Notitie vogels en Duitse Natura 2000-gebieden



Vergelijkbare documenten
Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura gebieden

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Bekendmaking aanwijzingsbesluiten Natura 2000 in het Waddengebied

Watervogels en kustbroedvogels tussen Breskens en Braakmanhaven

^^^^^<^3^ der Wal 'htinsen bij Bolt. Nederlandse Vissersbond De heer D.J.T. Berends Postbus AB EMMELOORD. Geachte heer Berends,

10 Wettelijke toetsingskaders natuur

Besluit. TenneT TSO BV. Postbus AS Arnhem

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur

Natura 2000 gebied Markiezaat

Beoordeling ganzenbeheermaatregelen en externe werking: analyse van acht Natura gebieden in Noord-Holland

Het belang van Griend voor de Waddenzee A&W-rapport 2088

! " #! " "$ % &'%&()#" & )+&, %!, )* -$)* $, . )*/ ))) & )2 &, " & ") * '34( '5+(! "'!2%( && % &5" )+ & "&" "$& "&& ) * % " " 5" & "$)* & )!

De Marne. Bestemmingsplan Lauwersoog e.o. Bijlage 4. Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet

Betreft: Zienswijze ontwerp-aanwijzingsbesluit Natura2000-gebied #79 Lepelaarplassen

Achter de Schotbalken. Een evaluatie

Referentienummer Datum Kenmerk ehv.N februari 2012 SKu/RvS

De opvallendste waarnemingen uit de. Dollard zijn de hoge. kokmeeuwen (1602). Van deze 3 soorten. zijn dit de hoogste Januari-waarden

Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten

Natura 2000 gebied 7 Noordzeekustzone

Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht. Opdrachtgever:

BEOORDELING EFFECTEN OPSCHALING EN UITBREIDING WIND- PARK SLUFTER

Natuurtoets windturbine Eemshaven

Recente trends in de vogelstand nabij de Eerste Bathpolder en mogelijke effecten van verlengde assimilatiebelichting

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Trendontwikkeling van vogels in het referentiegebied Rottum en andere deelgebieden in de Waddenzee

Natura 2000 gebied Grevelingen

Verslag Wadvogeltellingen langs de Wieringerkust.

De rustende grote meeuwen zijn deze keer niet op de parkeerplaats te vinden. Het ziet er heel verlaten uit.

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Hoofdzaken. Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog. Informatiebijeenkomst juni (handout)

Notitie. Voortoets Spoorallee Zevenaar

Verslag project bontbekplevier Wilhelminadorp 2010 en tevens afsluiting monitoring gedurende 5 jaar.

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Nederlandse Aardoliemaatschappij bv T.a.v.: dhr. J.P. van de Water Postbus HH ASSEN. Leeuwarden, 23 december 2010 Verzonden,

Project Monitoring Watervogels en Slaapplaatsen Zuid-Holland Nieuwsbrief midwintertelling 2019

HET VOGELRICHTLIJNGEBIED UITERWAARDEN VAN DE NEDERRIJN

Nationale Databank Flora en Fauna Uitvoerportaal

Natura 2000 gebied 5 Duinen Ameland

Aantalsontwikkeling van vogels langs het Pannerdensch kanaal in

Advies over de vraag hoe verstoring door jacht in natuurgebieden op andere dan de bejaagde soorten voorkomen kan worden

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

ico)j'rp.aëti~ ~ ::f:;; jp";:,g;';::;r:;'",----~-4-!

De broedvogels van de Feddema s Plas in 2007

Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening

PASSENDE BEOORDELING IN HET KADER VAN DE NATUURBESCHERMINGSWET IN VERBAND MET DE AANLEG VAN EEN MULTI-FUEL ENERGIECENTRALE IN DE EEMSHAVEN.

