Vervolgens legde het CJIB op 22 maart 2007 beslag op zijn inboedel.



Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 23 november 2004 Rapportnummer: 2004/453

Rapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014

Rapport. Datum: 23 februari 2007 Rapportnummer: 2007/038

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau en/of het Openbaar Ministerie. Datum: 14 november 2011

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/207

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen

RAPPORT 2006/263, NATIONALE OMBUDSMAN, 4 AUGUSTUS 2006

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Nederlandse consulaat te Barcelona (Spanje). Bestuursorgaan: de minister van Buitenlandse Zaken.

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 12 september 2000 Rapportnummer: 2000/306

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/331

Een onderzoek naar de adressering van brieven aan een BIG-geregistreerde door het CIBG.

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 19 januari 2006 Rapportnummer: 2006/014

Rapport. Datum: 26 maart 2007 Rapportnummer: 2007/051

Rapport 1998/322, nationale ombudsman, 3 augustus 1998

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Midden-Nederland uit Utrecht. Datum: 11 oktober Rapportnummer: 2011/298

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 8 mei 2007 Rapportnummer: 2007/087

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

3. De RDW antwoordde verzoekers moeder bij brief van 16 maart 2009 onder meer:

Rapport. Datum: 8 juni 1998 Rapportnummer: 1998/216

Rapport. Rapport over een klacht over Domeinen Roerende Zaken, directie Apeldoorn. Datum: 16 juli 212. Rapportnummer: 2012/120

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling Bevindingen

Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 4 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 5

Rapport. Datum: 20 december 2005 Rapportnummer: 2005/389

Rapport. Datum: 17 november 1999 Rapportnummer: 1999/470

Rapport. Datum: 26 april 2000 Rapportnummer: 2000/163

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 16 mei 2003 Rapportnummer: 2003/124

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Belastingdienst/Noord. Datum: Rapportnummer: 2013/176

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR) en de gemeente Leiderdorp (hierna: gemeente).

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 9 juli 1999 Rapportnummer: 1999/306

Rapport. Rapport over een klacht over het gerechtsdeurwaarderskantoor S. te P. Datum: 17 oktober Rapportnummer: 2012/172

4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen.

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Beoordeling. h2>klacht

4. Het CBR wees het verzoek om een betalingsregeling op 6 juni 2008 af. Het CBR stelde:

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Leeuwarden. Rapportnummer: 2011/304

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Rapport. Datum: 22 november 2010 Rapportnummer: 2010/332

Rapport. Datum: 19 februari 2001 Rapportnummer: 2001/048

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

Geen adres om te arresteren, wel om te informeren

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Beoordeling. h2>klacht

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat het hoofd van de penitentiaire inrichting De Geerhorst te Sittard heeft verzuimd om tijdens zijn detentie van januari 2004 tot februari 2005 zijn woonadres te laten wijzigen in de gemeentelijke basisadministratie. Verzoeker stelt dat hij hierdoor enkele transacties van het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden (CJIB) niet heeft ontvangen en daarom niet heeft kunnen betalen. Op 22 maart 2007 heeft het CJIB beslag op zijn inboedel gelegd. Voorts klaagt verzoeker erover dat het hoofd van de penitentiaire inrichting hem niet heeft ingelicht over de mogelijkheid tot aangifte van een briefadres. Beoordeling Algemeen 1. Verzoeker beging eind 2003 twee verkeersovertredingen. Verzoeker was vanaf januari 2004 tot februari 2005 gedetineerd in penitentiaire inrichting De Geerhorst te Sittard. Verzoeker ontving tijdens zijn detentie in de inrichting geen beschikkingen ten aanzien van de verkeersovertredingen. 2. Na zijn detentie bleek dat het CJIB, wegens het niet voldoen van het sanctiebedrag van de beschikkingen door verzoeker, een deurwaarder had ingeschakeld. Verzoeker zocht hierop contact met het CJIB, omdat hem naar zijn zeggen in de penitentiaire inrichting was meegedeeld dat tijdens detentie alle openstaande vorderingen werden opgeschort. Het CJIB deelde verzoeker bij brief van 13 december 2006 echter mee dat detentie geen reden is om de betaling op te schorten of om verhogingen ongedaan te maken. Het CJIB had de beschikkingen gestuurd naar het adres waarop verzoeker stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Verzoeker was zelf verantwoordelijk voor een juiste inschrijving in de GBA. Omdat er niets onbestelbaar retour was gekomen, ging het CJIB ervan uit dat de correspondentie was aangekomen. Gezien het voorgaande zou de incasso worden doorgezet. Voor de betaling werd verzoeker geadviseerd om contact op te nemen met de deurwaarder, aldus het CJIB. Vervolgens legde het CJIB op 22 maart 2007 beslag op zijn inboedel. 3. Verzoeker diende hierop op 18 mei 2007 een klacht in bij de penitentiaire inrichting De Geerhorst te Sittard. Hij klaagde erover dat het hoofd van de inrichting tijdens zijn detentie zijn woonadres niet had laten wijzigen in de GBA. De directeur van de inrichting deelde verzoeker hierop bij brief van 5 juni 2007 mee dat de standaardwerkwijze is, dat zodra bij binnenkomst van een gedetineerde er een indicatie is dat zijn verblijf langer gaat duren dan drie maanden, dit middels een standaardbericht

