MASTERPROEF OPLEIDING ARCHEOLOGIE



Vergelijkbare documenten
ADDENDUM 10. Werkput 5

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken.

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Aardewerk te Evergem (Ralingen/Schoonstraat), Oost-Vlaanderen: analyse van volmiddeleeuws aardewerk uit elf waterputten en een dubbele gracht

Beschrijving schaal van Oegstgeest. Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen.

Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op het Hof van Praet te Oedelem

Kale - Leie Archeologische Dienst. J a a r v e r s l a g K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t

Sum of Us 2014: Topologische oppervlakken

7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN

Master Archeologie. Olivier Van Remoorter. Promotor: dr. W. De Clercq

HOE IK EEN BALG MAAK

Asse-Kalkoven, 2014/080 en 2014/346 Rapporten Agilas vzw 2014/2

4orange Connect. 4orange, Hogehilweg CD Amsterdam Zuidoost

Archeologieatelier - vondstenmateriaal onder de loep

Archeologisch vooronderzoek van de loten 15 t.e.m. 22 in het kader van de verkaveling De Waterhoeve aan de Schoolstraat te Brecht

WWW. Damme (Sijsele) Antwerpse Heirweg 38. Frederik Roelens. Stefan Decraemer

Takenblad Plusklas Ontdekken Periode 2 : Herfstvakantie tot kerstvakantie. Opdracht: Spoorzoekers Van wie is die vingerafdruk?

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK GEMEENTE URK WIJK 4-46

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

Archeologisch vooronderzoek met explosieve resultaten langs de Koedreef te Wetteren (O.-Vl.) maart Ruben Pede & Mieke Van de Vijver

Uitpakken 3: Een merovingische pottenbakkersoven uit Kessel-Hout

Kale - Leie Archeologische Dienst. J a a r v e r s l a g K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: Klas: 2B2

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich

Een grape van Hafnerwaar. Hafner werd grotendeels geproduceerd in Keulen.

CLEMENT CATELINE, PEDE RUBEN, CHERRETTÉ BART. Het Domein Mesen: een historische kern te Lede (O.-Vl.)

Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012

Om paint te openen volgen we dezelfde weg als bij de rekenmachine:

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat

Populaties beschrijven met kansmodellen

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Hoofdstuk 26: Modelleren in Excel

INTERPRETATIE VAN DE CRITERIA UIT HOOFDSTUK 5.2 VAN DE CODE VAN GOEDE PRATIJK

2 Archeologisch vooronderzoek Sint-Denijs-Westrem - Flanders Expo Zone 3

Rapportage vondstmelding. Leopold-III laan Ieper (West-Vlaanderen) 01/03/ /03/2011

Hogeweg 135. Archeologisch onderzoek in Gent 2012, (Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, reeks 2 nr. 6), Gent, 2012, p

Ontwerp Portfoliowebsite MMIO 2016

ART/MEDIA & ME AUTOBIOTIC SELFIE DOCUMENT

Intern OE-rapport. Ename Lijnwaadmarkt 48 Beknopt prospectieverslag.

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat

Het archeologisch vooronderzoek (fase 1) van de gracht van het Hof van Hoen te Rummen (gem. Geetbets)

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER

POP Eerste gekozen competentie: De markt analyseren en interpreteren Wat is mijn huidige niveau op deze competentie? Waarom?

Op het spoor van Spillegem? Een nederzetting uit de volle middeleeuwen te Ronse De Stadstuin (O.-Vl.)

Archeo-rapport 44 De archeologische begeleiding aan het kruispunt N78 en Hoogbaan te Dilsen-Stokkem

Archeo-rapport 44 De archeologische begeleiding aan het kruispunt N78 en Hoogbaan te Dilsen-Stokkem

Look! Inspire : De schaduw kant van verslavende middelen Daan Hermans G&I 1B

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen

Klas:!ca 1CE C1A C1A C1A C1A C1a C1A C1A C1A c1a C1A C1A C1A C1A C1A C1A C1A C1B c1b C1B C1B c1b c1b C1E C1E

Rapportage vondstmelding Sint-Dionysiuskerk Geluwe, gemeente Wervik (West-Vlaanderen) Maart 2010

ARCHEOLOGISCHE WERFBEGELEIDING BIJ DE REALISATIE VAN EEN VERKAVELING

HET MOTTE MYSTERIE LESMAP LOCATIE CONTACT. Bezoek aan de archeologische site Hoge Wal in Ertvelde. Voor leerlingen van het 5de en 6de leerjaar.