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Ontwikkeling van een intergetijdengebied in Hedwige- en Prosperpolder: nota impact stikstofdepositie werkverkeer op Natura gebieden

Projectnummer: :0.4

Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk Pannerden [R SIH-evp-V03-NL] ten behoeve van de beoordeling voor een NB-wet vergunning

Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam

Watervogels in een deel van de uiterwaard langs de Boven-Rijn (Gld) in winter 2008/09

Toetsing Leeuwenveld III en IV te Weesp Onderzoek in kader van Natuurbeschermingswet en EHS

NOTITIE. 1 Aanvulling milieueffectrapport net op zee Borssele

Projectnummer: B Opgesteld door: Gijs Kos. Ons kenmerk: :A PZDB-M Kopieën aan:

PASSENDE BEOORDELING OP HOOFDLIJNEN PLANMER WINDENERGIE GOEREE-OVERFLAKKEE. Provincie Zuid-Holland. Eindconcept november 2013

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Hoogwatervluchtplaatsen van Vlieland op de kaart. Popko Wiersma & Peter de Boer

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

UITBREIDING GASSTATION ZUIDWENDING NATUURASPECTEN NUON ZUIDWENDING GASUNIE ZUIDWENDING. 18 september 2009 B01053/CE9/075/300023/ws

Effectentoets Natura 2000 en vleermuizen windturbines Kampen

Natura 2000 gebied 78 - Oostvaardersplassen

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Projectnummer: C Opgesteld door: drs. A.J.J. Schoenmakers. Ons kenmerk: :0.4. Kopieën aan:

Documentnummer AMMD ( )

ECLI:NL:RVS:2006:AU9821

Consortium Windkracht Wieringermeer Nuon Windpark Wieringermeer B.V. (in oprichting) T.a.v. M.S. Deimel Hoekenrode DC AMSTERDAM

Voorspelde effecten van de voorgenomen bouw van een windmolenpark bij Marrum, gemeente Ferwerderadiel, op broed- en trekvogels

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

PROVINCIE FLEVOLAND. 'erbeek. mr. drs T. van der Wal. Geacht College,

Bij besluit Wet natuurbescherming Project Peilbesluit IJsselmeergebied 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER...

Rootsweekend Texel 2016

Wösten juridisch advies

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Reimerswaal. Jachthaven Yerseke. Voortoets definitief. ir. H.G. van der Aa. mw. drs. L.M. de Ruijter

Advies over de kennisgevingsnota van het strategische MER voor een windturbinepark in het havengebied op de rechteroever van de Schelde in Antwerpen

Duurzaam beheer van de Waddenzee

5.4.3 EFFECTBEOORDELING

bijlage Inhoud 4 INHOUDELIJKE BEOORDELING 4 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedseikwaliteit

PROVINCIE FLEVOLAND. Wat. Gedeputeerde Staten van Flevoland afdeling Gebiedsprogramma's en Europa Mevrouw M.F.A. Haselager.

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Voortoets Wet natuurbescherming

Programma publieke avond 26 januari 2012

Natura 2000 gebied 1 - Waddenzee

NADERE EFFECTENANALYSE WADDENZEE EN NOORDZEEKUSTZONE II DEELRAPPORT EXTERNE WERKING

Windpark Krammer Natuurtoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998

Vogels in de projectgebieden van het programma Rust voor Vogels Ruimte voor Mensen: overzicht van aantallen en trends tot en met 2014

Gemeente Den Helder. Structuurvisie Den Helder bijlage V Passende beoordeling Structuurvisie Den Helder

Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen

Toetsing Eemshaven. Ten behoeve van de tijdelijke 380 kv lijnverbinding EEM380-EOS380 te Eemshaven

AANVULLENDE AANVRAAG NB- WETVERGUNNING RWE NOORDKADE VERLENGDE WILHELMINAHAVEN

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Bijlage 2. NAM- EPE-S-HD december

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Wageningen IMARES. De rol van schelpdieronderzoek in een duurzame ontwikkeling van de Waddenzee. Pauline Kamermans

Watervogels Zeedijk St Pieterspolder

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Transcriptie:

Notitie vogels en Duitse Natura 2000-gebieden Ing. J.R. Offereins, Buro Bakker 6 december 2012 Inleiding Deze notitie behandelt de beoordeling van doelsoorten vogels voor Duitse Natura 2000- gebieden in en langs de internationale Waddenzee, en meer in het bijzonder de gebieden Krummhörn, Westermarch, Ostfriesische Seemarsch (alle binnendijks gelegen) en Niedersächsisches Wattenmeer. Basis voor deze notitie vormt het in de Passende beoordeling van RWE en GSP gebruikte toetsingskader voor de beoordeling van doelsoorten broedvogels en niet-broedvogels. Dit toetsingskader is nader beschreven in Bijlage 1 bij deze notitie. Uit dit toetsingskader volgen enkele vogelsoorten die in de Passende beoordeling nader zijn uitgewerkt. Deze soorten worden hieronder herhaald, met uitbreiding voor de Bruine kiekendief. Dit omdat deze soort een relatief groot leefgebied benut en vanuit Duitse Natura 2000- gebieden foeragerende vogels het Eemshavengebied zouden kunnen bereiken. Overige soorten worden samengevat behandeld. Blauwe kiekendief in Duitse Natura 2000-gebieden Aantallen en trend De verspreiding van de Blauwe kiekendief is beperkt tot de Duitse Waddeneilanden (Niedersächsisches Wattenmeer). Voor de overige hierboven genoemde Duitse Natura 2000- gebieden is het geen doelsoort. Het dichtst bij de Eemshaven gelegen Duitse Waddeneiland is Borkum. In de periode 1992 tot aan 2001 nam het aantal Blauwe kiekendieven op het Duitse Waddeneiland Borkum, alsmede de overige Duitse Waddeneilanden toe. Deze toename ging gepaard met een sterke afname van de broedvogelaantallen op het Duitse vasteland. Sinds die tijd, en zeker tot en met 2009, vindt een langzame maar gestage afname plaats (Feldt, 2010; zie figuur 1). De trend op het Duitse Waddeneiland Norderney verloopt identiek aan die van Borkum, terwijl de trend op de overige Duitse Waddeneilanden opvallend stabiel is. Een eenduidige oorzaak van deze trends op de Duitse Waddeneilanden is nog niet bekend (Feldt, 2010). In de Nederlandse situatie (waar de afname al begin jaren '90 inzette (Koffijberg et al., 2006)) wordt uitgegaan van een veranderd en verminderd voedselaanbod en een afgenomen overleving als oorzaak van de afname (Van Oosten et al., 2008; De Boer et al., 2008; De Boer et al., 2011). De verandering van het voedselaanbod is het gevolg van verruiging van de (half)open duinlandschappen.

Figuur 1. Broedvogelaantallen van de Blauwe Kiekendief in het Nationalpark (NP) Niedersächsisches Wattenmeer in de periode 1992-2009, onderverdeeld in de eilanden Borkum en Norderney evenals de rest van het Nationalpark. De trendlijn laat de achteruitgang van de soort sinds 2001 zien. Bron: Feldt (2010). Relatie met het Eemshavengebied Tijdens een tweejarig onderzoek naar het broed- en foerageergedrag van de Blauwe kiekendief ten opzichte van de Bruine kiekendief op Borkum (Feldt, 2010) is geconstateerd dat de Blauwe kiekendief in hoofdzaak in de nabijheid van het nest foerageert, ook als de jongen het nest hebben verlaten. Er is niet geconstateerd dat er buiten het eiland werd gefoerageerd. Van broedvogels van Ameland en Schiermonnikoog bestaat het vermoeden dat deze op het vasteland foerageren, al is dit niet tijdens onderzoek vastgesteld (Klaassen et al., 2006). Er zijn echter geen aanwijzingen dat dit op grote schaal gebeurt. De afstand tussen het vasteland en de broedgebieden op Ameland en Schiermonnikoog bedraagt 7 kilometer. De afstand van Borkum tot de oostlob bedraagt 17 kilometer, meer dan twee keer zoveel. Effectbeoordeling Gezien de afstand tot het Eemshavengebied is het onwaarschijnlijk dat de Blauwe kiekendieven op Borkum stelselmatig van het Eemshavengebied gebruik hebben gemaakt of maken om er te foerageren of er voor hun broedsucces van afhankelijk zijn. Effecten als gevolg van verlies van foerageergebied voor Duitse Blauwe kiekendieven zijn dan ook niet aan de orde. Bruine kiekendief in Duitse gebieden Aantallen en trend De Bruine kiekendief is een doelsoort voor alle hier beschouwde Natura 2000-gebieden. De Europese trend van deze soort was in 2006 licht stijgende (bron: website ebcc). Eenzelfde trend is tot aan 2009 ook aanwezig op Borkum, alsmede de overige Duitse Waddeneilanden (Feldt, 2010; zie figuur 2). Deze toename volgde de toename van oppervlakten met Riet op de eilanden (Feldt, 2010).