3 wordt doorgegeven aan de GBA, met het verzoek om inschrijving op het detentieadres. Mocht dit om welke reden dan ook niet het geval zijn tijdens de preventieve hechtenis, dan gebeurt het in ieder geval bij de overplaatsing naar de gevangenis. Slechts op uitdrukkelijk verzoek van de gedetineerde zelf, wordt de gemeente niet op bovenstaande wijze benaderd, aldus de directeur. Gezien het tijdsverloop had de directeur niet meer de beschikking over alle onderliggende stukken met betrekking tot de situatie van verzoeker. Hij had echter geen enkele aanleiding om aan te nemen dat de gegevens in verzoekers geval niet aan de GBA waren doorgegeven. Hij achtte de klacht van verzoeker daarom niet gegrond. Bevindingen 4. Verzoeker klaagt erover dat het hoofd van penitentiaire inrichting De Geerhorst te Sittard heeft verzuimd om tijdens zijn detentie van januari 2004 tot februari 2005 zijn woonadres te laten wijzigen in de GBA en hem niet heeft ingelicht over de mogelijkheid tot aangifte van een briefadres. Verzoeker stelt hierbij dat hem in de inrichting nooit iets was gevraagd over eventuele wijziging van zijn adres. 5. De minister van Justitie achtte de klacht niet gegrond. De minister deelde hierbij mee dat voordat een nieuw ingekomene gedurende drie maanden in De Geerhorst is gedetineerd, deze wordt meegedeeld dat hij vanwege de locatie door middel van een formulier zal worden aangemeld bij de GBA van de gemeente Sittard. Bij die gelegenheid wordt de gedetineerde er tevens op gewezen dat hij desgewenst zijn eigen woonadres kan aanhouden. Tevens wordt hij geattendeerd op de mogelijkheid van een briefadres. Voor deze beide meldingen wordt een bepaald formulier gebruikt. Van de eventueel verzonden formulieren wordt een kopie bewaard in het zogeheten inrichtingsdossier van de gedetineerde. Of in verzoekers geval is gehandeld conform de geschetste standaardprocedure, valt in de inrichting niet meer na te gaan. Dit, omdat het inrichtingsdossier conform het vierde lid van artikel 39 van de Penitentiaire maatregel is vernietigd (zie Achtergrond, onder 1.). Voorts deelde de minister mee dat het CJIB bij het innen van boetevonnissen uitgaat van het woonadres zoals dat in eerste instantie bij deze dienst bekend is geworden. Indien een poststuk als onbestelbaar wordt geretourneerd, wordt het opgegeven adres door het CJIB nagetrokken bij de GBA van de desbetreffende plaats. Bij een gewijzigd adres, wordt dan dat adres als het correspondentieadres beschouwd. In het onderhavige geval gebruikte het CJIB steeds het bij deze dienst bekende adres van verzoeker als het correspondentieadres. Nu de poststukken met dit adres niet als onbestelbaar werden geretourneerd, mocht men ervan uitgaan dat het gebruikte adres het juiste was, aldus de minister.

