Over het boek De pers over Over de auteur



Vergelijkbare documenten
Zo sprak Zarathoestra

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand.

Iiturgie voor de -12 jeugddienst van zondagmorgen 28 Juni in de Westerkerk te Veenendaal

1 Korintiёrs 1:9. Marcus 10:45. Handelingen 4:12. Johannes 17:3. 1 Korintiёrs 3:16. Johannes 15:9,10. Psalm 32:8

Een greep uit een presentatieviering met als thema: Licht zijn voor anderen

14 God ging steeds voor hen uit, overdag in een wolk, s nachts in licht en vuur.

Gebeden voor jongeren

4 Heer, u hebt aan de mensen uw regels gegeven. Zo weet ik wat ik moet doen. 5 Ik wil leven volgens uw wetten, en dat volhouden, elke dag weer.

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

Stilte vooraf. Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer. Uitleg

2 U geeft mij moed, God! Ik wil muziek maken en zingen, met heel mijn hart.

Samen zingen. Zwaai, zwaai, zwaai, met jonge groene takken. Zing, nu nader komt op een ezel nooit bereden Hij die doet wat moet gedaan.

JEZUS DE GEWELDIGE LERAAR

Boek1. Les 1. Dit is het verhaal van Maria. Dit is het verhaal van de engel. Dit is het verhaal van Jezus.

Liederen solozang Prijs: 7,= euro per stuk

LES 4. Handelingen 12:1-19; Van Jeruzalem tot Rome: Verlost uit de gevangenis blz

Waar wil je heengaan?

Alles is verschrikkelijk vermoeiend De zon komt op, gaat onder met een zucht Niets is origineel en niets is boeiend Het is allemaal gebakken lucht


Heer ik kom tot u Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu, en reinig mijn hart.

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005

Protestantse Gemeente te Wapenveld in de Petruskerk 7 jul :00 uur

Jezus geeft zijn leven voor de mensen

3e Statie: Jezus valt voor de 1e maal onder het kruis.

Philadelphiadienst Zondag 8 november 2015 Dorpskerk Bodegraven Aanvang: uur

Welke les moesten de Egyptenaren leren?

Liturgie Votum en Groet. Hemelhoog 561 Ik ben zo dankbaar

25 februari uur AA Kramer orgel/piano: Jannes Munneke schriftlezing: Frouke IJsselstein

Samen met Jezus op weg

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Zo ver weg, zo dichtbij

LIEDERENBLAD TIME 2 SING 18 september 2011 Thema: Je steentje bijdragen. Refrein

Familie naar Psalm 133 Tekst & muziek: Marcel Zimmer 2012 Celmar Music

Zondag 17 november 2013

Binnenkomst in stilte in de donkere kerk. We zingen:

De gelijkenis van de verloren zoon.

naar God Verlangen Thema: juni welkom in de open deur dienst voorganger: ds. W. Dekker muziekteam: Theda, Lisette, Rik Aart-Jan en Nathan

DE RIJKE MAN, DE ARME MAN

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen van God,

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Preekje - Gezinsdienst. Ik ben de goede herder. Jubilate - 22 april uur. Voorganger: ds. Bert de Wit

Eén ding is nodig. Deze geschiedenis kun je lezen in Lukas 10 :

Heer, U zocht mij, toen ik was weggegaan U bracht mij veilig in Uw gezin U vergaf mij, mijn schuld is weggedaan U gaf mijn leven een nieuw begin

Kinderliedboekje Inhoudsopgave

TOEN GOD ALLES MAAKTE

Paasviering. Sing-in 2017

Refrein: Als het regent in jouw hart en je kunt alleen maar huilen, kom dan bij me, hou me vast, in mijn armen mag je schuilen.

Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?

Jezus kreeg de straf voor onze zonden, wij ontvangen vergeving en vrede. Jesaja 53:4-6 en 1 Petrus 2:24

de zon schijnt altijd

Opwekking 763 Ik heb U nodig

De gebroeders Leeuwenhart

Tekst liederen Machtig God, sterke Rots (het geheel 2x zingen)

De steen die verhalen vertelt.

Liederen voor zondag 5 oktober 2014

Heer, U kent mij als geen ander U weet of ik zit of sta en U kent ook mijn gedachten voordat ik iets zeggen ga

Hartelijk welkom. Vandaag is er kinderdienst voor groepen 1-8

Johanna Kruit. Gedichten, geïnspireerd door bomen. Geheimen

Eerste lezing: Habakuk 3:1-3,16-19 Evangelielezing: Lukas 17:1-10

ORDE VAN DIENST ZONDAG 21 APRIL 2019 MARTINIKERK PASEN. Muziek van chr.muz.ver.harmonie

Er zijn mensen nodig met nieuwe fantasie

Liturgie Jeugddienst Nijbroek in samenwerking met de jeugddienstcommissie van Terwolde 19 oktober Selfie? Ie-self!

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje

Dankbaarheidskalender

Niet bang zijn! God maakt je sterk!

Harmieneke van der Zeijden

Orde van dienst Hervormde Gemeente te Sellingen

Paasmorgen 2011 in de Open Hof te Drunen Voorganger ds. M. Oostenbrink Organist dhr. B. Vermeul Mmv zanggroep Joy. De tuin van de Opstanding

Johannes 20, april Pasen 2014 Wehl. (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente,

Openingsgebeden INHOUD

VOORBEELD-GEBEDEN. Veel succes ermee. Inhoudsopgave

Vandaag is rood. Pinksteren Rood is al lang het rood niet meer Het rood van rode rozen De kleur van liefde van weleer Lijkt door de haat gekozen

Laat het feest zijn in de huizen, mensen dansen op de straat, als het onrecht buigt voor Jezus en het volk weer bidden gaat.