Figuur 2. Broedvogelaantallen van de Bruine Kiekendief in het Nationalpark (NP) Niedersächsisches Wattenmeer in de periode 1992-2009, onderverdeeld in de eilanden Borkum en Norderney evenals de rest van het Nationalpark. De trendlijn laat de voorruitgang van de soort sinds 1992 zien. Bron: Feldt (2010). Foerageergedrag De Bruine kiekendief broedt in hoofdzaak in moerassige gebieden en foerageert ook in een vergelijkbaar milieu (Feldt, 2010). Tijdens een tweejarig onderzoek naar het broed- en foerageergedrag van de Bruine kiekendief ten opzichte van de Blauwe kiekendief op Borkum (Feldt, 2010) is geconstateerd dat de Bruine kiekendief in hoofdzaak in de nabijheid van het nest foerageert, ook als de jongen het nest hebben verlaten. Er is niet geconstateerd dat er buiten het eiland werd gefoerageerd. Relatie met het Eemshavengebied De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied waar deze soort voorkomt (Krummhörn) tot de oostlob bedraagt circa 8,5 kilometer. Het is onwaarschijnlijk dat de Bruine kiekendieven in dit gebied stelselmatig van de Eemshaven gebruik maken om er te foerageren en voor hun broedsucces van de Eemshaven afhankelijk zijn. Hiervoor dienen er adequate condities aanwezig te zijn in het Natura 2000-gebied zelf. Bovendien hebben er tot aan de bouw van de energiecentrale er altijd Bruine Kiekendieven gebroed in de oostlob van het Eemshavengebied. Deze vogels zijn erg fel in het verdedigen van hun broedterritorium. Vanuit Duitse Natura 2000-gebieden foeragerende vogels in de Eemshaven zouden dan ook steeds door de nog aanwezige territoriale vogels in het Eemshavengebied worden verjaagd. In de bouwfase van de centrale is het oostelijk Eemshavengebied ongeschikt geraakt voor Bruine kiekendieven (zie beschrijving toetsingskader in bijlage 1). Effectbeoordeling Gezien de afstand tot het Eemshavengebied en de aanwezigheid van territoriale broedvogels is het onwaarschijnlijk dat de Bruine kiekendieven van Duitse Natura 2000-gebieden stelselmatig van het Eemshavengebied gebruik hebben gemaakt of maken om er te foerageren of er voor het broedsucces van afhankelijk zijn. Effecten als gevolg van verlies van foerageergebied voor Duitse Bruine kiekendieven zijn dan ook niet aan de orde.