Verslag proefsleuvenonderzoek Eindhout - Gemeenteheidestraat (gem. Laakdal; prov. Antwerpen) (vergunning 2007 / 94)

personageontwerpen. Met slechts een paar eenvoudige vormen, een mix van

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Modelleren C Appels. Christian Vleugels Sander Verkerk Richard Both. 2 april Inleiding 2. 3 Data 3. 4 Aanpak 3

Archeo-rapport 40 Het archeologische vooronderzoek op Klein Einderveld te Eksel

Het bouwen van je eigen Rotsachterwand en zijwanden. Door: Niels de Smit

Inventarisatie enquête over het gebruik van videofragmenten bij het onderwijs van Inleiding Staats- en Bestuursrecht

BETON DE LA LOMME TECHNISCHE INFORMATIE BEKISTINGSBLOKKEN STEPOC

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Het in Halder gefabriceerde aardewerk

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin

Inhoudsopgave. Inleiding 3. Mijn artfiact 3. Proces 4. Mijn beoordelingsblad en presentatie 5. Autotic Selfie eindproduct (ware grootte) 6

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Amsterdam lapt regels preventief fouilleren aan haar laars. 26 maart 2013, Peter van de Wijngaart

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Inleiding. Esther Mulder Petra Bergsma Schiphol, 26 juni 2014

Handleiding enquetemaken.be

Aanpak van een cursus

Aardewerken pot Vraag: hoe weet de onderzoeker hoe oud het voorwerp is?... Munten Vraag: hoe weet de onderzoeker hoe oud het voorwerp is?...

Projectieve Vlakken en Codes

De vastgoedactiviteit volgt de evolutie van het aantal vastgoed-gerelateerde dossiers op die maandelijks binnekomen in de notariskantoren.

Maken van een helix voor n-spoor Bepalen van de maten voorbereiden en testen Zagen, in elkaar zetten EN sporen leggen...

Technische nota AbiFire Rapporten maken via ODBC

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

1 Inleiding Beelddiagram Wat is een beelddiagram Hoeveel heren en dames deden mee van Tata Steel en KLM?...

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Figuur 319: Fase 4 met aanwijzingen voor bewoning op de overgang naar de late middeleeuwen (midden 12 de -13 de eeuw)

t Overlaar in de buurtschap Zwiep

Folkert Buiter 2 oktober 2015

Meten van mediawijsheid. Bijlage 6. Interview. terug naar meten van mediawijsheid

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen

Rapportage proefsleuvenonderzoek Borsbeek - Eugeen Verelstlei

Lesbrief voor leerlingen: hoe ontwerp je een omslag voor een boek

Tit. Haagsteeg 6, 6708 PM Wageningen Tel.: (Publikatie uits]uitend met toestemming van de directeur RAPPORT NO Mw. H.

Trends analyseren en structureren

Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl)

User testing: Aan de hand van een expectation map heb ik 3 verschillende personen gevraagd om het prototype te testen.

Classification of triangles

Inhoudsopgave Voorwoord 5 Nieuwsbrief 5 Introductie Visual Steps 6 Wat heeft u nodig? 6 Voorkennis 7 Hoe werkt u met dit boek?

Deel 7: PowerPoint. Presentaties gemakkelijker maken

Transcriptie:

Lina Cornelis 00603099 MASTERPROEF OPLEIDING ARCHEOLOGIE Aardewerk te Evergem (Ralingen/Schoonstraat): Analyse van het Volmiddeleeuwse aardewerk uit waterputten 45, 189, 243, 428, 553, 641 en 656 DEEL I Promotors: Dr. W. De Clercq Drs. D. Herremans Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010

Aardewerk te Evergem (Ralingen/Schoonstraat): Analyse van het Volmiddeleeuwse aardewerk uit waterputten 45, 189, 243, 428, 553, 641 en 656 DEEL I

Inhoud Deel I Dankwoord 6 Voorwoord 7 Gebruik 7 Abstracts 8 1. Inleiding 10 1.1. Motivatie 10 1.2. Situering 10 1.3. Doelstelling 11 1.4. Methodologie 12 1.5. De gekozen waterputten 12 1.6. Beperkingen en probleemstelling 12 1.7. Stand van onderzoek in Vlaanderen 14 2. Methodologie 15 2.1. Inleiding 15 2.2. Opstellen van de database 15 2.3. Opstellen van de technische groepen 19 2.4. Kwantificatie 19 2.5. Opstellen van de randtypologie 20 2.6. Definiëren van het vormenscala 21 2.7. De voorkomende versieringswijzen 22 2.8. Het tekenen via illustrator 22 3. Bespreking van de site en de waterputten 23 3.1. Inleiding 23 3.2. 45 24 3.3. 189 24 3.4. 243 25 3.5. 428 26 3.6. 553 26 1

3.7. 641 27 3.8. 656 28 3.9. Bespreking van de tafonomie 28 3.9.1. Probleemstelling 3.9.2. Bespreking 4. Kwantificatie 33 4.1. Inleiding 33 4.2. Totaal aantal fragmenten 34 4.3. Aantal randfragmenten 34 4.4. M.A.E. 34 4.5. Gecombineerde tellingen 35 5. Bespreking van het aardewerk van lokale of regionale herkomst 36 5.1. Inleiding 36 5.2. Technische kenmerken 36 5.2.1. De technische groepen (T.G.) 5.2.2. Aardewerkgroepen 5.3. Morfotypologische kenmerken 46 5.3.1. Randtypologie 5.3.2. Bodemvormen 5.3.3. Overige vormelementen 5.4. Versieringsvormen en technieken 52 5.4.1. Radstempel 5.4.2. Vingerindrukken 5.4.3. Kleidecoratie 5.4.4. Draairibbels 5.4.5. Groeflijnen 5.4.6. Glazuur als decoratie 5.4.7. Gecombineerde technieken 2