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Oasemoment "Onze Vader" Emmaüsparochie - donderdag 17 oktober 2013

1. Als het leven soms pijn doet

Bijbel voor Kinderen. presenteert JONA EN DE GROTE VIS

Jezus volgen! Echt? Het evangelie naar Johannes 6: dinsdag 2 juni 2015

Bijbel voor Kinderen. presenteert DE VERLOREN ZOON

Jezus zoekt ruzie. en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder

Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt.

1.De stilte zingt U toe, o Here, in uw verheven oord. Wij zullen ons naar Sion keren waar Gij ons bidden hoort. Daar zal men, Heer, tot U zich wenden,

DE WONDEREN VAN JEZUS

Vijf redenen waarom dit waar is

Wij zijn twee vrienden... jij en ik

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Lezen : Jacobus 4. PvN 84 Gezang 160 Opwekking 733 Gezang 161 Opwekking 614 Opwekking 430 Opwekking 544 Gezang 165 Gezang 10

DE HEMEL, GODS PRACHTIGE THUIS

huub oosterhuis Stilte zingen

zodat de stuursheid van zijn gezicht wordt veranderd. want hij doet alles wat hem behaagt, ja, het kwaad van de mens is overvloedig over hem.

Tjimmie van der Wal: Zodra iedereen binnen is beginnen we met:

De week van Springmuis.

Daar juicht een toon, daar klinkt een stem, Die galmt door heel Jeruzalem; Een heerlijk morgenlicht breekt aan; De Zoon van God is opgestaan!

Ik ben gewoon gaan zitten en luisterde naar zijn stem. En in de liefdevolle woorden herkende ik Hem.

De bruiloft van Simson

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Liedboekje kinderkoor de Bubbel. september t/m december 2017

Lekker ding. Maar Anita kijkt boos. Hersendoden zijn het!, zegt ze. Die Jeroen is de ergste. Ik kijk weer om en zie hem meteen zitten.

Transcriptie:

Over het boek Zo sprak Zarathoestra wordt door velen, onder wie de auteur zelf, beschouwd als Nietzsches hoofdwerk, waarin hij als filosoof (en als literator) volledig tot wasdom komt. Hij laat zijn ideeën verwoorden door de Perzische profeet Zarathoestra, die na jaren van meditatie van de berg is neergedaald om zijn wijsheid met de wereld te delen. Hij presenteert controversiële visioenen en begrippen als de Übermensch, de wil tot macht, de laatste mens en God is dood, die tot de dag van vandaag doorwerken in kunst, literatuur en filosofie. Een hardnekkige mythe wil dat Zo sprak Zarathoestra, na de bijbel, het meest gelezen boek was onder Duitse soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Nietzsches magnum opus is nu te genieten in een nieuwe, literaire vertaling van Ria van Hengel, en werd van een nawoord voorzien door Hans Driessen. Ria van Hengel vertaalde werk van onder anderen Elfriede Jelinek, Martin Walser, W.G. Sebald en Helmut Krauser. In 2007 werd haar hele oeuvre van literaire vertalingen uit het Duits bekroond met de Martinus Nijhoff Prijs. De pers over Zo sprak Zarathoestra * Ook wie het zelden met Nietzsche eens is, zal dienen te erkennen dat zijn innerlijk oog menigmaal scherper zag dan de gewone ogen van vele anderen. W.F. Hermans * Dat de aarde niet het centrum van het heelal is, dat de mens niet het doel van de schepping is en dat het ik geen baas is in eigen huis, dat krijgt pas bij Nietzsche een normatieve betekenis: hij probeert te laten zien dat we nog steeds leven alsof het wel om ons draait, en hij houdt ons via Zarathoestra voor dat we ons zouden moeten voorbereiden op ons eigen voorbijgaan: de mens is een overgang en een ondergang. Paul van Tongeren in Trouw Over de auteur Friedrich Nietzsche (184 4-1900) geldt als één van de meest invloedrijke filosofen uit de geschiedenis. Hij werd op vierentwintigjarige leeftijd hoogleraar klassieke letterkunde te Bazel. Vanaf 1879 tot zijn geestelijke instorting begin 1889 in Turijn, woonde en werkte hij afwisselend in Zuid-Frankrijk, Zwitserland en Italië. Zo sprak Zarathoestra is de kroon op de twaalfdelige Nietzsche-bibliotheek van De Arbeiderspers.