Velduil in de Duitse gebieden Aantallen en trend De verspreiding van de Velduil is beperkt tot de Duitse Waddeneilanden (Niedersächsisches Wattenmeer). Voor de overige beschouwde Duitse Natura 2000-gebieden is het geen doelsoort. Het dichtst bij de Eemshaven gelegen Duitse Waddeneiland is Borkum. Er zijn weinig recente en op met name Borkum gerichte broedvogelgegevens met betrekking tot de Velduil beschikbaar. In 1997 broedden er op Borkum nog negen paar (Seevögel, Band 20, Heft 1, März 1999). Tot aan 2003 was de populatie op alle Duitse Waddeneilanden nog stabiel, vanaf toen zette een daling in (website Waddensea-secretariat.org, zie figuur 3). Trend internationale Waddenzee Trend deelstaat Niedersachsen Figuur 3. Geïndexeerde trends van de Velduil in de internationale en Duitse Waddenzee. Bron: website Waddensea-secretariat.org. Foerageergedrag op de eilanden en relatie met het Eemshavengebied Het dieet van de Velduil bestaat in hoofdzaak uit kleinere zoogdieren mollen, woelmuizen (veldmuis, aardmuis) en kleine zangvogels, die zowel overdag als s nachts vliegend of vanaf een uitkijkpost worden gevangen. In het algemeen geldt dat de territoriumgrootte varieert van 15 tot 200 ha en sterk afhankelijk is van de prooidichtheid. De op Nederlandse Waddeneilanden broedende Velduilen hebben een sterke voorkeur voor het foerageren in het duingebied en de overgangszone tussen duinen en polders. Voor de voedselvoorziening lijkt de Velduil niet afhankelijk te zijn van polders (Beintema & Schekkerman, 2001; Dijksen, 1996). Dat Velduilen incidenteel vanuit Waddeneilanden op het vasteland foerageren blijkt uit de vondst van mollenschedels in braakballen van Velduilen op Schiermonnikoog; mollen komen op dit Waddeneiland niet voor (mond med. Ben Koks, Werkgroep Grauwe Kiekendief). De afstand tussen het vasteland en de broedgebieden op Schiermonnikoog bedraagt 7 kilometer. De afstand van Borkum tot de oostlob bedraagt 17 kilometer, meer dan twee keer zo veel. De afstand van Schiermonnikoog en de Eemshaven bedraagt overigens meer dan 30 kilometer. Effectbeoordeling De afstand van Borkum tot de oostlob bedraagt 17 kilometer, meer dan twee keer zoveel als de afstand tussen Schiermonnikoog en het vasteland. Gezien de afstand tot het Eemshavengebied is het onwaarschijnlijk dat Velduilen op Duitse Waddeneilanden (met name Borkum) stelselmatig van het Eemshavengebied gebruik hebben gemaakt of maken om er te foerageren of er voor hun broedsucces van afhankelijk zijn. Effecten als gevolg van verlies van foerageergebied voor Velduilen in Duitse Natura 2000-gebieden zijn dan ook niet aan de orde. Overige broedvogels Voor de broedvogels Kluut, Strandplevier en Bontbekplevier geldt dat hun broedgebieden in de Eemshaven als gevolg van successie steeds ongeschikter werden. Dit proces was al gaande voordat met de bouw van de RWE-centrale werd gestart. Het Eemshavengebied is dan ook niet de locatie om de instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000-gebied Waddenzee te behalen. Effecten op het Nederlandse deel van de Waddenzee als gevolg van de in de Passende beoordeling behandelde ontwikkelingen zijn dan ook uitgesloten. Dit zal dan ook ze-

