3. Pohnul se obraz na stěně - i vzkřikla panna zděšeně; lampa, co temně hořela, prskla a zhasla docela.

Vergelijkbare documenten
Heer ik kom tot u Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu, en reinig mijn hart.

Samen met Jezus op weg

de zon schijnt altijd

Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51

Paaswake voor kinderen 31 maart 2018

Liturgie 19 maart 2017

Kerstviering 2009 Laat iedereen het horen. Groep 0, 1 en 2 CBS Shalom

Hartelijk welkom. Vandaag is er kinderdienst voor groepen 1-8

Liturgie voor de Gezinsdienst op 7 april 2019 Voorganger: Ds. R.A. Houtman, Epe M.m.v. Combo Goede Herderkerk Thema: Wil je Jezus volgen?

Paasviering. Sing-in 2017

Protestantse Gemeente De Open Hof Orde van dienst voor zondag 23 juni 2019

Laat het feest zijn in de huizen, mensen dansen op de straat, als het onrecht buigt voor Jezus en het volk weer bidden gaat.

welkom mededelingen LIED L 939, 1.3

Zingen: Op Toonhoogte 444 k stel mijn vertrouwen. Zingen: Op Toonhoogte God wijst mij een weg. Christian zingt

Liedboekje kinderkoor de Bubbel. september t/m december 2017

Liturgie 7 mei 2017 Morgendienst. Ik zal er zijn

Marcus 14,1-11 Maak Jezus blij met jouw liefde

Storm in het bos. Storm in het bos. Isabel Versteeg Storm in het bos

Onderdeel van. Gedichten voor de rouwkaart. Uitvaart Zorgcentra Nederland. Uitvaartcentrum Haarlem

Liederenbundel Toerustend Weekend

Orde van dienst Hervormde Gemeente te Sellingen

Liturgie jongerendienst 14 juli 2019

14:15 uur 7-jun. Ds H D Bondt. Opw 708 : Efeze 2 : Opw 174 : Opw 717 : Opw 698 : Opw 616 : Opw 347 : Opw 733 :

ZOEK HET UIT! KinderBijbelKeet-week Grote Kerk Hilversum. 28 tot en met 31 augustus. dit boekje is van:.

Liturgie voor de gezamenlijke dienst op zondagavond 4 november uur

3e Statie: Jezus valt voor de 1e maal onder het kruis.

Liederen voor kinderen. 20 liederen voor tijdens de eredienst

Liturgie avondgebed in de Stille Week in de Michaëlskerk. Aanvang uur dinsdag 11 april Sterk en dapper

Goede vrijdag Zie Het Lam!

Voorganger: br. G. Siemons uit Steenwijk Medewerking: Kinderkoor Spirit o.l.v. Rachel Stuy Organist: André van Dijk en Adriaan Stuy

Orde van dienst voor Trinitatis + overstapdienst Voor het begin van de dienst Welkom door ouderling van dienst Stilte Voorbereiding

U bent welkom - opwekking 573. We zijn hier bij elkaar om de Koning te ontmoeten. We zijn hier bij elkaar om te eren onze Heer.

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Liederen voor zondag 5 februari 2017

Orde van dienst zondag 25 september 2016 Grote Kerk 9.30 uur. wijkgemeente Markus

Liederenblad. Passie - Pasen. Hervormde Gemeente Bergambacht

Liturgie voor zondagochtend 21 augustus in de Westerkerk te Veenendaal

ORDE VAN DIENST Diaconale zondag 25 oktober 2015 Dorpskerk

LIEDERENBLAD TIME 2 SING 18 september 2011 Thema: Je steentje bijdragen. Refrein

Zingen 'Votum en groet' (Hemelhoog 495) Onze hulp en onze verwachting is van God, onze Heer. Hij die alles maakte, laat niet los wat Hij begon.

Liturgie. zondag 9 juli :30 uur Ds R Prins. 14:15 uur Ds H D Bondt

Menze Fernandus van Houten

Bijbellezing: Johannes 14 vers 1 tot 12. Tom, Tom is altijd goed Kom, kom nou zeg, is dat zo?