Friedrich Nietzsche Zo sprak Zarathoestra Een boek voor iedereen en niemand Vertaald door Ria van Hengel Met een nawoord van Hans Driessen Leesfragment Uitgeverij De Arbeiderspers. Utrecht Amsterdam. Antwerpen

De vertaalster ontving voor deze vertaling een werkbeurs van het De vertaalster ontving Nederlands voor deze Letterenfonds. vertaling een werkbeurs van het Nederlands Letterenfonds. Copyright Nederlandse vertaling 2013 Ria van Hengel/ bvcopyright Uitgeverij Nederlandse Arbeiderspers, vertaling Utrecht 2013 /Atheneum-Polak Ria van Hengel/ en bv Uitgeverij de Arbeiderspers, Van Gennep, Amsterdam Utrecht /Atheneum-Polak en Oorspronkelijke Van Gennep, titel: Also Amsterdam sprach Zarathustra De vertaling Oorspronkelijke is gebaseerd op Band titel: 4Also van sprach de Kritische Zarathustra Studienausgabe, hg. De Giorgio vertaling Colli is gebaseerd & Mazzino op Band Montinari 4 van (Berlin/New de Kritische Studienausgabe, York 1967 ff.). hg. Giorgio Colli Copyright & Mazzino nawoord: Montinari 2013 (Berlin/New Hans Driessen York 1967 ff.). Copyright nawoord: 2013 Hans Driessen Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar Niets gemaakt, uit deze door uitgave middel mag van worden druk, fotokopie, verveelvoudigd microfilm en/of openbaar welke andere gemaakt, wijze door ook, middel zonder van voorafgaande druk, fotokopie, schriftelijke microfilm toestemming of op welke van andere bvuitgeverij wijze ook, De zonder Arbeiderspers, voorafgaande Franz schriftelijke Lisztplantsoen toestemming 200, 3533 van jg bvuitgeverij Utrecht. No part De Arbeiderspers, of this book may Franz be reproduced Lisztplantsoen in any form, 200, by 3533 print, jg photoprint, Utrecht. microfilm No part of or this any book other may means, be reproduced without written in any form, permission by print, from photoprint, bvuitgeverij microfilm De Arbeiderspers, or any other means, Franz without Lisztplantsoen written 200, permission 3533 jg from bvuitgeverij De Arbeiderspers, Utrecht. Franz Lisztplantsoen 200, 3533 jg Utrecht. Omslag: Nico Richter (naar een ontwerp van Wim Mol) Omslag: Nico Richter (naar een ontwerp van Wim Mol) isbn isbn paperback 978 90 978 295 908849 295 8849 2 / nur 2 / 730 nur 730 isbn isbn e-book 978 978 90 295 90 295 8849230 2 / nur 7 / nur 730 730 www.arbeiderspers.nl www.arbeiderspers.nl

Zarathoestra s proloog 1 Toen Zarathoestra dertig jaar oud was, verliet hij zijn vaderland en het meer van zijn vaderland en trok hij het gebergte in. Daar genoot hij van zijn geest en van zijn eenzaamheid en tien jaar lang werd hij dat niet moe. Maar ten slotte veranderde zijn hart, en op een morgen stond hij bij het ochtendgloren op, hij ging voor de zon staan en sprak tot haar: O grote ster! Waar zou uw geluk zijn zonder hen die u beschijnt! Tien jaar lang kwam u hier naar mijn grot. U zou het beu zijn geworden om te schijnen en die weg af te leggen als ik, mijn adelaar en mijn slang er niet waren geweest. Maar wij wachtten elke morgen op u, namen van uw overvloed en prezen u daarom. Zie! Ik heb genoeg van mijn wijsheid, zoals bijen die te veel honing hebben verzameld. Ik heb handen nodig die zich uitstrekken. Ik wil weggeven en uitdelen totdat ooit de wijzen onder de mensen zich weer verheugen in hun dwaasheid en de armen in hun rijkdom. Daartoe moet ik afdalen naar de diepte, zoals u s avonds doet wanneer u ondergaat achter de zee om ook nog licht te brengen aan de onderwereld, o overvloedige ster! Ik moet, net zoals u, ondergaan, zoals de mensen het noemen naar wie ik wil afdalen. Dus zegen mij, o rustig oog, dat zonder jaloezie zelfs een te groot geluk kan aanzien! Zegen de beker die zal óverstromen, opdat het water eruit 11

vloeit als goud en overal de weerschijn van uw gelukzaligheid verspreidt! Zie! Deze beker wil weer leeg worden, en Zarathoestra wil weer mens worden. Zo begon Zarathoestra s ondergang. 2 Zarathoestra daalde het gebergte af, alleen, en niemand kruiste zijn pad. Maar toen hij in de bossen kwam, stond er opeens een grijsaard voor hem die zijn heilige hut had verlaten om in het bos naar wortels te zoeken. En de grijsaard sprak tot Zarathoestra: Niet vreemd is mij deze wandelaar. Jaren geleden kwam hij hier ook langs. Zarathoestra heette hij; maar hij is veranderd. Destijds bracht u uw as de berg op, wilt u nu uw vuur naar de dalen brengen? Vreest u niet de straf die de brandstichter wacht? Ja, ik herken Zarathoestra. Rein zijn zijn ogen, en om zijn mond schuilt geen walging. Loopt hij niet als een danser? Veranderd is Zarathoestra, een kind is Zarathoestra geworden, een ontwaakte is Zarathoestra: wat wilt u nu bij de slapenden? U leefde in de eenzaamheid als in de zee, en de zee droeg u. O wee, wilt u nu aan land gaan? O wee, wilt u uw lichaam nu weer zelf torsen? Zarathoestra antwoordde: Ik heb de mensen lief. Waarom, zei de heilige, ben ik eigenlijk het bos en de wildernis in gegaan? Was dat niet omdat ik de mensen te veel liefhad? Nu heb ik God lief: de mensen heb ik niet lief. De mens is voor mij een te onvolmaakte zaak. Liefde voor de mens zou mij doden. Zarathoestra antwoordde: Wat sprak ik van liefde! Ik breng de mensen een geschenk. Geef hun niets, zei de heilige, neem liever iets van hen 12