ker gelden voor de verder weg gelegen Duitse Natura 2000-gebieden. De hier aanwezige populaties zullen niet afhankelijk zijn van het Eemshavengebied. De in de Passende beoordeling behandelde ontwikkelingen zijn niet van invloed op de huidige populaties van Visdief en Noordse Stern. Effecten op Duitse populaties van deze soorten zijn daarmee eveneens uitgesloten. Scholekster (niet broedvogel) Voor de Scholekster geldt dat de bouw van de energiecentrale gevolgen heeft gehad voor de functie van de Eemshaven als hoogwatervluchtplaats. Dit heeft echter voor het Nederlandse deel van het Natura 2000-gebied Waddenzee niet geleid tot significant negatieve effecten, vanwege onderstaande redenen: de Eemshaven is voor de scholekster een relatief onbelangrijk gebied in vergelijking tot andere delen van de Groninger Noordkust; de lokale scholeksterpopulatie heeft in de periode voorafgaande aan de grootschalige ontwikkeling van de oostlob van de Eemshaven een forse klap gehad ten gevolge van sterke wisselingen in de voedselbeschikbaarheid. Hierdoor is het belang van het Eemsestuarium voor de scholeksters verder afgenomen; de bouwactiviteiten en grootschalige ontwikkelingen in de Eemshaven hebben geleid tot een afname van de aantallen scholeksters in telgebied WG4113; de verstoorde scholeksters hebben kunnen uitwijken naar alternatieve gebieden in de nabijheid van de Eemshaven met voldoende draagkracht om deze vogels op te vangen; de bouwactiviteiten van RWE en GSP hebben niet geleid tot afname van de draagkracht van de oostlob van de Eemshaven en Voolhok en hebben enkel geleid tot tijdelijk kwaliteitsverlies. Gezien voorgaande is het waarschijnlijk dat er na verloop van tijd herstel van de aantallen scholeksters in telgebied WG4113 optreedt. Hieruit volgt eveneens dat de tijdelijke en niet significante effecten van het verlies van een hoogwatervluchtplaats met zekerheid niet zullen reiken tot Duitse Natura 2000-gebieden, omdat deze effecten in het Nederlandse deel opgevangen kunnen worden. Overige niet-broedvogels Voor de overige soorten geldt dat de Eemshaven en de directe omgeving ervan geen functie van belang heeft als leefgebied en dat negatieve effecten op het Nederlandse deel van het Natura 2000-gebied Waddenzee uitgesloten zijn. Hieruit volgt dat er met zekerheid geen (significant) negatieve effecten zullen zijn op het verder weg gelegen Duitse deel van de Waddenzee en de binnendijkse Natura 2000-gebieden Krummhörn, Westermarch en Ostfriesische Seemarsch.

Literatuur Beintema, A.J. & H. Schekkerman (2001); Nadere toetsing van aanwijzing en begrenzing van negen Vogelrichtlijngebieden. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte. Alterra rapport 328. Boer, P. de, Klaassen, O. & Dijksen, L. 2008. blauwe kiekendieven op de Waddeneilanden in 2007. SOVON-onderzoeksrapport 2008/08. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek- Ubbergen Boer, P. de, Dijksen, L. & Klaassen, O. 2011. blauwe kiekendieven op de Waddeneilanden in 2010. SOVON-onderzoeksrapport 2010/15. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. Dijksen (1996); Vogels op het Gouwe Boltje. Langeveld & De Rooy, Den Burg. Feldt, T. (2010); Brut- und Jagdhabitatwahl zweier sympatrischer Weihenarten (Circus cyaneus und Circus aeruginosus) im Nationalpark Niedersächsisches Wattenmeer. Diplomstudiengang Landschaftsökologie Carl von Ossietzky Universität Oldenburg Klaassen, O., L. Dijksen, P. de Boer, F. Willems, R. Foppen & K. Oosterbeek 2006. Broedsucces, voedselecologie en dispersie van de blauwe kiekendief op de Waddeneilanden in 2004-2006. SOVON-onderzoeksrapport 2006/15. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen Koffijberg, K., L. Dijksen, B. Hälterlein, K. Laursen, P. Potel & P. Südbeck (2006): Breeding Birds in the Wadden Sea in 2001 Results of the total survey in 2001 and trends in numbers between 1991-2001. Wadden Sea Ecosystem No. 22, Common Wadden Sea Secretariat, Trilateral Monitoring and Assessment Group, Joint Monitoring Group of Breeding Birds in the Wadden Sea, Wilhelmshaven. Oosten, H.H. van, Beusink, P., De Boer, P., Van den Bremer, L., Dijksen, L., Klaassen, O., Majoor, F., Van Turnhout, C. & Waasdorp S. 2008. De laatste karakteristieke vogels van het open duin: de dynamiek van populaties op de rand van uitsterven - en oplossingen. SOVON-onderzoeksrapport 2008/17. Stichting Bargerveen, Nijmegen/SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. http://www.waddenseasecretariat.org/tmap/breeding%20birds/breb_trends/trends/2008/shorteared%20owl.htm http://www.ebcc.info/index.php?id=380&one_species=2600