1 In het begin. In het begin leefde alleen God. De Heere God is er altijd geweest. En Hij maakte de hemel en de aarde.

Een boekje over God. voor jou!

Geloofsbelijdenis * (zie de drie voorbeelden) (Als de ouders een doopkaars hebben kan die nu worden aangestoken.)

Jaar A - Jezus! Samen op weg

Lied van de maand

Liturgie Votum en Groet. Hemelhoog 561 Ik ben zo dankbaar

GEZIN-SCHOOL-KERKDIENST VAN DE GROENLING op 12 februari 2017 in De Bron

Loof de Heer, o mijn ziel. O mijn ziel, prijs nu zijn heilige Naam. Met meer passie dan ooit; o mijn ziel, verheerlijk zijn heilige Naam.

Samen op weg naar Pasen samen op weg de toekomst tegemoet samen op weg naar Pasen samen op weg en weten het komt goed samen op weg naar Pasen

- Zingen, uit het Nieuwe Liedboek, 95: 1,2 Steek nu voor God de loftrompet

Raphaël Exodus Kerk. foto H. Oude Groote Beverborg Tekst BATAVIA CRUSIS uitgeverij Abdij van Berne, Heeswijk

GAVE Kerk: werkblad Bijbelklassen en Spoorzoekers

Gemeentezang Liedboek 281: 1, 2, 3 en 4: Jezus zal heersen

Zo ver weg, zo dichtbij

De exodus. Foto s van het materiaal

Liturgie zondagmorgen 16 oktober - Jeugddienst DROOM, DURF, DOE, DEEL

Lezen : Johannes 14: 1-9. Opwekking 25 Gezang 156 EL 459 Opwekking 687 Gezang 28 Opwekking 710

Zondag 23 juni Overstapdienst

Samen houden we de website up-to-date!

Zie ginds komt de stoomboot. Hij komt, hij komt!

Liturgie 13 mei 2018: Thema : God én mens

ORDE VAN DIENST ZONDAG 21 APRIL 2019 MARTINIKERK PASEN. Muziek van chr.muz.ver.harmonie

9 oktober uur SM Alserda orgel / piano Johan Volk

- Meesters en juffen van de Parel, de Ark, de Rehoboth-school, de van der Brugghen-school en andere scholen

Lezen : Jacobus 4. PvN 84 Gezang 160 Opwekking 733 Gezang 161 Opwekking 614 Opwekking 430 Opwekking 544 Gezang 165 Gezang 10

Kinderliedboekje Inhoudsopgave

Liturgie Votum en Groet

Mijn herder is de Here God, in Hem is al mijn lust; in groene weiden voert Hij mij aan wateren der rust

GEBEDEN AMEN. beland. zodat ik niet in moeilijkheid. Leid mij veilig aan Uw hand, vandaan. gaan, haal me daar dan vlug. Mocht ik verkeerde wegen

Heer, U kent mij als geen ander U weet of ik zit of sta en U kent ook mijn gedachten voordat ik iets zeggen ga

n de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. AMEN

Gedachtenisdienst. Hannelore. Goris

Liturgie zangdienst Oh Happy Day! Zondag 11 juni 2017

De gelijkenis van de onbeschaamde vriend. ( of over gebedsverhoring )

Prent 1 : Klaslokaal. De kinderen zingen rond de kerstboom.

Hartelijk Welkom bij

Denk je eens in. God bestaat en houdt van mensen. Hij schiep de hemel en de aarde om met ons op te trekken.

Uitleg van het thema. De Bijbel wereldwijd

Tjimmie van der Wal: Zodra iedereen binnen is beginnen we met:

Liturgie 30 april 2017

Maandliederen bovenbouw September Een Vriend,?

Teksten van Wereldlichtjesdag 12 december Gedicht: Kaarsenlicht

18 februari uur A Koster orgel: Harry Kroeske schriftlezing: Anny Runhaar

Orde van Dienst. voor zondag 27 mei 2018, om uur, bij de PKN kerk aan de Mente te Schoonebeek. Afsluiting clubweekend. Thema: VRIENDSCHAP

Paasgezinsdienst 6 april 2015

Gebeden voor jongeren

Liturgie voor oudjaarsavond op zondag 31 december 2017, Gereformeerde Kerk, aanvang uur.

