JB 1996/198 RvS, , H Bouwvergunning in strijd met bestemmingsplan, Ambtshalve toetsing, Beperking tot grieven.

Vergelijkbare documenten
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen


ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RVS:2012:BW8140

LJN: BX6509, Raad van State, /1/A1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RVS:2017:1997

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

ECLI:NL:RVS:2000:AA5570

ECLI:NL:RVS:2014:1169

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

ECLI:NL:RVS:2007:BB0409

vanstate /1 /V1. Datum uitspraak: 26 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RVS:2010:BL8738

/1. Datum uitspraak: 19 december 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.

ECLI:NL:RVS:2011:BP3671

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Het bestuur van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad. vanstate AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK /1 en /3. Datum uitspraak: 24 augustus 2006

ECLI:NL:RVS:2015:1768

de Rechtspraak Rechtbank Noord-Holland het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland Postbus BA Monnickendam

Uitspraak /1/A1

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK


vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692

Musselkanaal. Bijlagen bij de toelichting NL.IMRO BP0602- vastgesteld: 29 oktober 2007 goedgekeurd: 24 juni 2008 onherroepelijk: 30 juli 2009

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RVS:2014:2812

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, appellant,

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

2. Beoordeling. 2.4 Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo)

ECLI:NL:RVS:2014:3368

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:RVS:2007:BB1302

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2012:BW3855

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

** [ /1/M1.], [10 november 2010]: [afstandseis tussen een lpg tankstation en een scholengemeenschap ], [Harlingen]

ECLI:NL:RVS:2009:BI2655

/1/A1, /1/A1 en /1/A1. het college van burgemeester en wethouders van Lelystad

/1/H1. Datum uitspraak: 23 december 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het hoger beroep van:

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

JB 1999/256 Rechtbank Amsterdam, , AWB 98/3128 HUISV 06 Besluit (huisnummerbeschikking), Mededeling omtrent feiten

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

M.E. Olmer te Rotterdam, eiseres, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2008:BF7235

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

ECLI:NL:RVS:2012:BY6722

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446

ECLI:NL:RVS:2000:AA7143

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Afdeling bestuursrechtspraak 1 1 JUN Behandelend ambtenaar

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

ECLI:NL:RVS:2004:AQ5784

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RVS:2003:AL8988

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

Uitspraak /1/A4

Transcriptie:

JB 1996/198 RvS, 08-08-1996, H01.95.0654 Bouwvergunning in strijd met bestemmingsplan, Ambtshalve toetsing, Beperking tot grieven. Aflevering 1996 afl. College Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak Datum 8 augustus 1996 Rolnummer H01.95.0654 Rechter(s) Partijen Trefwoorden Regelgeving Mr. Ligtelijn-van Bilderbeek Mr. Loeb Mr. Wijnholt Burgemeester en wethouders van Zaanstad, appellanten, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 31 oktober 1995 in het geschil tussen C.M. Schaap te Zaandam, gemeente Zaanstad, tegen appellanten. Bouwvergunning in strijd met bestemmingsplan, Ambtshalve toetsing, Beperking tot grieven. Awb - 8:69 Woningwet - 44» Samenvatting Samenvatting Hoewel in beroepschrift noch overigens uitdrukkelijk strijd met bestemmingsplan is aangevoerd en dit punt door de rechtbank niet ter zitting aan de orde is gesteld, is de Afdeling van oordeel dat, waar de handhaving van een verleende bouwvergunning is bestreden, de toetsing van het bouwplan aan het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet achterwege kan blijven. De rechtbank heeft terecht onderzocht of het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan en aldus in overeenstemming met art. 8:69 lid 2 Awb de rechtsgronden aangevuld. Uit het oogpunt van een goede procesorde had het op de weg van de rechtbank gelegen de toepassing van het relevante bestemmingsplanvoorschrift ter zitting uitdrukkelijk aan de orde te stellen. Rechtbank heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat gevraagde bouwvergunning diende te worden geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan. beslissing/besluit» Uitspraak Uitspraak Procesverloop Bij besluit van 18 oktober 1993 hebben appellanten aan E. de Roo (hierna te noemen: De Roo), bouwvergunning verleend voor het oprichten van een dakkapel op de woning Jan Windhouerstraat 2b te Zaandam, gemeente Zaanstad. 1

