KB van 28 maart 2014 Brandpreventie op de arbeidsplaatsen Situering Het koninklijk besluit (KB) van 28 maart 2014 betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen vervangt en verruimt artikel 52 van het ARAB over de preventie van brand. Het is in werking getreden op 3 mei 2014 en is in de Codex over het welzijn op het werk opgenomen als Hoofdstuk III Brandpreventie op de arbeidsplaatsen onder Titel III Arbeidsplaatsen. Het toepassingsgebied van dit KB Brandpreventie is hetzelfde als voor het KB Arbeidsplaatsen 1. Dit houdt in dat het KB niet van toepassing is op bouwwerven zelf, maar wel op kantoren en in magazijnen, depots, ateliers, Desondanks bevat het KB enkele onderwerpen die van belang zijn voor de bouwsector. Het vervangt heel wat bepalingen van artikel 52 van het ARAB. De artikelen over de constructie van gebouwen uit het ARAB blijven voorlopig wel van kracht, maar zullen later vervangen worden door een ander koninklijk besluit, waarin dan regels vastgesteld zullen worden voor de constructie van gebouwen waarin werknemers aanwezig zijn. Er bestaat een concordantietabel waarin u kunt zien welke bepalingen uit artikel 52 van het ARAB van toepassing blijven (zie website FOD WASO 2 ). Vroegere situatie Wanneer we artikel 52 van het ARAB lezen, stellen we vast dat de preventie van brandrisico s op een gestructureerde manier aan bod kwam: 1. preventie van brandrisico s; 2. evacuatie van de aanwezigen; 3. brandbestrijding; 4. constructie van gebouwen; 5. periodieke controles; 6. opleiding van de werknemers. Met deze verschillende groepen van preventiemaatregelen werden alle fundamentele aspecten van een beleid ter preventie van brandrisico s aangepakt. Artikel 52 vertoonde echter één groot nadeel: een belangrijk onevenwicht tussen het aantal maatregelen om brandrisico s te voorkomen en het - zeer grote - aantal bepalingen in verband met de constructie van het gebouw. 1 Koninklijk besluit van 10 oktober 2012 tot vaststelling van de algemene basiseisen waaraan arbeidsplaatsen moeten beantwoorden 2 Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 1/6
Wat is nieuw? Het koninklijk besluit van 28 maart 2014 is bedoeld om dit onevenwicht te corrigeren. De bepalingen uit het ARAB in verband met de constructie van gebouwen werden behouden, maar de bepalingen uit het ARAB in verband met risicopreventie werden grotendeels vervangen en verder uitgewerkt in het nieuwe koninklijk besluit. 1. Naar analogie met andere KB s uit de Codex voert het KB de verplichting in om een risicoanalyse uit te voeren. De werkgever moet alle situaties onderzoeken die kunnen leiden tot het ontstaan van brand. Naar aanleiding van deze risicoanalyse met betrekking tot het brandrisico moeten preventiemaatregelen genomen worden. 2. Er moet een brandbestrijdingsdienst worden opgericht. De taken van deze dienst zijn opgenomen in een afzonderlijk artikel. 3. De nodige beschermingsmiddelen tegen brand moeten voorzien worden en voldoen aan de eisen uit het KB van 30 augustus 2013 tot vaststelling van algemene bepalingen betreffende de keuze, de aankoop en het gebruik van collectieve beschermingsmiddelen (CBM s). 4. Verder moet er ook een intern noodplan opgesteld worden met schriftelijke procedures in verband met de brandbestrijdingsdienst, de evacuatie, de evacuatieoefeningen, het gebruik van beschermingsmiddelen tegen brand en de informatie en opleiding van de werknemers. 5. De werkgever moet nagaan of de constructie van het gebouw de evacuatie toelaat van alle werknemers en andere personen die aanwezig zijn op de arbeidsplaatsen. Deze evacuatie kan autonoom gebeuren of met de hulp van anderen. Verder moeten de hulpdiensten in alle veiligheid kunnen optreden en moet de constructie van het gebouw voldoen aan de algemene principes van brandveiligheid. Dit houdt in dat de stabiliteit van de dragende elementen en zo nodig van het hele gebouw gewaarborgd moet worden en dat rook- en brandverspreiding en de uitbreiding van de brand naar aanpalende gebouwen vermeden moeten worden. Alle gebouwen, zowel bestaande als nieuwe, moeten voldoen aan de algemene principes van brandveiligheid. Voor bestaande gebouwen vormt de risicoanalyse de basis om deze principes