4 6. Uit telefonische navraag door een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman bij het CJIB bleek het volgende. Verzoekers auto stond geregistreerd op een adres in Tegelen. Ten aanzien van de eerste verkeersovertreding stuurde het CJIB verzoeker een beschikking op 4 november 2003. Omdat verzoeker hierop niet betaalde, stuurde het CJIB een eerste aanmaning op 21 januari 2004 en een tweede aanmaning op 13 maart 2004. Ten aanzien van de tweede verkeersovertreding stuurde het CJIB verzoeker een beschikking op 14 februari 2004. Omdat verzoeker ook dit keer niet betaalde, stuurde het CJIB een eerste aanmaning op 4 mei 2004 en een tweede aanmaning op 25 juni 2004. Het CJIB stuurde al deze post naar het adres in Tegelen. Er is geen post retour gekomen. Uit een adresverificatie bleek dat verzoeker vanaf 1 januari 2001 tot 11 april 2005 bij de GBA stond ingeschreven op dit adres in Tegelen. 7. Uit schriftelijke navraag door de Nationale ombudsman bij de afdeling GBA van de gemeente Sittard-Geleen bleek het volgende. Elke burger is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de registratie van zijn juiste adres in de GBA. Om dit voor gedetineerden te vergemakkelijken, ontwikkelde de gemeente een standaardprocedure voor het inschrijven bij de GBA op het adres van penitentiaire inrichting De Geerhorst. Met de afdeling bevolking van de penitentiaire inrichting was namelijk afgesproken dat zij aan gedetineerden die langer dan twee maanden in de inrichting verblijven, een van gemeentewege beschikbaar gesteld aangifteformulier en/of een formulier uit hun eigen administratie verstrekken en de gedetineerde wijst op de mogelijkheid tot het kiezen van een briefadres. Na invulling van dit formulier, wordt dit tezamen met een kopie van een legitimatiebewijs verzonden aan de gemeente Sittard-Geleen. De gemeente zorgt vervolgens voor de juiste inschrijving in de GBA van het adres van de inrichting of inschrijving in de GBA van het door de gedetineerde gekozen briefadres. De aangifteformulieren dienen in de GBA te worden bewaard als brondocument. De gemeente had in het archief echter geen aangifteformulier van verzoeker aangetroffen. Verzoeker was nimmer geregistreerd op het adres van de penitentiaire inrichting. De conclusie luidde dat de gemeente waarschijnlijk geen bericht van inschrijving had ontvangen, aldus het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen. Beoordeling 8. In beginsel dient een in Nederland woonachtige persoon conform de wettelijke bepalingen ter zake zorg te dragen voor de registratie van zijn/haar woonadres in de GBA (zie Achtergrond, onder 2.1.). Indien die persoon zich niet op het juiste woonadres heeft