Tegen dit besluit heeft C.M. Schaap te Zaandam (hierna te noemen: Schaap), bij brief van 3 november 1993 een bezwaarschrift bij appellanten ingediend. Bij brief van 22 november 1993 heeft Schaap zijn bezwaren nader gemotiveerd. Bij het bestreden besluit van 22 april 1994 hebben appellanten de bezwaren ongegrond verklaard. Dit besluit is aan deze uitspraak gehecht (niet opgenomen; red.). Tegen het bestreden besluit heeft Schaap bij brief van 30 mei 1994 beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank te Haarlem. Bij de aangevallen uitspraak van 31 oktober 1995, reg.nr.: AWB 94/1531 BOUWB, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De uitspraak van de rechtbank is aan deze uitspraak gehecht (niet opgenomen; red.). Tegen de uitspraak van de rechtbank hebben appellanten bij brief van 6 december 1995 hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bij brief van 20 december 1995 hebben zij het hoger beroep gemotiveerd. Deze stukken zijn aan deze uitspraak gehecht (niet opgenomen; red.). Bij brief van 7 maart 1996 heeft Schaap een memorie ingediend. Het hoger beroep is op 6 juni 1996 behandeld in een openbare vergadering van een Meervoudige Kamer van de Afdeling, waarin appellanten, vertegenwoordigd door mr F. Marinus, ambtenaar der gemeente, en Schaap, vertegenwoordigd door C.N. Verhagen, gemachtigde, hun standpunten hebben toegelicht. Overwegingen Bij het bestreden besluit hebben appellanten de aan De Roo verleende bouwvergunning voor het oprichten van een dakkapel op de woning Windhouerstraat 2b te Zaandam, gemeente Zaanstad, gehandhaafd. De rechtbank heeft het door Schaap tegen dit besluit ingediende beroep bij de aangevallen uitspraak gegrond verklaard en het vernietigd, omdat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. In hoger beroep hebben appellanten primair aangevoerd dat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak in strijd met artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht buiten de grenzen van het geschil is getreden, door zich niet te beperken tot de door Schaap in zijn beroepschrift neergelegde grieven. Schaap heeft in de visie van appellanten uitsluitend de welstandsaspecten van het bouwplan bestreden. Strijd met het bestemmingsplan heeft hij niet aangevoerd. Ter zitting hebben zij voorts aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte strijd met het bestemmingsplan heeft aangenomen. Ingevolge artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht doet de rechtbank uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting. Ingevolge het tweede lid van dit artikel vult de rechtbank ambtshalve de rechtsgronden aan. De Afdeling wijst er in de eerste plaats op dat, anders dan appellanten menen, niet uitsluitend het beroepschrift bepalend is voor de omvang van het geschil. Gelet op artikel 8:69, eerste lid, voornoemd, 2

