Kengetallen Nederlandse Ziekenhuizen 2014

Vergelijkbare documenten
Kengetallen Nederlandse Ziekenhuizen 2013

Bijlage 1 Gewogen gemiddelde

Kengetallen Nederlandse Ziekenhuizen 2012

Kengetallen Nederlandse Ziekenhuizen 2011

Ruwe sterftecijfers ziekenhuizen

Inleiding. Indicatoren ondervoeding - Screening op ondervoeding bij in de kliniek opgenomen kinderen - Behandeling van ondervoeding

voldoet niet aan minimale kwaliteitsnormen van CZ

Erkende opleidingen per opleiding

Ruwe Sterftecijfers Ziekenhuizen

Factsheet Bedrijfsmatige performance ziekenhuizen 2016

Resultaten kwaliteitsindicatoren ondervoeding bij kinderen. Jaar 2014 & Jaren September 2015

voortgangsbrief > Fonds ZiekenhuisOpleidingen Eerste subsidiejaar FZO afgesloten

Resultaten Prestatie Indicatoren Ondervoeding voor ziekenhuizen 2015

Erkende opleidingen per zorginstelling

Ziekenhuis: positie op ranglijst plus plaatsnaam

Erkende opleidingen per zorginstelling

Hospital Leadership Monitor 2019 drs. Leonique Niessen

ONDERTEKENINGSBLAD DEEL 1: GEGEVENS ZORGAANBIEDER. Naam zorgaanbieder: Plaats: Postcode en statutaire vestigingsplaats: KvK-nummer:

Medisch Centrum - Alkmaar Maaltijdencomponenten worden geleverd door een onbekende externe leverancier.

Resultaten Prestatie Indicatoren Ondervoeding voor ziekenhuizen 2014

voortgangsbrief > Fonds ZiekenhuisOpleidingen Fonds ZiekenhuisOpleidingen start met ramingen

Erkende opleidingen per zorginstelling

Id Naam Plaats Eindspecialisatie Instroom Leerlingen Instroom FTE Universitair Medisch Centrum Groningen Groningen Anesthesiologie 8 8,00

GIDS DE BESTE ZIEKENHUIZEN ZIEKENHUIZEN BEOORDEELD. beste ziekenhuizen 74 Zware of lichte patiënt? 80

EPD. De markt versmalt

Vaatkeurmerk x x x x x x. x x x

Toepassingsvoorbeelden BENDER folietableautechniek

Bij dit overzicht van de EPD/

Notitie consultatiebijeenkomst 20 april 2011 honorarium medische specialisten DOT 2012

TOP 5 STIJGERS (EXCL. NIEUWKOMERS)

Plaats Ziekenhuis Status

Ziekenhuizen op social media. Industry Report

RIGOUREUZE NAAMSWIJZIGINGEN BETEKENEN RISICO VAN KAPITAALVERNIETIGING EN VERWARRING NEDERLANDERS HEBBEN MEESTE VERTROUWEN IN ANTONI VAN LEEUWENHOEK

Welke instellingen (> 100 mln) hebben het beste track-record?

Absolute en gestandaardiseerde sterftecijfers 2010

De toenemende aandacht voor

Factsheet 3 - Resultaten Prestatie Indicatoren Ondervoeding voor ziekenhuizen 2016

Bijlage 1: Overzicht van alle ziekenhuizen, exclusief ZBC s (2009)

GIDS DE BESTE ZIEKENHUIZEN ZIEKENHUIZEN BEOORDEELD. Hoe goed zijn de umc s? 76 Gezonder zonder groei 78 Wie vertelt het de patiënt?

De Kamer Verpleegkundige Vervolg Opleidingen en de Kamer Medisch Ondersteunde Opleidingen zijn vanaf 2011 samengevoegd.

Ons project "verbeteren van de telefonische bereikbaarheid" heeft een van de drie felbegeerde Antonius Awards gewonnen, nl. de project-award.

ONDERZOEK PATIËNTPORTALEN VOORJAAR 2015

Toepassingsvoorbeelden BENDER folietableautechniek

Het percentage van de geriatrische patiënten die voor het eerst de polikliniek Geriatrie bezoeken dat is gescreend op ondervoeding

Toepassingsvoorbeelden BENDER folietableautechniek

Benchmark financiële performance STZ-ziekenhuizen

Erkende zorginstellingen per opleiding

Erkende zorginstellingen per opleiding

IN DIT NUMMER: SEPTEMBER

Absolute en gestandaardiseerde sterftecijfers 2010

Factsheet - Resultaten kwaliteitsindicator A. Behandeling van ondervoeding bij volwassenen 2017

Absolute en gestandaardiseerde sterftecijfers 2010

Heijneman Medical BV Referentielijst compleet

Het percentage volwassen patiënten dat op de polikliniek preoperatief verpleegkundig onderzoek (POS) is gescreend op ondervoeding

Geachte huisarts, Coöperatie VGZ UA Postbus EA Arnhem.

ZIS/EPD. Ontwikkelingen in de ZIS/ EPD-markt

Reduceert de interventiebundel het risico op lijnsepsis?

Factsheet - Resultaten kwaliteitsindicator B. Behandeling van ondervoeding bij kinderen 2017

Gevraagd is:

Analyse het bereikbare ziekenhuis met spoedeisende hulpverlening

Erkende zorginstellingen per opleiding


Op welke wijze levert het ziekenhuis vanaf tnfalfaremmers

Statistiek personeelssterkte Algemene ziekenhuizen Landelijke tabellen

Staat voor: Registratie, Transparantie en Kwaliteit. Benchmark Rapport. ICD procedures. Toelichting NCDR ICD Deelnemende ziekenhuizen

PRIAS (Prostaatkanker) / prostaatkanker

JAARVERSLAGENANALYSE 2014 SECTORRAPPORT ZIEKENHUIZEN

Resultaten Kwaliteitsindicator Screening op ondervoeding bij in de kliniek opgenomen kinderen 2016

BOOG INFLAME (Borstkanker) / borstkanker

Staat voor: Registratie, Transparantie en Kwaliteit. Benchmark Rapport. ICD procedures. Toelichting NCDR ICD Deelnemende ziekenhuizen

Openbare* Effectanalyse Stichting Zorggroep Noorderbreedte Stichting Ziekenhuis De Tjongerschans

Resultaten Kwaliteitsindicator Behandeling van ondervoeding bij in de kliniek opgenomen kinderen 2016

2 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Referenties. Testimonial ANTONIUS ZIEKENHUIS NIEUWEGEIN/UTRECHT

Toewijzingsvoorstel Jaar: 2013 Tranche: 1

De bereikbaarheid is doorgerekend voor vier situaties (tabel 1) waarbij geen, één of twee ziekenhuizen zijn gesloten.

Dit verslag betreft een actualisatie van de bereikbaarheidsanalyse van SEH s in Nederland met als peilmoment april 2011.

OKT-2010 VWS Oktober 2010 Levering Naam Vestigingsplaats dagverpleging 2 Dagverpleging 1e polikliniekbezoeken Gewogen opnamen

Overzicht Wvkl-erkenning- en -vergunninghouders, afgegeven vanaf 1 juni 2007 d.d

32 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Inlichtingen bij Doorkiesnummer Ons kenmerk Datum Dhr. O. Takx I EvdV/OT 14 oktober 2008

Overzicht Wvkl-vergunninghouders, afgegeven vanaf 1 juni 2007 d.d Registernummer 3750 L/VD. Registernummer L/VD.

Heijneman Medical BV Referentielijst compleet

JAARVERSLAGEN ANALYSE 2010 Intrakoop

Vraagstelling. Uitwerking

PICA Seminar Patiëntenlogistiek. Spreiding en bereikbaarheid acute zorg

1100DD AMSTERDAM 2300RC LEIDEN. Ministerie van VWS

Kwaliteitsindicatoren Chronische Nierschade

Referentiecijfers 2013 t/m 2017: Lijnsepsis PREZIES versie: Oktober 2018 Documentversie: 1.0

Verlenging erkenningen opleidingen Operatieassistent en Anesthesiemedewerker. Opleiding Cardiac Care verpleegkundige toegevoegd

Health Outlook 2014 Onderzoek stimuleren en optimaliseren om patiëntenzorg te verbeteren. STZ in samenwerking met

Ligduurmonitor Nederlandse ziekenhuizen

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Status per

Overzicht Wvkl-erkenning- en -vergunninghouders, afgegeven vanaf 1 juni 2007 d.d

Heijneman Medical BV Referentielijst compleet

FEBRUARI 2010 IN DIT NUMMER:

Factsheet Indicatoren Acute en Electieve PCI registratie (NHR) Versie:

Vragen naar aanleiding van informatiebijeenkomsten

Trends Cijfers &Werken in de overheid- en onderwijssectoren

Transcriptie:

Kengetallen Nederlandse Ziekenhuizen 2014 Utrecht, mei 2016

Stichting DHD (Dutch Hospital Data) is opgericht door de NVZ Nederlandse vereniging van ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) met als doel het beheer en onderhoud van verzamelingen van ziekenhuisgegevens, toezicht op relevante databanken die elders worden aangehouden en het bevorderen van een hoogwaardige informatievoorziening voor en over de ziekenhuiszorg. De rapportage Kengetallen Nederlandse Ziekenhuizen 2014 is in opdracht van en in samenwerking met Stichting DHD samengesteld door Panteia. Publicatie van cijfers en/of tekst uit deze publicatie als toelichting of ondersteuning bij wetenschappelijke artikelen, boeken of scripties, is toegestaan mits daarbij geen sprake is van commerciële doeleinden en voor zover de bron duidelijk wordt vermeld. DHD, Oudlaan 4, Postbus 9696, 3506 GR Utrecht Telefoon 030-2739 521 info@dhd.nl Panteia, Bredewater 26, Postbus 7001, 2701 AA Zoetermeer Telefoon 079-3222 000 info@panteia.nl

