We hebben alles gekregen om te delen 578 Over de gelofte van armoede Op vraag van Erfgoedcel Brugge brachten wij op Erfgoeddag 2011 vier religieuzen samen voor een gesprek over de gelofte van armoede. Het uitgangspunt was de kern van de eerste lezing van die dag, uit de Handelingen van de Apostelen: Allen moeten alles gemeenschappelijk hebben en niemand mag iets het zijne noemen. Pater Alexis is prior van de Sint-Andriesabdij Zevenkerken waaraan een abdijschool met leerlingen uit gegoede middens verbonden is. Is de abdij dan ook niet welgesteld? Ik zou toch een onderscheid willen maken tussen de school enerzijds en de abdij en ons gemeenschapsleven anderzijds, glimlacht pater Alexis. Ook de communauteit van de Sint-Andriesabdij is heel klein geworden van 180 monniken naar 25 monniken maar de gebouwen zijn dezelfde gebleven en het is niet eenvoudig om ze te onderhouden. Op het einde van de vorige eeuw lieten we bijvoorbeeld alle daken inspecteren. De meeste daken bleken toe aan vernieuwing. Daarop hebben we een meerjarenplan opgesteld. Maar de financiële crisis dwong ons de werken stop te zetten en betere tijden af te wachten. Tot voor enkele decennia hoorde toch een rijke kostschool bij het Engels Klooster aan de Carmersstraat in Brugge? De eerste zusters die uit Engeland via Leuven in Van links naar rechts: zuster Christa (zusters Maricolen), zuster Caritas (Sint- Trudoabdij Male), zuster Mary Aline (Engels Klooster Brugge) en pater Alexis (Sint- Andriesabdij Zevenkerken).
579 Brugge aankwamen, bewoonden een heel klein huisje en gingen bedelen, nuanceert zuster Mary Aline. Toen de gemeenschap aangroeide, bouwde ze een klooster. De school werd bezocht door Engelsen die meer godsdienstige opvoeding voor hun kinderen vroegen dan onderwijs. In de beginperiode waren dat zeker geen rijke mensen: het ging om katholieken die uit Engeland gevlucht waren. Geleidelijk breidden het klooster en de school uit en de zusters kregen daarvoor giften. Maar de enige koepelkerk van Brugge heeft een praktische reden, zegt zuster Aline met klem. Er waren niet veel zusters met goede stemmen om het koorofficie te zingen. Toen ze aan architect Pulinx vroegen om iets te bedenken voor een goede akoestiek, stelde hij een koepelkerk voor. Dus wat er rijk uitziet, is er gekomen uit noodzaak Kasteelvrouwen De zusters van de Sint-Trudoabdij wonen in het slot van Male. Zijn ze dan rijke kasteelvrouwen, zeker nu ze het gebouw verkocht hebben? Wat denk je, reageert zuster Caritas op onze plagerij. De Sint-Trudozusters uit Brugge waren in de jaren 1950 heel arm, weet ze. Toen de zusters uit Nederland en uit Turnhout naar hier kwamen om een nieuwe start te nemen, hadden zij alleen het hoogst noodzakelijke. Ze droomden ervan om de oude Brugse Sint-Trudoabdij nieuw leven in te blazen en zochten een plek om die droom te realiseren. De zusters stootten op de burcht die toen in een toestand van verval verkeerde. Maar ze vertrouwden op hierboven. Omdat het kasteel historisch belangrijk is, hebben zij de bewoning ervan van bij het begin opgevat als het bewaren van erfgoed voor de volgende generaties. Ze hebben dat erfgoed eerst hersteld, met de hulp van de Vlaamse Gemeenschap. Toen ons gastenkwartier op volle toeren draaide, stond het grootste deel van het kasteel ter beschikking van onze gasten, zegt zuster Caritas. Zelf hebben wij steeds een vrij beperkte oppervlakte bewoond, ook toen we nog met meer dan dertig zusters waren. Nu hebben we natuurlijk ruimte te veel. Gelukkig konden we het grote gebouw tot hiertoe goed onderhouden. Ik ben er fier op dat we daarin geslaagd zijn. Het was uiteraard niet gemakkelijk om het gebouw te verkopen om kleiner te gaan wonen. We moesten voorzieningen treffen om met onze groep verder te kunnen leven, zegt zuster Caritas. Ik heb altijd