zijn tevens relevant de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting. Hoewel Schaap in zijn beroepschrift noch overigens uitdrukkelijk strijd met het bestemmingsplan heeft aangevoerd en dit punt door de rechtbank niet ter zitting aan de orde is gesteld, is de Afdeling van oordeel dat, waar de handhaving van een verleende bouwvergunning is bestreden, de toetsing van het bouwplan aan het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet achterwege kan blijven. Het betreft hier immers een in artikel 44 van de Woningwet opgenomen dwingende weigeringsgrond. De rechtbank heeft dan ook terecht onderzocht of het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan en aldus in overeenstemming met het tweede lid van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgronden aangevuld. In dit kader had het uit oogpunt van een goede procesorde op de weg van de rechtbank gelegen de toepassing van het relevante bestemmingsplanvoorschrift ter zitting uitdrukkelijk aan de orde te stellen. Uit het proces-verbaal met aangehechte pleitnotities van de desbetreffende zitting valt niet af te leiden dat dit is gebeurd. De Afdeling ziet daarin evenwel geen aanleiding om tot vernietiging van de aangevallen uitspraak over te gaan, omdat appellanten ter zitting desgevraagd hebben aangegeven dat zij zich door de nalatigheid van de rechtbank niet in hun belangen geschaad achten, nu de uitleg van het bedoelde planvoorschrift bij de Afdeling alsnog aan de orde komt en zij hun visie daarop alsnog kunnen geven. De Afdeling gaat thans in op het oordeel van de rechtbank dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse als bestemmingsplan geldende 'Uitbreidingsplan in onderdelen Midden-Oost'. Het onderhavige perceel heeft in dit uitbreidingsplan de bestemming 'Openbaar- of bijzonder gebouw'. Ingevolge artikel B6 zijn de aldus aangewezen terreinen bestemd voor niet tot de utiliteitsbouw behorende openbare of bijzondere gebouwen. Vast staat dat het bouwplan met deze bestemming in strijd is. Ingevolge artikel C8, eerste lid, van de bij het uitbreidingsplan behorende 'Bebouwingsvoorschriften plannen Noord-Oost, Midden-Oost en Zuid-Oost' kunnen appellanten ontheffing verlenen van de bepalingen van deze verordening (lees: dit uitbreidingsplan) ten behoeve van het voor een gedeelte vernieuwen of veranderen van ten tijde van de eerste ter inzagelegging van het plan bestaande gebouwen, indien deze niet zal leiden tot verdergaande afwijking van de bepalingen van deze verordening. Ingevolge het tweede lid van dit artikel verlenen appellanten, behoudens onteigening ten algemene nutte, vergunning voor de herbouw van een door een calamiteit getroffen gebouw, dat reeds bij de ter inzagelegging bestond, wanneer althans bij de herbouw de voorgevelrooilijn niet wordt overschreden en geen verdergaande afwijking van deze verordening ontstaat. Appellanten hebben, nadat de woning van De Roo door brand was getroffen, de in geding zijnde bouwvergunning verleend met toepassing van voormeld artikel C8, tweede lid. Gebleken is dat deze woning ten tijde van de ter inzagelegging van het bestemmingsplan reeds bestond, zodat de woning in beginsel onder het toepassingsbereik van deze overgangsbepaling valt. Appellanten hebben aangevoerd dat met het bouwplan de voorgevelrooilijn niet wordt overschreden, de bebouwde oppervlakte ter plaatse niet wordt vergroot en het gebruik als woning niet wordt gewijzigd, zodat sprake is van herbouw in de zin van artikel C8, tweede lid. Zij hebben daarbij ook in aanmerking genomen dat op de woning naast de onderhavige een dakkapel is aangebracht die gelijk is 3

aan die, waarvoor vergunning is verleend, en dat de verandering ten opzichte van de oude dakkapel, die naar huidige maatstaven ouderwets was, van ondergeschikte betekenis is. De Afdeling is, mede gelet op de overgelegde foto's van de oude en de nieuwe situatie, van oordeel dat met het bouwplan de achterzijde van de mansarde-kap van de woning grotendeels wordt vervangen door een uitbouw/tweeledige dakkapel, waarbij tevens een volumevergroting van de woning op de eerste etage is gerealiseerd. Dit betekent een uitbreiding van de woonfunctie en daarmee een verdergaande afwijking van de verordening, te weten van de krachtens artikel B6 geldende bestemming 'Openbaar of bijzonder gebouw'. Reeds op deze grond -daargelaten de vraag of in dit geval sprake is van herbouw- biedt artikel C8, tweede lid, van de planvoorschriften geen grondslag voor het verlenen van de gevraagde bouwvergunning. Gelet op het voorgaande, heeft de rechtbank niet ten onrechte geconcludeerd dat de gevraagde bouwvergunning ingevolge artikel 44 van de Woningwet diende te worden geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan en het bestreden besluit, waarbij de bouwvergunning in stand is gelaten, moest worden vernietigd. Anders dan de rechtbank is de Afdeling echter van oordeel dat het eerste lid van artikel C8 van de planvoorschriften evenmin mogelijkheid biedt tot het verlenen van de gevraagde bouwvergunning. Immers voor het verlenen van een ontheffing op grond van deze bepaling is, evenals voor het tweede lid van artikel C8, vereist dat geen verdergaande afwijking van de verordening ontstaat. Dit brengt met zich dat appellanten, bij het opnieuw beslissen op het bezwaarschrift van Schaap tegen de verleende bouwvergunning, moeten nagaan of aanleiding bestaat om de strijd met het onderhavige als bestemmingsplan geldende uitbreidingsplan op te heffen door toepassing van de anticipatieprocedure. Gelet op het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond. De aangevallen uitspraak dient met verbetering van de gronden te worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State; Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak.» Noot Ambtshalve toetsing De problematiek van de omvang van het geschil kwam ook reeds aan de orde in het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van 29 juli 1996; opgenomen in JB 1996/190. Daar was de Afdeling van mening dat de Rb. 's-gravenhage ten onrechte buiten de grenzen van het geschil was getreden. Naar de mening van de Afdeling had de rechtbank de rechtsgronden aangevuld met een regel die weliswaar een essentieel onderdeel vormt van de bezwaarschriftprocedure (te weten art. 7:2 Awb, inzake het horen van belanghebbenden) maar die niet kan worden aangemerkt als te zijn van 'openbare orde'. Bijgevolg zou er geen plaats zijn voor gebruikmaking van de bevoegdheid tot aanvulling van rechtsgronden zoals vervat in art. 8:69 lid 2 Awb. In mijn noot bij die uitspraak signaleerde ik reeds dat er twee redenen 4