Inhoudsopgave Inleiding en verantwoording 5 Tabellen 7 2.1 Aantallen ziekenhuizen 7 2.2 Productie 8 2.3 Personeel (in werkzame personen) 10 2.4 Personeel (in fte) 13 2.5 Personeel (zorgintensiteit en deeltijdwerk) 16 2.6 Capaciteit 17 2.7 Kosten 18 2.8 Weerstandsvermogen 20 2.9 Positie in Nederland 21 2.10 De internationale positie van de Nederlandse gezondheidszorg 21 Toelichting en indeling ziekenhuizen 25 3.1 Toelichting bij de tabellen 25 3.2 Ziekenhuizen naar groep in 2014 26

Inleiding en verantwoording In dit rapport worden de belangrijkste kerngegevens gepresenteerd over het bedrijfsmatig functioneren, in de periode 2010-2014, van de Nederlandse algemene én academische ziekenhuizen. Ter sprake komt kwantitatieve informatie over: Aantallen ziekenhuizen; Productie; Personeel; Capaciteit; Kosten; Nationaal perspectief; Internationaal perspectief. De hiervoor genoemde gegevens worden gepresenteerd voor algemene ziekenhuizen (inclusief het Centraal Militair Hospitaal) en universitaire medische centra (UMC's) tezamen, alsook voor deze twee groepen instellingen afzonderlijk. Daar waar mogelijk is voor de periode 2010-2014 een uitsplitsing gemaakt naar de drie deelgroepen binnen de algemene ziekenhuizen: SAZ, OVA en STZ. Verwezen wordt naar paragraaf 3.2 voor de ledensamenstelling van deze ziekenhuisgroepen: SAZ: deze ziekenhuizen zijn aangesloten bij de vereniging van Samenwerkende Algemene Ziekenhuizen, en betreffen de kleinere ziekenhuizen; OVA: dit omvat de overige ziekenhuizen. Tot deze groep behoren de middelgrote ziekenhuizen; STZ: deze ziekenhuizen die zijn aangesloten bij de vereniging Samenwerkende Topklinische (opleidings-)ziekenhuizen en vertegenwoordigen de grotere topklinische ziekenhuizen. De tabellen in dit rapport zijn vooral gebaseerd op de Enquête Jaarcijfers Ziekenhuizen, kortweg EJZ. Sinds 2010 worden in de EJZ geen productiegegevens gevraagd aan de algemene ziekenhuizen en UMC s. In geval van UMC's geldt dit ook voor personeelsgegevens en kostenrekeningen. In dit rapport zijn daarom ook cijfers gebruikt over productie, kosten en personeel zoals opgenomen in het onderdeel DigiMV van het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording. Het gebruik van gegevens uit meerdere bronnen kan tot verschillen of afwijkingen leiden, dan wel kan daaraan bijdragen. Bij het vergelijking van de gepresenteerde cijfers met cijfers van voorgaande jaren dient dit in acht genomen te worden. In 2014 hebben in totaal 71 ziekenhuisvestigingen medewerking verleend aan de EJZ: 64 van de 83 algemene ziekenhuizen plus (voor een deel van de EJZ) 7 van de 8 UMC s. Categorale ziekenhuizen ontbreken in de EJZ. Gegevens van niet-meewerkende ziekenhuizen zijn door Panteia geschat aan de hand van beschikbare data uit DigiMV, zoals aangeleverde informatie uit eerdere jaren, gecombineerd met de actuele ontwikkelingen bij deelnemende ziekenhuizen. De enquêterespons is door Panteia gecontroleerd op consistentie en volledigheid. Waar nodig of van toepassing zijn correcties aangebracht op de oorspronkelijk aangeleverde informatie. DHD mei 2016-5-

Leeswijzer Dit rapport is vooral een tabellenboek en heeft uitsluitend betrekking op algemene ziekenhuizen en UMC s. De tabellen worden bondig toegelicht en opvallende ontwikkelingen worden aangestipt. Hoofdstuk 3 bevat een korte toelichting op de gebruikte afkortingen in de tabellen. Voor wat betreft algemene ziekenhuizen is de informatie voornamelijk afkomstig uit de Enquête Jaarcijfers Ziekenhuizen (EJZ) en slechts voor een beperkt deel uit DigiMV. Voor UMC s is vooral gebruikgemaakt van de DigiMV-gegevens uit het Jaardocument. Daarin ontbreekt echter informatie over bepaalde personeelscategorieën. Deze ontbrekende gegevens zijn daarom geschat. In de afgelopen jaren hebben diverse verschuivingen plaatsgevonden in de populatie van ziekenhuizen door fusies en door wijzigingen van groepslidmaatschap. Trends op het niveau van groepslidmaatschap kunnen daardoor een vertekend beeld geven, omdat de omvang van deze deelpopulaties elk jaar sterk kan verschillen. Er kunnen dan ook geen conclusies aan die trends verbonden worden: hun cijfers geven slechts een beeld van de onderlinge verhoudingen tussen SAZ, STZ en OVA in een bepaald jaar. Omdat in 2013 enkele definities zijn aangepast en ook sprake is van een veel strengere registratie, zijn jaarcijfers uit de tabellen niet zomaar met elkaar vergelijkbaar. De jaarcijfers tot en met 2012 zijn over het algemeen gebaseerd op dezelfde definities, zijn met elkaar vergelijkbaar en vormen een eigen reeks. Hetzelfde geldt voor de cijfers van 2013 en later. Daar waar jaarcijfers door definitie- of registratiewijziging niet vergelijkbaar zijn, is dat vermeld bij de tabellen. In die gevallen wordt geen gepresenteerd. Er valt veel te vertellen over de ziekenhuiszorg in Nederland. Deze publicatie geeft aanleiding om opvallende ontwikkelingen nader te analyseren of beleidsontwikkelingen te kunnen duiden. Vragen over deze publicatie kunnen aan info@dhd.nl gericht worden. DHD heeft onder andere als doel de informatievoorziening voor en over de ziekenhuiszorg te optimaliseren en zal eventuele onduidelijkheden graag willen toelichten. DHD mei 2016-6-

Tabellen 2.1 Aantallen ziekenhuizen Algemene en categorale ziekenhuizen zijn verenigd in de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ). De Universitaire Medische Centra (UMC s) zijn verenigd in de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). Revalidatie-instellingen (15 van 20 instellingen zijn ook NVZ-lid) zijn verenigd in de koepel Revalidatie Nederland, en Integrale kankercentra zijn verenigd in het IKNL. Tabel 2.1: Aantallen ziekenhuizen Totaal 134 Algemene ziekenhuizen 83 waarvan: SAZ 40 OVA 18 STZ 25 Universitaire Medische Centra 8 Categorale ziekenhuizen 23 waarvan: AudiologiscIe centra 2 Dialysecentra 3 Epilepsie centra 2 Integrale kankercentra 2) 3 Radiotherapeutische centra 5 Astmacentrum (incl. Davos) 3 Overig 5 Revalidatie-instellingen 3) 20 Bron: NVZ, NFU Stand ultimo 2014 2) Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis ( NKI ) viel in 2013 onder categorale ziekenhuizen. In 2014 onder algemene ziekenhuizen. 3) Waarvan 15 ook NVZ-lid Vergelijking van de aantallen ziekenhuizen in 2014 met de situatie in 2013 (de voorgaande rapportage) laat zien dat er 83 algemene ziekenhuizen zijn. Soms wijzigen ziekenhuizen hun groepslidmaatschap. Zo is in 2014 sprake van minder SAZ en STZ ziekenhuizen (1 respectievelijk 3) en is het aantal OVA ziekenhuizen met 4 toegenomen. Zie paragraaf 3.2 voor meer informatie. Door fusies van ziekenhuizen (bijvoorbeeld Scheper ziekenhuis en Bethesda ziekenhuis zijn in 2014 opgegaan in de Treant Groep) en door wijzigingen van groepslidmaatschap (bijvoorbeeld Spaarne ziekenhuis: van STZ naar SAZ in 2014) zijn deze deelpopulaties niet stabiel qua omvang. Hun trends zullen daarom onherroepelijk tot een verkeerd beeld leiden. De cijfers dienen slechts ter indicatie van de verhoudingen tussen de ziekenhuisgroepen in een bepaald jaar. Ten opzichte van 2013 is het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis (destijds categoraal ziekenhuis) in 2014 aan de populatie Algemene ziekenhuizen toegevoegd. Bij de interpretatie van de 2014-cijfers en de vergelijking met eerdere jaren dient met dergelijke wijzingen rekening gehouden te worden. DHD mei 2016-7-

