Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Leuven

Vergelijkbare documenten
éo,,:. r' '. (/J,jt... ' I} 'HJI(, Ï,; (..,\,, }, ~ Uitgereikt aan IBlUirrgerr~üjke rrechtlbanl< van de 1Rec lhf!:ro a rn1~< varn eerrstte aanleg

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

Hof van beroep Antwerpen

Instelling. Onderwerp. Datum

Het HOF VAN BEROEP, zitting houdend te ANTWERPEN, TWEEDE KAMER, recht doende in burgerlijke zaken, heeft volgend arrest gewezen: Zitting van:

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief.

Arbeidshof te Brussel

, weduwe van de heer. wonende te Zele, te Zele, wettelijke erfgenaam van de. heer, wonende te ZeleJ

, geboren te op ' met ondernemingsnummer ~ wonende te. eisende p a r tij: vertegenwoordigd door mr te

Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen

sectie burgerlijke rechtbank

Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Leuven

Arbeidshof te Brussel

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling leper

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout

Arbeidshof te Brussel

Hof van beroep Antwerpen

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. Afdeling Antwerpen A.R. 2010/AA/15 OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ELF

Fke: 2009/AR/296I EINDAR~~ST. Rep. rif.: Zitting van: Nummer:

Mevrouw *** X X X, wonend te 9070 Destelbergen, Vinkenstraat 4;

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Hof van Cassatie van België

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout

Vonnis RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG OOST- VLAANDEREN, AFDELING DENDERMONDE BESLAG. , AAOr-j. .001/2012 m ST-059 B IN op vrljdag /

Hof van Cassatie van België

Rechtbank v n eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie burgerlijke rechtbank

Hof van beroep Antwerpen

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 1 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A008786

, r rj' Rechtbank van eerste aardeg Antwerpen, afdeling Turnhout. ,.,. t \ f.l :1 t.l "f-.t ' Rechtsmiddelen. itgifte.

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSRECHTBANK TE ANTWERPEN VAN 8 MEI 2014

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van beroep Antwerpen

l llhllllllm111. Hof van beroep. Antwerpen. Arrest. burgerlijke zaken. 2018/6t=t' 2018/AR/1199. VAK3 - vakantiekamer

Leuven. Kamer 09. Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg EINDVONNIS I OPTEGENSPRAAK HYPOTHEEKWET. Uitgifte.

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instantie. Onderwerp. Datum

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

REGISTRATIEDOCUMENT EUTHANASIE

Arbeidshof te Brussel

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST * * A.R.Nr. 2010/AB/187 le blad. ]'0.11 } 2..83~ OPENBARE TERECHTZITTING VAN 31 OKTOBER 2011.

Hof van Cassatie van België

ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN Zitting van 15 maart De Heer A en Mevrouw B, beiden woonachtig te XXX XXX, XXX.

Instelling. Onderwerp. Datum

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

Hof van Cassatie van België

vonnis Redhtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdesing Brugge, sectie burgerlijke rechtbank vierde kamer Uitgifte

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

Hof van beroep Antwerpen

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

REGISTRATIEDOCUMENT EUTHANASIE

i.,... :...' \. 1..'...;,";.~.t :i (.r l tu... \J".,. :., L.vv, L.v v...1-v -I(:') t'~, pi ' ''!'\ " " V ' ' r,-.., 'j Uitgifte Afgeleverd aan

Hof van Cassatie van België

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIE- COMMISSIE EUTHANASIE INFORMATIEBROCHURE VOOR DE ARTSEN

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920

Hof van Cassatie van België

hebbende als raadsman Mr. J. VdE, advocaat te 1050 Brussel,

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

REGISTRATIEDOCUMENT EUTHANASIE

ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN Zitting van 12 juni De Heer A en Mevrouw B, beiden woonachtig te XXX, XXX.