5.5. Aardewerkvormen 55 5.5.1. Inleiding 5.5.2. Aardewerkvormen en aantallen 5.5.3. Functionele indeling 5.5.4. Bespreking van de aardewerkvormen 6. Bespreking van de aanwezige importgroepen 61 6.1. Inleiding 61 6.2.Technische kenmerken 61 6.3. Witbakkend aardewerk uit het Maasland 62 6.3.1. De technische groep (T.G.) 6.3.2. Bespreking 6.3.3. Morfotypologische kenmerken 6.3.4. Versieringsvormen en technieken 6.3.5. Aardewerkvormen 6.4. Roodbeschilderd aardewerk van Rijnlandse herkomst 64 6.4.1. De technische groep (T.G.) 6.4.2. Bespreking 6.4.3. Morfotypologische kenmerken 6.4.4. Versieringsvormen en technieken 6.5. Synthese 65 7. Synthese van het lokaal/regionaal aardewerk en het importaardewerk 66 7.1. Aardewerkgroepen en tellingen 66 7.2. Randtypologie en overige vormelementen 67 7.3. Versieringsvormen en technieken 68 7.4. Aardewerkvormen 68 8. Vergelijking met de omliggende sites 71 8.1. Inleiding 71 8.2. Problematiek en beperkingen 71 8.3. Lokalisatie van de sites 72 3

8.4. Vergelijking op basis van technische gegevens 74 8.4.1. Inleiding 8.4.2. Oedelem 8.4.3. Kemzeke-Verkeerswisselaar 8.5. Vergelijking op basis van vormgeving, vormenscala en kwantificatie 76 8.5.1. Inleiding 8.5.2. Evergem 8.5.3. Zomergem 8.5.4. Oostkamp 8.5.5. Dudzele (Brugge) 8.5.6. Sijsele (Damme) 8.5.7. Knesselare-Kluize 8.5.8. Hansbeke (gem. Nevele) 8.5.9. Merendree (gem. Nevele) 9. Interpretatie 89 9.1. Lokale aardewerkproductie 89 9.2. Aardewerk en sociale status 90 9.3. Economische context 91 10. Conclusie 93 10.1. Inleiding 93 10.2. Resultaten 95 11. Bibliografie 101 Bijlage i 4

Inhoud Deel II 1. Voorwoord en gebruik 2 2. Illustraties 4 2.1. Lijst van de illustraties en herkomst 4 2.2. Illustraties van de site en de waterputten (Evergem-Ralingen/Schoonstraat) 8 (Ill. 1-25) 2.3. Illustraties van andere sites: Vergelijkingsmateriaal 17 (Ill. 26-38) 3. Fiche van de technische groepen 25 3.1. Beschrijvingen van de technische groepen 25 3.2. Foto s van de technische groepen 32 4. Tabellen en grafieken 35 4.1. CD-ROM 35 4.2. Algemene kwantificatie 35 4.3. Lokaal/regionaal aardewerk 40 4.4. Importaardewerk 49 4.5. Synthese van het lokaal/regionaal aardewerk en het importaardewerk 51 4.6. Vergelijking met omliggende sites 57 4.7. Bijlage 58 5. Foto s van het aardewerk 64 5.1. Lijst van foto s 64 5.2. Foto s van het aardewerk 65 6. Tekeningen van het aardewerk: schaal 1/3 68 6.1. Lijst van getekende scherven 68 6.2. 45 69 6.3. 189 69-70 6.4. 243 70 6.5. 428 70 6.6. 553 71 6.7. 656 71 7. Tekeningen van het aardewerk: schaal 1/1 72 5

Dankwoord Hierbij wil ik mijn dank betuigen aan enkele mensen die mij hebben bijgestaan in de verwerking van deze masterproef. Koen De Groote wens ik te bedanken, aangezien zijn studie van het Middeleeuws aardewerk in Vlaanderen een grote ondersteuning is geweest wat betreft de opbouw en uitwerking van deze masterproef. Bovendien heeft hij ervoor gezorgd dat enkele onduidelijkheden opgeklaard zijn geraakt die van groot belang waren voor een goede start van de analyse en verwerking van het materiaal. Ook mijn promotors, Dr. Wim De Clercq en Drs. Davy Herremans, wens ik te bedanken voor ondersteuning gedurende het gehele traject. De hele Kale-Leie Archeologische dienst wil ik bedanken voor het ter beschikking stellen van het materiaal van de site Evergem-Ralingen/Schoonstraat en het bijhorend Rapport. Speciale dank binnen de KLAD wil ik nog betuigen aan David Vanhee voor het doorsturen van allerhande rapporten en verslagen die de vergelijking met andere sites sterk hebben vooruitgeholpen. Ook aan Mieke Van de Vijver voor het doorsturen van de tekeningen van coupes en grondplannen en voor de tijd die ze hierin heeft gestoken. Een laatste dankwoord wil ik ook richten naar Olivier Van Remoorter voor het delen van zijn conclusies. Op deze manier konden we een geheel samenstellen van onze beide papers, wat betreft de belangrijkste berekeningen. 6