Zelfstandige Behandel Centra en privéklinieken Er bestaan naast ziekenhuizen meer instellingen voor medisch specialistische zorg: in het bijzonder de Zelfstandige Behandel Centra (ZBC's) en de privéklinieken. Het verschil tussen deze beide (vaak kleinschalige) voorzieningen is dat een ZBC verzekerde zorg levert, dat wil zeggen zorg waarop aanspraak bestaat op grond van de zorgverzekeringswet. Het betreft dan vooral niet-spoedeisende (planbare) zorg waarvoor de patiënt niet behoeft te worden opgenomen. Een ZBC mag alleen dagbehandelingen uitvoeren en is altijd een samenwerkingsverband tussen minimaal twee medisch specialisten. Alle andere vormen van private medisch specialistische zorg (niet-verzekerde zorg en eenmanspraktijken) vallen onder de term privéklinieken. Voor privéklinieken geldt niet de eis van meerdere samenwerkende medisch specialisten. Daar kan volstaan worden met alleen basisartsen, verpleegkundigen of fysiotherapeuten. Overigens kan het voorkomen dat een ZBC naast verzekerde ook niet-verzekerde zorg aanbiedt. Het aantal ZBC's ontwikkelt zich snel. Medio 2003 telde Nederland 42 ZBC's. En in 2014 zijn er 227 waarop de Inspectie voor de Gezondheidszorg actief toezicht houdt. Verder zijn in 2014 bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg 97 privéklinieken bekend. De in de volgende tabel genoemde aantallen ZBC s en privéklinieken hebben betrekking op locaties. In een aantal gevallen zijn klinieken onderdeel van een keten. Tabel 2.2: Aantal Zelfstandige Behandel Centra (ZBC s) en privéklinieken ZBC s (locaties) 153 180 213 214 227 Privéklinieken 95 87 106 114 97 totaal 248 267 319 328 324 Bron: Inspectie voor de Gezondheidszorg (de peildatum voor de aantallen ligt normaliter rond 1 april in het erop volgende jaar) 2.2 Productie In de twee hierna volgende tabellen is de omzet en de klinische productie tussen 2010 en 2014 in beeld gebracht. Door wijzingen van de groepslidmaatschappen (SAZ, OVA en STZ) kunnen aan de trends binnen deze groepen geen conclusies verbonden worden. De cijfers geven slechts een beeld van de onderlinge omzetverhouding in een bepaald jaar. Het is belangrijk te beseffen dat enkele definities in 2013 zijn aangepast, en registratie is aangescherpt. Daardoor zijn de jaarcijfers vanaf 2013 niet zondermeer vergelijkbaar met die uit de eraan voorafgaande jaren. De omzetvergelijking tussen 2013 en 2014 laat weinig verschil zien: in 2014 blijkt sprake van gemiddeld 0,2% toename, waarbij UMC s een geringe omzettoename vertoonden en de algemene ziekenhuizen een geringe omzetdaling. Omzetten in de periode tot en met 2012 kunnen onderling wel met elkaar vergeleken worden en laten over 2010-2012 een omzettoename van 3,5% (dat is ongeveer 1,8% per jaar) zien. Ook in die periode vertonen de UMC s meer groei dan algemene ziekenhuizen. Een overzicht van de omzetten in de periode 2010-2014 is in hierna volgende tabel getoond Voor details over kosten (zoals personele kosten, materiële kosten en dergelijke) wordt naar paragraaf 2.7 verwezen en tabel 2.19 in het bijzonder. DHD mei 2016-8-

Tabel 2.3: Omzet (in miljoenen euro) Omzet (miljoenen euro) 19.940 19.940 20.650 22.484 22.543 Algemene ziekenhuizen 13.587 13.369 13.799 15.274 15.215 waarvan: - SAZ 3.955 3.854 3.985 5.098 4.454 - OVA 2.204 2.148 2.162 2.184 3.242 - STZ 7.428 7.367 7.652 7.991 7.518 UMC's 6.353 6.571 6.852 7.210 7.328 Fusies en wijzigingen van groepslidmaatschap (SAZ, OVA en STZ) hebben invloed op deze jaartotalen. Beschouwing van opeenvolgende In aanvulling hierop wordt gewezen op de opvallende cijfersprong in 2014 bij de OVA groep. Die blijkt deels veroorzaakt door het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis ( NKI ): per 2014 is dit voorheen categorale ziekenhuis, gekenmerkt als algemeen ziekenhuis. Tabel 2.4 toont het aantal klinische opnamen. Bij het lezen van de tabel is het belangrijk te beseffen dat sinds 2013 de opnameregistratie veel strenger gehandhaafd en gecontroleerd wordt. Dat vormt een belangrijke verklaring voor de cijfersprong tussen 2012 en 2013. Beter is daarom de periode vóór 2013 en vanaf 2013 apart te beschouwen. Het aantal klinische opnamen is in de periode 2010-2012 licht gedaald (van 1,969 miljoen naar 1,923 miljoen). Vooral een opnameafname bij algemene ziekenhuizen lag daaraan ten grondslag. De ligduur in een algemeen ziekenhuis is in 2014 gemiddeld 5,1 dag. In universitair medisch centra is de ligduur beduidend langer (6,9 dag). Tabel 2.4: Productie Kliniek Klinische opnamen (* 1.000) 1.969 2.017 1.923 1.775 1.780 Algemene ziekenhuizen 2) 1.726 1.764 1.678 1.538 1.547 waarvan: - SAZ 577 578 532 522 520 - OVA 276 282 278 262 315 - STZ 874 903 869 755 712 UMC's 242 253 245 236 232 Verpleegdagen (*1.000) 10.822 10.569 9.964 9.400 9.420 Algemene ziekenhuizen 2) 9.138 8.871 8.304 7.953 7.825 waarvan: - SAZ 2.939 2.820 2.622 2.539 2.484 - OVA 1.490 1.431 1.393 1.349 1.611 - STZ 4.710 4.620 4.290 4.066 3.730 UMC's 1.684 1.698 1.660 1.447 1.595 Ligduur 5,5 5,2 5,2 5,3 5,3 Algemene ziekenhuizen 2) 5,3 5,0 4,9 5,2 5,1 waarvan: - SAZ 5,1 4,9 4,9 4,9 4,8 - OVA 5,4 5,1 5,0 5,1 5,1 - STZ 5,4 5,1 4,9 5,4 5,2 UMC's 7,0 6,7 6,8 6,1 6,9 In 2013 zijn de definities van een klinische opname en van een verpleegdag gewijzigd, alsook strenger gehanteerd. Hierdoor zijn de totaalcijfer over de jaren vóór 2013 en vanaf 2013 niet met elkaar vergelijkbaar. 2) Fusies en wijzigingen van groepslidmaatschap (SAZ, OVA en STZ) hebben invloed op deze jaartotalen. Beschouwing van opeenvolgende De hierna volgende tabel toont tot 2012 een stijging van het aantal dagverplegingsdagen. Vanaf 2013 is de definitie van een verpleegdag strenger toegepast. Dat effect is waarneembaar in de tabel: vanaf 2013 daalt het aantal dagverplegingsdagen daardoor. Iets vergelijkbaars speelt bij Eerste polibezoeken en de Herhaalbezoeken poli: door een definitiewijzing in 2014 zijn de cijfers niet vergelijkbaar met die tot en met 2013. DHD mei 2016-9-

Tabel 2.5: Productie Dagbehandeling en Polikliniek Dagverplegingsdagen (*1.000) 2.084 2.266 2.351 2.146 1.760 Algemene ziekenhuizen 2) 1.824 1.979 2.034 1.875 1.530 waarvan: - SAZ 611 664 689 594 517 - OVA 308 327 333 316 321 - STZ 905 988 1.012 964 691 UMC's 259 287 317 272 230 Eerste polibezoeken (*1.000) 10.878 11.156 10.805 10.612 9.309 Algemene ziekenhuizen 2) 9.792 10.041 9.683 9.537 8.369 waarvan: - SAZ 3.270 3.370 3.338 3.228 3.009 - OVA 1.678 1.720 1.651 1.671 1.801 - STZ 4.844 4.951 4.693 4.638 3.559 UMC's 1.086 1.114 1.123 1.075 940 Herhaalbezoeken poli (*1.000) 18.639 19.540 18.595 19.129 19.058 Algemene ziekenhuizen 2) 16.786 17.348 16.063 16.548 16.606 waarvan: - SAZ 5.421 5.709 5.514 5.524 5.239 - OVA 2.987 2.848 2.907 2.825 3.413 - STZ 8.378 8.791 7.641 8.198 7.955 UMC's 1.853 2.191 2.533 2.582 2.452 Herhaalfactor 1,7 1,8 1,7 1,8 2,0 Algemene ziekenhuizen 2) 1,7 1,7 1,7 1,7 2,0 waarvan: - SAZ 1,7 1,7 1,7 1,7 1,7 - OVA 1,8 1,7 1,8 1,7 1,9 - STZ 1,7 1,8 1,6 1,8 2,2 UMC's 1,7 2,0 2,3 2,4 2,6 In 2013 zijn de definities van dagverpleging gewijzigd en in 2014 die van Eerste Polibezoek. Hierdoor zijn de jaartotalen over de jaren vóór en na die datum niet met elkaar vergelijkbaar. 2) Fusies en wijzigingen van groepslidmaatschap (SAZ, OVA en STZ) hebben invloed op deze jaartotalen. Beschouwing van opeenvolgende 2.3 Personeel (in werkzame personen) Deze paragraaf presenteert de personeelsgegevens in termen van werkzame personen ( koppen ). In de hierna volgende paragraaf komen de personeelsgegevens in termen van capaciteit ( fte ) ter sprake. In de periode 2010-2014 nam de omvang van ziekenhuispersoneel, uitgedrukt in werkzame personen, met gemiddeld 0,8% per jaar toe (zie tabel 2.6). In aantallen betrof dat in de genoemde periode ongeveer 7.750 personen: ruim 4.600 bij algemeen ziekenhuizen en bijna 3.150 bij UMC s. DHD mei 2016-10-