5 laten registreren komen de gevolgen hiervan in beginsel voor risico van die persoon. 9. Het vereiste van administratieve nauwkeurigheid houdt in dat bestuursorganen secuur werken. Dit vereiste brengt onder meer mee dat het hoofd van een penitentiaire inrichting, ondanks de hierv r beschreven eigen verantwoordelijkheid van de burger, conform artikel 67 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (WGBA) aan een gedetineerde tijdig schriftelijk mededeling doet van de mogelijkheid tot aangifte van een briefadres (zie Achtergrond, onder 2.2.). Verder brengt dit beginsel mee dat het hoofd van een penitentiaire inrichting conform artikel 75 WGBA aan de gemeente waar de instelling is gevestigd, mededeling doet van de personen die gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd dan wel voor onbepaalde tijd in zijn instelling verblijven (zie Achtergrond, onder 2.3.). 10. De Nationale ombudsman oordeelt in dit geval als volgt. Gebleken is dat de afdeling bevolking van penitentiaire inrichting De Geerhorst standaard een aangifteformulier aan de gedetineerde verstrekt en daarbij wijst op de mogelijkheid tot het kiezen van een briefadres. De inrichting stuurt het ingevulde formulier vervolgens naar de gemeente Sittard-Geleen, die zorg draagt voor een juiste inschrijving in de GBA. Een dergelijk beleid doet recht aan het bepaalde in artikel 67 en 75 WGBA. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen heeft echter aangegeven dat ten aanzien van verzoeker geen aangifteformulier in het archief van de gemeente is aangetroffen, en heeft daaruit de conclusie getrokken dat de gemeente ten aanzien van verzoeker waarschijnlijk geen bericht van inschrijving heeft ontvangen. Nu ook verzoeker heeft gesteld dat hem in de inrichting nooit iets is gevraagd over eventuele wijziging van zijn adres, en het CJIB heeft aangegeven dat in de GBA alleen het woonadres van verzoeker in Tegelen stond vermeld, acht ook de Nationale ombudsman aannemelijk dat het hoofd van de penitentiaire inrichting heeft verzuimd om al dan niet door middel van een aangifteformulier aan de gemeente Sittard-Geleen mee te delen dat verzoeker in zijn inrichting verbleef. Hoogstwaarschijnlijk is verzoeker hierdoor ook niet gewezen op de mogelijkheid tot aangifte van een briefadres. Door dit verzuim zijn de gegevens van verzoeker niet in de GBA aangepast, waardoor het CJIB de beschikkingen is blijven sturen naar het woonadres in Tegelen. Het hoofd van penitentiaire inrichting De Geerhorst heeft hiermee gehandeld in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk. 11. Het voorgaande geeft aanleiding om een aanbeveling aan de minister van Justitie te doen om zowel het oordeel van de directeur van penitentiaire inrichting De Geerhorst van

6 5 juni 2007 als de afwijzende beslissing van het CJIB van 13 december 2006 te heroverwegen, met inachtneming van het oordeel van de Nationale ombudsman dat is verzuimd om verzoeker tijdens zijn detentie aan te melden bij de GBA van de gemeente Sittard-Geleen. 12. Ten slotte wordt nog het volgende overwogen. De minister van Justitie spreekt in zijn standpunt over de inning van boetevonnissen. De minister stelt dat bij het innen van deze vonnissen door het CJIB wordt uitgegaan van het woonadres zoals dat in eerste instantie bij deze dienst is bekend geworden. Pas als een poststuk als onbestelbaar wordt geretourneerd, wordt het adres door het CJIB nagetrokken in de GBA. In deze zaak is echter geen sprake van boetevonnissen, maar van beschikkingen in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Voor dit soort beschikkingen geldt dat het CJIB standaard een adresverificatie verricht alvorens een zaak door gaat naar de incassofase. Blijken de adresgegevens juist dan gaat de zaak door naar de incassofase (zie Achtergrond, onder 3.). In het geval van verzoeker heeft het CJIB dit ook gedaan, maar heeft het vanwege het verzuim van de directeur in de GBA geen ander adres aangetroffen, waardoor de zaak met het van verzoeker bekende advies naar de incassofase is doorgegaan. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van penitentiaire inrichting De Geerhorst te Sittard is gegrond, wegens schending van het vereiste van administratieve nauwkeurigheid. Aanbeveling De minister van Justitie wordt in overweging gegeven om zowel het oordeel van de directeur van penitentiaire inrichting De Geerhorst van 5 juni 2007 als de afwijzende beslissing van het CJIB van 13 december 2006 te heroverwegen, met inachtneming van het oordeel van de Nationale ombudsman dat is verzuimd om verzoeker tijdens zijn detentie aan te melden bij de GBA van de gemeente Sittard-Geleen. Bij brief van 17 juni 2008 liet de staatssecretaris van justitie de Nationale ombudsman weten dat uitvoering zal worden gegeven aan de aanbeveling en dat de directeur van de p.i. De Geerhorst daartoe schriftelijk contact zal opnemen met verzoeker en hem dan zal aanbieden de uit de administratieve omissie voortgekomen kosten te zullen vergoeden. Bij brief van 9 juli 2008 liet de Nationale ombudsman de minister van Justitie weten met instemming hiervan te hebben kennisgenomen.