over en draag het met hen dat zal hun het meeste goeddoen: als het ú maar goeddoet! En als u iets wilt geven, geef dan niet meer dan een aalmoes, en laat hen daar ook nog om bedelen! Nee, antwoordde Zarathoestra, ik geef geen aalmoes. Daarvoor ben ik niet arm genoeg. De heilige lachte om Zarathoestra en sprak: Zorg dan maar dat ze uw schatten aannemen! Ze wantrouwen kluizenaars en geloven niet dat wij komen om te schenken. Onze stappen klinken hun te eenzaam door de straten. En zoals wanneer ze s nachts in bed iemand horen lopen, lang voordat de zon opstaat, zo vragen ze zich misschien wel af: waar wil die dief heen? Ga niet naar de mensen en blijf in het bos! Ga dan nog liever naar de dieren! Waarom wilt u niet zijn zoals ik, een beer onder de beren, een vogel onder de vogels? En wat doet de heilige in het bos? vroeg Zarathoestra. De heilige antwoordde: Ik maak liederen en zing ze, en als ik liederen maak, dan lach, huil en brom ik: zo prijs ik God. Met zingen, huilen, lachen en brommen prijs ik de god die mijn god is. Maar wat brengt u ons als geschenk? Toen Zarathoestra deze woorden had gehoord, groette hij de heilige en sprak: Wat zou ik u moeten geven! Laat ik maar snel weggaan, zodat ik u niet iets afneem! En zo gingen ze uiteen, de grijsaard en de man, lachend, zoals twee jongens lachen. Maar toen Zarathoestra alleen was, sprak hij tot zijn hart: Hoe is het mogelijk! Deze oude heilige heeft er in zijn bos nog niets van gehoord dat God dood is! 3 Toen Zarathoestra in de volgende stad kwam, die aan de bossen grenst, trof hij daar veel volk aan op de markt: want er was beloofd dat er een koorddanser te zien zou zijn. En Zarathoestra sprak tot het volk: 13

Ik leer u de Übermensch. De mens is iets wat overwonnen moet worden. Wat hebt u gedaan om hem te overwinnen? Alle wezens tot nu toe hebben boven zichzelf uit geschapen: en u wilt de eb van die grote vloed zijn en nog liever naar het dier teruggaan dan de mens overwinnen? Wat is de aap voor de mens? Een voorwerp van spot of een pijnlijke schaamte. En precies dat moet de mens voor de Übermensch zijn: een voorwerp van spot of een pijnlijke schaamte. U hebt de weg afgelegd van worm tot mens, en veel in u is nog worm. Eens was u aap, en ook nu nog is de mens meer aap dan welke aap ook. Zelfs de meest wijze onder u is niet meer dan iets tweespaltigs en iets tweeslachtigs tussen plant en spook in. Maar draag ik u op spoken of planten te worden? Zie, ik leer u de Übermensch! De Übermensch is de zin van de aarde. Laat uw wil zeggen: De Übermensch moet de zin van de aarde zijn! Ik bezweer u, broeders, blijf de aarde trouw en schenk geen geloof aan mensen die bij u aankomen met praatjes over bovenaardse verwachtingen! Gifmengers zijn het, of ze het weten of niet. Verachters van het leven zijn het, afstervenden en zelf vergiftigden, van wie de aarde genoeg heeft: laten zij het leven dus maar verlaten! Eens was de zonde tegen God de grootste zonde, maar God stierf, en daarmee stierven ook die zondaars. Nu is het het ergste om te zondigen tegen de aarde en om de ingewanden van het ondoorgrondelijke hoger te achten dan de zin van de aarde! Eens keek de ziel verachtelijk neer op het lichaam, en toen was dat verachten het hoogste: zij wilde het lichaam mager, lelijk, uitgehongerd. Zo dacht ze aan het lichaam en aan de aarde te ontsnappen. O, die ziel was zelf nog mager, lelijk en uitgehongerd. En wreedheid was de wellust van die ziel! 14

Maar ook u nog, broeders, zeg mij: wat verkondigt uw lichaam over uw ziel? Is uw ziel niet armoede en vuil, en een armzalig genot? Voorwaar, een vuile rivier is de mens. Je moet wel een zee zijn om een vuile rivier te kunnen opnemen zonder zelf onrein te worden. Zie, ik leer u de Übermensch: hij is die zee, in hem kan uw grote verachting ondergaan. Wat is het grootste wat u kunt meemaken? Dat is het uur van de grote verachting. Het uur waarin zelfs uw geluk walging wordt, evenals uw verstand en uw deugd. Het uur waarin u zegt: Wat is het nut van mijn geluk! Het is armoede en vuil, en een armzalig genot. Maar mijn geluk zou het bestaan zelf moeten rechtvaardigen! Het uur waarin u zegt: Wat is het nut van mijn verstand! Verlangt het naar kennis zoals de leeuw naar zijn voedsel? Het is armoede en vuil, en een armzalig genot! Het uur waarin u zegt: Wat is het nut van mijn deugd! Ze heeft mij nog niet aan het razen gebracht. Ik ben mijn goed en mijn kwaad zo moe! Het is allemaal armoede en vuil, en een armzalig genot! Het uur waarin u zegt: Wat is het nut van mijn rechtvaardigheid! Ik zie niet dat ik vuur en kolen ben. Maar de rechtvaardige is vuur en kolen! Het uur waarin u zegt: Wat is het nut van mijn medelijden? Is medelijden niet het kruis waaraan hij genageld wordt die de mensen liefheeft? Maar mijn medelijden is geen kruisiging. Hebt u al eens zo gesproken? Hebt u al eens zo geschreeuwd? Ach, had ik u maar eens zo horen schreeuwen! Niet uw zonde uw tevredenheid is ten hemel schreiend, uw gierigheid, zelfs in de zonde, is ten hemel schreiend! Waar is toch de bliksem die u met zijn tong zou moeten likken? Waar is de waanzin die u ingeprent zou moeten worden? Zie, ik leer u de Übermensch: hij is die bliksem, hij is die waanzin! 15