Tabel 2.6: Totale omvang personeel in UMC's en algemene ziekenhuizen (werkzame personen) Totaal personeel (werkzame personen) 254.778 256.419 261.195 260.068 262.530 0,8% Algemene ziekenhuizen 2) 185.648 185.491 188.348 185.523 190.268 0,6% waarvan: - SAZ 57.415 56.650 58.299 57.291 59.751 - OVA 31.301 31.051 30.529 28.113 40.511 - STZ 96.931 97.790 99.520 100.119 90.007 UMC's 69.131 70.928 72.847 74.544 72.262 1,1% In deze personeelsaantallen zit vanaf 2012 een rudimentaire schatting van het aantal personeelsleden dat niet op de loonlijst staat, aangezien dit aspect sinds 2012 niet meer in DigiMV gemeten wordt. 2) Tabel 2.7 geeft een indruk van het niet-patiëntgebonden personeel: de omvang hiervan bij algemene ziekenhuizen verloopt redelijk vlak, bij UMC s is een stijging te zien van gemiddeld 1,9% per jaar. Het aantal personen, werkzaam in hotelfuncties en in terrein- en gebouwgebonden functies vertoont, gemiddeld genomen, over de periode 2010-2014 een dalende trend bij algemeen ziekenhuizen en een stijgende trend bij UMC s. Tabel 2.7: Omvang niet-patiëntgebonden personeel (in werkzame personen) Totaal niet-patiënt gebonden personeel 78.174 78.563 78.724 79.584 78.828 0,2% Algemene ziekenhuizen 57.218 56.505 56.821 56.346 56.227-0,4% waarvan: - SAZ 18.489 17.448 18.997 18.326 18.506 - OVA 9.029 8.699 8.442 7.844 11.246 - STZ 29.700 30.358 29.383 30.176 26.475 UMC's 20.956 22.058 21.903 23.239 22.601 1,9% Algemeen en administratief 50.736 51.542 51.988 53.624 52.872 1,0% Algemene ziekenhuizen 34.114 33.874 34.501 34.935 34.828 0,5% waarvan: - SAZ 11.004 10.345 11.317 10.871 10.957 - OVA 5.270 5.042 4.956 4.816 7.035 - STZ 17.840 18.488 18.229 19.248 16.837 UMC's 16.622 17.668 17.487 18.688 18.043 2,1% Hotelfuncties 24.981 24.596 24.326 23.573 23.553-1,5% Algemene ziekenhuizen 21.231 20.822 20.469 19.578 19.621-2,0% waarvan: - SAZ 6.895 6.543 7.089 6.871 6.943 - OVA 3.450 3.355 3.171 2.722 3.826 - STZ 10.886 10.923 10.208 9.984 8.852 UMC's 3.750 3.774 3.857 3.995 3.932 1,2% Terrein- en gebouw-gebonden 2.457 2.425 2.410 2.388 2.404-0,5% Algemene ziekenhuizen 1.872 1.809 1.851 1.833 1.778-1,3% waarvan: - SAZ 590 560 591 583 606 - OVA 309 303 314 306 385 - STZ 973 947 945 943 787 UMC's 584 616 559 555 626 1,8% DHD mei 2016-11-

Verpleegkundigen en verzorgenden vertonen qua personeelsomvang in de afgelopen vijf jaar een vrijwel constant beeld (tabel 2.8). Bij het ander patiëntgebonden personeel is daarentegen sprake van gemiddeld 2,3% groei per jaar. Bij zowel algemene ziekenhuizen als bij UMC s daalt het aantal leerling-verpleegkundigen. Hier speelt echter dat het beleid effect heeft op de aantallen. Onder de term leerling-verpleegkundigen worden de BBL opleidingen a) geschaard (werken-leren) en onder stagiaires worden de BOL opleidingen b) geschaard (theoretische kant). Aangezien er steeds minder BBL opleidingen en meer BOL opleidingen zijn, verschuift dit cijfer. Het gevolg is dat de trend van het aantal leerling-verpleegkundigen hier vertekend is. Stagiairs (in verschillende functies) komen in tabel 2.9 aan bod. Tabel 2.8: Omvang patiëntgebonden personeel (in koppen) Totaal patiëntgebonden personeel 165.772 166.468 170.464 168.781 171.814 0,9% Algemene ziekenhuizen 2) 120.526 120.749 122.684 120.713 125.292 1,0% waarvan: - SAZ 36.624 36.183 36.732 36.180 38.340 - OVA 21.182 20.839 20.616 18.906 27.301 - STZ 62.720 63.726 65.336 65.627 59.650 UMC's 45.247 45.719 47.780 48.068 46.522 0,7% Verpleegkundigen & verzorgenden 81.529 80.622 80.996 81.017 81.453 0,0% Algemene ziekenhuizen 2) 65.691 64.980 65.824 65.689 66.624 0,4% waarvan: - SAZ 20.004 19.845 20.239 19.991 20.798 - OVA 11.954 11.623 11.184 10.383 14.893 - STZ 33.732 33.512 34.401 35.314 30.933 UMC's 15.838 15.642 15.172 15.329 14.829-1,6% Ander patiëntgebonden 78.845 80.712 84.334 83.192 86.301 2,3% Algemene ziekenhuizen 2) 50.543 51.706 52.786 51.438 55.446 2,3% waarvan: - SAZ 15.230 15.084 15.368 15.193 16.421 - OVA 8.478 8.487 8.768 7.976 11.740 - STZ 26.834 28.134 28.650 28.269 27.285 UMC's 28.302 29.006 31.548 31.753 30.855 2,2% Leerling-verpleegkundigen 5.399 5.134 5.134 4.572 4.059-6,9% Algemene ziekenhuizen 2) 4.292 4.063 4.073 3.586 3.221-6,9% waarvan: - SAZ 1.389 1.254 1.125 995 1.121 - OVA 749 729 664 547 669 - STZ 2.153 2.080 2.285 2.043 1.432 UMC's 1.107 1.071 1.061 987 838-6,7% Inclusief medisch specialisten in loondienst 2) Het aantal stagiaires (tabel 2.9) laat over de periode 2010-2014 een stijgende lijn zien, zowel bij algemeen ziekenhuizen als bij UMC s. Bij het aantal PNIL ers (Personeelsleden Niet In Loondienst) is over dezelfde periode, voor zover mogelijk, een vlak verloop waarneembaar. a) = BBL staat voor Beroeps Begeleidende Leerweg. Werknemers in een BBL-traject hebben een arbeidsovereenkomst en ontvangen daarnaast (normaliter) les. b) = BOL staat voor Beroeps Opleidende Leerweg. Werknemers in een BOL-traject hebben de juridische status van student. Zij lopen derhalve tijdens hun opleiding stage. BOL ers hebben, mits 18 jaar of ouder, recht op studiefinanciering in tegenstelling tot BBL ers. DHD mei 2016-12-

Tabel 2.9: Omvang stagiaires en PNIL ers (in koppen) Stagiaires 5.119 6.124 6.472 6.224 6.361 5,7% Algemene ziekenhuizen 3.219 3.741 4.242 3.942 4.149 6,7% waarvan: - SAZ 1.035 1.033 1.525 1.275 1.330 - OVA 679 1.084 618 777 1.120 - STZ 1.504 1.625 2.100 1.890 1.699 UMC's 1.900 2.383 2.230 2.282 2.212 4,0% Personeel Niet In Loondienst 5.713 5.263 nb nb nb nb Algemene ziekenhuizen 4.685 4.495 4.602 4.523 4.601-0,5% waarvan: - SAZ 1.267 1.985 1.045 1.510 1.575 - OVA 412 429 854 586 844 - STZ 3.007 2.081 2.702 2.427 2.182 UMC's 1.027 768 nb nb nb nb Het vaststellen van het aantal werkzame personen in de personeelscategorieën stagiairs en PNIL is niet eenvoudig. Voor UMC s is vanaf 2012 geen bronmateriaal voorhanden om het aantal PNIL ers vast te stellen. Stagiairs leveren slechts een beperkte bijdrage aan de ziekenhuisproductie. En voor de PNIL ers geldt dat hier vooral het aantal fte's voor een ziekenhuis van belang is. 2.4 Personeel (in fte) Deze paragraaf geeft cijfermatige informatie over de personeelscapaciteit in ziekenhuizen, uitgedrukt in fulltime eenheden ( fte ). Tabel 2.10 toont de jaarlijkse groei over 2010-2014. Alle ziekenhuizen tezamen komen uit op een van 1,3% per jaar. Bij UMC s ligt deze groei, over dezelfde periode beschouwd, iets lager dan bij algemene ziekenhuizen (1,1% versus 1,3% per jaar). Vergelijking van tabel 2.10 met tabel 2.3 laat zien dat de personeelsgroei in de periode 2010-2014 (gemiddeld 1,3% per jaar) een stuk lager ligt dan de omzetgroei in dezelfde periode (gemiddeld 3,1% per jaar). Tabel 2.10: Totale omvang personeel ( fte ) Personeel (fte) 181.087 183.786 187.146 187.107 190.386 1,3% Algemene ziekenhuizen 128.559 130.467 132.079 131.655 135.468 1,3% waarvan: - SAZ 37.766 38.108 38.554 38.675 41.257 - OVA 21.629 21.646 21.276 19.940 29.004 - STZ 69.164 70.712 72.249 73.041 65.208 UMC's 52.528 53.320 55.067 55.452 54.918 1,1% De hierna volgende tabellen (tabel 2.11 tot/met tabel 2.14) laten de ontwikkelingen van de verschillende personeelscategorieën (uitgedrukt in fte) zien. DHD mei 2016-13-