Ik ben de voet, en ik loop heel goed.

Liturgie 22 januari Avondmaal

Philadelphiadienst Zondag 6 november 2016 Dorpskerk Bodegraven Aanvang: uur

Zondag 5 maart 2017 Wijkgemeente De Drieklank CBS Het Kompas Schoolkerkdienst

Jezus geeft zijn leven voor de mensen

2

Eredienst 11 juni 2017 Voorganger: Ds. R. Vreugdenhil

Orde van dienst voor zondag 5 juli 2015 Wijkgemeente Markus, Grote Kerk, 9.30 uur

Het sacrament van de ziekenzalving.

Orde van dienst Zondagmorgen 12 april 2015 Huurling of Herder?

Transcriptie:

1. Už jedenáctá odbila, a lampa ještě svítila, a lampa ještě hořela, co nad klekadlem visela. Na stěně nízké světničky byl obraz boží rodičky, rodičky boží s děťátkem, tak jako růže s poupátkem. A před tou mocnou světicí viděti pannu klečící: klečela, líce skloněné, ruce na prsa složené; slzy jí z očí padaly, čelem se ňádra zdvihaly. A když slzička upadla, v ty bílé ňádra zapadla. 2. "Žel bohu, kde můj tatíček? Již na něm roste trávníček! Žel bohu, kde má matička? Tam leží - podle tatíčka! Sestra do roka nežila, bratra mi koule zabila. Měla jsem, smutná, milého, život bych dala pro něho! Do ciziny se obrátil, potud se ještě nevrátil. Do ciziny se ubíral, těšil mě, slzy utíral: "Zasej, má milá, zasej len, vzpomínej na mne každý den, první rok přádla hledívej, druhý rok plátno polívej, třetí košile vyšívej: až ty košile ušiješ, věneček z routy poviješ." Již jsem košile ušila, již jsem je v truhle složila, již moje routa v odkvětě, a milý ještě ve světě, ve světě šírém, širokém, co kámen v moři hlubokém. Tři léta o něm ani sluch živ-li a zdráv - zná milý bůh! "Maria, panno přemocná, ach budiž ty mi pomocna: vrať mi milého z ciziny, květ blaha mého jediný; milého z ciziny mi vrať - aneb život můj náhle zkrať: u něho život jarý květ - bez něho však mě mrzí svět. Maria, matko milosti, buď pomocnicí v žalosti!" 3. Pohnul se obraz na stěně - i vzkřikla panna zděšeně; lampa, co temně hořela, prskla a zhasla docela. Het is allang elf uur geweest, Maar kijk, de lamp die brandt nog steeds. Omringd door donkere duisternis, Wordt door het schijnsel de bidstoel verlicht. Onder de lage zoldering Hangt aan de muur een tekening Van de maagd Maria zo teerbemind, Zij zelve een roos, een knop haar kind. En daar, bij die beeltenis, Knielt, vervuld van droefenis, De handen gevouwen, het hoofd omlaag, In diepe nood, een jonge maagd. Tranen bedekken haar bleek gezicht, Zij zucht van smart, de ogen dicht. En traan na traan drupt keer op keer, Op haar gekwelde boezem neer. Ach, mijn God, waar is mijn vader? Het gras op zijn graf is hem nader! Ach wee, waar is mijn moedertje? Daar ligt zij, naast mijn vadertje! Mijn zuster, dood binnen het jaar, Mijn broeder, gevallen door oorlogsgevaar. Ik, hoe eenzaam ook, had een lief, Mijn leven zou ik geven voor die hartendief. Hij trok naar verre streken voor wat jaar, maar hij is niet teruggekeerd van daar. Hij pakte leeftocht voor de lange reis, Troostte me, droogde mijn tranen wijs: Zaai, mijn liefje, vlas op het veld, Denk aan me als je de dagen telt. Het eerste jaar spin je draden van vlas, Het tweede jaar bleek je linnen in het gras. Het derde jaar naai je hemden ras. Als de bruidshemden klaar zijn gans, Maak dan voor je haar een bloemenkrans. De bruidshemden zijn genaaid en klaar. Ze liggen veilig in die koffer daar. De bloemenkrans is tot stof verweerd. En mijn lief is nog niet teruggekeerd. Hij zwerft ergens in de wereld wijd, Als in de wijde zee een druppel, kwijt. Drie jaar al van hem geen woord; Of ie leeft en gezond is weet de goede God. Maria, lieve almachtige maagd, Ach, als t niet is te veel gevraagd: Laat mijn lief terugkeren uit den vreemde, En stop deze pijn die mij ontheemde. Breng mijn geliefde terug, Of laat me sterven, vlug: Met hem is t leven als een spel; Zonder hem wil ik weg uit deze hel. Maria, moeder van barmhartigheid, Ontferm u over mij, wees bereid. Opeens beweegt de tekening. De maagd schrikt op uit haar mijmering. De lamp, die net nog helder scheen, Gaat uit, t is donker om haar heen.