Voorwoord Gebruik Deze masterproef bestaat uit twee delen, m.n. Deel I en Deel II. Deel I bevat de eigenlijke tekst van deze masterproef. Het is dus de uitwerking van het geheel aan informatie die je hier kan terugvinden. Deel II bevat dan de bijhorende illustraties, tabellen en grafieken, foto s en tekeningen. Het is dan ook zo dat Deel I uitgewerkt is geworden op basis van wat je in Deel II kan terugvinden aan gegevens en bewerkingen. De lezer dient dus Deel I te lezen in samenhang met de bijhorende informatie in Deel II. De beide delen zijn noodzakelijk voor een volledig overzicht en begrip van de materie die hier zal behandeld worden. In de Bijlage bij Deel I vindt u een samenvatting terug van de belangrijkste onderdelen uit de masterproef van Olivier Van Remoorter en die van mezelf. Dit omdat beiden elkaar uiteindelijk aanvullen als we een volledig overzicht willen teweegbrengen voor de site Evergem-Ralingen/Schoonstraat. Bij Deel II is er ook een CD-ROM aanwezig. Hier staan 5 bestanden op. Deze bevatten de tabellen die veel te groot blijken en dus niet op een goede manier afgedrukt kunnen worden. Om geen verlies van gegevens te bekomen, worden deze dus via deze CD-ROM meegegeven. Hieronder vind u ook een lijst van de tabellen en grafieken (Bestand 5). Deze lijst kan men gebruiken indien men wenst om een bepaalde grafiek terug te vinden. Door deze lijst apart toe te voegen kan men tegelijk de grafieken tot zich nemen en de lijst bekijken in plaats van steeds doorheen het hele boek te moeten bladeren. De grafieken en tabellen nemen namelijk een aanzienlijk deel in van Deel II. 7

Abstracts References: pottery analysis, medieval, 12 th century, Evergem, KLAD This paper presents a detailed analysis of the medieval 12th century pottery from the archaeological site Evergem-Ralingen/Schoonstraat, excavated by the Kale-Leie Archeologische Dienst. This analysis is based on the dataset I made of 1442 sherds from the following context-numbers: 45, 189, 243, 428, 553 (consisting of trace-numbers 553, 554, 555, 343 and 366), 641 and 656. A methodology was constructed to guide the analysis in the right direction and to make sure every step in the process had been made. This way I have made a detailed recording of every sherd in the dataset, which made it possible for me to establish typological characteristics and therefore define different form types. I ve also been able to identify groups with specific technical features in a fabric classification and divide the different ceramic groups, present in the dataset. Because of these recordings, groups and classifications it was possible to reconstruct a quantification in many different ways. All of these brought different results. There seem to be five ceramic groups, 13 fabric groups and four different form types identifiable within the dataset. These have all been analysed in this paper. I have tried to make a comparison between the excavation site at Evergem- Ralingen/Schoonstraat and other excavation sites in the area. This however seemed problematic at several levels, mostly because of a shortage in necessary data. However, there seems to be a trend noticeable, as one specific form type is found in great quantities everywhere, grey wares seem to always be the most important ceramic group and the way of forming recipients seems to be mostly done in the same manner within the area. Also note that I had to restrict this part to sites with materials from the same period in time and located in the near surroundings and/or in a specific geographical and geological region. A social interpretation could not be made, knowing that it takes a study of all materials (i.e. earthenware, metal, glass, ) available on the site to determine the social status of the inhabitants. 8

Mots clefs: analyse céramique, Moyen Ages, 12 e siècle, Evergem, KLAD Cet essai tente de vous munir une analyse qui entre dans les details de la céramique du 12 e siècle du site archéologique Evergem-Ralingen/Schoonstaat, examiné par le Kale-Leie Archeologische Dienst. Cette analyse est basée sur une banque de données que j ai construite de 1442 pieces de poterie des numeros de contextes suivants : 45, 189, 243, 428, 553 (existant des traces numeros 553, 554, 555, 343 et 366), 641 et 656. Une methodologie a eté construite pour guider le procédé de l analyse et pour permettre de ne pas oublier des éléments importants. De cette manière il était possible de faire une notation précise de toutes les pièces de céramique. A l aide de ces notations j ai pu établir des charactéristiques typologiques et de ce fait établir des formes de céramique. En outre, j ai identifié des groupes sur base des caractéristiques de l argile et pu les diviser en groupes de céramique. Cette méthode m a permise de faire des quantifications de plusieurs façons. Tous ces procédés procurent des différents résultats. Il y a cinq groupes céramiques, 13 différents groupes des caractéristiques de l argile et quatre différents formes de céramique. Tous ces groupes ont eté analysés dans cet essai. J ai tentée de faire une comparaison du site Evergem- Ralingen/Schoonstraat et des autres sites archéologiques des environs ou dans la même région geographique ou geologique. Ca a produit quelques problèmes a differents niveaux, surtout parce qu il me manque les informations nécessaires. Il paraît qu une forme spécifique de la céramique est présente sur tous les sites, la ceramique grise est souvent le groupe le plus important et la fabrication des formes paraît être faite d une manière typique. Une reconstruction sociale était impossible à faire, parce que pour cela il est nécessaire d analyser tous les matériaux (céramiques, métaux, verre,...) du site. 9