Allereerst het niet-patiëntgebonden personeel (tabel 2.1. In de periode 2010-2014 steeg dit met gemiddeld 0,9% per jaar. Deze stijging is minder dan die van het patiëntgebonden personeel (1,3% per jaar, zie tabel 2.12). Tussen 2010 en 2014 is de capaciteit aan algemeen en administratief personeel gestegen met 1,7% per jaar. Vanaf 2013 lijkt deze personeelscapaciteit zich te stabiliseren, zowel bij algemene ziekenhuizen als bij UMC s. Het overige niet-patiëntgebonden personeel (hotelfuncties en terrein- en gebouwgebonden) vertoont kleine schommelingen over de periode 2010-2014, maar er lijkt sprake te zijn van enige stabilisatie vanaf 2013. Tabel 2.11: Niet-patiëntgebonden personeel (fte) Totaal niet-patiëntgebonden personeel 52.729 53.607 53.741 54.597 54.689 0,9% Algemene ziekenhuizen 37.213 37.626 37.686 37.978 38.184 0,6% waarvan: - SAZ 11.116 10.947 11.686 11.518 12.154 - OVA 5.883 5.752 5.517 5.287 7.657 - STZ 20.214 20.927 20.483 21.173 18.373 UMC's 15.516 15.981 16.056 16.620 16.506 1,6% Algemeen en administratief 35.600 36.602 36.845 38.119 38.074 1,7% Algemene ziekenhuizen 23.104 23.520 23.798 24.532 24.645 1,6% waarvan: - SAZ 6.894 6.899 7.323 7.275 7.570 - OVA 3.588 3.470 3.398 3.375 4.998 - STZ 12.622 13.151 13.077 13.882 12.077 UMC's 12.496 13.082 13.047 13.587 13.429 1,8% Hotelfuncties 14.886 14.785 14.660 14.337 14.415-0,8% Algemene ziekenhuizen 12.401 12.412 12.187 11.778 11.878-1,1% waarvan: - SAZ 3.705 3.545 3.825 3.725 4.030 - OVA 2.012 1.993 1.845 1.648 2.305 - STZ 6.684 6.874 6.517 6.405 5.543 UMC's 2.485 2.373 2.472 2.559 2.536 0,5% Personeel terrein- & gebouw gebonden 2.242 2.220 2.236 2.141 2.200-0,5% Algemene ziekenhuizen 1.707 1.694 1.701 1.668 1.660-0,7% waarvan: - SAZ 516 503 538 518 554 - OVA 283 288 274 265 354 - STZ 908 902 889 885 753 UMC's 535 526 536 474 540 0,2% Tabel 2.12 toont een overzicht van het patiëntgebonden personeel. Gemiddeld genomen is dit over 2010-2014 met 1,3% per jaar gestegen. Bij algemene ziekenhuizen ligt dit percentage iets hoger (1,5%) in vergelijking met UMC s (0,9%). Het aantal leerling-verpleegkundigen vertoont een dalende trend van gemiddeld 7,4% over de afgelopen jaren bij de algemene ziekenhuizen. Bij UMC s ligt de daling op gemiddeld 6,4% per jaar. Hier speelt echter dat het beleid effect heeft op de aantallen. Onder de term leerling-verpleegkundigen worden de BBL opleidingen geschaard (werken-leren) en onder stagiaires worden de BOL opleidingen geschaard (theoretische kant). Aangezien er steeds minder BBL opleidingen en meer BOL opleidingen zijn verschuift dit cijfer. Het gevolg is dat de trend van het aantal leerling-verpleegkundigen hier vertekend is. Voor stagiairs (in verschillende functies) wordt naar tabel 2.13 verwezen. DHD mei 2016-14-

Tabel 2.12: Omvang patiëntgebonden personeel (in fte) Totaal patiëntgebonden personeel (fte) 122.827 124.091 127.322 126.414 129.384 1,3% Algemene ziekenhuizen 2) 86.545 87.547 89.103 88.381 91.761 1,5% waarvan: - SAZ 25.229 25.166 25.510 25.466 27.299 - OVA 14.953 14.953 14.786 13.763 20.053 - STZ 46.363 47.427 48.808 49.151 44.410 UMC's 36.282 36.545 38.219 38.034 37.623 0,9% Verpleegkundigen en verzorgenden 57.623 57.265 57.913 58.510 59.114 0,6% Algemene ziekenhuizen 2) 45.769 45.587 46.270 46.947 47.798 1,1% waarvan: - SAZ 13.500 13.547 13.770 13.791 14.624 - OVA 7.984 7.985 7.699 7.365 10.640 - STZ 24.285 24.056 24.801 25.791 22.535 UMC's 11.854 11.678 11.643 11.563 11.315-1,2% Ander patiëntgebonden 60.458 62.120 64.843 63.820 66.748 2,5% Algemene ziekenhuizen 2) 37.039 38.261 39.187 38.226 41.216 2,7% waarvan: - SAZ 10.558 10.508 10.754 10.782 11.767 - OVA 6.287 6.300 6.495 5.896 8.840 - STZ 20.193 21.453 21.939 21.548 20.609 UMC's 23.419 23.859 25.656 25.594 25.532 2,2% Leerling-verpleegkundigen 4.746 4.706 4.566 4.085 3.522-7,2% Algemene ziekenhuizen 2) 3.737 3.698 3.646 3.208 2.746-7,4% waarvan: - SAZ 1.170 1.111 986 894 908 - OVA 682 668 592 502 573 - STZ 1.885 1.919 2.068 1.812 1.266 UMC's 1.009 1.008 921 877 776-6,4% Inclusief medisch specialisten in loondienst 2) Uitgedrukt in fte s vertoont het aantal stagiairs over de afgelopen jaren een stijgende trend (tabel 2.13). Dit geldt voor zowel algemene ziekenhuizen als UMC s. Omdat stagiairs deels in functie kunnen zijn als leerling-verpleegkundige, geeft deze trend mogelijk een iets vertekend beeld. Bij UMC s vertoont het aantal personeelsleden dat niet in loondienst is (PNIL ers) een redelijk vlak verloop. Tabel 2.13: Omvang stagiaires en PNIL ers (in fte) Stagiaires 2.668 3.258 3.374 3.298 3.425 6,4% Algemene ziekenhuizen 2.178 2.643 2.799 2.719 2.852 7,0% waarvan: - SAZ 650 736 789 769 821 - OVA 479 678 435 517 752 - STZ 1.049 1.229 1.575 1.432 1.279 UMC's 490 615 575 579 573 4,0% Personeel Niet In Loondienst 2.863 2.830 2.709 2.798 2.889 0,2% Algemene ziekenhuizen 2.624 2.652 2.491 2.578 2.672 0,5% waarvan: - SAZ 772 1.259 568 922 983 - OVA 314 263 539 373 542 - STZ 1539 1129 1.384 1.284 1.146 UMC's 239 179 218 219 217-2,4% DHD mei 2016-15-

Tabel 2.14 geeft een beeld van de capaciteit aan medisch specialisten (in fte). Hun aantal kan van jaar tot jaar fluctueren. Over de periode 2010-2014 is het aantal met gemiddeld 2,6% per jaar toegenomen. Bij UMC s is deze toename sterker dan bij de algemene ziekenhuizen. Tabel 2.14: Omvang medisch specialisten 2) (in fte) Medisch specialisten (fte) 13.326 13.460 14.165 14.424 14.776 2,6% Algemene ziekenhuizen 9.188 9.235 10.026 9.692 9.957 2,0% waarvan: - SAZ 2.952 3.071 3.138 3.353 3.096 - OVA 1.564 1.622 1.531 1.521 2.266 - STZ 4.672 4.542 5.357 4.818 4.595 UMC's 4.138 4.225 4.139 4.732 4.820 3,9% 2) Werkzame medisch specialisten, tandartsen, laboratoriumonderzoekers, apothekers, AIOS, ANIOS en andere academici, welke gebruik maken van faciliteiten van de instelling, zowel klinisch als poliklinisch en direct betrokken bij diagnose en therapie 2.5 Personeel (zorgintensiteit en deeltijdwerk) Deze paragraaf toont, voor enkele personeelscategorieën, het aantal bedden als een maat voor de ontwikkeling van de zorgintensiteit. Ook wordt inzicht gegeven over het aandeel deeltijdwerk. Tabel 2.15 laat de personeelsomvang zien per bed. Dit is een belangrijke indicator voor de zorgintensiteit. In 2014 waren dat 4,5 personen (fte) per bed. Over de periode 2010-2014 is sprake van gemiddeld 3,2% toename per jaar. Zowel de omvang van het patiëntgebonden personeel per bed, als de omvang van het aantal verpleegkundigen per bed, is toegenomen. Een uitzondering vormen de UMC s waar, in het geval van verpleegkundigen per bed, een lichte daling te zien is. Tabel 2.15:Totaal, patiëntgebonden en verpleegkundig personeel (in fte's) per bed Totaal personeel/bed 3,96 4,07 4,23 4,32 4,50 3,2% Algemene ziekenhuizen 3,39 3,47 3,61 3,69 3,90 3,6% waarvan: - SAZ 3,01 3,13 3,21 3,23 3,50 - OVA 3,37 3,43 3,51 3,39 4,07 - STZ 3,64 3,70 3,90 4,09 4,13 UMC's 6,78 7,03 7,20 7,28 7,21 1,6% Patiëntgebonden personeel/bed 2,69 2,75 2,88 2,92 3,06 3,2% Algemene ziekenhuizen 2,28 2,33 2,44 2,48 2,64 3,8% waarvan: - SAZ 2,01 2,07 2,12 2,13 2,31 - OVA 2,33 2,37 2,44 2,34 2,81 - STZ 2,44 2,48 2,64 2,75 2,81 UMC's 4,69 4,82 5,00 5,00 4,94 1,3% waarvan verpleegkundigen/bed 1,26 1,27 1,31 1,35 1,40 2,6% Algemene ziekenhuizen 1,21 1,21 1,26 1,32 1,38 3,3% waarvan: - SAZ 1,08 1,11 1,15 1,15 1,24 - OVA 1,25 1,27 1,27 1,25 1,49 - STZ 1,28 1,26 1,34 1,45 1,43 UMC's 1,53 1,54 1,52 1,52 1,49-0,7% DHD mei 2016-16-