Toen Zarathoestra zo had gesproken, schreeuwde iemand uit het volk: Wij hebben nu genoeg over de koorddanser gehoord; laat hem ons nu ook zien! En al het volk lachte om Zarathoestra. Maar de koorddanser, die dacht dat het over hém ging, begon aan zijn werk. 4 Maar Zarathoestra keek naar het volk en verwonderde zich. Toen sprak hij: De mens is een koord, geknoopt tussen dier en Übermensch, een koord boven een afgrond. Een gevaarlijke oversteek, een gevaarlijk op-weg-zijn, een gevaarlijk achterom-kijken, een gevaarlijk huiveren en blijvenstaan. Wat groot is aan de mens, dat is dat hij een brug is en geen doel. Wat bemind kan worden aan de mens, dat is dat hij een overgang en een ondergang is. Ik heb hen lief die niet anders kunnen leven dan als ondergaanden, want zij zijn de heengaanden. Ik heb de grote verachtenden lief, omdat zij de grote vererenden zijn en pijlen van het verlangen naar de andere oever. Ik heb hen lief die niet pas achter de sterren een reden zoeken om onder te gaan en offer te zijn: maar die zich offeren aan de aarde, opdat de aarde ooit van de Übermensch wordt. Ik heb hem lief die leeft om te kennen, en die wil kennen opdat eens de Übermensch leeft. En zo wil hij zijn ondergang. Ik heb hem lief die werkt en uitvindt, om het huis voor de Übermensch te bouwen en om aarde, dier en plant op hem voor te bereiden: want zo wil hij zijn ondergang. Ik heb hem lief die zijn deugd liefheeft: want deugd is wil tot ondergang en een pijl van het verlangen. Ik heb hem lief die geen druppel geest voor zichzelf houdt maar geheel de geest van zijn deugd wil zijn: zo schrijdt hij als geest over de brug. Ik heb hem lief die van zijn deugd zijn genot en zijn lot 16

maakt: zo wil hij ter wille van zijn deugd nog wél leven en níét meer leven. Ik heb hem lief die niet te veel deugden wil bezitten. Eén deugd is meer deugd dan twee, omdat zij meer lus is waaraan het lot kan hangen. Ik heb hem lief wiens ziel zichzelf uitdeelt, die geen dank wil en niet teruggeeft: want hij schenkt altijd en wil zichzelf niet bewaren. Ik heb hem lief die zich schaamt als de dobbelsteen gunstig voor hem valt en dan vraagt: ben ik soms een valsspeler? want hij wil te gronde gaan. Ik heb hem lief die gouden woorden aan zijn daden vooraf laat gaan en altijd nog meer nakomt dan hij belooft: want hij wil zijn ondergang. Ik heb hem lief die de toekomstigen rechtvaardigt en de verledenen verlost: want hij wil aan de tegenwoordigen te gronde gaan. Ik heb hem lief die zijn god tuchtigt omdat hij zijn god liefheeft: want hij moet aan de toorn van zijn god te gronde gaan. Ik heb hem lief wiens ziel zelfs in de verwonding diep is, en die aan een kleine ervaring te gronde kan gaan: zo loopt hij graag over de brug. Ik heb hem lief wiens ziel overvol is, zodat hij zichzelf vergeet en alle dingen in hem zijn: zo worden alle dingen zijn ondergang. Ik heb hem lief die een vrije geest en een vrij hart heeft: zo is zijn hoofd slechts het gedarmte van zijn hart, maar zijn hart drijft hem naar de ondergang. Ik heb allen lief die als zware druppels zijn, een voor een vallend uit de donkere wolk die boven de mensen hangt: zij verkondigen dat de bliksem komt, en gaan als verkondigers te gronde. Zie, ik ben een verkondiger van de bliksem en een zware druppel uit de wolk: maar die bliksem heet Übermensch. 17