1. Inleiding 1.1. Motivatie Ik heb gekozen voor een studie van aardewerk als onderwerp voor deze masterproef aangezien een doorgedreven materiaalstudie mij interessant leek op verschillende vlakken. Allereerst is het namelijk zo dat we via de materiaalstudie-cursussen uiteindelijk slechts een basisverwerking kunnen uitvoeren, daarnaast worden aardewerkstudies niet zo vaak uitgevoerd, terwijl ze wel veel informatie kunnen verschaffen van de onderzochte sites en tenslotte wilde ik wat meer met het materiaal zelf bezig kunnen zijn om zo alvast meer kennis op te doen omtrent Middeleeuws aardewerk. De studie van aardewerk is op zich al zeker iets volledig anders dan een literatuurstudie rond een zeker onderwerp. Het is dan ook al een ervaring op zich om het vondstenmateriaal te kunnen behandelen, bekijken, bestuderen en analyseren in detail buiten de omgeving van de opgraving zelf. 1.2. Situering Het aardewerk dat ik behandel is afkomstig van de opgraving uitgevoerd door de Kale-Leie Archeologische Dienst te Evergem Ralingen/Schoonstraat (Ill. 1). Het onderzoek werd uitgevoerd door vier archeologen: Mieke Van de Vijver, Evelyn Schynkel, Kristof Keppens en Sarah Dalle. Het terreinwerk vond plaats van 23 februari 2009 tot en met 26 juni 2009. De totale oppervlakte van het terrein betrof 2,5ha, waarvan 1,5ha werd opgegraven (Ill. 2). Het terrein staat gemarkeerd als een matige droge zandbodem met een verbrokkelde ijzer en/of humus B horizont en in het westen als droge zandbodem met een dikke antropogene humus A horizont. De site bevindt zich op een zandige, oost-west gerichte rug langs de vallei van de Oude Kale (Van de Vijver et al. 2009 p.11). Het aardewerk uit de waterputten werd reeds gedateerd door Koen De Groote in de 12 e eeuw. Hierbij bevinden we ons in de volle Middeleeuwen. Het overgrote aandeel van het materiaal zal dus van aardewerksoort onder het grijze aardewerk te sorteren zijn. Hiernaast zal er zich dus nog rood aardewerk en mogelijk een klein aandeel importaardewerk onder het te verwerken materiaal bevinden. 10

Een bespreking van de waterputten die zich onder mijn materiaal bevonden komt later aan bod in hoofdstukken 1.5. De gekozen waterputten en 3. Bespreking van de site en de waterputten. 1.3. Doelstelling Met deze masterproef zal ik trachten enkele stappen binnen de mate van het mogelijke te voltooien. Allereerst zal er een database in Excel opgesteld worden die een overzicht zal geven van het materiaal en zijn eigenschappen. Een database in Access zou waarschijnlijk te veel tijd in beslag hebben genomen en kon niet voorzien in alle functies die nodig waren om de berekeningen te maken die achteraf nodig zouden zijn. Het is dan ook zeer zeker niet de bedoeling om dubbel werk te creëren. Er zal een beschrijving toegevoegd worden van elke scherf die microscopisch bekeken wordt. Deze database zal het mogelijk maken om een verdeling te maken van het aardewerk op basis van verschillende criteria om duidelijkheid te verschaffen op verschillende niveaus. Het zal dan ook mogelijk zijn om een technische analyse uit te voeren en dus een verdeling van technische groepen te bewerkstelligen. Een kwantificatie zal opgesteld worden op basis van het aantal scherven, op basis van het M.A.E. en op basis van een combinatie van verschillende factoren. Daarnaast is het ook de bedoeling dat een overzicht gemaakt zal worden van de aardewerksoorten, de technische groepen, de vormsoorten en dergelijke meer, aangezien deze de vraagstelling en oplossing zal ondersteunen en visualiseren. Deze zullen uitgewerkt worden in tabellen en grafieken voor zover deze de berekeningen en gedachtengang ondersteunen, helpen bij de visualisatie en het begripsgemak kunnen vergroten. Hiernaast zal ook een verdeling gemaakt worden tussen het lokaal/regionaal aardewerk en het importaardewerk om erachter te komen in welke mate men importaardewerk gebruikte en welke functie het dan mogelijk had. Het representatieve materiaal zal dan ook getekend worden en dan onder andere gebruikt worden om een vormentypologie op te stellen. Al deze verdelingen zullen, naar best gebruik, gebeuren op basis van schervenaantallen, het M.A.E., percentages en kunnen indien nodig ook nog eens verdeeld worden in aardewerksoorten of groepen. 11