Het aandeel deeltijdwerkers vertoont in de periode 2010-2014 bij de algemene ziekenhuizen nagenoeg geen groei (tabel 2.16). De arbeidsduur van deeltijdwerkers is in de beschouwde periode iets toegenomen. Tabel 2.16: Deeltijdwerk in ziekenhuizen (percentages) Percentage deeltijders Algemene ziekenhuizen 72,9% 72,8% 73,6% 75,2% 73,8% 0,2% waarvan: - SAZ 77,8% 77,6% 78,0% 77,7% 74,5% - OVA 71,6% 72,5% 74,2% 78,0% 75,8% - STZ 70,4% 70,2% 70,9% 72,9% 72,4% Gemiddelde arbeidsduur deeltijders Algemene ziekenhuizen 57,8% 59,2% 59,4% 61,4% 61,0% 0,8% waarvan: - SAZ 56,1% 57,9% 56,6% 58,2% 58,5% - OVA 57,4% 57,9% 59,1% 62,7% 62,5% - STZ 59,1% 60,6% 61,3% 62,9% 61,9% 2.6 Capaciteit Deze paragraaf behandelt enkele capaciteitsgegevens. Ter sprake komen de aantallen ziekenhuizen naar omvang en bereik en het aantal ziekenhuisbedden. De volgende tabel toont het aantal algemene ziekenhuizen. Ten opzichte van 2013, maken in 2014 het Bethesda ziekenhuis en het Scheper ziekenhuis onderdeel uit van de Treant Groep en is het Antoni van Leeuwenhoek aan de populatie algemene ziekenhuizen toegevoegd. Gemiddeld bedient een algemeen ziekenhuis in 2014 ruim 200.000 inwoners, dit is iets meer dan in 2010. De bevolkingstoename is daar debet aan. Als algemene ziekenhuizen en UMC s tezamen beschouwd worden, dan worden in 2014 ongeveer 185.000 inwoners bediend per ziekenhuis. Tabel 2.17: Aantallen ziekenhuizen totaal en naar omvang; bevolkingsomvang per ziekenhuis Totaal aantal ziekenhuizen 91 91 91 91 91 0,0% Algemene ziekenhuizen 83 83 83 83 83 0,0% DHD mei 2016-17- waarvan: - SAZ 40 40 41 41 40 - OVA 16 15 14 14 18 - STZ 27 28 28 28 25 UMC's 8 8 8 8 8 0,0% Ziekenhuizen naar aantal bedden Algemene ziekenhuizen: < 300 bedden 20 23 25 24 24 4,7% 300 tot 400 bedden 23 20 19 21 22-1,1% 400 tot 600 bedden 18 19 20 18 21 3,9% > 600 bedden 22 21 19 20 16-7,7% UMC's > 600 bedden 8 8 8 8 8 0,0% Gemiddelde bevolkingsomvang: - per algemeen ziekenhuis 200.185 201.205 201.867 201.867 202.169 0,2% - per ziekenhuis inclusief UMC's 182.587 183.516 184.120 184.120 184.396 0,2%

Het aantal ziekenhuisbedden is tussen 2010 en 2014 iets afgenomen (-1,9%), zie tabel 2.18. Ook het totale aantal IC-bedden in algemene ziekenhuizen is in dezelfde periode afgenomen. Vooral het aantal cardiologische IC-bedden is daar afgenomen, in tegenstelling tot de overige ICbedden die juist zijn toegenomen. De aantallen bedden en IC-bedden kunnen jaarlijks fluctueren. Dat kan tot een verkeerd beeld leiden. Trends over een langere periode zijn daarom interessanter. Tabel 2.18: Aantal ziekenhuisbedden Aantal bedden 45.723 45.140 44.225 43.311 42.344-1,9% Algemene ziekenhuizen 37.979 37.557 36.580 35.698 34.731-2,2% waarvan: - SAZ 12.544 12.159 12.013 11.977 11.798 - OVA 6.410 6.302 6.054 5.879 7.127 - STZ 19.025 19.097 18.513 17.843 15.806 UMC's 7.744 7.583 7.645 7.613 7.613-0,4% Aantal IC-bedden algemene ziekenhuizen 1.848 1.877 1.742 1.756 1.699-2,1% waarvan: - algemeen 834 863 808 894 843 0,3% - cardiologisch 825 825 717 668 592-7,9% - overig 189 189 216 195 264 8,7% 2.7 Kosten In deze paragraaf komen de belangrijkste financiële ontwikkelingen in de Nederlandse ziekenhuizen ter sprake. Ter sprake komen kosten, budgetten en solvabiliteit van algemene ziekenhuizen. In de periode 2010-2014 namen de totale ziekenhuiskosten (tabel 2.19) met gemiddeld 2,7% per jaar toe. De kostenstijging bij algemene ziekenhuizen en bij UMC s ontlopen elkaar weinig. Een nadere uitsplitsing van de kosten laat het volgende beeld zien. Personele kosten zijn in de genoemde periode met gemiddeld 3,5% per jaar gestegen. Ook hier is er nagenoeg geen verschil tussen algemene ziekenhuizen en UMC s. Materiële kosten zijn gemiddeld 6,2% per jaar toegenomen: de toename bij algemene ziekenhuizen was minder dan bij UMC s. Kosten voor onderhoud, energie, afschrijving, voorzieningen, huur en dergelijke zijn in de afgelopen jaren daarentegen duidelijk afgenomen: UMC s hebben hier grotere besparingen bereikt dan algemene ziekenhuizen. Opgemerkt wordt dat volgens de richtlijn van VWS in 2010 gerekend moest worden met een versnelde afschrijving van de overwaarde op gebouwen en terreinen in dat jaar. Dat verklaart de sterke afname van de post afschrijvingen/voorzieningen/huuren leasing van 2010 naar 2011. Ook de post rente laat over de periode 2010-2014 een duidelijke toename zien, vooral bij UMC s. Wel wordt opgemerkt dat, in geval van UMC s, deze post de laatste twee jaar een dalende trend vertoont. DHD mei 2016-18-

Tabel 2.19: Kosten algemene ziekenhuizen en UMC's; totaal en naar categorie (in miljoen euro) Totale ziekenhuiskosten 19.463 19.604 20.414 21.028 21.613 2,7% Algemene ziekenhuizen 13.207 13.185 13.775 14.185 14.609 2,6% waarvan: - SAZ 3.718 3.691 3.943 4.096 4.287 - OVA 2.337 2.095 2.273 2.249 3.026 - STZ 7.153 7.399 7.559 7.839 7.297 UMC's 6.256 6.418 6.639 6.843 7.004 2,9% Personele kosten 10.787 11.536 11.786 11.919 12.358 3,5% Algemene ziekenhuizen 7.065 7.532 7.645 7.697 8.089 3,4% waarvan: - SAZ 2.031 2.102 2.219 2.245 2.376 - OVA 1.214 1.220 1.275 1.229 1.732 - STZ 3.821 4.209 4.150 4.223 3.981 UMC's 3.722 4.004 4.141 4.222 4.269 3,5% Materiële kosten 5.356 5.530 6.030 6.506 6.814 6,2% Algemene ziekenhuizen 3.769 3.814 4.226 4.579 4.711 5,7% waarvan: - SAZ 1.073 1.087 1.203 1.292 1.387 - OVA 590 555 667 711 923 - STZ 2.106 2.173 2.356 2.576 2.401 UMC's 1.586 1.716 1.804 1.927 2.103 7,3% Onderhouds- en energiekosten 512 514 533 463 405-5,7% Algemene ziekenhuizen 314 304 335 332 298-1,3% waarvan: - SAZ 91 88 96 98 92 - OVA 55 56 74 49 49 - STZ 167 160 166 185 157 UMC's 197 210 198 131 107-14,2% Afschrijvingen, Voorzieningen, huur/leasing 2.471 1.636 1.621 1.681 1.607-10,2% Algemene ziekenhuizen 1.779 1.238 1.232 1.217 1.174-9,9% waarvan: - SAZ 453 349 351 379 348 - OVA 421 203 191 195 251 - STZ 905 686 690 643 575 UMC's 692 397 389 463 432-11,1% Rente 338 387 443 459 429 6,2% Algemene ziekenhuizen 280 297 337 360 337 4,8% waarvan: - SAZ 70 65 74 82 83 - OVA 56 61 66 66 71 - STZ 153 170 196 211 183 UMC's 58 90 106 100 92 12,3% Bron: EJZ. DigiMV Tabel 2.20 toont de wettelijk budgetten. Die zijn (exclusief het B-segment) in de periode vanaf 2012 gedecimeerd. Deels is dit toe te schrijven aan de invoering en stelselmatige uitbreiding van het B-segment, waarbinnen vanaf 2012 sprake is van een duidelijke toename in het aantal behandelingen. Voor het overige deel vindt overheveling plaats van het wettelijk budget naar de overige omzet. Dit betreft niet-gebudgetteerde zorgprestaties (DBC s) in het A-segment. Verder bestaat de post overige omzet uit subsidies uit het opleidingsfonds zorg en overige opbrengsten. DHD mei 2016-19-