te controleren. Voor nieuwe gebouwen betekent dit dat de risicoanalyse al tijdens de ontwerpfase toegepast moet worden. Risicoanalyse en preventiemaatregelen Er zijn negen risicofactoren waar rekening mee gehouden moet worden. Ook de risicoanalyse moet regelmatig bijgewerkt worden. Hiervoor is geen periodiciteit opgegeven, maar er moet in elk geval een update gebeuren bij wijzigingen die een invloed hebben op het brandrisico. De volgende risicofactoren moeten geanalyseerd worden: 1. waarschijnlijkheid van het ontstaan van brand; 2. arbeidsmiddelen gebruikte stoffen processen interacties; 3. aard van de activiteiten; 4. grootte van de onderneming; 5. bezetting (werknemers en eventuele andere mensen); 6. specifieke risico s eigen aan bepaalde groepen personen die aanwezig zijn; 7. ligging en bestemming; 2/6
8. omliggende gebouwen ondernemingen; 9. werkzaamheden van externe ondernemingen. Zoals al gezegd, vormt de risicoanalyse de basis voor preventiemaatregelen die de volgende doelstellingen beogen (in deze volgorde): 1. elke brand voorkomen; 2. de veiligheid (en de eventuele snelle evacuatie) verzekeren van iedereen die aanwezig is op de arbeidsplaats (werknemers en andere personen); 3. elk begin van brand bestrijden om uitbreiding te verhinderen; 4. de schadelijke gevolgen van brand beperken; 5. de tussenkomst van de hulpdiensten vergemakkelijken. Verder moeten er ook nog specifieke preventiemaatregelen getroffen worden, zoals 1. de oprichting van een brandbestrijdingsdienst, het vastleggen van procedures en het bijhouden van een brandpreventiedossier; 2. maatregelen in verband met met de bepalingen over evacuatiewegen, uitgangen, nooduitgangen, enz. (zoals opgenomen in artikel 52 van het ARAB); 3. maatregelen in verband met de opleiding en informatie van werknemers, periodieke controles en collectieve beschermingsmiddelen tegen brand. Brandbestrijdingsdienst Elke werkgever is verplicht een brandbestrijdingsdienst op te richten, ongeacht het aantal werknemers dat hij tewerkstelt. Aan de hand van een risicoanalyse kan bepaald worden hoe groot de brandbestrijdingsdienst moet zijn en over welke middelen hij moet beschikken, maar kunnen deze zaken ook aangepast worden aan de brandrisico s in de onderneming. De brandbestrijdingsdienst heeft de volgende taken: - het ontstaan en de verspreiding van een brand vermijden. Belangrijk hierbij is situaties die vermoedelijk een brand kunnen veroorzaken, opsporen en signaleren; - de evacuatie vergemakkelijken door: - te zorgen voor de waarschuwing en de melding; - de aanwezige personen in veiligheid te brengen (in afwachting van de tussenkomst van de openbare hulpdiensten); 3/6
- de goede tussenkomst van de openbare hulpdiensten te waarborgen. - een begin van brand blussen of beheersen. Om hun taak te kunnen vervullen, moeten de leden van de brandbestrijdingsdienst een gepaste opleiding krijgen. Verder is het ook belangrijk dat ze betrokken worden bij de uitvoering van de brandrisicoanalyse en bij het opstellen van de procedures in het kader van het noodplan. Periodieke controle en onderhoud van de beschermingsmiddelen tegen brand De beschermingsmiddelen tegen brand moeten periodiek onderhouden en gekeurd worden volgens de voorschriften van de fabrikant. Daarnaast moeten de voorschriften uit het eerder vermelde KB CBM s gevolgd worden. Dat KB bevat een overzicht van de verplichtingen van de werkgever in verband met de installatie, het gebruik, de controle en het onderhoud van de collectieve beschermingsmiddelen en de informatie aan de werknemers. Het interne noodplan In het interne noodplan moet de werkgever vooraf procedures vastleggen over: - de uitvoering van de taken van de brandbestrijdingsdienst; - de evacuatie van personen; - de evacuatieoefeningen; - het gebruik van beschermingsmiddelen tegen brand; - de informatie en opleiding van werknemers; - Het brandpreventiedossier Om brandrisico s op de arbeidsplaatsen te voorkomen, moeten vaak diverse preventiemaatregelen toegepast worden. Een efficiënt brandpreventiebeleid moet ervoor zorgen dat al deze maatregelen een samenhangend geheel vormen. Daarom moet de werkgever een brandpreventiedossier opmaken en regelmatig bijwerken. Dit