Možná, žeť větru tažení, možná i - zlé že znamení! A slyš! na záspí kroků zvuk a na okénko: ťuk, ťuk, ťuk! "Spíš, má panenko, nebo bdíš? 4. Hoj, má panenko, tu jsem již! Hoj, má panenko, co děláš? A zdalipak mě ještě znáš, aneb jiného v srdci máš?" "Ach můj milý, ach pro nebe, tu dobu myslím na tebe; na tě jsem vždycky myslila, za tě se právě modlila!" "Ho, nech modlení - skoč a pojď, skoč a pojď a mě doprovoď; měsíček svítí na cestu: já přišel pro svou nevěstu." "Ach proboha, ach co pravíš? Kam bychom šli - tak pozdě již! Vítr burácí, pustá noc, počkej jen do dne - není moc." "Ho, den je noc, a noc je den - ve dne mé oči tlačí sen! Dřív než se vzbudí kohouti, musím tě za svou pojmouti. Jen neprodlévej, skoč a pojď, dnes ještě budeš moje choť!" 5. Byla noc, byla hluboká, měsíček svítil z vysoka a ticho, pusto v dědině, vítr burácel jedině. 6. A on tu napřed - skok a skok, a ona za ním, co jí krok. Psi houfem ve vsi zavyli, když ty pocestné zvětřili; a vyli, vyli divnou věc: žetě nablízku umrlec! 7. "Pěkná noc, jasná - v tu dobu vstávají mrtví ze hrobů, a nežli zvíš, jsou tobě blíž - má milá, nic se nebojíš?" "Což bych se bála? Tys se mnou, a oko boží nade mnou. - Pověz, můj milý, řekni přec, živ-li a zdráv je tvůj otec? Tvůj otec a tvá milá máť, a ráda-li mě bude znáť?" "Moc, má panenko, moc se ptáš, jen honem pojď - však uhlídáš. Jen honem pojď - čas nečeká, a cesta naše daleká. Co máš, má milá, v pravici?" Maar hoort! Het geluid van stappen klinkt En op het raam klinkt tik tik tik. De wind misschien, de wind op straat, Misschien een teken van naderend kwaad. Slaap je mijn liefje? Of waak je nog? Dag mijn liefje! Ik ben weer terug. Kom dan mijn liefje, kom dan vlug. En is je hartje nog steeds vrij, Of is er een ander in je leven bij? Ach mijn lief, om Godswil, Denken aan jou is wat ik wil, Denken aan jou maakt me tevreden, k Heb net voor je gebeden. Ho, laat dat bidden, we gaan, Spring op, kom achter me aan! Zie de maan schijnen in al zijn grootte, Ik ben hier voor mijn echtgenote. Ach mijn God, wat zeg je toch? Waar moeten we heen, zo laat nog? De storm loeit, in het holst van de nacht. Wacht op de dageraad, wacht! Bah, dag is nacht en nacht is dag - t Is overdag dat k de mooiste dromen zag! Nog voordat de haan is ontwaakt, Heb ik je tot mijn vrouw gemaakt. Nu, praat niet meer, vooruit, Nog deze nacht word jij mijn bruid! De nacht is diep, t is diepe nacht, Het maanlicht van ver is bleek en zacht. Het is stil in het dorp, het is heel laat. Slechts de wind raast door de straat. Daar gaat hij voorop, voorop gaat hij. En zij, zij houdt hem nauwelijks bij. Honden huilen bang en zacht, Als het paar voorbij ijlt in de nacht Het gehuil klinkt vreemd, de angst is groot. Het is als ruiken zij de dood. Een mooie, heldere nacht, waarin de doden Uit hun graven opstaan wordt geboden. En voor je het weet hebben ze je in bedwang - Mijn liefje, je bent toch niet bang? Waarom zou ik bang zijn? Je bent dichtbij, En het oog van God is boven mij. - Vertel, mijn lief, zeg me toch, Leeft je oude vader nog? En zou je lieve moeder kunnen wennen, En me beter leren kennen? Mijn liefje toch, wat vraag je veel, Kom snel nu, maar wees reëel, Kom snel nu, de tijd vliedt, En we zijn er nog lange niet. Wat heb je, mijn liefje, in je rechterhand?

