1 1. Actie voor het vertrek 1.1. Insteken van de SmartCard in de handterminal Steek vóór vertrek met de wagen uw persoonlijke SmartCard (= geheugenkaart) op correcte wijze in de gleuf (aan de bovenzijde) van de handterminal (volg het pijltje op de SmartCard en zorg ervoor dat de zijde met de chip naar u toe is gericht). Indien de diefstalbeveiliging is aangesloten zal u niet zonder kaart kunnen vertrekken. Indien u de kaart correct heeft ingestoken, gaat de groene OK led op de handterminal ofwel branden ofwel flikkeren. Indien ze flikkert dient de chauffeur zijn pincode in te typen. Indien de OK-led dadelijk blijft branden is het systeem geprogrammeerd om zonder pincode te werken. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Indien u de SmartCard verkeerdelijk heeft ingestoken, brandt het rode Error lampje op de handterminal: 1 2 3 4 5 6 7 8 9
2 Het kan gebeuren dat het rode Error lampje toch brandt, zelfs als u de kaart correct heeft ingestoken. Dit betekent dat er een slecht contact is opgetreden. U hoeft enkel de kaart even terug uit te trekken en vervolgens weer in te steken. Indien het Error lampje na het insteken van de kaart telkens gaat branden is ofwel kaart ofwel de boordcomputer defect. 1.2. Ingave van uw persoonlijke pincode Indien het datalogger systeem geprogrammeerd werd om met een pincode te werken flikkert de groene OK led op de handterminal indien u de kaart op correcte wijze heeft ingebracht. Dit betekent dat u nu uw persoonlijke PINCODE (cijfer van 4 getallen) moet ingeven; dit geeft u toegang tot het voertuig. U brengt uw persoonlijke pincode in door op de passende numerieke pictogrammen te drukken. Iedere pictogram is voorzien van een klein nummer: 4 Stel uw pincode luidt 8753, dan drukt u eerst op het Diversen pictogram, gevolgd door het Rust, Documenten en Tanken pictogram. Bij het drukken op een pictogram hoort u telkens een biepsignaal. Als u uw persoonlijke pincode heeft ingegeven, stopt het OK lampje met flikkeren en gaat het continu branden. U kan nu met het voertuig vertrekken. Drukt u een foutieve pincode, dan brandt het Error lampje. Trek uw kaart terug uit en herhaal dezelfde procedure opnieuw! 1.2.1. Anti-carjacksysteem Indien het deurcontact werd aangesloten en het anti-carjacksysteem actief is zal telkens u de deur van uw voertuig opent en terug sluit het OK lampje opnieuw beginnen flikkeren en wordt het anticarjacksysteem ge-activeerd. Dit betekent dat we elke 5 sec een biep horen en dat u binnen een bepaalde (in te stellen) tijd opnieuw uw pincode moet ingeven. Doet u dit niet, dan zal na de ingestelde tijd de diefstalbeveiliging in werking treden. Dit alles geldt uiteraard enkel indien het openen en sluiten van de deur gebeurt terwijl er nog een geldige kaart in het toestel zit. Indien er geen kaart in het systeem zit kan er sowieso niet met de wagen worden vertrokken indien de diefstalbeveiliging werd aangesloten.
3 2. Actie bij het rijden: Tijdens het rijden hoeft de chauffeur geen enkele actie te doen, zelfs niet indien er file zou zijn, of dat er even moet gestopt worden voor een rood licht. 3. Actie bij de langere stops: Het gaat hier over de langere stops, bijvoorbeeld om te laden of te lossen, de container op-of af te zetten, documenten in te vullen, etc. Telkens u een dergelijke stop maakt, vragen we aan de chauffeur om het desbetreffende pictogram even in de drukken. U komt bv. toe op een laadplaats. Ergens tijdens deze stilstandperiode of tijdens de korte verplaatsingen op deze laadplaats drukt u 1 keer op de toets Container Open. 1 keer is voldoende, u hoeft dus niet telkens opnieuw te drukken zolang u zich nog steeds op deze laadplaats bevindt. Is er geen toets die kan worden gekozen voor de handeling die men uitvoert, dan doet u gewoon niets of mag u drukken op de toets nr8 diversen (? ) (bv. men is aan het wachten aan de grens, een toets grens is niet voorzien, dan doet u niets of drukt u op? ) Indien men langere stops maakt en zijn wagen wil verlaten is het zeer belangrijk dat de kaart wordt meegenomen. Zeker als er een diefstalbeveiliging aan het systeem gekoppeld zit. Een kaart laten zitten is dan bijna hetzelfde als zijn sleutels op het contact laten. Zeer belangrijk : men is verplicht een toets te drukken alvorens de kaart wordt uitgetrokken. Doet men dit niet dan kunnen de laatste gegevens (lees werktijd) verloren gaan omdat het systeem geen tijd heeft gehad deze nog keurig te bewaren op de kaart. Opletten dus!!!!!
