Startnotitie grootschalige duurzame energiebronnen



Vergelijkbare documenten
Businesscases zonne-energie: waar kan het, en wat levert het op?

AMBITIEDOCUMENT ZONNE-ENERGIE UITWERKING OMGEVINGSVISIE - GEMEENTE OPSTERLAND

Publicatie beoordelingscriteria zonneparken op maaiveld Dalfsen

Beknopte beleidsnotitie voor zonne-energie gemeente Leeuwarderadeel Versie : ontwerp Datum : 1 februari 2016

Beleidsnotitie. Kleine Windturbines in de Gemeente Oude IJsselstreek

Criteria voor de locatiekeuze van zonnevelden

SAMENVATTING. De gemeente Deventer heeft Pondera Consult gevraagd de verkennende studie uit te voeren. Deze ligt nu voor.

*Z7348DBDA7D* raadsvoorstel. Onderwerp. Uitgangspunten windenergie. Voorstel

Beleidsnota kleinschalige zonne-energie in de gemeente Olst-Wijhe

Provincie Flevoland. Postbus AB Lelystad. Ons kenmerk : / 8301 Uw kenmerk : -

Ja. Ja. D66 wil dat Groningen in 2040 al CO 2- neutraal is en wil dat de provincie een ambitieuze regionale energiestrategie opstelt.

Beleidskader windenergie

WELKOM. Algemene Ledenvergadering 15 februari 2018

RAADSCOMMISSIE. Nummer:

Ruimtelijke Visie Duurzame Energie Heumen

Duorsume enerzjy yn Fryslân. Energiegebruik en productie van duurzame energie

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht

Nummer Kansen voor zonneparken. Programmanummer 11. Voorstel aan de gemeenteraad:

Limburg. De partij zal sociale windmolens actief stimuleren, ook solitair staande sociale molens.

1 Inleiding. Verslag. HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning

Nije enerzjy foar Fryslân. september 2013

Windenergie in Almere

Werkatelier duurzame energieopwekking

Flevoland. Windmolens op land zijn belangrijk en zullen wij stimuleren. Doelstelling voor de provincie

1 Inleiding. Verslag. HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning

Fryslân. Windmolens op land zijn belangrijk en zullen wij stimuleren. Doelstelling voor de provincie:

Presentatie van het onderzoek: Windenergie in Dordrecht? Verkenning van kansen

Noord-Holland. De partij zal sociale windmolens actief stimuleren, ook solitair staande sociale molens.

Zeeland. De partij zal sociale windmolens actief stimuleren, ook solitair staande sociale molens.

Vragen bijeenkomst Windmolens 6 maart 2014

Voorlopige criteria en voorwaarden zonneparken Wageningen

Kadernotitie duurzame energiebronnen (wind en zon)

Realisatie wind-energie in Weert in samenwerking met Nederweert, Leudal en Peel-en Maas. Informatiebijeenkomst Commissie Weert, 17 november 2015

Voor- of tegenwind? Drenthe Molenvrij?

Startdocument ontwikkeling zonnevelden gemeente Stichtse Vecht

Ook energie opwekken met je dorpsgenoten?

Kernenergie. kernenergie01 (1 min, 22 sec)

STRUCTUURVISIE ZON Beleidskader ten behoeve van het opwekken van grondgebonden zonne-energie in het landelijk gebied

Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014

Ruimtelijke Visie Duurzame Energie Heumen

Beleidsregels zon- en windenergie gemeente Hulst. Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.

Ruimte voor Hernieuwbare Energie Bijeenkomst in het kader van project Tijdelijk Anders Bestemmen

No Emmeloord, 24 juli Onderwerp Plan van aanpak zonneweides. Advies raadscommissie. Aan de raad. Status: ter besluitvorming

1 Inleiding. Verslag. HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning

De planologie van zonne-energie

ENERGIE IN EIGEN HAND

Vraag- en antwoordlijst Windenergie op Goeree-Overflakkee Aanleiding

statenstukken Provinciale Staten Vragen van het statenlid dhr. Babijn (Partij voor Zeeland) ingevolge artikel 44 reglement van orde AANHANGSEL

Bijlage B Provincie Fryslân Toepassing Bro, art , onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Agenda. 1. Waarom Winsum Duurzaam (ideëel) 2. Ondersteuning 3. Hoe het werkt 4. Kosten en baten 5. Inschrijven en borrel

Zuid-Holland. Windmolens op land zijn belangrijk en zullen wij stimuleren. Doelstelling voor de provincie

Mogelijkheden voor energie coöperaties. Jeroen Leclercq

Kadernotitie. Alternatieve Energiebronnen. actief en betrokken. dewolden.nl

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Deelnotitie 4.6 Landschappelijke inpassing en voorlopige grenzen zoekgebied

Maak werk van zon & wind Schone energie voor heel Tynaarlo. Tynaarlo

Zienswijzennota NRD Energielandgoed Wells Meer

Besluit college van Burgemeester en Wethouders

Grootschalige wind- en zonneenergie. Uitkomsten Haalbaarheidsonderzoek. 14 november 2018

Energiek Gelderland. Gelders debat. 12 februari 2014, uur Hotel de Wageningsche Berg Wageningen.

Fotoverslag Gesprek 1 Stadsgesprek Duurzame energie Rijnenburg

INITIATIEFVOORSTEL CONFORM ARTIKEL 4:2 REGLEMENT VAN ORDE

Motivering besluit ontwerp-vvgb windturbinepark Waardpolder

Groen gas. Duurzame energieopwekking. Totaalgebruik 2010: 245 Petajoule (PJ) Welke keuzes en wat levert het op?

Presentatie Duurzame Energie. Podiumbijeenkomst 17 maart

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Duurzame energie in de gemeente Ten Boer

Bij brief van 13 december 2016, ingekomen op 13 december 2016, heeft u namens de GroenLinks fractie schriftelijke vragen gesteld.

Inventarisatie van locaties voor grootschalige zonne-energiesystemen

Pagina 2 van 5. Financiële toelichting Lasten / baten Dekking in. Plan van aanpak Groene Energie in de Schappen

Als omwonende van de Turfweg waar het college een locatie voor Skaeve Huse wil aanwijzen, wil ik uw aandacht vragen voor het volgende.