1.4. Methodologie Er zal een methodologie worden toegepast, die min of meer gelijk loopt met deze die Koen De Groote heeft toegepast bij zijn studie van het Middeleeuwse aardewerk in Vlaanderen. De verschillende onderdelen van verwerking zullen zo ook voorkomen in mijn masterproef in die mate dat ze toepasbaar zijn op het te verwerken materiaal. Op deze manier hoop ik zo volledig mogelijk te zijn in mijn verwerking van het materiaal. Dit lijkt mij de beste manier om alle stappen te voltooien en het maximum aan informatie uit mijn contexten te halen. De verschillende stappen zullen niet perfect in volgorde uitgevoerd zijn zoals het planmatig opgesteld zal staan in het hoofdstuk 2. Methodologie, maar het lijkt mij meer van belang om een duidelijke rangschikking te maken van de stappen van het proces. Er was namelijk soms sprake van een wirwar van zaken die door elkaar dienden te gebeuren omwille van optimale tijdsverdeling, beschikbaarheid op dat moment van apparatuur of een persoon die hulp kon bieden of duidelijkheid kon verschaffen en dergelijke meer. Het is dan ook vaak zo dat men soms zaken uit latere stadia nodig heeft om iets op te lossen of te vervolledigen dat aanvang nam in een vroeger stadium. 1.5. De gekozen waterputten Op basis van het schervenaantal werd een verdeling gemaakt onder Olivier Van Remoorter en mezelf van de waterputten en een gracht. Ikzelf zal waterputten nummers 45, 189, 243, 428, 553 (bestaande uit nummers 553, 554, 555, 343 en 366), 641 en 656 behandelen en Olivier van Remoorter waterputten nummers 165, 241, 492, 645 en gracht 657 en 657bis. Maar hierover volgt later nog meer, ook in het hoofdstuk 2. Methodologie en het hoofdstuk 3. Bespreking van de site en de waterputten. 1.6. Beperkingen en probleemstelling Allereerst dien ik hierbij te vermelden dat het van groot belang is dat de lezer van deze masterproef beseft dat ikzelf voor deze studie diende te vertrekken van slechts een heel beperkte basiskennis omtrent het Middeleeuwse aardewerk. Het is namelijk zo dat ik wat voorkennis betreft enkel kon rekenen op het vak Materiaalstudie van de Middeleeuwen en dat dit een studie betrof van materiaal van de site te Clairefontaine dat te dateren valt in de 12

late Middeleeuwen - Postmiddeleeuwse periode. Het materiaal dat ik hier zal behandelen is dus niet echt hiermee vergelijkbaar. Wat betreft mijn ervaring qua Middeleeuws aardewerk via terreinstage, moet ik dan ook vermelden dat ik nog niet veel 12 e eeuws materiaal heb aangetroffen of behandeld. Wel had ik al enige voorkennis over wat er allemaal kan bepaald worden door tellingen en studie van aardewerk door het voorgenoemde vak Materiaalstudie van de Middeleeuwen en kon ik reeds goed overweg met Excel, om deze tellingen te bekomen en uit te werken op een zo overzichtelijk mogelijke manier. Men dient dus goed te begrijpen dat ik steeds mijn best heb gedaan om zo goed mogelijk alle probleemstellingen op te lossen en dat ik in zoverre mogelijk steeds heb geprobeerd om alles correct te beschrijven, benoemen en te analyseren. Indien er fouten voorkomen, dient dit bij aanvang toegeschreven te worden aan het gebrek aan basis- en voldoende gevorderde kennis van Middeleeuws aardewerk. Bij onzekerheid omtrent enkele zaken zag ik mij dan ook verplicht steeds raad te vragen aan Davy Herremans, Wim De Clercq en is het ook noodzakelijk gebleken dat Koen De Groote zelf langskwam om enkele zaken op te klaren. Al doende leert men en naarmate het proces vorderde en de scherven allemaal een paar keer bekeken waren, werd alles steeds sneller duidelijker worden en verwierf ik meer inzicht in de materie. Mits er rekening gehouden wordt met een zekere foutenmarge zal deze masterproef zeker zijn dienst bewijzen als aardewerkstudie voor de site Evergem Ralingen/Schoonstraat. Goede literatuur is dan ook beperkt in aantal gebleken. Als referentie was ik dus genoodzaakt voornamelijk gebruik te maken van het boek van Koen De Groote, aangezien opgravingsverslagen veelal te weinig informatie bevatten om bruikbaar te zijn als referentieof vergelijkingsmateriaal. Enkele studies en andere publicaties kunnen nog in beperkte mate informatie aanbrengen en worden in die mate gebruikt dat ze nuttige informatie kunnen aanleveren voor deze masterproef. Het beperkte aantal bronnen wordt dan ook hierdoor verklaard. 1.7. Stand van onderzoek in Vlaanderen Aangezien het voor deze masterproef van belang is ons te situeren in de 12 e eeuw beperk ik mij dan ook tot de stand van onderzoek in Vlaanderen rond materiaal van de volle Middeleeuwen. Er zijn talrijke aardewerkstudies die gemaakt worden in de context van het 13