BIJLAGE 1 Toetsingswijze vogels Afbakening studiegebied In hoofdstuk 3 van de passende beoordeling is een analyse gemaakt van de reikwijdte van effecten als gevolg van de bouw en het in gebruik zijn van de centrale. De reikwijdte van de effecten wordt bepaald door de aard en omvang van het type effect. Contouren van geluidsbelasting zijn andere dan contouren van lichteffecten of van N depositie. De RWE centrale wordt gebouwd in de Eemshaven, ofwel buiten de begrenzing van Natura 2000 gebieden.. Het merendeel van het ruimteslag door de RWE centrale vindt derhalve plaats buiten Natura 2000-gebieden, waardoor ter plaatse van de centrale geen beschermde habitats verloren gaan. Wel kunnen negatieve gevolgen op kwalificerende vogels van de Waddenzee ontstaan, wanneer er verlies aan broed-, rust en foerageergebied, en dus functioneel leefgebied, op zou treden. In de passende beoordeling wordt bij de beoordeling van het verlies van areaal van functioneel leefgebied buiten het Natura 2000-gebied, dus op het Eemshaventerrein, geen onderscheid gemaakt tussen verlies van biotoop als gevolg van ophogen, bouwen of geluidsverstoring. De biotopen gaan hier verloren door een combinatie van deze factoren. De mogelijke gevolgen worden in de passende beoordeling beschreven in 3.2.2 Verstoring ten gevolge van bouw- en aanlegwerkzaamheden. In de passende beoordeling wordt er vanuit gegaan dat het gehele Eemshaventerrein met de uitvoering van het project ongeschikt wordt als functioneel leefgebied voor doelsoorten vogels van het Natura 2000- gebied Waddenzee. Of dit ook tot negatieve effecten zal leiden voor vogelpopulaties in de Waddenzee is afhankelijk van de ecologische betekenis van het verloren gegane areaal als functioneel leefgebied (in termen van het broed-, rust en foerageergebied). Dit wordt in de PB behandeld. Met betrekking tot de gevolgen voor soorten binnen het Natura 2000-gebied Waddenzee zijn de gevolgen van geluid en vaarbewegingen maatgevend, omdat deze het verst reiken en dus in potentie het grootste zullen zijn. In de afbeeldingen 18 en 21 van de passende beoordeling is het studiegebied met betrekking tot geluid en vaarbewegingen weergegeven. Hieruit blijkt dat het studiegebied beperkt blijft tot het Eemshavengebied en delen van de Waddenzee in de (directe) omgeving van de Eemshaven. Tenslotte heeft er in een separate notitie, als aanvulling op de passende beoordeling, een effectenbeoordeling plaatsgevonden met betrekking tot doelsoorten vogels van Duitse Natura 2000-gebieden. Bepaling gevolgen en toetsing effecten Peildatum voor het bepalen van de mate van voorkomen van vogels is 2008. Vanaf dat jaar werd het oostelijk Eemshavengebied bouwrijp gemaakt voor de bouw van de energiecentrales. De in de passende beoordeling gepresenteerde gegevens met betrekking tot het voorkomen van soorten zijn gebaseerd op SOVON-tellingen in de periode juli 1997 - juni 2007 in de drie telgebieden waarbinnen het Eemshavengebied is gelegen (afbeelding 31), en zijn samengevat in tabel 18 (broedvogels) en tabel 19 (niet-broedvogels). Met betrekking tot de ecologische betekenis (functionaliteit als leefgebied) van de relevante gebiedsdelen en het gebiedsgebruik van de afzonderlijke soorten is daarnaast gebruik gemaakt van eigen waarnemingen, gedaan in het kader van het monitoringsprogramma in de jaren 2008 tot en met 2011, en beschikbare literatuurgegevens. Startpunt van de toetsing van de uiteindelijk te beoordelen doelsoorten vogels is dat gevolgen van de bouw en het in gebruik zijn van de centrale alleen kunnen optreden op die soorten die in de in de afbeeldingen 18 en 21 weergegeven gebieden voorkomen én die voor deze soorten van belang zijn voor het behalen van de instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000-gebied Waddenzee. Diverse doelsoorten komen er helemaal niet voor. Dit betreft de broedvogels Leplaar, Eider, Kleine mantelmeeuw, Dwergstern en Grote stern en de nietbroedvogels Toendrarietgans, Grote zaagbek en Goudplevier. Voor deze soorten zijn negatieve effecten derhalve uitgesloten.