SamenWind. Dorpsmolen

Windmolen van het dorp Tinallinge en omgeving

MKBA Windenergie Lage Weide Samenvatting

Raadsinformatieavond invulling sociale randvoorwaarden windenergie Zonzeel Welkom

1 Inleiding. Verslag. HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning

Wat gebeurde er hiervoor

Maatschappelijke Kosten- en Baten Analyse: energie uit wind en zon

Ontwerp wijziging PRVS

De paragrafen en worden in het kader van deze partiële herziening als volgt gewijzigd;

Naar een ruimtelijk afwegingskader voor zonne-energie - CONCEPT -

Duurzame energie Fryslân Quickscan 2020 & 2025

Gemeente Reusel-De Mierden. Stand van zaken Klimaatvisie

Agendapunt 5 Opinienota

De wind in de zeilen voor Dilbeek

KGO-beleid. KGO-balansmodel. Gemeente Haaksbergen. Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. Versie 2, december 15

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Utrecht. De partij zal sociale windmolens actief stimuleren, ook solitair staande sociale molens.

BESTEMMINGSPLAN VERWIJDEREN WINDTURBINE NABIJ VROUWENPAROCHIE

Gemeente Haaksbergen. Rood voor Rood beleid 2015

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2013/18

Nota van uitgangspunten. beleid zonne-akkers Midden-Drenthe

windenergie beter te vertegenwoordigen in de structuurvisie dan nu het geval is.

STRUCTUURVISIE ZON Beleidskader ten behoeve van het opwekken van grondgebonden zonne-energie in het landelijk gebied

College van gedeputeerde Staten. Provincie Overijssel. Postbus 10078, 8000 GB Zwolle. Geachte gedeputeerde,

Regeling verlaagd tarief bij collectieve opwekking

Zonnevelden: hoe zorg je voor een goede ruimtelijke inpassing. Rik Olde Loohuis (Rom3D) Tim de Weerd (Provincie Overijssel)

Nieuwe woning van 750 m³ met bijgebouw van 75 m² - sloop van 850 m² bebouwing.

Naar een koers duurzaam Middag Humsterland Ruimtelijk scenario onderzoek duurzame energie opwekking. tbv informerende raadspresentatie 14 juni 2017

Gemeente. Schijndel. Beleidsnotitie indieningsvereisten. Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a.

Transcriptie:

Startnotitie grootschalige duurzame energiebronnen Raalte, oktober 2013

2

Inhoudsopgave 1. Aanleiding... 4 1.1. Visie Raalte Duurzaam 2050... 4 1.2. Motie GB, VVD, LA... 4 1.3. Leeswijzer... 4 2. Wind... 5 2.1 Vormen... 5 2.2 Landschap / ruimtelijke kwaliteit... 5 2.3 Provinciaal beleid... 6 2.4 Gemeentelijk beleid... 7 2.5 Milieu-aspecten... 7 2.6 Financiële haalbaarheid en (energie)opbrengst... 8 3. Zon... 10 3.1 Vormen... 10 3.2 Landschap / ruimtelijke kwaliteit... 11 3.3 Provinciaal beleid... 12 3.4 Gemeentelijk beleid... 12 3.5 Enkelvoudig versus meervoudig ruimtegebruik... 12 3.6 Milieu-aspecten... 13 3.7 Financiële haalbaarheid en (energie)opbrengst... 13 4. Biomassa... 14 4.1 Vormen... 14 4.2 Landschap / ruimtelijke kwaliteit... 14 4.3 Provinciaal beleid... 14 4.4 Gemeentelijk beleid... 14 4.5 Milieu-aspecten... 15 4.6 Voedsel versus energie... 15 4.7 Verkeer... 15 4.8 Financiële haalbaarheid en (energie)opbrengst... 15 5. Afweging... 16 5.1 Op weg naar een mix van bronnen in 2050?... 16 5.2 Waar?... 16 6. Vervolg... 17 6.1 Scenario Actief faciliteren... 17 6.2 Scenario Vraaggestuurd faciliteren... 17 7. Bijlage 1: Stroomschema mix van duurzame energiebronnen... 19 3

1. Aanleiding 1.1. Visie Raalte Duurzaam 2050 Op 30 mei heeft de raad de visie Raalte Duurzaam 2050 met uitvoeringsprogramma 2014-2018 vastgesteld. In deze visie staat dat: - Raalte in 2050 alle benodigde energie duurzaam opwekt binnen de eigen gemeentegrenzen; of: - Raalte in 2050 een deel van de benodigde duurzame energie inkoopt en de rest opwekt binnen de eigen gemeentegrenzen. Deze doelstelling is in het uitvoeringsprogramma vertaald naar: Raalte realiseert een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. Om deze doelen te halen zijn, zowel voor opwekking binnen als buiten de gemeentegrenzen, grootschalige vormen van energieopwekking nodig. In het uitvoeringsprogramma is daarom opgenomen dat de gemeente beleid ontwikkelt over de thema s windenergie, zonne-energie en biomassa. 1.2. Motie GB, VVD, LA De raad heeft het college bij de vaststelling van de duurzaamheidsvisie gevraagd om: Met een startnotitie te komen waarin voor- en nadelen van verschillende energiebronnen staan omschreven, zodat de raad een keuze kan maken in het gebruik van duurzame energiebronnen alvorens tot uitwerking van de plannen over te gaan zoals voorzien in het uitvoeringsprogramma 2014 2018. Met deze motie lijkt de raad aan te geven een debat te willen voeren over dit onderwerp en haar kaderstellende rol te willen vervullen, voordat het college overgaat tot het uitvoeren van concrete plannen. Deze notitie geeft invulling aan deze vraag en kan de basis vormen voor het bedoelde debat. 1.3. Leeswijzer In deze notitie komen de drie meest kansrijke/gangbare vormen van duurzame energie aan de orde: wind, zon en biomassa. Energiewinning uit waterkracht en uit bodemwarmte zijn niet opgenomen omdat deze vormen in de Raalter situatie niet (grootschalig) toepasbaar zijn. Wellicht zijn deze technieken in de toekomst wel toepasbaar, daar zijn echter nu geen concrete aanwijzingen voor. Per energiebron worden relevante eigenschappen beschreven zoals de impact op het landschap, energieopbrengst, geur, geluid etc. De notitie wordt afgesloten met twee scenario s voor het vervolg en een globaal overzicht van hoeveel van welke bron nodig is om de energiebehoefte van Raalte in 2050 duurzaam op te wekken. Er worden geen uitspraken gedaan over de wenselijkheid van de diverse energiebronnen. De vraag of de beschreven bronnen passend/wenselijk zijn in de gemeente Raalte vereist een politieke afweging. 4