"Nesu si knížky modlicí." "Zahoď je pryč, to modlení je těžší nežli kamení! Zahoď je pryč, ať lehce jdeš, jestli mi postačiti chceš." 8. Knížky jí vzal a zahodil, a byli skokem deset mil. A byla cesta výšinou, skalami, lesní pustinou; a v rokytí a v úskalí divoké feny štěkaly; 9. a kulich hlásal pověsti: žetě nablízku neštěstí. - A on vždy napřed - skok a skok, a ona za ním, co jí krok. Po šípkoví a po skalí ty bílé nohy šlapaly; a na hloží a křemení zůstalo krve znamení. 10. "Pěkná noc, jasná - v tento čas mrtví s živými chodí zas; a nežli zvíš, jsou tobě blíž - má milá, nic se nebojíš?" "Což bych se bála? Tys se mnou, a ruka Páně nade mnou. - Pověz, můj milý, řekni jen, jak je tvůj domek upraven? Čistá světnička? Veselá? A zdali blízko kostela?" "Moc, má panenko, moc se ptáš, však ještě dnes to uhlídáš. Jen honem pojď - čas utíká, a dálka ještě veliká. Co máš, má milá, za pasem?" "Růženec s sebou vzala jsem." "Ho, ten růženec z klokočí jako had tebe otočí! Zúží tě, stáhne tobě dech: zahoď jej pryč - neb máme spěch!" Růženec popad, zahodil, a byli skokem dvacet mil. 11. A byla cesta nížinou, přes vody, luka, bažinou; a po bažině, po sluji modrá světélka laškují: dvě řady, devět za sebou, jako když s tělem k hrobu jdou; a žabí havěť v potoce pohřební píseň skřehoce. - A on vždy napřed - skok a skok, a jí za ním již slábne krok. Ik heb hier een paar gebedenboeken. Gooi die nu meteen weg, die boeken, Je kunt moeilijk iets zwaarders uitzoeken! Gooi ze weg, zodat je lichter treedt, Opdat je mij tevreden weet. Hij werpt haar boeken op de grond En tien mijl ver zijn zij terstond. Langs diepe ravijnen snellen zij, Door een kille, kale woestenij. Door onherbergzaam donker bos, Er klinkt gehuil van wolf of vos; Een uil roept en het huilen staakt, Een uil roept dat het onheil naakt. En zo gaat hij voor op gaat hij, En zij, zij houdt hem nauw lijks bij Zij rent en springt van steen naar steen Door doornstruik en distel gaat het heen. Langs doorn en distel schaaft haar voet, Aan doorn en distel kleeft een spoor van bloed. Een mooie, heldere nacht, waarin de doden de levenden tot wand len noden. En voor je het weet hebben ze je in bedwang - Mijn liefje, je bent toch niet bang? Waarom zou ik bang zijn? Je bent dichtbij, En de hand van de Heer is boven mij. - Vertel, mijn lief, zeg me rap, Is je huisje prettig opgeknapt? Een ruime kamer, schoon en blij? En is de kerk ook wel dichtbij? Mijn liefje toch, wat vraag je veel, Vandaag nog zie je t geheel. Kom snel nu, de tijd vliedt, En we zijn er nog lange niet. Wat heb je daar, mijn liefje, om je heen? Mijn rozenkrans nam ik mee hierheen. Ho, die rozenkrans van houten kralen Knelt als een slang je ademhalen. Wurgt je, laat je stikken. Gooi weg haastig moeten wij ons schikken. Hij werpt haar rozenkrans ver weg En twintig mijl zijn afgelegd. De weg voert door een donker dal Langs kreek, moeras en waterval. En daar, in dat moeras voorwaar, Dansende lichtjes naast elkaar. Ze dansen in een blauwe gloed, Het lijkt wel een begrafenisstoet. En kikkers, kwakend uit het rottend riet, Zingen een naargeestig dodenlied. En zo gaat hij, voorop gaat hij En zij, zij houdt hem niet meer bij.

