, zal eeuwige gerechtigheid het deel van Israël zijn. Dit zal plaatsvinden door het sluiten van het nieuwe verbond met Israël (Jer. 31:33-40). 5. en om het gezicht [te bezegelen], Wanneer de zonden zijn verzegeld, zullen gezicht en profetie niet langer nodig zijn. 6. en de profeet te bezegelen, Nadat de zonde zijn intrede had gedaan in deze wereld, werd profetie door God aangewend in de strijd tegen de zonde. Wanneer de zonde is weggedaan, zal profetie afgedaan hebben. 7. en om de heiligheid [lett. Heilige der heiligen] te zalven. De tabernakel van Mozes was gezalfd, maar niet de tempels van Salomo en van Zerubbabel, omdat zij een voortzetting waren van de tabernakel. In het toekomstige Heilige der heiligen zal de ark van het verbond niet aanwezig zijn en niet meer herdacht worden (Jer. 3:16), en op de plaats De laatste jaarweek van Daniël begint met een verbondssluiting van de antichrist met Israël.
Nr. 12 februari 2004 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 6 daarvan zal de troon staan waarop de Messias als Priester zal zitten (Jer. 3:17; Zach. 6:13). Dit laatste zal de reden zijn dat een nieuwe zalving noodzakelijk is. De profetie van de 70 jaarweken en het boek Openbaring Om het boek Openbaring te begrijpen, is het noodzakelijk om te profeten te begrijpen. Het boek Openbaring is de volle bloem, waarvan het zaad in het begin van het boek Genesis is gezaaid. Niets wat in latere openbaring verschijnt, is niet verborgen in eerdere openbaring. Er is niets bij Johannes wat we niet terugvinden bij Mozes. Om de profeten te kennen, moeten we het boek Openbaring kennen, en om het boek Openbaring te kennen, moeten we de profeten kennen. Het één is het licht voor de ander. Wanneer Openbaring spreekt over 42 maanden (Openb. 11:2; 13:5), of over 1260 dagen (Openb, 11:3; 12:6), of een tijd, tijden en een halve tijd (Openb. 12:14), dan moeten deze uitdrukkingen voor 3½ lunaire jaren hun basis vinden bij Mozes of de profeten. Het is niet moeilijk om deze basis bij de profeet Daniël te vinden. Het woord tijd in Daniël 4:16 verwijst naar een jaar, en de zeven tijden verwijzen naar 7 jaar die over Nebukadnezar zullen voorbij gaan. Hetzelfde zien we in Daniël 11:13, waar de koning van het Noorden aan het einde van de tijden van de jaren zal terugkeren. We kunnen daarom met zekerheid zeggen dat de 1260 dagen en de 42 maanden in Openbaring verwijzen naar de helft van de 70 ste jaarweek in 9:27. En het is even duidelijk dat de verwoesting van Jeruzalem ligt in de helft van de 70 ste jaarweek van Daniël. Er is geen Bijbelse grond om deze verwoesting te verbinden met de verwoesting van Jeruzalem in 70 A.D. De 1260 dagen in Johannes kunnen niet losgekoppeld worden van de 1260 dagen in Daniël. De zeventigste jaarweek in Daniël is de zeventigste jaarweek in Johannes en de hele jaarweek moet een periode van 2 * 1260= 2520 dagen omvatten. Concluderend kunnen we zeggen dat het boek Openbaring niet is te begrijpen is zonder de profetie van de zeventig jaarweken van Daniël te kennen. Een ieder die het boek Openbaring wil bestuderen, dient het boek Daniël te bestuderen, in het bijzonder de profetie van de 70 jaarweken. Alles wat in de Openbaring aan Johannes is geschreven, heeft zijn wortels in Mozes en de profeten. Het einde van deze bedeling eindigt hetzelfde in het Oude Testament als in het Nieuwe Testament en geldt dat zonder de profetieën van Daniël is het onmogelijk het boek Openbaring te begrijpen. Daarom laat het boek Openbaring slechts één interpretatie toe, de interpretatie die is aangegeven door de profeten. Ten aanzien van Openbaring 6-18 als de toekomstige vervulling van de 70 ste jaarweek, laat de Schrift geen andere verklaring toe, en wie anders leert, geeft te kennen dat hij niet naar de profeten heeft geluisterd. Het hele overzicht van alle Bijbelse profetie wordt ontvouwd door de beschrijving en schematische voorstelling van de 70 jaarweken van Daniël. De profeten profeteerden slechts over Israël en de volkeren, maar zagen niet dat tussen de 69 ste en 70 ste week van Daniël, God Israël tijdelijk terzijde zette om een volk voor Zijn naam uit de heidenen te vergaderen (Hand. 15:14b). Dit is de Gemeente van Christus. Daarna (Hand. 15:16), zal God zich weer tot Israël wenden en de vervallen hut van David opnieuw opbouwen (Hand. 15:16). Het is de profetie van de 70 jaarweken die dit alles begrijpelijk maakt. Daarom dient de lezer zich vertrouwd te maken met deze profetie, want profetie is een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in onze harten (2 Petr. 1:19). Zalig hij die voorleest, en zij, die horen naar de woorden van de profetie,en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij (Openb. 1:3). Het boek Openbaring is niet te begrijpen zonder de profetie van de zeventig jaarweken van Daniël te kennen.