Tabel 2.20: Budgetten (miljoenen euro's) Omzet 19.940 19.940 20.650 22.484 22.543 Algemene ziekenhuizen 2) 13.587 13.369 13.799 15.274 15.215 waarvan: - SAZ 3.955 3.854 3.985 5.098 4.454 - OVA 2.204 2.148 2.162 2.184 3.242 - STZ 7.428 7.367 7.652 7.991 7.518 UMC's 6.353 6.571 6.852 7.210 7.328 Wettelijk budget 11.359 10.765 1.723 946 547 Algemene ziekenhuizen 2) 8.391 7.725 1.539 883 483 waarvan: - SAZ 2.336 2.113 790 439 284 - OVA 1.340 1.226 133 121 119 - STZ 4.715 4.386 616 323 80 UMC's 2.968 3.040 183 63 64 B-segment 4.076 4.336 7.622 11.300 11.517 Algemene ziekenhuizen 2) 3.676 3.912 6.357 9.572 9.583 waarvan: - SAZ 1.254 1.335 1.859 3.145 2.941 - OVA 600 639 1.033 1.464 1.891 - STZ 1.822 1.938 3.465 4.962 4.750 UMC's 400 425 1.265 1.728 1.935 Overige omzet 4.504 4.839 11.305 10.238 10.479 Algemene ziekenhuizen 2) 1.519 1.732 5.902 4.819 5.149 waarvan: - SAZ 365 406 1.336 1.514 1.229 - OVA 264 283 997 599 1.232 - STZ 891 1.043 3.570 2.706 2.689 UMC's 2.985 3.107 5.403 5.419 5.329 Bron: EJZ. DigiMV exclusief het B-segment 2) Fusies en wijzigingen van groepslidmaatschap (SAZ, OVA en STZ) hebben invloed op die groepstotalen. Beschouwing van opeenvolgende 2.8 Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen is gebaseerd op gegevens van het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WfZ). Het handelt om het weerstandsvermogen van ziekenhuizen die leningen hebben geborgd bij het WfZ. Volgens de definitie van het WfZ neemt de solvabiliteit van de ziekenhuizen toe (algemeen plus categoraal, zie tabel 2.2 en ligt de laatste jaren boven de door WfZ gestelde norm van 15%. De toename van het weerstandsvermogen in de periode 2010-2014 ligt op gemiddeld 11,4% per jaar. Voor een deel komt dit door verschuiving van de reserve instandhoudinginvesteringen naar het eigen vermogen. Tabel 2.21: Solvabiliteit (weerstandsvermogen in percentage van het risicobudget) Algemene en categorale ziekenhuizen 15,2% 17,4% 19,8% 21,7% 23,4% 11,4% Bron: WfZ DHD mei 2016-20-

2.9 Positie in Nederland Deze paragraaf presenteert diverse kerncijfers over de ziekenhuiszorg in relatie tot enkele kerngegevens van Nederland, zoals het Bruto Binnenlands Product (BBP) en de omvang van de bevolking. Tabel 2.22 laat de kosten van zorg in Nederland zien als percentage van het BBP: zowel in 2014 als in 2013 bedroeg dit 9,6% tegenover 8,9% in 2010. Dit komt neer op een toename van 1,7% per jaar. Tevens is te zien dat de kosten van zorg tussen 2010 en 2014 sterker zijn gestegen dan het BBP (3,0% versus 1,2% gemiddeld per jaar). Per hoofd van de bevolking werd in 2014 gemiddeld 3.391 per persoon aan gezondheidszorg geconsumeerd. Dit bedrag toont een gestage opwaartse trend (2,6% per jaar). Ook de consumptie aan ziekenhuiszorg per hoofd van de bevolking neemt toe met maar liefst gemiddeld 4,3% per jaar. Tabel 2.22: Kosten algemene ziekenhuizen en UMC's in relatie tot het BBP en de bevolking Bruto binnenlands product (BBP; miljard euro) 567,8 579,6 583,8 586,7 596,7 1,2% BBP met betrekking tot zorg (miljard euro) 50,8 52,4 54,5 56,3 57,1 3,0% in % van BBP 8,9 9,0 9,3 9,6 9,6 1,7% Kosten ziekenhuiszorg (miljoen euro) 19,463 19.604 20.414 21.028 21.613 2,7% Kosten algemene ziekenhuizen (miljoen euro) 13,207 13.185 13.775 14.185 14.609 2,6% Kosten UMC's (miljoen euro) 6,256 6.418 6.639 6.843 7.004 2,9% Totale kosten in % van BBP 3,4 3,4 3,5 3,6 3,6 1,4% Bevolking (miljoen) 16,57 16,66 16,73 16,78 16,83 0,4% BBP per hoofd van de bevolking (euro) 34,300 34,800 34,900 35,000 35,452 0,8% BBP met betrekking tot zorg, per hoofd (euro) 3,060 3,150 3,260 3,350 3,391 2,6% Kosten ziekenhuiszorg, per hoofd (euro) 1,084 1,169 1,172 1,217 1,284 4,3%, CBS Het betreft hier de bruto toegevoegde waarde in basisprijzen van het lopende jaar voor de sector gezondheids- en welzijnszorg (SBI sectie Q), volgens CBS StatLine 2.10 De internationale positie van de Nederlandse gezondheidszorg Ter sprake komen hier de Nederlandse gezondheidszorg en de ziekenhuiszorg. Aan de hand van een aantal kerngegevens worden de cijfers in internationaal perspectief geplaatst ten opzichte van enkele ons omringende landen en de Verenigde Staten. De geraadpleegde gegevensbron is hier vooral OECD, en betreft zorguitgaven (= bruto toegevoegde waarde plus verbruikslasten). Hun cijferreeksen lopen echter ongeveer een jaar achter ten opzichte van de Nederlandse statistieken. Daarnaast is sprake van cijferherzieningen door OECD over eerdere jaren. De zorguitgaven per hoofd van de bevolking (tabel 2.23) zijn in Nederland tussen 2012 en 2013 licht toegenomen. Over de periode 2009-2013 is dit iets meer, en komt uit op een van 2,6% per hoofd van de bevolking. Onze zorguitgaven blijken in dezelfde periode sterker gestegen dan in Frankrijk, maar minder dan in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Vooral de stijging in de Verenigde Staten valt op. De duurder geworden dollar (ten opzichte van de euro) is daar debet aan. DHD mei 2016-21-

Tabel 2.23: Uitgaven aan zorg per hoofd van de bevolking in enkele Europese landen en in de Verenigde Staten (in euro's) 2009 2010 2011 2012 2013 België 3.280 3.320 3.484 3.560 3.618 2,5% Duitsland 3.343 3.470 3.537 3.687 3.825 3,4% Frankrijk 3.265 3.325 3.389 3.452 3.522 1,9% Nederland 3.830 3.965 4.037 4.219 4.252 2,6% Verenigd Koninkrijk (euro) 2.345 2.469 2.489 2.698 2.756 4,7% Verenigd Koninkrijk (pond) 2.084 2.123 2.166 2.207 2.260 2,0% Verenigde Staten (euro) 5.511 5.974 5.845 6.529 6.915 5,8% Verenigde Staten (dollar) 7.692 7.935 8.178 8.454 8.713 3,2% Bron: OECD (de gegevens over 2014 ontbreken hierin; deze bron loopt ongeveer 1 jaar achter op Nederlandse statistieken) Deze tabelcijfers zijn niet vergelijkbaar met die in rapport Kengetallen Nederlandse Ziekenhuizen 2013 vanwege herziening door OECD. Het betreft hier de uitgaven aan zorg (alle categorieën) per hoofd van de bevolking. Deze cijfers wijken af van die in tabel 2.22, omdat in tabel 2.22 is uitgegaan van de bruto toegevoegde waarde en in tabel 2.23 van de uitgaven (=bruto toegevoegde waarde + verbruikslasten) De zorguitgaven als percentage van het BBP laat over de periode 2009-2013 voor Nederland een stijging van 1,6% per jaar zien. Dit is hoger dan in de opgenomen vergelijkingslanden. De verschillen zijn soms flink zoals uit tabel 2.24 blijkt. Tabel 2.24: Uitgaven aan zorg in enkele Europese landen en de Verenigde Staten als percentage van het Bruto Nationaal Product (BNP) 2009 2010 2011 2012 2013 België 9,9 10,1 10,2 10,2 nb 1,0% Duitsland 11,0 10,7 10,8 11,0 11,1 0,2% Frankrijk 10,8 10,7 10,8 10,9 nb 0,3% Nederland 10,4 10,5 11,0 11,1 11,1 1,6% Verenigd Koninkrijk 8,6 8,5 8,5 8,5 nb -0,4% Verenigde Staten 16,4 16,4 16,4 16,4 nb 0,0% Bron: OECD (de gegevens over 2014 ontbreken hierin; deze bron loopt ongeveer 1 jaar achter op Nederlandse statistieken) Tabel 2.25 laat zien dat de verpleegduur in Nederland beduidend lager ligt dan in de vergelijkingslanden en ook sterker is afgenomen. Bij de interpretatie hiervan moet enige voorzichtigheid betracht worden. Immers, voor de vergelijkingslanden is de OECD als bron gebruikt. Voor Nederland is daarentegen de DigiMV gebruikt omdat deze gegevens over Nederland bij OECD ontbreken. Jaar 2014 ontbreekt in de tabel omdat de betreffende gegevens voor de vergelijkingslanden nog onbekend bij zijn OECD. Tabel 2.25: Gemiddeld aantal verpleegdagen 3) in enkele Europese landen en in de Verenigde Staten 2009 2010 2011 2012 2013 België 7,0 6,9 6,8 6,7 nb -1,4% Duitsland 9,7 9,5 9,3 9,2 9,1-1,7% Frankrijk 5,6 5,7 5,6 5,6 5,6 0,0% Nederland 5,8 5,6 5,3 5,2 nb -2,7% Verenigd Koninkrijk 7,5 7,4 7,1 7,0 7,0-1,7% Verenigde Staten 4,9 4,8 nb nb nb nb Bron: OECD 2) en DigiMV DigiMV cijfers in 2013 niet vergelijkbaar met eerdere jaren, en worden derhalve niet getoond 2) De gegevens over 2014 ontbreken in de OECD statistiek. Deze bron loopt ongeveer 1 jaar achter op Nederlandse statistieken 3) Deze tabelcijfers zijn niet vergelijkbaar met die in rapport Kengetallen Nederlandse Ziekenhuizen 2013 vanwege herziening door OECD DHD mei 2016-22-