kunnen zijn om rechtsgronden aan te vullen: aanvulling ten behoeve van de burger van wie moet worden aangenomen dat, zo hij juridisch geschoold ware, hij stellig de aanvulling zelf in zijn grief had verwerkt, en de 'objectieve aanvulling' waarbij de rechter zich zelfstandig de handhaving van objectiefrechtelijke regels aantrekt. Dat laatste nu werd door de Afdeling aan een nadere beperking onderworpen: aanvulling zou slechts mogelijk zijn als het de (mogelijke) schending van een voorschrift van 'openbare orde' betreft. De vraag bleef echter onbeantwoord wanneer dan wel precies sprake was van een dergelijk voorschrift. Duidelijk was wel dat de Afdeling wilde voorkomen dat de administratieve rechter zich al te snel -opnieuw- zou begeven in een 'algemene' handhaving van het objectieve recht - dat zou immers niet passen bij het primaat van de rechtsbeschermingsfunctie van het bestuursprocesrecht. Blijft de vraag hoe gegeven het overheersend objectieve karakter van het bestuursrecht onderscheid gemaakt kan worden tussen rechtsgronden die de rechter objectief kan aanvullen en rechtsgronden waarvoor dat uitgesloten is. Ook de onderhavige uitspraak helpt ons niet echt verder. Al zou het al zijn omdat de term 'voorschrift van openbare orde' ditmaal in het geheel niet wordt gebezigd. Opnieuw is hier sprake van aanvulling van rechtsgronden. Eiser in eerste aanleg had zich enkel beroepen op de welstandsaspecten van het bouwplan. De rechtbank had daaraan toegevoegd dat ook de verhouding van het bouwplan met het bestemmingsplan in het geding was. Nergens blijkt uit dat de rechtbank 'uit hoofde van belanghebbende' de rechtsgronden aanvult: men mag dus aannemen dat het een 'objectieve aanvulling' betreft. Volgens de Afdeling is deze aanvulling acceptabel omdat het hier (immers) een in art. 44 Woningwet opgenomen dwingende weigeringsgrond betreft. Het lijkt aanlokkelijk om hier uit af te leiden dat voorschriften welker toepassing geen discretie zijdens het bestuur laten, als voorschriften van openbare orde op te vatten. Ik blijf er echter bij dat in het licht van parlementaire geschiedenis bij art. 7:2 Awb en de uitzonderingsgronden van art. 7:3 Awb het zelfde kan worden gezegd van de 'hoorplicht' van art. 7:2 Awb. Voorlopig is mij nog niet duidelijk welke beperking de Afdeling nu toch precies voor ogen staat. Ongelukkigerwijs zag de rechtbank er in het beroep aan voorbij adequaat toepassing te geven aan het verdedigingsbeginsel: de ambtshalve toetsing van strijd met het bestemmingsplan werd niet ter zitting aan de orde gebracht. Uitgangspunt is dat partijen zich toch over de ambtshalve toe te passen rechtsgrond moeten kunnen uitlaten (vgl. Commentaar Awb, art. 8:69, B.W.N. de Waard). De Afdeling redresseert dit door zich er ter zitting uitdrukkelijk van te vergewissen dat partijen zich door de gang van zaken niet benadeeld voelen. MAH 5