Hof van Cassatie van België

Hof van beroep Antwerpen

Arbeidshof te Brussel

REGISTRATIEDOCUMENT EUTHANASIE

Kopie art. 792 Gec W. Vrij van griffierecht- art. 280,2" W.Reg. Uitgifte Uitgereikt aan. { c BUR. Hof van beroep. Antwerpen.

Rolnummer Arrest nr. 135/2014 van 25 september 2014 A R R E S T

Hof van beroep Antwerpen

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: / KG ZA van

Hof van Cassatie van België

Hof van beroep Antwerpen. Arrest

BESLAGRECHTER IN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT OPENBARE TERECHTZITTING VAN 17 MEI 2011

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

rlr Rechtbank wan eerste aanleg afdeling Dendermonde Oost-Vlaanderen, KORTGEDING 1 24 JUNI /l/C 2015/ 'iuif 1/5 op op op Repertoriumnummer

Eindvonnis 5e kamer. Rechtbank van eerste aanleg LIMBURG, afdeling Tongeren, sectie burgerssjk. juol^ Uitgifte. Vonnisnummer 2014/ 0.

enkol ten titel van inlichting vrij afgeteverd {art. 792 Ger.W., 280, 2 W.reg.) Afgeleverd aan Referentie bestelling CD nummer RD nummer

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

chgf /[ ~30 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

vonn1s 17/ 17/ 16/78/A Kamer AFl rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen sectie familie- en jeugdrechtbank 16 oktober 2017

O. T., eiser tot cassatie van een arrest, op 5 juni 1998 gewezen. vertegenwoordigd door mr. Adolf Houtekier, advocaat bij het Hof

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 2 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A007621

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

Repertoriumnummer Uitgifte Uitgereikt aan Uitgereikt aan Uitgereikt aan 2016 / Datum van uitspraak woensdag 29 juni 2016 Rolnummer op op op 14/1245/A Niet aan te bieden aan de ontvanger Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Leuven Kamer 5 Aangeboden op VONNIS Niet te registreren

Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Leuven 5-14/1245/A p. 2 In de zaak van: M. E., wonende te N. E., wonende te M. E., wonende te handelend in eigen naam en in hoedanigheid van wettige erfgenaam van hun overleden moeder M. B., eisers, ter zitting vertegenwoordigd door mr. S. TACK, advocaat te 8300 KNOKKE-HEIST, Dumortierlaan 8. tegen S. G. vzw, verweerster, ter zitting vertegenwoordigd door mr. A. DIERICKX, advocaat te 3000 LEUVEN, Mechelsestraat 107-109. In aanwezigheid van AG INSURANCE nv, hebbende als KBO nr. 0404.494.849, met maatschappelijke zetel te 1000 BRUSSEL 1, Emile Jacqmainlaan 53, vrijwillig tussenkomende partij, ter zitting vertegenwoordigd door mr. T. Compernolle, advocaat, loco mr. K. VERGELS, advocaat te 1070 BRUSSEL 7, Ninoofsesteenweg 643. I Procedure De bepalingen van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken werden nageleefd. De rechtbank nam onder meer kennis van: - de gedinginleidende dagvaarding op 17 juni 2014 betekend; - de laatste conclusie van partijen; - de neergelegde stukken; - de overige stukken van het rechtsplegingsdossier. De zaak werd behandeld op de openbare zitting van 18 mei 2016 en daarna in beraad genomen. II De feiten Marc E., Nadine E. en Margot E. (hierna ook: eisers) zijn de kinderen van wijlen M. B., geboren op XX/XX/XX.

Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Leuven 5-14/1245/A p. 3 VZW S. G. (hierna ook: verweerster) beheert het woonzorgcentrum S. A. gelegen in D. (hierna ook: het woonzorgcentrum). Wijlen M. B. verbleef van 7 juni 2011 tot 15 juni 2011 in het AZ Diest. Daarna werd zij voor kort verblijf opgenomen in het woonzorgcentrum voor de periode van 15 juni 2011 tot en met 20 juli 2011. Uit de overgelegde stukken kan niet met zekerheid worden opgemaakt waar zij verbleef van 20 juli 2011 tot 4 augustus 2011. Misschien verbleef ze opnieuw in het ziekenhuis. Op 2 augustus 2011 werd een verslag opgesteld van het Multidisciplinair Oncologisch Consult, waaruit blijkt dat op 28 juli 2011 een spiraal ct genomen werd van de schedel en, vermoedelijk eveneens op 28 juli 2011, een spiraal ct van de longen. Op 4 augustus 2011 werd wijlen M. B. opnieuw opgenomen in het woonzorgcentrum voor de periode van 4 augustus 2011 tot en met 13 september 2011. Wijlen M. B. was op dat ogenblik ernstig ziek. Zij leed aan longkanker met hersenmetastasen. Het verslag van het Multidisciplinair Oncologisch Consult voorzag een palliatieve aanpak. Dokter J. S. V. was de huisarts van wijlen M. B.. Hij ondertekende op 29 juli 2011 voor ontvangst een door wijlen M. B. met de hand geschreven verklaring Ik M. B. zie het leven niet meer zitten ik wil euthanasie. De wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie bepaalt dat de arts die euthanasie toepast een andere arts moet raadplegen over de ernstige en ongeneeslijke aard van de aandoening en hem op de hoogte moet brengen van de redenen voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier, onderzoekt de patiënt en moet zich vergewissen van het aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen. In het kader van deze wettelijke bepaling bezocht dokter P. V. op 8 augustus 2011 wijlen M. B.. Hij stelde het volgende verslag op: Betreft B. M., xx/xx/xx Medische voorgeschiedenis: [...] lk zag de patiënte voor het eerst einde mei 2011 bij haar thuis op vraag van de behandelende arts J. V. wegens vraag voor euthanasie. Patiënte formuleerde toen duidelijke vraag. Omwille van gedragsverandering werd in onderling overleg met patiënte en familie besloten eerst nog een investigatie met ondermeer CT hersenen uit te voeren. Op 8 augustus 2011 heb ik patiënte in het rusthuis S. A. te D. bezocht in kader van vraag voor euthanasie als tweede arts. Patiënte is gekluisterd aan bed en lijdt door aftakeling, deze situatie is onomkeerbaar. Pijnbehandeling is correct. Zij herhaalt de vraag voor euthanasie en zegt er klaar voor te zijn.

Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Leuven 5-14/1245/A p. 4 Er volgt overleg met Dr B. (behandelende arts rusthuis) en de hoofdverpleger. Samen besluiten we dat euthanasie een gerechtvaardigde vraag is en besluiten we dit te organiseren op donderdag 11 augustus. Dr B. verkiest dat de oorspronkelijke huisarts, J. V. de euthanasie zal toepassen. Dr B. zal erbij aanwezig zijn, de verpleegdienst zai een infuus aanbrengen. De patiënte wordt hiervan in kennis gesteld in aanwezigheid van Dr B., de hoofdverpleger, twee dochters en mezelf. Zij is rustig en tevreden met deze besluitvorming. Deze vraag naar euthanasie is omwille van de medische problematiek en het ondraaglijk lijden een terechte vraag en in overeenstemming met de wet dienaangaande. De versie van verweerster over dit bezoek van dokter P. V. op 8 augustus 2011 is enigszins anders dan dat wat dokter P. V. beschrijft. Verweerster beschrijft dit in haar conclusie als volgt: Dokter P. V., dokter B. en de heer W. begeven zich naar de kamer van mevrouw B., alwaar dokter P. V. aan mevrouw B. gevraagd heeft of zij euthanasie wenst. Deze vraagstelling was volgens dokter B. van een zeer suggestieve aard. Dokter P. V. stelt eigentijk niet echt een vraag aan mevrouw B.. Hij gaat er in zijn bemerking naar haar toe reeds van uit dat zij een euthanasie wenst en geeft aan hiervoor zo spoedig mogelijk te zullen zorgen. Dokter P. V. heeft tijdens dit onderhoud met mevrouw B. geenszins de verschillende indicatoren overlopen die een euthanasievraag konden verantwoorden. Hij heeft evenmin navraag gedaan bij dokter B. over de gezondheids- en gemoedstoestand van mevrouw B.. Na dit gesprek met mevrouw B. (dat eigenlijk geen wisselwerking met of actieve participatie inhield van mevrouw B.) deelt dokter P. V. aan dokter B. en de heer W. mee dat aan alle wettelijke voorwaarden voldaan is om de euthanasie uit te voeren én dat de euthanasie zal plaatsvinden op 11 augustus 2011 in het woonzorgcentrum. Dokter P. V. deelt dokter B. mee dat deze laatste moet optreden als uitvoerend arts aangezien hijzelf zal optreden als consulent-arts. [...] Dokter P. V. heeft aan dokter B. opgedragen op te treden als uitvoerend arts (eerste arts). Er werd aan dokter B. niet het alternatief voorgesteld dat de euthanasie op 11 augustus uitgevoerd zou worden (als eerste arts) door dokter J. S. V.. [...] Nochtans is dokter B. formeel dat hij werd verzocht de rol van uitvoerende arts op zich te nemen. Ook de heer W. stelt zeer duidelijk dat dokter P. V. hem uitdrukkelijk gevraagd heeft mee te helpen aan de uitvoering van de euthanasie. De heer W. heeft dus [...] niet zelf voorgesteld om mee te helpen aan de uitvoering van de euthanasie door het spontaan aanbieden van een infuus. [...] Dokter B. wou in die gegeven omstandigheden niet direct op die vraag/eis ingaan. Aangezien hij niet de huisarts, noch de behandelende arts van mevrouw B. is, meent hij op dat moment haar medische situatie onvoldoende te kennen. Evenmin heeft hij persoonlijk van haar vraag om euthanasie kennis genomen en is hij er niet van overtuigd dat zij ook effectief euthanasie wil. Hij kon dan ook onmogelijk onmiddellijk akkoord gaan met de vraag van dokter P. V.. Hij diende immers eerst na te gaan of aan alle

Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Leuven 5-14/1245/A p. 5 wettelijke voorwaarden van de euthanasie was voldaan. Hij kwam persoonlijk echter tot de vaststelling dat op dat moment niet aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan en wou daarom dan in geen geval de rol van uitvoerend arts op zich nemen. Ook verwachtte dokter P. V. dat de heer W. als hoofdverpleegkundige het infuus zou aanbrengen voor de euthanasie. De heer W. wou evenmin onmiddellijk ingaan op de vraag van dokter P. V.. Ook hij meende op dat moment onvoldoende bekend te zijn met (de gezondheidstoestand van) mevrouw B. en twijfelt aan de legaliteit van hetgeen van hem verlangd wordt om zomaar direct akkoord te gaan. Ook hij vraagt zich af of mevrouw B. wel euthanasie wil. Hij vermoedt dat zij enkel pijnloos wou zijn. Dokter P. V. verlaat dan ook het woonzorgcentrum zonder een afspraak over de euthanasie van mevrouw B.. Het is geenszins zo dat [...] op 8 augustus 2011 in onderling overleg tussen dokter P. V., dokter B. en de heer W. werd afgesproken dat de euthanasie op 11 augustus 2011 zou worden uitgevoerd. Ook over wat er daarna gebeurt verschillen de versies van partijen. Volgens eisers werd dokter P. V. op 9 augustus 2011 verwittigd dat de directie zich verzette tegen de uitvoering van de euthanasie. Op 10 augustus 2011 had dokter V. een telefonisch gesprek met directeur C. en tijdens dit gesprek verzette deze zich radicaal tegen elke euthanasie in zijn rusthuis. De directeur meldde ook aan dokter V. dat hij aan dokter P. V. en dokter S. V. de toegang tot het rusthuis zou beletten. Volgens verweerster uitte dokter B. bij de heer C. zijn bezorgdheid dat de door dokter P. V. voorgestelde werkwijze niet beantwoordt aan de Euthanasiewet. Dokter B. belde naar dokter P. V. en liet hem weten dat de door dokter P. V. voorgestelde werkwijze volgens hem illegaal was. Op 10 augustus 2011 deelde de heer C. telefonisch aan dokter P. V. mee dat het woonzorgcentrum niet mag en zal meewerken aan een euthanasie wanneer niet zeker aan alle wettelijke voorwaarden voldaan is. Op 10 augustus 2011 om 21.08 uur verzond dokter B. een e-mail aan dokter P. V. en aan dokter S. V. met als bijlage een brief van de heer C. en dokter B. met de volgende inhoud: Aansluitend op ons telefonisch onderhoud van 9 en 10 augustus ll bevestigen wij hierbij schriftelijk dat de euthanasie bij uw patiënte, Mevrouw B. voornoemd, door u gepland op donderdag 11 augustus a.s., niet kan doorgaan. Na uitvoerig overleg zijn wij de mening toegedaan dat niet werd voldaan aan alle voorwaarden zoals voorzien bij de Wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie. Bovendien is het niet onbelangrijk op te merken dat uw patiënte pas sinds eind vorige week in onze instelling is opgenomen in kortverblijf. Het staat u uiteraard vrij uw patiënte te laten overbrengen naar een andere instelling. We zullen haar in elk geval verder met de beste palliatieve zorgen blijven omringen.

Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Leuven 5-14/1245/A p. 6 Volgens eisers was mevrouw B. emotioneel totaal ontredderd toen zij vernam dat de euthanasie niet kon doorgaan. In overleg met dokter V. werd besloten om haar op 13 augustus 2011 met een ambulance naar haar thuis te vervoeren, waar de euthanasie werd uitgevoerd door dokter V.. III De vorderingen Eisers vorderen de veroordeling van verweerster om te betalen 3.000 euro, meer vergoedende en gerechtelijke intrest, voor de eisende partijen samen, dit is 1.000 euro per partij, voor de eigen morele schade die zij gelegen hebben, en een morele schadevergoeding van 3.000 euro, meer vergoedende en gerechtelijke intrest, in hun hoedanigheid van wettige erfgenamen van wijlen mevrouw M. B.. In ondergeschikte orde vragen zij dokter P. V. en dokter S. V. als getuige op te roepen en een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. Eisers vragen dat het vonnis uitvoerbaar zou verklaard worden bij voorraad, met uitsluiting van het vermogen van kantonnement. Verweerster vraagt de vordering van eisers als ongegrond af te wijzen. In ondergeschikte orde vraagt zij dokter B. en/of de heer W. als getuige op te roepen. AG Insurance nv vraagt haar akte te verlenen van haar vrijwillige tussenkomst en het feit dat geen vordering tegen haar wordt ingesteld. IV Beoordeling 1 De rechtbank houdt enkel rekening met de laatste conclusie die door partijen werd neergelegd. 1 2 De ontvankelijkheid van de vordering wordt niet betwist. De rechtbank ziet geen redenen om de vordering niet ontvankelijk te verklaren. De vordering is ontvankelijk. 3 De versies van de beide partijen zijn tegenstrijdig. De rechtbank ziet geen redenen om de versie van de ene partij te verkiezen boven die van de andere. De rechtbank onderzoekt eerst of de vordering van eisers ook gegrond verklaard kan worden als de versie van verweerster gevolgd wordt. 4 Verweerster voert aan dat dokter P. V. aan dokter B. gevraagd heeft om de euthanasie uit te voeren 2, hem zelfs meedeelde dat hij moest optreden als uitvoerend arts en 1 Zie artikel 748bis Gerechtelijk Wetboek en Cass., 6 februari 2015, C.13.0612.N; Cass. 8 maart 2013, C.11.0477.N; Cass., 29 maart 2011, C.11.0472.N; http://jure.juridat.just.fgov.be 2 Laatste conclusie verweerster blz. 15, laatste alinea.

Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Leuven 5-14/1245/A p. 7 hem opgedragen heeft op te treden als uitvoerend arts 3. Als uitvoerend arts had dokter B. de plicht na te gaan of voldaan was aan de wettelijke voorwaarden voor euthanasie. Hij had echter niet de mogelijkheid gehad zich te vergewissen van de vrijwillig, overwogen en herhaalde euthanasiewens van mevrouw B. en had zich evenmin bij een gesprek met mevrouw B. kunnen vergewissen van het feit of mevrouw B. wel degelijk euthanasie wenste en niet opteerde voor een doorgedreven pijnverlichting. Hij mocht in die omstandigheden dan ook niet optreden als uitvoerend arts omdat er niet voldaan was aan de Euthanasiewet. De euthanasie werd volgens verweerster dan ook niet geweigerd omwille van gewetensbezwaren van verweerster of omdat verweerster principieel niet wil dat euthanasie wordt uitgevoerd in haar instelling. Verweerster gaat er zelfs mee akkoord dat een woonzorgcentrum de uitvoering van een euthanasie door een onafhankelijke, externe arts niet mag verhinderen. De euthanasie werd volgens verweerster enkel en alleen geweigerd omdat dokter B. door dokter P. V. aangesteld werd als uitvoerend arts en dokter B. niet verplicht kon worden op te treden als uitvoerend arts. Verweerster voert aan dat de dokters V. nooit hebben voorgesteld om de euthanasie zelf uit te voeren in het woonzorgcentrum. 5 De rechtbank neemt akte van het feit dat partijen het erover eens zijn dat verweerster niet het recht had om, omwille van gewetensbezwaren of omdat zij principieel niet wil dat euthanasie wordt uitgevoerd in haar instelling, de euthanasie van mevrouw B. te weigeren. 6 Verweerster had het recht aan dokter V., of aan mevrouw B., mee te delen dat dokter B. niet wenste op te treden als uitvoerend arts. 7 Verweerster heeft echter meer gedaan. In het schrijven van 10 augustus 2011 wordt niet vermeld dat de euthanasie niet kan doorgaan omdat dokter B. niet als uitvoerend arts wilde optreden of omdat dokter B. van oordeel was dat hij zich als uitvoerend arts niet voldoende had kunnen informeren over de wilstoestemming van mevrouw B.. In dit schrijven wordt vermeld dat niet voldaan is aan alle voorwaarden voorzien in de Euthanasiewet, maar wordt niet vermeld aan welke voorwaarden dan wel niet voldaan is. Dit is reeds merkwaardig. Waarom wordt niet eenvoudig meegedeeld dat dokter B. niet als uitvoerend arts wil optreden? In dit schrijven wordt verder vermeld dat het niet onbelangrijk is op te merken dat mevrouw B. pas sinds de week voordien in de instelling van verweerster was opgenomen in kortverblijf. Waarom dit niet onbelangrijk is, is voor de rechtbank totaal onduidelijk. Hierover wordt door verweerster geen verdere verduidelijking gegeven. 3 Laatste conclusie verweerster blz 7, vierde alinea.

Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Leuven 5-14/1245/A p. 8 Ten slotte vermeldt dit schrijven dat het dokter V. vrijstaat om mevrouw B. te laten overbrengen naar een andere instelling. Waarom zou mevrouw B. moeten overgebracht worden naar een andere instelling als het probleem enkel is dat dokter B. niet als uitvoerend arts wil optreden? Waarom vermelden de heer C. en dokter B. niet eenvoudig dat dokter B. niet als uitvoerend arts zal optreden zodat, als dokter V. de euthanasie alsnog wil laten doorgaan, hij moet uitkijken naar een ander uitvoerend arts? 8 Het schrijven van 10 augustus 2011 kan bij een normale lezing enkel zo begrepen worden dat verweerster het uitvoeren van de euthanasie, ook als die zou uitgevoerd worden door een andere arts dan dokter B., weigert en dat, als mevrouw B. toch wil dat de euthanasie uitgevoerd wordt, zij het woonzorgcentrum dient te verlaten en de euthanasie ergens anders moet laten uitvoeren. 9 Verweerster heeft een fout gemaakt door op 10 augustus 2011 een schrijven met dergelijke inhoud te versturen naar dokter V.. Dokter V. en eisers hebben dit schrijven met redenen beschouwd als een weigering van verweerster om de euthanasie in haar woonzorgcentrum te laten uitvoeren. 10 Door deze weigering kon de euthanasie niet uitgevoerd worden op 11 augustus 2011 en heeft mevrouw B. twee dagen later het woonzorgcentrum moeten verlaten om de euthanasie thuis te laten uitvoeren. Hierdoor hebben zowel eisers persoonlijk, als mevrouw B., morele schade geleden. Deze schade kan voor ieder van de eisers vastgesteld worden op 1.000 euro, en voor wijlen mevrouw B. op 3.000 euro, vergoedende intrest tot heden inbegrepen. 11 Gelet op het bovenstaande is het overbodig getuigen te horen of een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. 12 Verweerster voert geen middelen aan met betrekking tot de door eisers gevorderde voorlopige tenuitvoerlegging van het vonnis. Deze kan dan ook, bij gebreke van betwisting, worden toegekend. De rechter kan slechts beslissen dat er geen reden is tot kantonnement indien de vertraging in de regeling de schuldeiser aan een ernstig nadeel blootstelt. 4 Eisers tonen niet aan, en beweren zelfs niet, dat de vertraging in de regeling hen aan een ernstig nadeel blootstelt. Er is dan ook geen reden om de mogelijkheid van kantonnement uit te sluiten. V Beslissing Dit vonnis wordt gewezen op tegenspraak en in eerste aanleg. De rechtbank geeft akte aan AG Insurance nv van haar vrijwillige tussenkomst. 4 Artikel 1406 van het Gerechtelijk Wetboek.

Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Leuven 5-14/1245/A p. 9 De vordering van eisers is ontvankelijk en gegrond als volgt. De rechtbank veroordeelt verweerster om aan iedere eiser duizend euro (1.000,00 euro) te betalen, te vermeerderen met de gerechtelijke intrest tegen de wettelijke intrestvoet vanaf heden. De rechtbank veroordeelt verweerster om aan eisers, in hun hoedanigheid van wettige erfgenamen van wijlen mevrouw M. B. drieduizend euro (3.000,00 euro), te vermeerderen met de gerechtelijke intrest tegen de wettelijke intrestvoet vanaf heden, te betalen. De rechtbank veroordeelt verweerster tot de kosten. Deze kosten hoeven voor verweerster niet vastgesteld te worden omdat zij te haren laste blijven en worden voor eisers vastgesteld op 313,08 euro (dagvaarding) + 990,00 euro (rechtsplegingsvergoeding). De rechtbank laat de door AG Insurance nv gemaakte kosten te haren laste. De rechtbank staat de voorlopige tenuitvoerlegging van het vonnis toe. Dit vonnis werd uitgesproken in de openbare zitting van kamer 5 van de rechtbank van eerste aanleg Leuven op woensdag 29 juni 2016. Waar zitting namen: LUC WILLEKENS, ondervoorzitter KATRIEN LEYSEN, rechter FILIP RAYMAEKERS, rechter DIANE CORTHOUT, griffier DIANE CORTHOUT FILIP RAYMAEKERS KATRIEN LEYSEN LUC WILLEKENS