graag in Male gewoond. Het was mijn thuis. De rijkdom van het gebouw zit in de schoonheid ervan en onze rijkdom steekt in het feit dat we die schoonheid konden delen met velen. Ons kasteel is nooit van ons alleen geweest. Kantklossen Zuster Christa is algemeen overste van de Zusters Maricolen. Deze congregatie is ontstaan in 1663 in Dendermonde. Zes jonge volksvrouwen beluisterden er in de kerk een preek over Teresa van Avila. Ze waren erdoor getroffen. De pater die de homilie gehouden had, bracht hen bij elkaar en dat was het begin van de stichting. De vrouwen gingen samenwonen in een arm, klein huisje en noemden zich een
De panelleden in het gezelschap van Doenja Van Belleghem die het debat modereerde en Lothar Casteleyn, coördinator Erfgoedbeleid (Erfgoedcel Brugge). nederige vrije familie. In Brugge hoorde men over de stichting en in 1667 nam men contact met de vraag of men ook zoiets kon beginnen. Dat werd toegestaan en de stichteres en verantwoordelijke van de groep, Anna Puttemans, is zelfs naar Brugge komen wonen en er later overleden. In die periode zijn ook elders in Vlaanderen dergelijke stichtingen ontstaan die zich onafhankelijk van elkaar hebben ontwikkeld. De groep in Brugge leefde van handenarbeid, vooral kantklossen. Wie in die tijd in een klooster wilde intreden, moest een serieuze som geld inbrengen omdat men ervan moest leven. Maar bij de Maricolen moest dat dus niet, omdat men leefde van de opbrengst van het werk. Wij zeggen wel eens dat wij niet rijk moesten zijn om de gelofte van armoede af te leggen, lacht zuster Christa. De groep groeide aan en leidde een contemplatief religieus leven tot na de Franse Revolutie. Toen was er grote nood aan de opvoeding en het onderwijs van het volkskind. Volksmensen als de zusters Maricolen waren daar gevoelig voor, ook vanuit een evangelische inspiratie. In het begin van de negentiende eeuw begonnen ze met onderwijs in Brugge: eerst zondagsschool, later lager onderwijs en nog later ook technisch onderwijs, beroepsonderwijs en kunstonderwijs. Er kwamen gemeenschappen en scholen op verschillende plaatsen. Hoewel we ook andere apostolaatvormen gehad hebben parochie, ziekenzorg, missie en sociaal werk zijn we meest bekend als onderwijscongregatie. Gemeenschap De zusters van het Engels Klooster kanunnikessen van Windesheim zijn erfgenamen van de Broeders en Zusters van het Gemene Leven (Moderne Devotie, Thomas
581 a Kempis) en volgen net als de kanunikkessen van het Heilig Graf van de Sint-Trudoabdij de Regel van Augustinus. Het leven in gemeenschap en het gemeenschappelijk gebed trokken mij aan, zegt zuster Mary Aline. Gemeenschap vormen is heel belangrijk voor mij: gemeenschap van wat je hebt maar ook van wat en wie je bent. Alles in functie van de gemeenschap. Pater Alexis, vanuit de Benedictijnse traditie, vindt zich daarin terug. Maar de gelofte van armoede komt niet voor in de Regel van Benedictus, zegt hij. Het woord armen, in het Latijn pauperes, staat er wel vaak in maar het gaat dan nooit over de gemeenschap en ook niet over de broeders en de zusters. Het slaat op de armen die aan de deur kloppen. In verband met de gastvrijheid zegt de Regel bijvoorbeeld ook: Wil bijzondere aandacht besteden aan de armen. Wij proberen daar op ons niveau en met onze mogelijkheden iets aan te doen. Vader abt reist bijvoorbeeld met een groep leerlingen op inleefreis naar Cambodja, één van de armste landen ter wereld. Het is de bedoeling dat de jongeren gevoelig worden voor echte armoede. In ons huis verblijven ook enkele mensen zonder papieren. In die zin heeft de uitdrukking gelofte van armoede waarde voor mij. Maar toch, wie ben ik dat ik spreek over de gelofte van armoede terwijl miljoenen mensen in schrijnende armoede leven waarvoor ze niet gekozen hebben? Wanneer religieuzen de geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid afleggen, beloven ze onder meer af te zien van persoonlijk bezit en alles samen te hebben. Dat gaat veel verder dan sober en onthecht leven. Wat het kerkelijk recht vermeldt rond de gelofte van armoede is beperkt maar ingrijpend, zegt zuster Christa. Wat een religieuze verdient door zijn werk loon, pensioen breng hij in de gemeenschap, hij beschikt daar niet zelf over. En wat hij eventueel krijgt, zoals een erfenis, beheert hij niet zelf. Toen zuster Caritas intrad, deed ook zij afstand van haar beroep en dus ook van de verdienste van haar diploma. Op het moment zelf ben je jong en enthousiast en laat je alles achter. Maar dan komt er een moment waarop je ontdekt dat het niet gemakkelijk is om als religieuze niet zelf te kiezen, bijvoorbeeld over je beroep of opdracht. Ik word gezonden. Als ik iets doe, doe ik dat in naam van de gemeenschap en vanuit de gemeenschap wordt beroep op mij gedaan. Tijd Die ingesteldheid staat haaks op de samenleving die vandaag sterke nadruk legt op bezit en zelfbeschikking. Voelen religieuzen die spanning? Absoluut, zegt zuster Caritas zonder aarzelen. Ik voel die spanning zelfs in mezelf. Want niet alleen de maatschappij is veranderd maar ik ben zelf ook veranderd. Dat betekent dat ik mijn jawoord geregeld moet herzien en dat is best confronterend. Anders gezegd: religieuzen leggen elke dag opnieuw hun gelofte van armoede af. De ander, de Ander beschikt over de religieuze, ook over diens tijd. Een heel belangrijk punt, beamen de panelleden. Het niet beschikken over de eigen tijd zit ook vervat in de regelmaat van
582 Pater Alexis: Wie ben ik dat ik spreek over de gelofte van armoede terwijl miljoenen mensen in schrijnende armoede leven waarvoor ze niet gekozen hebben? het religieuze leven. Als de klok gaat voor de gebedstijden moet ik mijn werk opzij leggen, zegt zuster Caritas. En ik kan ook niet zeggen: vanavond ga ik wat later eten want ik wil eerst nog dit of dat doen. Ze noemt het een leerschool voor het leven want met de jaren worden sommige dingen gemakkelijker en andere moeilijker. Ik vind meer en meer dat de gelofte van armoede en de gelofte van gehoorzaamheid zeer dicht bij elkaar liggen, zegt zuster Mary Aline. Als iemand me vraagt of ik tijd heb, zeg ik Neen, ik heb niets, ik geef het. Ik beschik namelijk niet over mezelf. Dat geldt ook voor mijn opdracht: men vertrouwt me een taak toe en het is aan mij om die taak aan te nemen in de geest van de geloften die ik afgelegd heb. Een medezuster zei me eens: Gij zult met uw archief niet in de hemel komen. Maar het is niet mijn archief! De archiefstukken zijn het erfgoed van de Vlaamse en de Engelse gemeenschap. En mijn taak is ook niet mijn taak niet, neen, de taak die aan mij opgelegd is, is er één voor de gemeenschap. Zuster Mary Aline citeert uit hoofdstuk 11 van de Regel van Augustinus: Hoe meer u naar het gemeenschappelijk goed tracht te leven, hoe beter. Onze mogelijkheden maar ook onze beperkingen zijn gemeenschap van goederen. Wij aanvaarden de beperkingen van elkaar. Verlossing De Regel van Benedictus zegt herhaaldelijk: Wat je doet zonder verlof van de abt verliest van zijn waarde, bedenkt pater Alexis. De monniken leggen niet de gelofte van armoede af maar wel van gehoorzaamheid aan de abt, van stabiliteit men kiest voor die bepaalde gemeenschap en van conversio of verandering van leven waaronder Benedictus ook de omgang met goederen verstaat. Voor pater Alexis is het verlossende aspect van de geloften een kostbaar goed geworden doorheen de jaren. Hij pleit ervoor om niet langer te spreken van gelofte van armoede maar gelofte tot armoede. Van is statisch. Tot betekent ik ben in mijn bestaan en in de wereld waarin ik nu leef op zoek hoe ik een vorm van armoede kan blijven beleven.