5 Toen Zarathoestra deze woorden had gesproken, keek hij weer naar het volk en hij zweeg. Daar staan ze, sprak hij tot zijn hart, en ze lachen: ze begrijpen mij niet, ik ben niet de mond voor deze oren. Moet je hun oren eerst stukslaan voordat ze leren met hun ogen te luisteren? Moet je roffelen als pauken en boetepredikers? Of geloven ze alleen een stotteraar? Zij hebben iets waarop ze trots zijn. Hoe noemen ze het ook alweer wat hen trots maakt? Beschaving noemen ze het, het onderscheidt hen van de geitenhoeders. Daarom horen ze niet graag het woord verachting over zichzelf. Ik wil dus tot hun trots spreken. Ik wil dus over het verachtelijkste tot hen spreken: maar dat is de laatste mens. En Zarathoestra sprak tot het volk: Het is tijd dat de mens zich een doel stelt. Het is tijd dat de mens de kiem van zijn hoogste hoop plant. Nog is zijn bodem daarvoor rijk genoeg. Maar eens zal die bodem arm en uitgeput zijn en er zal geen hoge boom meer uit kunnen groeien. O wee! De tijd komt dat de mens niet meer de pijl van zijn verlangen over de mens heen schiet en dat de pees van zijn boog het zoemen heeft verleerd! Ik zeg u: om een dansende ster te kunnen baren, moet je nog chaos in je hebben. Ik zeg u: u hebt nog chaos in u. O wee! De tijd komt dat de mens geen ster meer zal baren. O wee! De tijd komt van de verachtelijkste mens, die zichzelf niet meer kan verachten. Zie, ik toon u de laatste mens. Wat is liefde? Wat is schepping? Wat is verlangen? Wat is ster? zo vraagt de laatste mens met een knipoog. De aarde is dan klein geworden, en daarop huppelt de laatste mens, die alles klein maakt. Zijn soort is even onuitroeibaar als de aardvlo; de laatste mens leeft het langst. 18

Wij hebben het geluk uitgevonden zeggen de laatste mensen met een knipoog. Zij hebben de streken verlaten waar het moeilijk leven was: want mensen hebben warmte nodig. Ze hebben zelfs hun buurman lief en kruipen tegen hem aan: want mensen hebben warmte nodig. Ziek worden en wantrouwig zijn vinden zij zondig: ze bewegen zich behoedzaam voort. Een dwaas is hij die nog over stenen of mensen struikelt! Een beetje gif af en toe, dat zorgt voor aangename dromen. En ten slotte veel gif, voor een aangenaam sterven. Ze werken nog, want werk is vermaak. Maar ze zorgen ervoor dat het vermaak niet vermoeit. Ze worden niet meer arm en rijk: dat is allebei te vermoeiend. Wie wil er nog regeren? Wie nog gehoorzamen? Dat is allebei te vermoeiend. Geen herder en één kudde! Iedereen wil hetzelfde, iedereen is gelijk: wie het anders voelt gaat vrijwillig naar het gekkenhuis. Vroeger was iedereen gek zeggen de listigsten met een knipoog. Ze zijn slim en weten alles wat er is gebeurd: ze kunnen dus eindeloos spotten. Ze maken nog ruzie, maar verzoenen zich al snel anders bederft het de maag. Ze hebben hun pleziertjes voor overdag en hun pleziertjes voor s nachts. Maar ze houden rekening met hun gezondheid. Wij hebben het geluk uitgevonden zeggen de laatste mensen met een knipoog. En hier eindigden de eerste woorden van Zarathoestra, die ook wel Proloog worden genoemd: want op dit punt werd hij onderbroken door het geschreeuw en de begeerte van de menigte. Geef ons die laatste mens, Zarathoestra, zo riepen zij, maak van ons die laatste mens! Dan schenken wij u de Übermensch! En al het volk juichte en klakte met de tong. Maar 19

Zarathoestra werd verdrietig en sprak tot zijn hart: Zij begrijpen mij niet. Ik ben niet de mond voor deze oren. Te lang heb ik misschien in het gebergte gewoond, te veel heb ik naar beken en bomen geluisterd: nu praat ik tegen hen zoals tegen de geitenhoeders. Onbewogen is mijn ziel en zo helder als het gebergte in de ochtend. Maar zij vinden dat ik koud ben en een spotter die vreselijke grappen maakt. En nu kijken ze naar mij en ze lachen. En zelfs terwijl ze lachen, haten ze mij. Er zit ijs in hun lachen. 6 Maar toen gebeurde er iets wat elke mond deed verstommen en elk oog deed verstarren. Want inmiddels was de koorddanser aan zijn werk begonnen: hij was uit een kleine deur gekomen en liep over het koord, dat zo tussen twee torens was gespannen dat het boven de markt en het volk hing. Toen hij precies halverwege was, ging de kleine deur opnieuw open en een bonte figuur, die leek op een potsenmaker, sprong tevoorschijn en liep met snelle passen achter de eerste aan. Vooruit, mankepoot, riep zijn vreeswekkende stem, vooruit, luiwammes, smokkelaar, bleekneus! Vooruit of ik kietel je met mijn hiel! Wat voer jij hier uit tussen die torens? In de toren hoor je, opsluiten moeten ze jou, je verspert de doorgang voor iemand die beter is dan jij! En met ieder woord kwam hij dichter- en dichterbij. Toen hij echter nog maar één stap van hem verwijderd was, gebeurde het verschrikkelijke, dat elke mond deed verstommen en elk oog deed verstarren: hij stootte een schreeuw uit als van een duivel en sprong over de man heen die zijn weg blokkeerde. Maar deze verloor de macht over zijn hoofd en over het koord toen hij zijn rivaal zo zag winnen; hij gooide zijn stok weg en schoot sneller dan de stok omlaag als een werveling van armen en benen. De markt en het volk leken op de zee wanneer daar een storm overheen raast. Iedereen stoof uit elkaar en tuimelde over elkaar heen, vooral daar waar 20