Ostřice dívku ubohou břitvami řeže do nohou; a to kapradí zelené je krví její zbarvené. 12. "Pěkná noc, jasná - v tu dobu spěchají živí ke hrobu; a nežli zvíš, jsi hrobu blíž - má milá, nic se nebojíš?" "Ach nebojím, vždyť tys se mnou, a vůle Páně nade mnou! Jen ustaň málo v pospěchu, jen popřej málo oddechu. Duch slábne, nohy klesají, a k srdci nože bodají!" "Jen pojď a pospěš, děvče mé, však brzo již tam budeme. Hosté čekají, čeká kvas, a jako střela letí čas. - Co to máš na té tkaničce na krku na té tkaničce?" "To křížek po mé matičce." "Hoho, to zlato proklaté má hrany ostře špičaté! Bodá tě - a mě nejinak, zahoď to, budeš jako pták! Křížek jí vzal a zahodil, a byli skokem třicet mil. 13. Tu na planině široké stavení stojí vysoké; a úzká dlouhá okna jsou, a věž se zvonkem nad střechou. 14. "Hoj, má panenko, tu jsme již! Nic, má panenko, nevidíš?" "Ach proboha, ten kostel snad? Ten hřbitov - a těch křížů řad?" "To není kostel, to můj hrad!" To nejsou kříže, to můj sad! Hoj, má panenko, na mě hleď a skoč vesele přes tu zeď!" "Ó nech mne již, ó nech mne tak! Divý a hrozný je tvůj zrak; tvůj dech otravný jako jed, a tvoje srdce tvrdý led!" "Nic se, má milá, nic neboj! Veselo u mne, všeho hoj: masa dost - ale bez krve, dnes bude jinak poprvé! Co máš v uzlíku, má milá?" "Košile, co jsem ušila." Daar gaan zij door een grasveld heen. Het scherpe gras snijdt haar gemeen. De groene halmen zijn besmeurd Met het bloed dat ook haar enkels kleurt. Een mooie, heldere nacht, waarin in draf de levenden zich haasten naar hun graf. En voor je het weet ben je in je tombe - Mijn liefje, je bent toch niet somber? Waarom zou ik bang zijn? Je bent dichtbij, En de wil van de Heer is boven mij. - Maar t haasten kost me levenslust, Ik wens vooral een beetje rust. De adem zwakker, de benen getart, En een mes steekt me in t hart! Haast je toch, o liefje mijn, Al snel zullen wij er immers zijn. De gasten wachten al - er wacht ons bier, Als een pijl vliedt de tijd van hier. Wat heb je daar, mijn liefje, op dat lint, Dat zo knellend om je halsje bindt? Het kruisje dat ik van mijn moeder kreeg. Ho, dat goud, verdoemd in je handen Heeft scherpe, puntige randen. Het steekt je en mij niet minder Gooi weg als een vogel ben je zonder die hinder. Het heilig kruis werpt hij ver van haar, Een sprong van dertig mijl voorwaar! Op deze vlakte, te weids en stil Verrijst een bouwwerk nors en kil. De ramen smal en hoog, De torenklok die ooit bewoog. Hee mijn liefje, daar zijn we dan. Wat zie je, wat vind je ervan? Ach mijn God, die kerk misschien? Dat kerkhof en van die kruizen tien? Dat is geen kerk, mijn burcht is daar! Dat zijn geen kruizen, dat is mijn boomgaard! Hee, mijn liefje, kijk eens hoe ik t doe En spring over die muur naar me toe! O laat me zo, o laat me nog! Wild en verschrikkelijk is je oog; Je adem is als giftig kwik, Als ijs je hart, verschrikkelijk! Wees maar nergens bang voor, mijn liefje, Kom maar vrolijk bij me, mijn hartendiefje: Er is vlees genoeg, maar zonder bloed, Je zult het zien, het komt heus goed! Mijn liefje, wat heb je in die tas? De bruidshemden, die ik aan t naaien was.