4 4. De toetsen Rust (nr7), Overnachting (nr9) en Thuis (nr) Belangrijk is het verschil tussen deze toetsen. Voor een rustperiode tijdens de dag is het altijd toets nr7 die wordt gebruikt. Indien men onderweg een overnachting maakt in zijn wagen is het toets nr9 die moet worden gebruikt. Indien men thuis komt en daar zijn rust neemt drukt men op toets nr (Huisje) 5. De SmartCard Iedere chauffeur beschikt over zijn eigen gepersonaliseerde SmartCard. Deze SmartCard bewaart zowel alle voertuiggegevens zoals toerental, snelheid, druksignalen, tankinhoud, etc als de verantwoorde stoptijden van de chauffeur. Uiteraard wordt de SmartCard geleidelijk gevuld met gegevens. Dit betekent dat op een gegeven moment de kaart volledig gevuld zal zijn indien we ze niet tijdig uitlezen en ledigen (met als gevolg dat er geen gegevens meer bij kunnen). Dat willen we uiteraard vermijden. U zal dus als chauffeur de kaart tijdig moeten binnenbrengen bij de bediende of zelf uitlezen via het uitleesstation. Om te kunnen weten in hoeverre de SmartCard reeds gevuld is, zijn er op de handterminal een aantal indicatielampjes aangebracht: Procentuele aanduiding van het reeds gebruikte geheugen van de SmartCard Indien 8 % gevuld is wordt het stilaan tijd uw kaart te laten uitlezen. Sommige firma s zullen aan hun chauffeurs zelfs vragen elke week uit te lezen om de lonen tijdig te kunnen berekenen.
5 6. Geheugenverbruik van de kaart: Zolang er een kaart in het systeem zit zullen de voertuiggegevens met een vaste periode (bv. elke minuut) op de kaart weggeschreven worden. Het is dus zeker niet nuttig de kaart bv. tijdens de nacht in het systeem te laten zitten. We stellen voor gewoon even op Overnachting te drukken en de kaart geheel of gedeeltelijk uit te trekken. Opgelet: indien men de wagen verlaat -> kaart meenemen indien men diefstalbeveiliging heeft. Erger nog is de kaart laten zitten tijdens het weekend. De kaart zal dan nutteloos vollopen. Normaal drukt men vrijdag avond bv. op toets nr. (Thuis) en trekt men vervolgens de kaart uit het systeem. In principe is het zo dat men telkens de kaart mag uitnemen (opgelet! -> eerst toets drukken) op een moment dat er toch niets met de wagen gebeurt. Op deze manier kan men zelfs twee tot driemaal langer met eenzelfde kaart rijden dan iemand die zijn kaart nutteloos laat inzitten. 7. Alarmmeldingen - FLIKKEREND ERROR -LAMPJE: De black box is defect. - PLOTS UITVALLEN VAN HET OK -LAMPJE TERWIJL DE KAART INSTEEKT: Indien de diefstalbeveiliging werd aangesloten gaat deze zelfs in werking treden. Dit betekent dat er een slecht contact is in de kabel die de de handterminal verbindt met de black box of een slecht contact tussen de kaart en de handterminal. Trek de SmartCard uit en steek de kaart terug in. Indien nodig drukt u opnieuw uw pincode. - BIEP OM DE 4 MINUTEN (ZONDER AANWIJSBARE REDEN): Er kunnen geen gegevens meer op de SmartCard worden geschreven. Er is iets mis met de chip van de kaart. Mogelijk kan dit worden opgelost door de kaart uit te trekken en opnieuw in te steken. Men moet wel een nieuwe kaart vragen bij aankomst op de firma.