583 Religieuzen zoeken in alle bescheidenheid hoe zij de radicaliteit van het evangelie gestalte kunnen geven. Het spreekt voor zich dat de samenleving, die andere normen nastreeft, nooit veraf is. In onze maatschappij heerst de illusie dat bezit zekerheid verschaft, zegt zuster Caritas. In hun levenswijze laten religieuzen dit los. Ik zou het ook toewijden kunnen noemen. Waaraan wijd ik mij toe en hoe verhoud ik mij dan tot bezit? Hoe vrij of hoe onvrij ben ik naar bezit toe? Vrijheid Wij geven waarden zoals bezit, liefde, de eigen wil een eigen positieve invulling, zegt zuster Christa. Wanneer wij, zusters Maricolen, op vandaag onze geloften hernieuwen, gebruiken wij daarvoor deze formule: ik beloof arm te leven als Jezus, in het besef dat ik alles ontvangen heb, dat het mij gegeven wordt om te delen, vooral met hen die noodlijdend zijn. Ja, alles hebben we ontvangen: onze thuis, onze opvoeding, onze talenten en mogelijkheden, onze materiële goederen, de tijd, onze gezondheid, ons gebed We moeten er dankbaar van gebruik maken en ook van genieten, maar we mogen niet de mentaliteit van een eigenaar aannemen. Alles is ons gegeven om het te delen. Wij delen in de gemeenschap bijvoorbeeld de wagen: we spreken met elkaar af wie wanneer de auto gebruikt. Delen met anderen werd concreet in ons apostolaat in het onderwijs, in de derde wereld maar ook bij noodlijdenden hier. Zuster Christa vindt de daardoor verworven innerlijke vrijheid heel belangrijk, de vrijheid om te kunnen genieten maar ook om te kunnen missen. Momenteel hebben veel religieuzen hun middelen nodig voor de zorg voor hun patrimonium en voor de zorg voor hulpbehoevende medezusters en medebroeders. Onze rijke gebouwen zijn nu onze armoede, knikt zuster Mary Aline. Pater Alexis denkt dat onze grootste armoede op dit ogenblik een armoede is die we niet gekozen hebben: dat de gemeenschap zo klein geworden is en steeds ouder en brozer wordt en dat er geen nieuwe kandidaten komen. We staan dus voor een onzekere toekomst. Het niet weten of wij hier of ergens anders onze laatste dagen zullen doorbrengen, ja, dat is momenteel de meest nijpende armoede. Is het in die realiteit nog wel mogelijk om zich te focussen op het religieuze leven? De materiële zorgen geven mij een gevoel van solidariteit met de mens in de wereld, zegt zuster Caritas. Mensen op leeftijd gaan kleiner wonen en dat moeten wij nu ook doen. Maar leven met onzekerheid is natuurlijk een serieuze opdracht, dat ga ik niet ontkennen. Ook zuster Mary Aline weet niet wat de toekomst brengt. Ook onze vragen rijzen hoger dan de koepel van onze kerk. Zoals Jezus geen steen had om Zijn hoofd op te leggen, zo is Zijn onzekerheid die van de religieuzen geworden. Maar wij leggen ons lot in Gods handen. Doenja Van Belleghem