In vergelijking met landen als Duitsland, België en Frankrijk heeft Nederland weinig bedden per 1.000 inwoners. Zie de hierna volgende tabel. Ook hier is gebruik gemaakt van meest recente OECD statistieken over de vergelijkingslanden. Tabel 2.26: Bedden per 1.000 inwoners 2) in enkele Europese landen en in de Verenigde Staten 2009 2010 2011 2012 2013 België 6,5 6,4 6,4 6,3 6,3-1,0% Duitsland 8,2 8,3 8,2 8,3 8,3 0,1% Frankrijk 6,7 6,4 6,4 6,3 6,3-1,4% Nederland nb nb 3,4 2,9 2,5 nb Verenigd Koninkrijk 3,3 2,9 2,9 2,8 2,8-4,1% Verenigde Staten 3,1 3,1 3,0 2,9 nb nb Bron: OECD (de gegevens over 2014 ontbreken hierin; deze bron loopt ongeveer 1 jaar achter op Nederlandse statistieken) Aantallen en percentages niet specifiek gerelateerd aan sector algemene ziekenhuizen 2) Deze tabelcijfers zijn niet vergelijkbaar met die in rapport Kengetallen Nederlandse Ziekenhuizen 2013 vanwege herziening door OECD Ook wat betreft het aantal medisch specialisten per 1.000 inwoners (tabel 2.27) scoort Nederland, internationaal gezien, laag. Dit ondanks een ruimere definitie die in Nederland wordt toegepast. Het BIG-register vormt de grondslag voor de Nederlandse cijfers. Deze bevat bijvoorbeeld ook niet-praktiserende en gepensioneerde medisch specialisten. Opvallend is daarom, ondanks een veel ruimere definitie, dat Nederland beduidend minder medisch specialisten telt dan omringende landen. Tabel 2.27: Aantal medisch specialisten per 1.000 inwoners 2) in enkele Europese landen en in de Verenigde Staten 2009 2010 2011 2012 2013 België 1,6 1,6 1,6 1,6 1,6 0,9% Duitsland 1,9 1,9 2 2 2,1 2,5% Frankrijk 1,5 1,5 1,5 1,5 1,6 1,0% Nederland 1,2 1,3 1,3 1,3 1,3 2,6% Verenigd Koninkrijk 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4 0,7% Verenigde Staten 2,0 2,0 2,0 1,9 1,9-1,2% Bron: OECD (de gegevens over 2014 ontbreken hierin; deze bron loopt ongeveer 1 jaar achter op Nederlandse statistieken) De Nederlandse cijfers wijken af van die in het buitenland. Ze zijn gebaseerd op het BIG-register. In Nederland bevatten de cijfers ook de niet-praktiserende en de gepensioneerde specialisten, en een deel van de buitenlandse specialisten werkzaam in Nederland. Daarom is het opvallend dat Nederland, ondanks een ruimere definitie, duidelijk minder medisch specialisten heeft dan de ons omringende landen. 2) Deze tabelcijfers zijn niet vergelijkbaar met die in rapport Kengetallen Nederlandse Ziekenhuizen 2013 vanwege herziening door OECD De volgende tabel geeft een indruk van de vergrijzing als het aandeel 65-plusser op de totale bevolking. Nederland toont, ten opzichte van naburige landen en de Verenigde Staten, daarin de sterkste toename: gemiddeld 3% per jaar. Tabel 2.28: Personen van 65 jaar of ouder als percentage van de totale bevolking in enkele Europese landen en de Verenigde Staten 2009 2010 2011 2012 2013 België 17,1 17,1 17,2 17,5 nb 0,6% Duitsland 20,5 20,6 20,6 20,7 20,8 0,3% Frankrijk 16,7 16,9 17,1 17,5 17,9 1,8% Nederland 15,2 15,4 15,9 16,5 17,1 3,0% Verenigd Koninkrijk 15,8 16,0 16,5 17,0 17,0 1,8% Verenigde Staten 12,9 13,1 13,3 13,7 14,1 2,3% Bron: OECD (de gegevens over 2014 ontbreken hierin; deze bron loopt ongeveer 1 jaar achter op Nederlandse statistieken) DHD mei 2016-23-

Toelichting en indeling ziekenhuizen 3.1 Toelichting bij de tabellen De in dit rapport getoonde tabellen zijn opgebouwd uit informatie afkomstig uit verschillende bronnen. Onder elke tabel staat een bronvermelding. De volgende afkortingen zijn daarbij gebruikt: CBS EJZ DigiMV NFU OECD OVA SAZ STZ WfZ Centraal Bureau voor de Statistiek Enquête Jaarcijfers Ziekenhuizen (Dutch Hospital Data) Onderdeel Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording (Ministerie van VWS) Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra OECD Health Data Overige Algemene ziekenhuizen Samenwerkende Algemene Ziekenhuizen Samenwerkende Topklinische (opleidings-)ziekenhuizen Waarborgfonds voor de Zorgsector Binnen de tabellen gelden de volgende notaties: nb niet beschikbaar In enkele gevallen tellen subtotalen niet exact op tot de bijbehorende totalen. De reden daarvan is dat achterliggende niet-afgeronde getallen zijn opgeteld in deze rapportage. DHD mei 2016-25-

3.2 Ziekenhuizen naar groep in 2014 UMC STZ SAZ Academisch Medisch Centrum Albert Schweitzer Ziekenhuis Antonius Ziekenhuis Academisch Ziekenhuis Maastricht Amphia Ziekenhuis BovenIJ Ziekenhuis Erasmus MC Atrium Medisch Centrum Chr. Ziekenhuis Nij Smellinghe Leids Universitair Medisch Centrum Catharina Ziekenhuis Diakonessenhuis Universitair Medisch Centrum Groningen Deventer Ziekenhuis Elkerliek Ziekenhuis Universitair Medisch Centrum St. Radboud Gelre Ziekenhuizen Gemini Ziekenhuis Universitair Medisch Centrum Utrecht HagaZiekenhuis Haven Ziekenhuis VU Medisch Centrum Isala Klinieken het Diaconessenhuis Jeroen Bosch Ziekenhuis het Rode Kruis Ziekenhuis Maasstad Ziekenhuis het Spaarne Ziekenhuis 2) Martini Ziekenhuis Hofpoort Ziekenhuis OVA Maxima Medisch Centrum IJsselland Ziekenhuis Centraal Militair Hospitaal Meander Medisch Centrum IJsselmeer Ziekenhuizen Flevo Ziekenhuis Medisch Centrum Alkmaar Kennemer Gasthuis 2) het Groene Hart Ziekenhuis Medisch Centrum Haaglanden Lange Land Ziekenhuis het Vlietland Ziekenhuis Medisch Centrum Leeuwarden Maasziekenhuis Boxmeer Ikazia Ziekenhuis Medisch Spectrum Twente Ommelander Ziekenhuis Groep NKI (Antoni van Leeuwenhoek) 3) Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Refaja Ziekenhuis Orbis. loc. Maaslandziekenhuis Reinier de Graaf Groep Rivas Zorggroep. loc. Beatrixziekenhuis Rijnland Ziekenhuis Sint Lucas Andreas Ziekenhuis Ropcke-Zweers Ziekenhuis Rijnstate St. Antonius Ziekenhuis Slingeland Ziekenhuis Slotervaart Ziekenhuis St. Elisabeth Ziekenhuis St. Annaziekenhuis Spijkenisse Medisch Centrum St. Franciscus Gasthuis St. Franciscus Ziekenhuis Streekziekenhuis Walcheren VieCuri. Medisch Centrum Noord-Limburg St. Jans Gasthuis Weert Tergooiziekenhuizen Ziekenhuis Canisius-Wilhelmina St. Laurentius Ziekenhuis Tweesteden Ziekenhuis Westfries Gasthuis Zaans Medisch Centrum Ziekenhuis Gelderse Vallei Ziekenhuis Groep Twente Was voorheen SAZ 2) Was voorheen STZ 3) Was voorheen een categoraal ziekenhuis Stg. Zorgcombinatie Noorderboog / Diaconessenhuis Meppel Streekziekenhuis Koningin Beatrix Treant Zorggroep (vh Lveste Middenveld (Scheper, Bethesda) van Weel-Bethesda Ziekenhuis Waterland Ziekenhuis Wilhelmina Ziekenhuis Ziekenhuis Amstelland Ziekenhuis Bernhoven Ziekenhuis Bronovo Ziekenhuis de Sionsberg Ziekenhuis de Tjongerschans Ziekenhuis Lievensberg Ziekenhuis Rivierenland Ziekenhuis St. Jansdal ZorgSaam Zeeuws-Vlaanderen DHD mei 2016-26-