het lichaam tegen de grond zou slaan. Maar Zarathoestra bleef staan, en vlak naast hem viel het lichaam neer, danig toegetakeld en verminkt, maar nog niet dood. Na een poosje kwam de te pletter gevallene weer bij, en hij zag Zarathoestra naast zich knielen. Wat doet u hier? vroeg hij ten slotte. Ik wist allang dat de duivel mij beentje zou lichten. Nu sleurt hij mij naar de hel: wilt u hem dat soms beletten? Op mijn eer, beste vriend, antwoordde Zarathoestra, waar u het over hebt, dat bestaat allemaal niet: er is geen duivel en er is geen hel. Uw ziel zal nog sneller dood zijn dan uw lichaam. Vrees nu maar niets meer! De man keek wantrouwig op. Als u de waarheid spreekt, zei hij toen, dan verlies ik niets als ik het leven verlies. Ik ben niet veel meer dan een dier dat ze met slaag en weinig eten hebben leren dansen. Welnee, sprak Zarathoestra, u hebt van het gevaar uw beroep gemaakt, daar is niets verachtelijks aan. Nu gaat u aan uw beroep te gronde: daarvoor wil ik u met mijn handen begraven. Toen Zarathoestra dat had gezegd, antwoordde de stervende niet meer; maar hij bewoog zijn hand, alsof hij de hand van Zarathoestra zocht om hem te bedanken. 7 Intussen kwam de avond, en de markt hulde zich in duisternis. Het volk ging uiteen, want zelfs nieuwsgierigheid en schrik raken eens vermoeid. Zarathoestra echter zat naast de dode op de grond en was in gedachten verzonken; zo vergat hij de tijd. Ten slotte werd het nacht, en een koude wind blies over de eenzame. Toen stond Zarathoestra op en hij sprak tot zijn hart: Voorwaar, dat was vandaag een mooie visvangst voor Zarathoestra! Geen mens ving hij, maar wel een lijk. Griezelig is het menselijk bestaan en nog altijd zonder zin: een potsenmaker kan hem noodlottig worden. 21

Ik wil de mensen de zin van hun zijn leren: en dat is de Übermensch, de bliksem vanuit de donkere wolk mens. Maar nu ben ik nog ver van hen, en mijn zin spreekt niet tot hun zinnen. Voor de mensen ben ik nog iets tussen een dwaas en een lijk in. Duister is de nacht, duister zijn de wegen van Zarathoestra. Kom, koude, stijve kameraad! Ik breng u daarheen waar ik u met mijn handen kan begraven. 8 Toen Zarathoestra dit tot zijn hart had gezegd, nam hij het lijk op zijn schouders en ging hij op weg. En hij had nog geen honderd stappen gelopen of er sloop iemand naar hem toe om hem iets in zijn oor te fluisteren en zie, degene die daar praatte was de potsenmaker van de toren. Verlaat deze stad, Zarathoestra, sprak hij, er zijn er hier te veel die u haten. De goeden en rechtvaardigen haten u en noemen u hun vijand en verachter; de gelovigen van het ware geloof haten u en noemen u een gevaar voor de massa. U hebt geluk gehad dat ze om u lachten: en u spreekt ook werkelijk als een potsenmaker. U hebt geluk gehad dat u bij die dode hond bent gebleven; door u zo te vernederen, hebt u zichzelf voor vandaag gered. Maar ga weg uit deze stad anders spring ik morgen over u heen, een levende over een dode. En toen hij dat gezegd had, verdween hij; maar Zarathoestra liep verder door de donkere straten. Bij de poort van de stad kwam hij de doodgravers tegen: zij schenen met hun fakkel in zijn gezicht, herkenden Zarathoestra en dreven hevig de spot met hem. Zarathoestra neemt die dode hond mee: goed zo, Zarathoestra is doodgraver geworden! Want onze handen zijn te rein voor dat gebraad. Wil Zarathoestra misschien de duivel zijn hapje afhandig maken? Vooruit dan maar! Smakelijk eten! Als de duivel maar geen betere dief is dan Zarathoestra! Hij steelt ze allebei, hij vreet ze allebei op! En ze staken de koppen bij elkaar en lachten samen. 22

Zarathoestra zei daarop geen woord en ging zijns weegs. Toen hij twee uur had gelopen, langs bossen en moerassen, had hij te vaak het hongerige gehuil van de wolven gehoord en hij kreeg zelf honger. Hij bleef dus staan bij een eenzaam huis waar licht brandde. De honger overvalt mij, zei Zarathoestra, als een rover. In bossen en moerassen overvalt mijn honger mij en in het holst van de nacht. Wonderlijke luimen heeft mijn honger. Vaak komt hij pas na de maaltijd, en vandaag kwam hij de hele dag niet: waar bleef hij toch? En met die woorden klopte Zarathoestra op de deur van het huis. Er verscheen een oude man met een kaars, die vroeg: Wie komt er hier bij mij en mijn slechte slaap? Een levende en een dode, zei Zarathoestra. Geef me te eten en te drinken, ik ben vergeten dat overdag te doen. Wie de hongerigen voedt, verkwikt zijn eigen ziel: zo spreekt de wijsheid. De oude man verdween, maar kwam meteen terug en bood Zarathoestra brood en wijn aan. Dit is een ongunstig gebied voor hongerigen, zei hij, daarom woon ik hier. Dier en mens komen naar mij, de kluizenaar, toe. Maar laat ook uw metgezel eten en drinken, die is vermoeider dan u. Zarathoestra antwoordde: Mijn metgezel is dood, hem kan ik daar moeilijk toe overhalen. Daar heb ik niets mee te maken, mopperde de oude man; wie bij mij aanklopt moet nemen wat ik hem aanbied. Eet en vaarwel! Daarop liep Zarathoestra weer twee uur, vertrouwend op het pad en het licht van de sterren: want hij was gewend s nachts te wandelen en hield ervan al wat sliep in het gezicht te zien. Maar bij het ochtendgloren bevond Zarathoestra zich in een diep bos en er was geen pad meer te bekennen. Toen legde hij de dode in een holle boom aan zijn hoofdeinde want hij wilde hem tegen de wolven beschermen en hij ging zelf op de 23