2. Wind When the winds of change are blowing, some people are building shelters, while others are building windmills (Chinees gezegde) Samenvatting voor- en nadelen Positief Negatief + Relatief hoge energieopbrengst - Impact op het landschap + Weinig ruimtebeslag: efficiënt ruimtegebruik - Nog niet rendabel zonder subsidie - Geluid en slagschaduw - Niet realiseerbaar voor particulieren - Moeilijk realiseerbaar door minimale afstand tot woningen 2.1 Vormen Bij windenergie zijn grofweg twee vormen te onderscheiden: grootschalig (windturbines van 100 tot 130 meter hoog) en kleinschalig (tot 25m hoog). Omdat de laatste vorm al mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan Buitengebied gaan wij hierna met name in op de grootschalige variant. Figuur 1 Grootschalige windenergie bij Zwolle 2.2 Landschap / ruimtelijke kwaliteit De belangrijkste eigenschap van een windturbine is de hoogte. Grootschalige windturbines zijn van grote afstand zichtbaar en zijn een nieuw element in het landschap. Over de vraag of een windmolen/windturbine passend is in het Sallandse landschap kan worden getwist. Dit komt neer op een belangenafweging (landschappelijke kwaliteit versus duurzaamheid). Er zijn vanuit landschappelijk oogpunt wel gebieden aan te wijzen die redelijkerwijs op voorhand moeten worden uitgesloten of waar windturbines meer of minder passend zijn. Natura 2000 gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur komen niet voor windturbines in aanmerking. Vanuit gemeentelijk beleid wordt verder waarde toegekend aan de openheid van essen en zijn Figuur 2 Kleinschalige windmolens 5

delen van het buitengebied als landschappelijk waardevol aangewezen in het bestemmingsplan Buitengebied (bestemming Agrarisch met landschapswaarden ). Het valt te overwegen om in die landschappelijk waardevolle gebieden en op essen geen windturbines toe te staan. Er is echter ook wat voor te zeggen toch de mogelijkheden in de gebieden met landschappelijke waarden te onderzoeken. Betoogd kan worden dat aan een duurzame energievoorziening, een groter belang moet worden toegekend dan aan instandhouding van landschapswaarden. Vanuit landschap en ruimtelijke kwaliteit zijn meer criteria te benoemen. Zo zouden ook de gebieden rond de historische landgoederen als ongeschikt kunnen worden betiteld vanwege landschappelijke en cultuurhistorische waarde. Ook hier zijn echter voor het tegendeel argumenten aan te voeren: een windturbine op een landgoed kan bijvoorbeeld een nieuwe inkomstenbron zijn en bijdragen aan de instandhouding van het landgoed. Als we kijken naar welke gebieden geschikt of minder geschikt zijn dan kunnen we het volgende vaststellen. Gebieden met veel niet-natuurlijke elementen, zoals gebieden die worden doorsneden door hoogspanningsleidingen, zijn geschikter voor windturbines dan gebieden waarvoor dit niet geldt. Ook de grootschalige (open) landschappen, met een rationele verkaveling lijken geschikter voor windturbines dan de kleinschaliger landschappen. Polderlandschappen zijn daarvan het meest extreme voorbeeld, maar ook in de gemeente Raalte kennen we rationeel verkavelde gebieden, vaak ontstaan door ruilverkavelingen in de jaren 60/70. Over het algemeen kan gezegd worden dat een windturbine in een oud (kleinschalig) cultuurlandschap meer opvalt of verstorend werkt. Dat een windmolenpark mogelijk is in een landschap dat min of meer vergelijkbaar is met het landschap in de gemeente Raalte, zien we in de Achterhoek (kader). Windmolenpark Hagenwind (Achterhoek) Windpark Hagenwind is gerealiseerd in 2008 en bestaat uit 8 windmolens van 2 MW. Ze hebben een masthoogte van 98 meter en een wieklengte van 41m. De molens staan in het landelijk gebied tussen Aalten en Lichtenvoorde en zijn eigendom van 11 agrariërs, georganiseerd in een v.o.f. Het windmolen park levert voldoende elektriciteit voor bijna 10.000 huishoudens. 2.3 Provinciaal beleid De provincie Overijssel heeft zoekgebieden aangewezen voor windenergie. Dit zijn gebieden waar de provincie het realiseren van windturbines van provinciaal belang 1 acht. De provincie grijpt in die gebieden in, indien gemeenten geen planologische medewerking verlenen aan het realiseren van windturbines. In de gemeente Raalte ligt geen zoekgebied. Dit betekent dat de provincie de afweging geheel aan de gemeente overlaat. Er zijn vanuit provinciaal beleid wel enkele gebieden uitgesloten. Zo is een windturbine niet toegestaan in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en ter plaatse van laagvliegroutes. In Raalte hebben we in het gebied rond Broekland te maken met een laagvliegroute en op diverse plaatsen met de EHS. 1 Deze zoekgebieden vloeien voort uit afspraken van de provincie Overijssel met het Rijk om in 2010 minimaal 80 MW aan duurzame energie op te wekken. 6

Verder stelt de provincie een eis van clustering. Windturbines in het buitengebied (de groene omgeving) mogen alleen in de vorm van een windpark (minimaal 4 windturbines 2 ) worden gerealiseerd, met uitzondering van turbines tot 25m. Figuur 3 Laagvliegroute over Broekland 2.4 Gemeentelijk beleid Kleinschalige windturbines tot 25m zijn al mogelijk op grond van het bestemmingsplan Buitengebied. In de in 2012 vastgestelde gemeentelijke Structuurvisie wordt geen uitspraak gedaan over de wenselijkheid van grootschalige windturbines. Sectoraal beleid zoals het beleidsplan Recreatie & Toerisme en het landschapontwikkelingsplan kunnen helpen bij de vraag WAAR windturbines het beste gesitueerd kunnen worden, zodat zij zo min mogelijk afbreuk doen aan landschap of aan toeristisch interessante delen van de gemeente. De vraag OF windmolens in de gemeente Raalte wenselijk zijn wordt daarmee echter niet beantwoord. Dit vereist een integrale afweging tussen duurzaamheid en andere belangen. 2.5 Milieu-aspecten Bij grootschalige windmolens moet rekening worden gehouden met geluid en slagschaduw. Verder moet bij een concreet project onderzoek gedaan worden naar de gevolgen voor flora & fauna en de invloed op Natura 2000 gebieden. Vanwege minimale afstanden tot woningen of andere gevoelige objecten zijn grote delen van de gemeente niet geschikt voor het plaatsen van windmolens. De handreiking Bedrijven en milieuzonering 3 van de VNG adviseert een richtafstand tot gevoelige objecten (zoals (bedrijfs)woningen) van 300m bij windmolens met een wieklengte van 50m. Voor windmolens met een wieklengte van 30m wordt een richtafstand van 200m geadviseerd. Geluid is hierbij de beperkende factor. NB: deze minimale afstand tot woningen is een niet te onderschatten beperkende factor voor windenergie binnen onze gemeentegrenzen. De woningdichtheid in het buitengebied van de gemeente Raalte is relatief hoog. Nadere studie zal moeten uitwijzen welke mogelijkheden er precies zijn. 2 Bron: toelichting bij Omgevingsverordening Overijssel. 3 De VNG-notitie Bedrijven en milieuzonering bevat richtafstanden tot gevoelige functies per type bedrijvigheid. De notitie noemt een afstand per milieuaspect (geur, stof, geluid, gevaar). De grootste afstand op grond van deze aspecten levert de richtafstand op. Deze handreiking is een standaardwerk in de ruimtelijke ordening. Het betreffen echter richtafstanden die in concrete situaties gemotiveerd moeten worden toegepast. Het zijn geen harde normen. Zo kan in een concreet geval bij het aspect geur en geluid de overheersende windrichting van belang zijn. 7