dossier, met inbegrip van alle documenten rond brandpreventie (procedures, evacuatieplan, interventiedossier, resultaat van de risicoanalyse,...), moet ervoor zorgen dat de verschillende betrokken personen zich een globaal beeld kunnen vormen van het brandpreventiebeleid van de onderneming. Onder betrokken personen verstaat we de werkgever, de preventieadviseur, de leden van het Comité PBW, de met het toezicht belaste ambtenaren en de openbare hulpdiensten. Opleiding en informatie van de werknemers De werkgever is verplicht zijn werknemers op te leiden en te informeren over: - de brandrisico s; - de preventiemaatregelen; 4/6
- de waarschuwings- en alarmsignalen; - de toe te passen maatregelen bij brand; - de evacuatie. Elke werknemer moet deze informatie ten laatste op de dag van zijn indiensttreding krijgen en de werknemers moeten ook ingelicht worden als er bijkomende risico s ontstaan. Ze moeten informatie krijgen over de preventiemaatregelen die genomen moeten worden en over de manier waarop ze moeten reageren als er brand zou ontstaan. Minstens eenmaal per jaar moet er ook een evacuatieoefening plaatsvinden. Belangrijk voor de bouwsector Brush Script Afdeling 7: Werkzaamheden uitgevoerd in de inrichting van de werkgever (art. 28-30) van het KB Brandpreventie bevat nieuwe bepalingen in verband met de verplichtingen die een werkgever heeft tegenover de aannemer(s) wanneer hij werken laat uitvoeren aan het gebouw waarin hij mensen tewerkstelt. De werkgever moet aan elke aannemer informatie verstrekken over de risico s eigen aan het bedrijf en de preventiemaatregelen die genomen moeten worden. Verder moet hij zich ervan vergewissen dat elke aannemer deze instructies begrijpt en moet hij bij elke aannemer alle informatie inwinnen over de eventuele brandrisico s die de werken met zich meebrengen. De aannemers (en onderaannemers) zijn voortaan dus verplicht om informatie over de brandrisico s van hun werkzaamheden te verstrekken. De werkgever moet erop toezien dat dit ook effectief gebeurt. Wanneer de werkzaamheden bijkomende risico s inhouden, onderwerpt de werkgever de uitvoering ervan aan zijn voorafgaande toestemming. De voorafgaande toestemming van de werkgever wordt opgenomen in een document dat inzonderheid de volgende elementen bevat: 1 de plaats waar de werkzaamheden worden uitgevoerd, de aard van de uit te voeren werkzaamheden alsook de risicoanalyse en de preventiemaatregelen die moeten genomen worden; 2 de door de aannemer of de onderaannemer als noodzakelijk beoordeelde bijkomende preventiemaatregelen, bovenop deze bedoeld in 1. Het document wordt ondertekend door de werkgever, zijn bevoegde preventieadviseur en de aannemer, of in voorkomend geval de onderaannemer, die een afschrift ontvangt (cf. art. 29). Opgelet: dit is niet hetzelfde document als de vuurvergunning. Ter verduidelijking is hierbij de interpretatie van de problematiek opgenomen die opgesteld werd door dhr. C. Deneve van de FOD WASO (met pensioen sinds 1 april 2015). - Het KB Brandpreventie spreekt niet over het ondertekenen van de vuurvergunning, maar over het ondertekenen van de voorafgaande toestemming. - Met de voorafgaande toestemming wordt bedoeld de volledige procedure 5/6
betreffende werkzaamheden in de inrichting van de werkgever die brandrisico s kunnen inhouden, terwijl de vuurvergunning het document is dat finaal moet worden ondertekend indien effectief dergelijke werkzaamheden worden uitgevoerd. - De preventieadviseur ondertekent de procedure, wat betekent dat hij akkoord gaat met de beschreven te volgen procedure. Het ondertekenen is specifiek in de regelgeving opgenomen om zich te verzekeren dat de preventieadviseur betrokken werd in dit proces. - De plaatselijke verantwoordelijke en de uitvoerder van de werken ondertekenen de vuurvergunning. Bijkomende informatie Op de website van de FOD WASO vindt u allerlei fiches over: - de vaardigheden en de opleiding van de leden van de brandbestrijdingsdienst; - brandpreventie; - de brandbeschermingsmiddelen, periodieke controles en onderhoud; - het interne noodplan; - het brandpreventiedossier; - de opleiding en informatie van werknemers. http://www.werk.belgie.be/defaulttab.aspx?id=41382 6/6