7 Onderzoek Op 21 juni 2007 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Venlo met een klacht over een gedraging van penitentiaire inrichting De Geerhorst te Sittard. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Justitie, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de minister verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen de minister en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Verder zijn aan de afdeling GBA van de gemeente Sittard-Geleen enkele vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De minister van Justitie berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: Verzoekschrift van verzoeker van 21 juni 2007 met bijlagen, waaronder de brief van het CJIB van 13 december 2006 en de brief van het hoofd van penitentiaire inrichting De Geerhorst te Sittard van 5 juni 2007. Reactie op het informatie-verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen van 20 juli 2007. Telefonische informatie van het CJIB. Standpunt van de minister van Justitie van 31 januari 2008 met bijlagen. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond 1. Penitentiaire maatregel

8 Artikel 39, vierde lid "Het inrichtingsdossier ( ) wordt zes maanden na beëindiging van het verblijf van de gedetineerde in de inrichting vernietigd. Indien de gedetineerde vóór de afloop van deze termijn opnieuw in die inrichting wordt gedetineerd vervalt de bewaartermijn." 2. Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (WGBA) 2.1. Artikel 66 "1. De ingezetene die zijn adres wijzigt, is verplicht binnen vijf dagen na de wijziging van het adres bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft, schriftelijk aangifte van adreswijziging te doen. Indien een ingezetene geen woonadres heeft, dient hij een briefadres te kiezen en is hij verplicht overeenkomstig het bepaalde in de vorige volzin aangifte van adreswijziging te doen. 2. Hij doet in de aangifte mededeling van het nieuwe en het vorige adres." 2.2. Het in januari 2004 van kracht zijnde artikel 67 "1. Degene die zijn woonadres heeft in een instelling die is aangewezen op grond van het derde of het vierde lid kan, in afwijking van de artikelen 65, eerste lid, en 66, eerste lid, in plaats van zijn woonadres een briefadres kiezen en daarvan overeenkomstig de genoemde bepalingen aangifte doen. 2. Instellingen worden slechts aangewezen indien de aard van de instelling meebrengt, dat door opneming van het adres daarvan in de basisadministratie de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen onevenredig zou kunnen worden geschaad. 3. Onze Minister kan categorieën van instellingen dan wel instellingen afzonderlijk aanwijzen, voor zover het betreft: a. instellingen voor gezondheidszorg; b. instellingen op het gebied van de kinderbescherming; c. penitentiaire instellingen. 4. Het college van burgemeester en wethouders kan een in de gemeente gevestigde instelling aanwijzen indien het betreft een instelling op het terrein van maatschappelijke opvang, bedoeld in artikel 2, onder d, van de Welzijnswet ( Stb. 447). 5. Het hoofd van een aangewezen instelling doet aan de betrokken personen tijdig schriftelijk mededeling van de mogelijkheid tot aangifte van een briefadres."

9 2.3. Artikel 75 "Het hoofd van een instelling of bedrijf waar personen verblijf plegen te houden, de instellingen, bedoeld in artikel 67 daaronder begrepen, doet, indien de instelling of het bedrijf ter zake door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen, op door het college van burgemeester en wethouder te bepalen tijdstippen aan het college van burgemeester en wethouders mededeling van de personen die naar redelijke verwachting in de instelling of het bedrijf voor onbepaalde tijd verblijf zullen houden dan wel gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zullen overnachten." 3. CJIB Executierichtlijn Mulder, geldend van maart 2000 tot februari 2005 "21. Alvorens een zaak door gaat naar de incassofase verricht het CJIB standaard een adresverificatie. Blijken de adresgegevens juist dan gaat de zaak door naar de incassofase. Slechts indien er sprake is van een geregistreerd nieuw adres waarbij sprake kan zijn van het niet ontvangen van de OLA door betrokkene wegens niet aan hem toe te rekenen omstandigheden komt de zaak opnieuw in de inningsfase. Het hangt ervan af of betrokkene gelet op het moment van de adresmutatie de aan hem verzonden stukken in redelijkheid heeft kunnen ontvangen."