Figuur 4 Hoe 'lawaaiig' is een windturbine? Bij elke ruimtelijke ontwikkeling van enige omvang is onderzoek naar effecten op flora en fauna vereist. Zo ook bij windturbines. De effecten op vogels zijn in dit geval vermeldenswaardig. Wat de effecten zijn op vogels verschilt sterk per situatie. Vogelbescherming Nederland stelt zich op het standpunt dat zij voorstander is van windenergie, maar pleit voor gedegen onderzoek voor realisatie. De vogelbescherming is verder van mening dat windmolens uit voorzorg niet geplaatst moeten worden in de belangrijkste vogelgebieden en de directe omgeving (bijv. weidevogelgebieden). Dit komt neer op een belangenafweging, maar deze eis zou als locatiecriterium kunnen worden gehanteerd. 2.6 Financiële haalbaarheid en (energie)opbrengst Zowel kleinschalige als grootschalige windturbines zijn nog niet zonder subsidie realiseerbaar. Windmolens tot 25m zijn al sinds 1994 mogelijk in het bestemmingsplan Buitengebied van Raalte. Deze vorm is tot op heden niet rendabel gebleken, wat ook blijkt uit het feit dat deze molens in Raalte nauwelijks zijn gerealiseerd. Een proefopstelling in Zeeland bevestigde in 2009 nog dat kleinschalige windmolens ook in windrijke gebieden (nog) niet rendabel zijn. Een windturbine van 100 meter hoog heeft een vermogen van ca 2 MW en kan daarmee ca 1000 huishoudens van stroom kan voorzien. Vanzelfsprekend is de opbrengst in Raalte lager dan in (kust)gebieden met meer wind. De ontwikkeling van windturbineparken in bijv. de Achterhoek laat echter zien dat er kennelijk ook in gebieden verder van de kust voldoende wind is. Met de investeringen die nodig zijn voor de realisatie van een grootschalige windmolen wordt altijd een windonderzoek uitgevoerd om de financiële haalbaarheid te onderbouwen. Met de huidige stand der techniek zijn ca 70 grote windturbines nodig, wil deze bron als enige energiebron voorzien in de verwachte energiebehoefte van de gemeente Raalte in 2050. Indien aannames worden gedaan over energiebesparing (15% ten opzichte van nu) en indien zonnepanelen op alle beschikbare daken worden geplaatst, zijn nog ca 34 grote windturbines nodig om in de verwachte energiebehoefte te voorzien. Het is met de nu geldende milieurichtlijnen niet waarschijnlijk dat dit aantal realiseerbaar is binnen de gemeente Raalte. 8

Windmolens en draagvlak Windturbines lijken soms synoniem te staan voor langdurige procedures bij de rechter. Dat het ontwikkelen van een windturbinepark niet altijd tot een gang naar de rechter leidt zien we bij de ontwikkeling van het 36 windmolens tellende Windpark De Zuidlob in Zeewolde dat onlangs door prinses Beatrix werd geopend. De aanpak waarbij boeren samenwerken met het energiebedrijf is succesvol. Bezwaren werden gedurende het proces weggenomen dankzij de collectieve / bottom based aanpak. Ook bij het project van Hagenwind in de Achterhoek was een bottum up aanpak succesvol. 9

3. Zon De opgaande zon vindt meer aanbidders dan de ondergaande. (Erasmus) Samenvatting voor- en nadelen Positief Negatief + Zon op daken meervoudig ruimtegebruik - Duurzaamheid versus voedselproductie + Op kleine schaal zonder subsidie mogelijk - Ruimtebeslag zonneparken + Groot potentieel op daken - Haalbaarheid zonneparken + Haalbaar voor particulieren afhankelijk van wetgeving - Impact op het landschap - Relatief groot oppervlak nodig voordat significante bijdrage wordt geleverd. - Zonneparken gevoelig voor diefstal en vandalisme. 3.1 Vormen Zonne-energie installaties kennen we in drie vormen: - Zonneboilers (verwarmen van water); - Zonnepanelen op daken; - Grondgebonden zonnepanelen (zonneparken). Het potentieel voor zonnepanelen op daken is groot. Er is binnen de gemeente ca 200 ha dakvlak beschikbaar, met een vervangend vermogen van ca 1,85 Pj per jaar 4. Door dalende prijzen en subsidies van de (rijks)overheid hebben zonnepanelen op daken de afgelopen jaren een vlucht genomen. Zonneparken met grondgebonden zonnepanelen zijn in Nederland nog nauwelijks gerealiseerd. Eén van de weinige Nederlandse zonneparken is te vinden in het Zuid Hollandse Ouddorp (zie kader). De zonnepanelen in zonneparken verschillen in vorm, omvang en hoogte. In Duitsland worden zonneparken al op grote schaal gerealiseerd, bijvoorbeeld op voormalige militaire terreinen. Voor zonnepanelen op daken en zonneboilers is geen gemeentelijke besluitvorming nodig. Deze zijn in de meeste gevallen vergunningvrij mogelijk. Wij gaan daarom in de rest van dit hoofdstuk in op de voor- en nadelen van de grondgebonden variant (hierna: zonneparken). 4 Bron: Zonatlas Raalte, doorrekening op basis van onder andere hoogtebestanden. 10