opgravingsverslag. Al snel wordt echter duidelijk dat hierbij grote verschillen in kwaliteit en manieren van werken te onderscheiden zijn. Bij publicaties van contexten en specifieke sites ontbreken vaak volledige en duidelijke data en deze zijn noodzakelijk voor een vergelijkende studie en om eventueel te dienen als referentiemateriaal. Het onderzoek van de archeologische diensten in Gent, Brugge en Antwerpen gaat ook maar relatief weinig vooruit. Daarnaast zijn er nog de licentiaatsverhandelingen, maar, zoals logisch aan te nemen is, zijn deze ook weer verschillend in kwaliteit en uitwerking en worden ze bovendien slechts zelden gepubliceerd. Dit resulteert in een grote hoeveelheid verschillende papers die niet met elkaar vergeleken kunnen worden en amper beschikbaar zijn voor onderzoekers (Koen De Groote 2008 p.24-25). Het blijkt vaak dat er weet is van 12 e eeuws materiaal op de site en dat men het heeft opgegraven en bijgehouden. Vaak echter worden in het verslag geen tellingen gemaakt. Indien ze voorkomen is het sporadisch, onvolledig of enkel op basis van schervenaantallen. Vaak wordt er dan ook geen onderverdeling gemaakt in aardewerksoorten. Soms blijkt het niet duidelijk over welke aardewerksoort men het heeft en praat men slechts over reducerend of oxiderend gebakken aardewerk. Men vindt dan ook vaak geen onderscheid terug tussen lokaal/regionaal aardewerk of importaardewerk. Een M.A.E.-telling gebeurt zeer zelden. Bovendien zal men ook niet steeds het aardewerk tekenen en/of meegeven als illustratie in de publicatie. Men maakt wat aardewerkvormen betreft ook vaak enkel nota van de vormen die gemakkelijk te herkennen zijn (i.e. kogelvormige potten). Vaak weten we niet of er versierde fragmenten aangetroffen zijn of niet. Ook deze zaken dienen eigenlijk vermeld te worden, aangezien ze later iemand anders wel kunnen helpen bij een vergelijkende studie. Kortom, de informatie die wordt meegegeven, als ze dan al wordt meegegeven, is zeer vaak te beperkt, onvolledig en onbruikbaar voor hergebruik als referentiemateriaal of vergelijkingsmateriaal. 14

2. Methodologie 2.1. Inleiding Bij het ontvangen van de dozen met aardewerk zijn wij begonnen met een verdeling te maken onder Olivier Van Remoorter en mezelf. Zodoende verdeelden we het aardewerk op zulk een manier dat ieder ongeveer een gelijk aantal scherven te verwerken zou hebben. De verdeling verliep als volgt: Ikzelf zou waterputten nummers 45, 189, 243, 428, 553 (bestaande uit nummers 553, 554, 555, 343 en 366), 641 en 656 behandelen en Olivier van Remoorter zou waterputten nummers 165, 241, 492, 645 en grachten 657 en 657bis behandelen. Op deze manier hadden we volgens het opgravingsverslag elk ongeveer 1400 scherven te onderzoeken. 2.2. Opstellen van de database Na het sorteren van de zakken aardewerk en deze te hebben geleegd om alvast een eerste blik te werpen op de aardewerksoorten en het vormenscala kon er van start gegaan worden met het onderzoek van het aardewerk. Omdat het de eerste keer is dat ik in detail zou gaan kijken naar een hele hoop scherven heb ik besloten om te vertrekken van op het laagste niveau en koos ik er bijgevolg voor om zo goed als elke scherf te bekijken onder de microscoop. Scherven die in elkaar pasten of die overduidelijk van dezelfde soort en baksel waren werden samen beschreven. Wanneer het gaat om randen die bij elkaar geplaatst zijn, dan is het omdat ze in elkaar passen. Ditzelfde geldt ook voor bodems. Wanneer wandscherven bij elkaar werden geplaatst dan is het omdat ze ofwel passen, ofwel vermoedelijk van hetzelfde recipiënt afkomstig waren. De restgroep, zijnde heel erg kleine scherfjes en resten van bouwmateriaal (zoals bakstenen of tegulae), werden niet microscopisch bekeken of beschreven, maar kregen wel een nummer en een aantal per spoor en eventueel per context en/of laag. Het starten van op het allerlaagste niveau zorgde er dan ook voor dat ik zo objectief mogelijk achteraf tot gegevensverzameling kon overgaan. Ik kon hierdoor bovendien ook systematisch te werk gaan, zodat ik niets over het hoofd zou zien bij de beschrijving en verwerking. Hierbij dient men dan ook wel in het achterhoofd te houden dat de gedetailleerde gegevens bij verdere verwerking (door samenvoeging, groepenvorming, algemene beschrijving) deels verloren zouden gaan. Echter de precisiegegevens blijven steeds bewaard in de algemene 15

database en de database van de technische gegevens (terug te vinden in Bestand 1 en 2 op CD-ROM). Allereerst gaf ik de scherven (apart of tezamen indien ze bij elkaar hoorden) een nummer, daarna noteerde ik het nummer van de waterput, hierna het coupenummer en het laagnummer, indien aanwezig op de aardewerkzakken en het aantal scherven die bij het ID-nummer hoorden. Hierna noteerde ik de aardewerksoort, de herkomst en het fragment. De vormenbespreking en de techniek werden aangevuld, wanneer het proces dat hierbij behoorde voltooid was. Indien er glazuur op de scherf aanwezig was noteerde ik de glazuurplaats, de soort en de kleur. Daarnaast maakte ik nog notitie van eventuele gebruikssporen, versiering, radstempels (met de plaats, de vorm en de frequentie), vingerindrukken, rode verf en/of eventuele andere versieringsvormen of opmerkingen. Aan deze lijst voegde ik later toe of er een foto of tekening van werd gemaakt, door middel van een Ja notatie. Hierna noteerde ik ook onmiddellijk de aardewerkgroep en volgde een bespreking van enkele zaken die ik onder de microscoop bekeek en enkele zaken die ik erna constateerde. Deze waren de verschraling (aard, korrelgrootte, korrelkleur, verspreiding, dichtheid), de bakselkleur (buitenzijde, binnenzijde, kern), de zachtheid, de oppervlaktestructuur, de aflijning van de kern en eventuele opmerkingen (terug te vinden in Bestand 2 op CD-ROM). Voor de beschrijving van voorgaande zaken heb ik gebruik gemaakt van de maatstaven die Koen De Groote heeft gesteld in zijn studie van het Middeleeuwse aardewerk in Vlaanderen. Hieraan voegde ik enkele zaken toe, die voor mij nog van belang waren. Schematisch en met wat meer uitleg leverde dit dan de volgende categorieën op: - ID: nummer van de scherf of schervengroep - Contextnummer: nummer van de waterput - Coupe: naam van de coupe, indien aanwezig - Laag: laagnummer of nummer van het onderscheiden bandje, indien aanwezig - Aantal: aantal scherven per aangegeven ID-nummer - Aardewerksoort: benaming aardewerksoort - Herkomst: L(okaal), R(egionaal), I(mport) - Techniek: nummer van de technische groep - Aardewerkvorm 16