"Netřeba jich víc nežli dvě: ta jedna tobě, druhá mně." Uzlík jí vzal a s chechtotem jej hodil na hrob za plotem. Nic ty se neboj, na mě hleď a skoč za uzlem přes tu zeď." "Však jsi ty vždy byl přede mnou, a já za tebou cestou zlou; však jsi byl napřed po ten čas: skoč a ukaž mi cestu zas!" 15. Skokem přeskočil ohradu, nic nepomyslil na zradu; skočil do výše sáhů pět - jí však již venku nevidět: jenom po bílém obleku zablesklo se jest v útěku, a schrána její blízko dost - nenadál se zlý její host! Stojíť tu, stojí komora: nizoučké dvéře - závora; zavrzly dvéře za pannou a závora jí ochranou. Stavení skrovné, bez oken, měsíc lištami šeřil jen; stavení pevné jako klec, a v něm na márách - umrlec. Hoj, jak se venku vzmáhá hluk, hrobových oblud mocný pluk; šumí a kolem klapají a takto píseň skuhrají: "Tělu do hrobu přísluší, běda, kdos nedbal o duši!" 16. A tu na dvéře: buch, buch, buch! burácí zvenčí její druh: "Vstávej, umrlče, nahoru, odstrč mi tam tu závoru!" A mrtvý oči otvírá, a mrtvý oči protírá, sbírá se, hlavu pozvedá a půlkolem se ohlédá. "Bože svatý, rač pomoci, nedej mne ďáblu do moci! - Ty mrtvý, lež a nevstávej, pánbůh ti pokoj věčný dej!" A mrtvý hlavu položiv, zamhouřil oči jako dřív. - A tu poznovu - buch, buch, buch! silněji tluče její druh: "Vstávej, umrlče, nahoru, otevři mi svou komoru!" Maar twee ervan gebruiken wij: Eén voor jou en één voor mij. Hij pakt de bundel bruiloftskleren af En werpt ze over de muur op een graf. Wees niet bang, kijk hoe ik t doe En spring over die muur naar me toe! Maar jij liep altijd voor me uit, en achteraan liep ik, je bruid; Maar jij ging voorop al die tijd: Spring nu, zodat jij de weg weer leidt! Hij springt in één sprong over de muur, Wijst haar de weg in t nacht lijk uur. Hij springt, voor geen verraad beducht, En zij slaat op de vlucht. Haar witte kleed ziet hij nog net, verbaasd. Ze rent in tomeloze haast En ziet een stulp, de redding wacht. Dat had die vuilaard niet gedacht. Het huis is stevig als graniet. De lage deur die toegang biedt Valt krakend achter haar in het slot. Zij zucht, en dankbaar dankt zij God. Een donkere kamer zonder raam Slechts door een kier schijnt bleek de maan. Zij tuurt in het donker, kijk dan, kijk! Daar op die lijkbaar ligt een lijk. Dan klinkt geraas als uit de hel Een leger geesten nadert snel. Ze komen krijsend naderbij, En jankend, sissend, krijten zij. Het dode lichaam wacht het graf, Vervloekt, de ziel die niet rusten mag. De bruidegom rammelt aan de deur. Hij schreeuwt, de maagd verschiet van kleur. Hé daar, dode, sta op, ontwaak, kom naderbij En open deze deur voor mij. Een wenkbrauw beweegt, een ooglid trilt. Een lijkbleke hand wordt opgetild En het dode hoofd komt langzaam omhoog Een ooglid onthult een troebel oog. Lieve hemel sta mij bij En houd de duivel ver van mij. Jij dode, leg je hoofd weer neer Rust eeuwig en ontwaak nooit weer. De dode legt zijn hoofd weer neer En sluit de ogen als weleer. Maar daar is het gerammel weer. Luider klinkt het deze keer: Luister naar mij, dode, kom naderbij, Ontgrendel deze deur voor mij!