Zonnepark Ouddorp aan Zee Zonnepark Ouddorp aan Zee is de grootste grondgebonden opstelling van Zonnepanelen van Zuid Holland. Op 1,3 hectare grond staan ruim 2900 zonnepanelen, genoeg om 225 huishoudens van elektriciteit te voorzien. Het Zonnepark is een initiatief van Recreatiepark de Klepperstee. Het recreatiepark wilde met de zonnepanelen voorzien in haar eigen stroombehoefte. In 2009 is subsidie aangevraagd en toegewezen. Het verkrijgen van de vergunning had echter veel voeten in de aarde, vanwege onduidelijkheid over de historische waarde van het gebied waar de panelen werden gedacht en de wenselijkheid van een grondgebonden park. Het jaar 2010 is gebruikt om lokale en provinciale overheden mee te krijgen in de plannen. Omdat het recreatiepark De Klepperstee te veel tijd kostte dit project te realiseren heeft de coöperatie Deltawind het project overgenomen en het zonnepark gerealiseerd. 3.2 Landschap / ruimtelijke kwaliteit Zonnepanelen op daken kunnen het aanzien van een gebouw veranderen, soms in negatieve zin. Omdat dit nagenoeg altijd vergunningvrij is gaan wij hier verder niet op in. Het realiseren van grondgebonden zonnepanelen in de vorm van zonneparken heeft gevolgen voor het landschap, indien het park in het buitengebied of aan de rand van een kern wordt gesitueerd. Binnen de bebouwde kom kunnen (grondgebonden) zonnepanelen gevolgen hebben voor de kwaliteit en uitstraling van de openbare ruimte. De gevolgen zijn echter, in vergelijking tot grote windturbines, lokaal van aard. Een zonnepark laat zich tot op zekere hoogte inpassen door middel van beplanting, zeker indien de panelen een beperkte hoogte hebben. Ook voor zonneparken geldt dat situering op essen en in gebieden met hoge landschappelijke waarden niet voor de hand ligt. Ook hier kan echter als argument worden aangevoerd dat duurzame energieproductie wellicht belangrijker is dan landschapswaarden. Een zonnepark heeft een stedelijke uitstraling en zal daarom in het buitengebied opvallen. In stedelijk gebied kan een zonnepark een tijdelijke invulling geven aan bijvoorbeeld nog niet uitgegeven bedrijventerrein, of een braakliggende inbreidingslocatie. De panelen zijn namelijk in principe verplaatsbaar 5. 5 Uiteraard zal er een verband zijn tussen financiële haalbaarheid en de duur dat een terrein beschikbaar is. De vraag is dus hoe permanent een tijdelijke invulling zal zijn. 11

Overwogen kan worden om grondgebonden panelen toe te staan op restgronden in stedelijk gebied, die geen duidelijke functie hebben zoals geluidswallen, boven parkeerplaatsen e.d. Dit brengt weinig nadelen mee, maar echt grootschalige toepassing zal in dergelijke situaties moeilijk zijn. Indien zonneparken in dorpsrandgebied worden toegestaan is de impact op het landschap beperkt, maar kunnen dorpsaangezichten en/of entrees van dorpen wel ingrijpend veranderen. 3.3 Provinciaal beleid De provincie heeft geen specifiek beleid over zonneparken. Wel gelden vanuit de provinciale Omgevingsvisie/Omgevingsverordening algemene principes waarmee rekening moet worden gehouden. Zo moet bij een zonnepark in het buitengebied rekening worden gehouden met de gebiedskenmerken en moet op grond van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving sprake zijn van het toevoegen van ruimtelijke kwaliteit. Een zonnepark zal bovendien landschappelijk moeten worden ingepast. In stedelijk gebied is dit uitsluitend een gemeentelijke aangelegenheid. 3.4 Gemeentelijk beleid In het huidige gemeentelijke beleid worden geen uitspraken gedaan over de wenselijkheid van zonneparken. Gebruik van agrarische gronden voor zonneparken is op grond van de geldende bestemmingsplannen niet toegestaan. Ook hier geldt dat sectoraal beleid kan helpen bij het beantwoorden van de vraag WAAR een zonnepark het beste kan worden toegestaan, maar niet OF we zonneparken willen toestaan. Hier is, evenals bij het thema Wind, een integrale belangenafweging vereist, die de raad op hoofdlijnen aan de hand van deze startnotitie zou kunnen maken (zie ook hoofdstuk 5 en 6). 3.5 Enkelvoudig versus meervoudig ruimtegebruik Ruimte is schaars in Nederland. Een belangrijk uitgangspunt van ruimtelijke ordening in Nederland is daarom het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Vanuit dit principe moet zo veel mogelijk worden gestreefd naar meervoudig ruimtegebruik. Vanwege het ruimtebeslag van zonneparken besteden wij hier aandacht aan dit onderwerp. Zonnepanelen op daken of op een geluidswal of parkeerdek zijn voorbeelden van meervoudig ruimtegebruik. Hetzelfde geldt voor tijdelijk gebruik van een braakliggende woningbouwlocatie of bedrijventerrein. Bij gebruik van gronden in het buitengebied zal het meestal gaan om agrarische gronden. Hoewel er technieken zijn waarbij landbouwkundig gebruik mogelijk blijft (deels lichtdoorlatende panelen), zal de landbouwkundige functie altijd nadeel ondervinden van het plaatsen van zonnepanelen (lagere opbrengst, moeilijker te bewerken). Van zuiver meervoudig ruimtegebruik is in dat geval geen sprake. Dit leidt tot een principiële vraag, namelijk of landbouwgrond die gebruikt kan worden voor voedselproductie, mag worden ingezet voor energieproductie. Betoogd kan worden dat (op mondiaal niveau) voedselschaarste een groter probleem is dan energieproductie. Bovendien kan de vraag worden gesteld of niet eerst de onbenutte ruimte op daken moet worden gebruikt, voordat grond die ook voor andere functies geschikt is wordt ingezet. Dit principe is door Natuur en Milieu Overijssel verwoord in de Ladder van de Zon (zie onderstaand kader). Ladder van de Zon Volgens NMO wordt met de volgende volgorde voldaan aan het principe van zuinig ruimtegebruik: 1. Zon op eigen dak 2. Zon op daken van bedrijven 3. Zon op gemeenschappelijke gebouwen 4. Zon op infrastructurele werken 5. Zon op braakliggende gronden op bedrijventerreinen 6. Zon op percelen in het landelijk gebied Meer informatie: www.natuurenmilieuoverijssel.nl Tegen deze redenering kan worden ingebracht dat alle zeilen moeten worden bijgezet om duurzaamheidsdoelen te halen. Met de huidige techniek zijn zowel zonnepanelen op daken als op de 12