grond en in het mos liggen. En weldra viel hij in slaap, vermoeid van lichaam, maar met een onbewogen ziel. 9 Lang sliep Zarathoestra, en niet alleen het morgenrood ging over zijn gezicht, maar ook de ochtend. Ten slotte sloeg hij zijn ogen op; verwonderd keek Zarathoestra naar het bos en naar de stilte, verwonderd keek hij bij zichzelf naar binnen. Toen kwam hij snel overeind, als een zeeman die opeens land ziet, en hij juichte: want hij zag een nieuwe waarheid. En toen sprak hij tot zijn hart: Een licht is mij opgegaan: metgezellen heb ik nodig, en wel levende geen dode metgezellen en lijken die ik meedraag waarheen ik wil. Maar levende metgezellen heb ik nodig, die mij volgen omdat ze zichzelf willen volgen en wel daarheen waar ik wil. Een licht is mij opgegaan: niet tot het volk moet Zarathoestra spreken, maar tot metgezellen! Zarathoestra moet niet de herder en de hond van een kudde worden! Om velen weg te lokken van de kudde dáárvoor ben ik gekomen. Volk en kudde moeten toornig op mij zijn: rover wil Zarathoestra voor de herders heten. Herders zeg ik, maar zij noemen zich de goeden en rechtvaardigen. Herders zeg ik, maar zij noemen zich de gelovigen van het ware geloof. Zie toch de goeden en rechtvaardigen! Wie haten zij het meest? Hem die hun waarde-tafelen breekt, de breker, de wetten-breker: maar dat is de scheppende. Zie toch de gelovigen van alle geloven! Wie haten zij het meest? Hem die hun waarde-tafelen breekt, de breker, de wetten-breker: maar dat is de scheppende. Metgezellen zoekt de scheppende en geen lijken, en ook geen kuddes en gelovigen. Medescheppenden zoekt de scheppende, mensen die nieuwe waarden op nieuwe tafelen schrijven. 24

Metgezellen zoekt de scheppende, en mede-oogstenden: want alles is bij hem rijp voor de oogst. Hem ontbreken echter de honderd sikkels: daarom rukt hij aren uit en is hij verbolgen. Metgezellen zoekt de scheppende, en wel metgezellen die hun sikkels weten te wetten. Vernietigers zullen zij genoemd worden en verachters van goed en kwaad. Maar het zijn de oogstenden en de feestenden. Mede-scheppenden zoekt Zarathoestra. Mede-oogstenden en mede-feestenden zoekt Zarathoestra: wat heeft hij met kuddes en herders en lijken te maken! En u, mijn eerste metgezel, vaarwel! Ik heb u goed begraven in uw holle boom, ik heb u goed geborgen voor de wolven. Maar nu ga ik van u scheiden, de tijd is om. Tussen morgenrood en morgenrood is er een nieuwe waarheid tot mij gekomen. Ik moet geen herder zijn, geen doodgraver. Nooit meer zal ik met het volk praten. Voor het laatst heb ik tot een dode gesproken. Bij de scheppenden, de oogstenden, de feestenden wil ik mij aansluiten: aan hen wil ik de regenboog laten zien en alle trappen van de Übermensch. Voor de kluizenaars zal ik mijn lied zingen, voor de eenzamen en de tweezamen; en wie nog oren heeft om iets ongehoords te horen, diens hart zal ik zwaar maken met mijn geluk. Naar mijn doel wil ik, ik ga mijn gang; over de aarzelenden en tragen zal ik heen springen. Laat zo mijn gang hun ondergang zijn! 10 Zo had Zarathoestra tot zijn hart gesproken terwijl de zon op haar hoogtepunt stond; toen keek hij vragend omhoog want boven zich hoorde hij de schelle kreet van een vogel. En zie! Een adelaar vloog in wijde kringen door de lucht, en aan hem hing een slang, niet als een prooi, maar als een vriendin: want ze lag om zijn nek gekronkeld. 25

Het zijn mijn dieren! zei Zarathoestra innig verheugd. Het meest trotse dier onder de zon en het meest wijze dier onder de zon ze maken een verkenningsvlucht. Ze willen erachter komen of Zarathoestra nog leeft. Voorwaar, leef ik nog? Onder mensen vond ik het gevaarlijker dan onder dieren, gevaarlijke wegen gaat Zarathoestra. Mogen mijn dieren mij leiden! Toen Zarathoestra dit had gezegd, herinnerde hij zich de woorden van de heilige in het bos, hij zuchtte en sprak tot zijn hart: Was ik maar wijzer! Was ik maar door en door wijs zoals mijn slang! Maar daarmee vraag ik iets onmogelijks: daarom vraag ik mijn trots om altijd met mijn wijsheid mee te gaan! En als mijn wijsheid mij ooit verlaat: ach, ze houdt ervan om weg te vliegen! moge mijn trots dan met mijn dwaasheid meevliegen! Zo begon Zarathoestra s ondergang. 26