- Afmetingen: mm (diameter rand/hoogte/diameter bodem) - Fragment: R(and), H(als), S(chouder), W(and), B(odem), O(or), T(uit), G(ietsneb), V(oet), A(rcheologisch compleet) - R-type: randtype - B-type: bodemtype: L(ens), B(ol), (vl)a(k), S(tandring), F(eet), P(ootjes), V(oet) - O-type: oor- of steeltype: B(and), W(orst), S(teel), G(reep), K(nop) / H(ol), M(assiek), V(erticaal), H(orizontaal), D(iagonaal) - T-type: tuittype: I(ngestoken), O(pgeplaatst) / L(os), A(ansluitend), U(-vormig) - F-type: standvinnen: E(nkel) of M(eerledig) / L(osstaand) of A(ansluitend) / totaal aantal - Glazuurplaats: R, H, S, W + I(ntern) of E(xtern) - Glazuursoort: L(ood) / S(trooi) - Glazuurkleur - Gebruikssporen: B(eroet), K(ookrestant) - Versiering o Versiering: ja/nee (=blanco) o Radstempel: plaatsvermelding o Radstempelvorm: letter voor de vorm (d(riehoek), v(ierkant), c(irkel), w(afel), 1 e cijfer voor het aantal banden, 2 e cijfer voor het aantal rijen per band o Stempelfrequentie: aantal blokjes in een enkelvoudige radstempelband / 3cm o Vingerindrukken: plaats o Rode verf: verfstrepen plaats o Andere: andere versieringsmethode - Opmerkingen - Tekening - Foto Waarna ook nog de volgende categorieën net voor, tijdens en na het onderzoek met de microscoop genoteerd werden: - Aardewerksoort + handgevormd/gedraaid, reducerend/oxiderend - Verschraling: o Aard o Korrelgrootte: zeer fijn tot uiterst grof Zeer fijn: < 0,1 mm Fijn: 0,1 0,2 mm Matig fijn: > 0,2 0,5 mm Matig grof: > 0,5 1 mm 17

Grof: > 1 2 mm Uiterst grof: > 2 mm o Korrelkleur o Verspreiding: regelmatig of onregelmatig o Dichtheid: verspreid tot zeer dicht - Bakselkleur - Zachtheid: (bijna) hard of zacht - Oppervlaktestructuur: korrelig, glad of poreus - Kern: mate van aflijning Vervolgens heb ik ervoor gekozen om alle tuit-, oor-, bodem- en randfragmenten apart te bekijken om enkele meer specifieke zaken hiervan te noteren (terug te vinden in Bestand 3 op de CD-ROM), aangezien dit niet noodzakelijk blijkt voor de wandscherven. Bij de randscherven koos ik ervoor om hierbij de afmetingen (diameter, max. hoogte, max. breedte) te noteren en het fragment nader te duiden (is het enkel de rand of ook nog de hals en/of de schouder). Het randtype zou ik later toevoegen, na het tekenen en beschrijven. Voor de bodemfragmenten noteerde ik opnieuw de afmetingen (diameter, max. hoogte, max. breedte), het bodemtype en indien van toepassing het voettype. Voor de tuitfragmenten opnieuw de afmetingen (diameter, max. hoogte, max. breedte) en het tuittype. Voor de oorfragmenten noteerde ik nog het oortype. Aangezien we maar één microscoop tot onzer beschikking hadden dienden we te werken met een systeem van afwisseling, waarbij de ene dan met de microscoop kon werken, terwijl de andere zich dan indien nodig bezighield met het tekenen van de representatieve scherven (zijnde de randfragmenten, bodems, archeologisch complete exemplaren, versierde scherven, ). Op deze manier was al het aardewerk dat getekend diende te worden ook reeds getekend op het einde van het onderzoeksproces met de microscoop. De tekeningen zouden later helpen bij de vormendeterminatie en het opstellen van de randtypologie. De tekeningen werden in een later stadium dan via illustrator digitaal gemaakt om het gebruiksgemak te vergroten. Door deze in illustrator te verwerken konden ook specifieke aanduidingen gemaakt worden voor bepaalde versiering, afgebroken fragmenten e.d. 18