grond nodig om in de eigen energiebehoefte te kunnen voorzien. Bovendien is het aannemelijk dat niet het volledige potentieel op daken zal worden benut vanwege praktische of financiële redenen. 3.6 Milieu-aspecten Er zijn geen specifieke milieu-aspecten die relevant zijn. 3.7 Financiële haalbaarheid en (energie)opbrengst De prijs van zonnepanelen is de laatste jaren fors gedaald. Zonnepanelen op daken bij kleine bedrijven en woningen zijn inmiddels rendabel zonder subsidie. Bij grotere bedrijven is dit nog niet het geval, vanwege de lage energieprijzen die grootverbruikers betalen. Belangrijkste knelpunt voor de haalbaarheid van zonneparken die in meer voorzien dan eigen gebruik is de energiewetgeving (zie kaders hierna). De prijs van energie In Nederland is de elektriciteitsprijs opgebouwd uit verschillende componenten. De belangrijkste componenten zijn: De productieprijs De kosten die gemaakt worden om de energie te produceren Transportkosten De kosten die nodig zijn om de energie te transporteren, en om het netwerk te onderhouden Energiebelasting De Regulerende energiebelasting (REB) is een in 1996 in Nederland ingevoerde heffing op het gebruik van elektriciteit en aardgas, geregeld in de Wet belastingen op milieugrondslag. Deze belasting is destijds ingevoerd als onderdeel van de vergroening van het belastingstelsel. De energiebelasting is gestaffeld. Naarmate een verbruiker meer energie gebruikt, betaalt hij minder belasting. Dit zorgt voor grote verschillen tussen de totale prijs per kwh voor de particuliere consument en klein verbruiker ( 0,23) en grootverbruikers ( 0,06) Om in 2050 volledig in de energiebehoefte van de gemeente Raalte te voorzien is 367 ha zonnepanelen nodig. Indien aannames worden gedaan over energiebesparing (15% ten opzichte van nu) en indien zonnepanelen op alle beschikbare daken worden geplaatst, zijn nog ca 157 ha aan grondgebonden zonnepanelen nodig, wil Raalte uitsluitend door deze energiebron in haar energiebehoefte voorzien. Saldering en energieakkoord Salderen in het kader van energieleverantie in Nederland betekent dat door de energieleverancier de teruggeleverde energie wordt afgetrokken van het verbruik van de afnemer. Hierdoor ontvangt de afnemer dezelfde prijs (inclusief belastingen en transportkosten) voor de teruggeleverde energie als die hij betaalt voor de energie die hij op een ander tijdstip van de energieleverancier afneemt. Door deze salderingsregeling en het hoogste tarief aan energiebelasting is het voor particulieren en kleinverbruikers financieel interessant om te investeren in zonnepanelen, zij besparen immers 0,23 per teruggeleverde kwh. De grootverbruikers besparen slechts 0,06 per geleverde kwh. In het onlangs gesloten energieakkoord is voor kleinschalige coöperatief opgewekte hernieuwbare energie een fiscale stimulans opgenomen. Per 1 januari 2014 wordt een belastingkorting van 7,5 cent per kwh (excl. BTW) ingevoerd voor hernieuwbare energie die in coöperatief verband of door een vereniging van eigenaren (VvE) wordt opgewekt en gebruikt door kleinverbruikers en waarbij de leden van de coöperaties/vve s en de installatie(s) zich in een zogenaamde postcoderoos (viercijferige postcode plus aangrenzende postcodes) bevinden. Hierdoor is het waarschijnlijk dat grondgebonden zonnestroom installaties op korte termijn zonder subsidie financieel rendabel worden. 13

4. Biomassa Niets is duurzaam, behalve de afwisseling. (Ludwig Börne) Samenvatting voor- en nadelen Positief Negatief + Groot energiepotentieel in mest - Verkeersbewegingen + Gebruik van reststoffen uit agro-business - Geur - Niet rendabel zonder subsidie - Techniek nog niet uitontwikkeld - Landbouwgewassen gebruiken voor energieproductie ongewenst? 4.1 Vormen Er zijn verschillende technieken om biomassa om te zetten in energie: Co-vergisting: Vergisting van mest en een tweede vezelrijke bron (vaak een landbouwgewas). Mono-vergisting: Met deze techniek wordt alleen mest vergist. Deze techniek is echter nog niet volwassen. Mestraffinage: Bij mestraffinage wordt mest niet vergist maar ontleed op onderdelen, waarbij stoffen zoals fosfaat, kali en stikstof vrijkomen. Daarnaast komt methaan vrij, wat als brandstof kan dienen. Houtverbranding: Verbranding van snelgroeiend bos of snoeihout zodat energie ontstaat. De eerste drie vormen beschouwen wij hier als één type omdat de verschijningsvormen en ruimtelijke effecten vergelijkbaar zijn. 4.2 Landschap / ruimtelijke kwaliteit Aanplant van snelgroeiend bos op landbouwgrond heeft landschappelijke impact en is niet overal gewenst. Ook hier speelt het vraagstuk van voedselproductie versus duurzaamheid. De installaties die nodig zijn om energie uit biomassa te winnen hebben vaak een industriële uitstraling. De grondstoffen zijn echter vaak aan het buitengebied gebonden (mest) en de geuremissie is soms dusdanig dat de installaties in de bebouwde kom niet gewenst zijn. Dit heeft, ook in Raalte, geleid tot de bouw van bio-energieinstallaties in het buitengebied. Het industriële karakter staat echter op gespannen voet met de kwaliteiten van het landelijk gebied. Een positief effect van het gebruik van biomassa, mits goed georganiseerd, is dat de biomassa tot waarde gebracht gaat worden waardoor aanplant en onderhoud van singels, houtwallen e.d. een impuls kan krijgen. Dit kan een positief effect hebben op instandhouding van landschapselementen. 4.3 Provinciaal beleid De Omgevingsvisie doet geen concrete uitspraken over deze vorm van duurzame energie. Er moet, net als bij het thema Zon, rekening worden gehouden met de algemene principes in het provinciaal beleid, zoals de gebiedskenmerken en de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Biomassa installaties zullen landschappelijk moeten worden ingepast indien zij in het buitengebied worden gerealiseerd. Bij realisatie op een bedrijventerrein hebben wij nauwelijks met provinciaal beleid van doen. 4.4 Gemeentelijk beleid Bio-energie installaties op (agrarisch) bedrijfsniveau zijn mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Buitengebied Raalte. Voordeel van deze toepassing op bedrijfsniveau is dat de grondstoffen bij de bron worden omgezet in energie en er dus geen (of minder) verkeersbewegingen nodig zijn. Voor het overige gemeentelijk beleid geldt hetzelfde als bij wind en zon: de vraag of grootschalige toepassing van deze vorm wenselijk is vereist een integrale belangenafweging. Voor biomassa speelt 14