A na ten hřmot a na ten hlas Se mrtvý zdvihá z prkna zas a rámě ztuhlé naměří tam závora kde u dveří. "Spas duši, Kriste Ježíši, smiluj se v bídě nejvyšší! - Ty mrtvý, nevstávej a lež; pánbůh tě potěš - a mne též!" A mrtvý zas se položiv, natáhnul údy jako dřív. - A znova venku: buch, buch, buch! a panně mizí zrak i sluch! Vstávej, umrlče, hola hou, a podej mi sem tu živou! Ach běda, běda děvčeti! Umrlý vstává potřetí velké, kalné své oči na polomrtvou otočí. 17. "Maria Panno, při mně stůj, u syna svého oroduj! Nehodně jsem tě prosila: ach odpusť, co jsem zhřešila! Maria, matko milosti, z té moci zlé mě vyprosti." 18. A slyš, tu právě nablízce kokrhá kohout ve vísce; a za ním, co ta dědina, všecka kohoutí družina. Tu mrtvý, jak se postavil, pádem se na zem povalil, a venku ticho - ani ruch: zmizel dav, i zlý její druh. - Ráno když lidé na mši jdou, v úžasu státi zůstanou: hrob jeden dutý nahoře, panna v umrlčí komoře, a na každičké mohyle útržek z nové košile. - Dobře ses, panno, radila, na boha že jsi myslila a druha zlého odbyla! Bys byla jinak jednala, zle bysi byla skonala: tvé tělo bílé, spanilé, bylo by co ty košile! En weer beweegt t ontzielde lijf, De schouders schokken stram en stijf, De vingers reiken, bleek en koud, Onzeker naar t vergrendelde hout. O red mij, Jezus, sta me bij, Ontferm u, ach heb medelij! Ga liggen, dode, leg je neer; Rust eeuwig en ontwaak nooit weer! De dode legt ook deze keer Zijn kille lijf en leden neer. Maar dan klinkt het gerammel weer, En oorverdovend deze keer. Dode, jij staat nu op en jij geeft Mij nu de vrouw die leeft! En wee, ach wee, door dit hels kabaal Richt t lijk zich op voor de derde maal, En staart nu met een doffe blik Naar t meisje, bijkans dood van schrik. Maria, maagd, sta me bij, Tot uw zoon bidt nu vrij! Ik heb u valselijk gesmeekt, ik onwaardige, Oh vergeef me mijn zonden, zachtaardige! Moeder Maria, jij barmhartige, Bevrijd me van deez kwade krachten. En hoort! In een nabij gehucht Klinkt luid gekraai door d ochtendlucht. Een haan kraait; daar is t antwoord al. Het kraaien klinkt nu overal. De dode, die zojuist nog stond Ligt naast de lijkbaar op de grond. Niets beweegt, t is stil alom. Verdwenen is de bruidegom. Dorpelingen die ter kerke gaan, Blijven vol verbazing staan. In het lijkenhuis staat een jonge vrouw. Lijkbleek, de lippen blauw. Aan iedere grafzerk die er staat Hangen stukken bruidsgewaad. Maagd, wat jij deed was welgedaan. Jij vroeg de hemel je bij te staan. De geestenschaar heb jij weerstaan. Als jij dat niet had gedaan Was het je heel slecht vergaan. Jouw lichaam, nu zo gaaf en rein, Zou verscheurd als het bruidshemd zijn. Nederlandse vertaling: Jaap Schallenberg (koordelen) en Dirkjan Horringa