Andere soorten komen in (zeer) kleine aantallen in het beschouwde gebied voor, met ten tijde van de peildatum een zeer beperkte functionaliteit van het leefgebied. Voor deze soorten zijn andere deelgebieden van de Waddenzee ecologisch van een veel groter betekenis. De realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van deze soorten wordt bepaald door de functionaliteit van die andere deelgebieden van de Waddenzee, en niet van het studiegebied nabij de Eemshaven. Dit betreft de broedvogels Kluut, Bontbekplevier en Strandplevier en de niet-broedvogels Fuut, Aalscholver, Lepelaar, Kleine zwaan, Rotgans, Grauwe gans, Kolgans, Brandgans, Bergeend, Pijlstaart, Slobeend, Wintertaling, Wilde eend, Topper, Smient, Eider, Krakeend, Brilduiker, Middelste zaagbek, Slechtvalk, Kluut, Bontbekplevier, Zilverplevier, Kievit, Wulp, Kanoet, Krombekstrandloper, Bonte strandloper, Drieteenstrandloper, Rosse grutto, Grutto, Tureluur, Groenpootruiter, Zwarte ruiter, Steenloper en Zwarte stern. Negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor deze soorten zijn uit te sluiten omdat de gevolgen van de voorgenomen activiteiten zich niet uitstrekken tot de voor deze soorten ecologisch van belang zijnde deelgebieden van de Waddenzee. Bij soorten waarvoor het beschouwde gebied een zekere ecologische betekenis heeft is de aard van de gevolgen beoordeeld in het licht van de staat van instandhouding, de landelijke trend en/of de trend in de Waddenzee en de mate van doelbereiking in het Natura 2000 - gebied Waddenzee. Dit geldt voor de broedvogels Noordse stern en Visdief. Op basis van bovenstaande analyse is geconcludeerd dat negatieve gevolgen op de instandhoudingsdoelen uitgesloten konden worden. De aanwezige broedplaatsen worden door de gezamenlijke initiatieven niet aangetast, terwijl van deze soorten bekend is dat ze in havengebieden broeden. In de passende beoordeling zijn ten slotte de gevolgen voor de broedvogels Blauwe kiekendief en Velduil en de niet-broedvogel Scholekster meer uitgebreid beoordeeld en getoetst omdat voor deze soorten het Eemshavengebied en de omgeving daarvan een ecologische betekenis heeft en de landelijke en locale trends negatief zijn. Op grond hiervan waren negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelen voor de Waddenzee of andere Natura 2000- gebieden hieraan grenzend (Waddeneilanden) niet op voorhand uit te sluiten. De effecten die de bouw en ingebruikname van de RWE centrale op deze doelen kunnen hebben, namelijk het verloren gaan van broedgebieden en het tijdelijk verloren gaan van hoogwatervluchtplaatsen voor niet-broedvogels in de Eemshaven, zijn derhalve nader behandeld en getoetst. Op deze wijze zijn in de Passende Beoordeling de effecten van de RWE centrale op alle doelsoorten van het aangrenzende Natura 2000-gebied beoordeeld.