daarbij nog een specifieke vraag, namelijk of een dergelijke installatie op een bedrijventerrein thuishoort of ook in het buitengebied kan staan. 4.5 Milieu-aspecten Van de in deze notitie beschreven energiebronnen heeft energiewinning uit biomassa de meeste milieugevolgen. Op grond van de VNG notitie Bedrijven en milieuzonering geldt een richtafstand van 100m voor installaties voor covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen uit de voedselindustrie. Geur en geluid zijn hiervoor de beperkende factoren (beide 100m). Voor het aspect stof geldt een richtafstand van 50m en voor veiligheid 30m. Bij covergisting liggen de afstanden voor geur, stof en geluid waarschijnlijk wat lager, terwijl de afstand voor veiligheid wat hoger zal liggen. 4.6 Voedsel versus energie Bij een deel van deze technieken kan landbouwgrond worden gebruikt voor energieproductie (bij houtverbranding en co-vergisting). Dit leidt net als bij zonneparken tot de vraag of deze gronden niet voor voedselproductie beschikbaar moeten blijven. Die vraag kan ook gesteld worden voor vormen van bio-energie waarbij landbouwgewassen als (tweede) energiebron worden gebruikt. Daar staat tegenover dat goedkopere mestafzet en daardoor ontstane energieproductie economisch interessant kan zijn voor agrarische bedrijven. Instandhouding van vitale agrarische bedrijven draagt weer bij aan werkgelegenheid, voedselproductie en instandhouding van het landschap. 4.7 Verkeer Indien mest en andere stoffen niet via leidingen worden aangevoerd dan kunnen biomassa-installaties een forse verkeersaantrekkende werking hebben. Het (vergistings)proces mag niet stilvallen, wat een constante aanvoer van grondstoffen vereist. Dit is een niet te onderschatten factor bij de locatiekeuze voor grote installaties. Dit leidt ook tot de vraag hoe duurzaam dergelijke installaties zijn. Veel verkeersbewegingen doen afbreuk aan het duurzame karakter. Veel wegen in het buitengebied zijn niet ingesteld op grote aantallen verkeersbewegingen. 4.8 Financiële haalbaarheid en (energie)opbrengst Aanplant van bos voor biomassa lijkt nog niet financieel aantrekkelijk. Landbouwgewassen leveren meer op. De vergisters die 15 jaar geleden zijn gestart met subsdie dreigen nu om te vallen. Oorzaak hiervan is de sterke stijging van de prijs van co-substraat voor de co-vergisters. Dit zal een onzekere factor blijven voor alle vormen van energie uit biomassa: de prijs van de grondstof bepaalt in belangrijke mate de haalbaarheid. Dit in tegenstelling tot energie op basis van de gratis grondstoffen wind en zon. Veel nieuwe technieken zijn nog niet uitontwikkeld en zijn niet rendabel zonder subsidie. Op dit moment lijkt biomassa van de drie vormen (wind, zon en biomassa) de minst haalbare. Indien biomassa als enige energiebron wordt gebruikt dan zijn voor de verwachte energiebehoefte in 2050 ca 22 co-vergisters nodig. Het theoretische maximum in Raalte op basis van de mestproductie binnen de gemeente ligt echter op 14 stuks. Indien aannames worden gedaan over energiebesparing (15% ten opzichte van nu) en indien zonnepanelen op alle beschikbare daken worden geplaatst, zijn nog ca 9 vergisters nodig. 15

5. Afweging In de vorige hoofdstukken zijn de eigenschappen en voor- en nadelen van de energiebronnen wind, zon en biomassa beschreven. Een logische vraag die hierop volgt is: voor welke mix van energiebronnen moet Raalte nu kiezen? Wij stellen voorop dat de gemeentelijke invloed beperkt is en dat er slechts tot op zekere hoogte gekozen kan worden. De gemeentelijke invloed ligt met name in onze planologische bevoegdheden. De gemeenteraad kan via zijn ruimtelijk beleid bepalen waar wel en geen ruimte is voor grootschalige (duurzame) energieopwekking. Of ondernemers en particulieren deze ruimte vervolgens gebruiken ligt buiten de gemeentelijke invloedsfeer. De mogelijkheid om te subsidieren of zelf te investeren laten wij hier buiten beschouwing. 5.1 Op weg naar een mix van bronnen in 2050? Aan het einde van de vorige hoofdstukken is aangegeven hoeveel van elke energiebron nodig is om Raalte duurzaam te maken, met gebruik van uitsluitend die bron. Het realiseren van 22 vergisters, 167 ha zonnepark of 70 grote windturbines is niet realistisch en waarschijnlijk ook niet gewenst. Waarschijnlijker is dat een mix van bronnen ontstaat. In bijlage 1 is een schema met een mogelijke mix van bronnen opgenomen. Elke mix leidt tot een duurzaam Raalte in 2050. Dat wil zeggen: een situatie waarbij Raalte binnen de gemeentegrenzen een hoeveelheid duurzame energie opwekt die minimaal gelijk is aan de binnen de gemeentegrenzen verbruikte energie. De rechterzijde van het schema laat zien aan welke aantallen van elke bron grofweg gedacht moet worden bij een gelijke verdeling of bij een verdeling waarbij één bron wordt uitgesloten. In het linker deel van het schema staan de aannames die aan de geraamde energiebehoefte van 1,5 Petajoule in 2050 ten grondslag ligt. Het gaat ondermeer om een verwachte energiebesparing van 15% en autonome ontwikkelingen op het gebied van kleine duurzame energiebronnen, waaronder zonnepanelen op al het beschikbare dakvlak. NB: of deze aannames realiteit worden is allerminst zeker. De inspanningen die nodig zijn om bijv. zonnepanelen op al het beschikbare dakvlak te realiseren of 15% energie te besparen zijn misschien nog wel groter dan wat nodig is om 13 grote windmolens te realiseren. De gemeentelijke invloed ligt echter voornamelijk in het rechter deel van het schema. Met andere woorden: het linker deel kan zonder gemeentelijke besluitvorming werkelijkheid worden, het rechter deel niet. Verder merken wij op dat het niet gaat om de precieze getallen in dit schema, maar om het globale beeld. Om terug te komen op de tekst in paragraaf 1.1: in de Duurzaamheidsvisie is nog niet gekozen tussen een Raalte dat in 2050 alle benodigde energie duurzaam binnen de eigen grenzen opwekt of een Raalte dat in 2050 een deel binnen de grenzen opwekt en een deel van de benodigde energie inkoopt. Wij zijn in deze notitie van de eerste optie uitgegaan, omdat wij nu eenmaal geen zeggenschap hebben over energieopwekking buiten onze gemeentegrenzen (tenzij wij bereid zijn te investeren in bijv. een windmolenpark elders). 5.2 Waar? Een discussie over welke vormen van duurzame energiebronnen wij toe willen staan leidt al snel tot de vraag waar we die bronnen toe kunnen staan. Het ligt echter voor de hand om eerst uit te spreken welke vormen wenselijk zijn voordat tijd en geld wordt besteed om te onderzoeken waar die vormen een plek kunnen krijgen. Op voorhand schatten wij in dat voor elke bron (wind, zon, biomassa) één of meer geschikte locaties aan te wijzen zijn. Geschikte locaties vinden voor windenergie lijkt het lastigst, vanwege de richtafstand tot woningen van 200 a 300m (bij kortere wieken gelden kortere afstanden). Grote delen van de gemeente vallen door deze afstanden bij voorbaat af. 16

6. Vervolg Indien de raad in principe één of meer van de geschetste bronnen wil toestaan dan zijn er twee mogelijke scenario s voor het vervolg: zelf onderzoek doen en beleid ontwikkelen of wachten op een concreet initiatief en op dat moment een afweging maken en het nodige onderzoek doen. In beide scenario s moet grofweg hetzelfde gebeuren qua onderzoek en onderbouwing. Het moment waarop het gebeurt verschilt echter en ook de kosten verschillen. 6.1 Scenario Actief faciliteren In dit scenario nemen wij zelf het initiatief om te onderzoeken op welke plekken de gewenste energiebronnen mogelijk zijn, zonder dat daar een concreet plan of verzoek van een ondernemer aan ten grondslag ligt. Omdat het hier om een ruimtelijk vraagstuk geven wij u in overweging om dit beleid te ontwikkelen in de vorm van een thematische Structuurvisie (SV). Indien de wens bestaat ook grootschalige windenergie mogelijk te maken, dan is een Milieueffectrapportage (MER) verplicht. Het feitelijke onderzoek vindt dan plaats in de MER. Bij concrete initiatieven kan vervolgens aan de SV worden getoetst. Een afweging of het initiatief op de beoogde plek wenselijk is, is dan niet meer nodig. Kosten en tijd Wij ramen de kosten voor het opstellen van een Structuurvisie + MER inclusief waarin ook grootschalige windenergie wordt onderzocht op ca. 90.000 (incl. ambtelijke uren). Met name de MER is een kostbare aangelegenheid. I.v.m. de te doorlopen procedures en verkrijgen van draagvlak verwachten wij 1 tot 1,5 jaar nodig te hebben om tot een vastgestelde Structuurvisie te komen. Uiteraard wordt in dit geval eerst een quickscan gedaan naar de haalbaarheid van windenergie, voordat kosten voor diverse onderzoeken worden gemaakt. Voor- en nadelen Een nadeel van dit scenario is dat er kosten worden gemaakt, terwijl niet zeker is of gebruik wordt gemaakt van de geboden ontwikkelingsruimte. De kosten komen hierbij geheel voor rekening van de gemeente. Voordeel is dat met duidelijk beleid concrete plannen effectief kunnen worden afgehandeld. Het betekent niet dat bij een concreet verzoek geen onderzoek meer nodig is. Zo zal bij een concreet plan voor een windmolenpark alsnog een zogenaamd Besluit-MER nodig zijn. Dit scenario komt het dichtst in de buurt van de faciliterende rol die wij onszelf hebben toebedeeld in de Duurzaamheidsvisie. 6.2 Scenario Vraaggestuurd faciliteren Het alternatief is een meer afwachtende houding. De raad kan een globale uitspraak doen over de wenselijkheid om planologische medewerking te verlenen aan de ontwikkeling van de verschillende bronnen. Benodigde onderzoeken kunnen vervolgens worden uitgevoerd zodra zich een concreet plan aandient. Om medewerking te kunnen verlenen aan een concreet plan (of een plan af te wijzen) is minimaal een uitspraak nodig of de betreffende bron in beginsel gewenst of ongewenst is. Het is verder wenselijk om daarbij enige richting/kader mee te geven (bijv. in welke gebieden wel/niet, maximale aantallen, faseringen etc.) zodat het college bij concrete plannen uitspraken kan doen die overeenkomen met de wensen van de raad. Kosten en tijd Kosten zijn in dit geval niet precies te ramen. Bij een concreet initiatief kan waarschijnlijk een groot deel van de plankosten bij de initiatiefnemer worden neergelegd. Bij een concreet plan voor windmolens zal een deel van het onderzoek vergelijkbaar zijn met wat hiervoor geschetst is (o.a. een MER). Daarmee bedoelen we dat bij windenergie moet worden onderzocht of de door de ondernemer gewenste locatie de meest geschikte locatie is (in het kader van een zorgvuldige belangenafweging). Bij een initiatief voor bijv. een zonnepark of biovergister speelt de vraag om uitgebreid alternatieve locaties te overwegen in mindere mate omdat de ruimtelijke impact tot een kleiner gebied beperkt blijft. Voor- en nadelen Nadeel van dit scenario is dat concrete plannen minder effectief kunnen worden afgehandeld. Bij onduidelijke kaders zal een ondernemer waarschijnlijk een uitspraak van de raad verlangen, voordat 17

plankosten worden gemaakt. Voordeel van dit scenario is dat er pas kosten worden gemaakt zodra er een concreet plan is. Er worden dus geen zaken onnodig onderzocht. Bij het aannemen van een afwachtende houding is wel de vraag of we hiermee de in de Duurzaamheidsvisie beschreven faciliterende rol waar maken. 18

7. Bijlage 1: Stroomschema mix van duurzame energiebronnen 19

20 grote Benodigde windmolens hoeveelheid primaire energie in 2012 1 bron levert 1,5 PJ 33% verdeling Geen zonneakkers Geen windmolens Geen Biomassa vergisting 4,1 Peta Joule 157 hectare Zonneakkers 52 hectare zonneakkers 80 hectare zonneakkers 80 hectare zonneakkers Verwachte energiebesparing in 2050 15% 3,5 Peta Joule Benodigde hoeveelheid energie in 2050 1,5Pet a Joule 30 grote windmolens 10 grote windmolens 15 grote windmolens 15 grote windmolens Zonnepanelen op alle daken (200 ha) 1,85 Peta joule Kleine duurzame energiebronnen 10%, 0,15 Peta Joule 9 biomassa vergisters 3 biomassa vergisters 5 biomassa vergisters 5 biomassa vergisters Resterende opgave duurzaam op te wekken 1,5 Peta Joule 20