Auteur. Arbeidshof te Gent. www.juridat.be/arbeidshof/gent. Onderwerp



Vergelijkbare documenten
Arbeidshof te Gent Afdeling: Gent --- achtste kamer

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

Arbeidshof te Brussel

Instantie. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN 14 JULI 2009

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. Afdeling Antwerpen A.R. 2010/AA/15 OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ELF

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief.

Arbeidshof te Gent. 11 januari Afdeling Gent. tweede kamer. A.R. nr. : 2009/AG/78

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr le blad. OPENBARE TERECHTZITTING VAN EENENTWINTIG NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ZES.

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instantie. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 13 FEBRUARI In de zaak: Mevrouw D.M. Ann, wonende te [xxx],

Instantie. Onderwerp. Datum

TWEEDUIZEND EN TWAALF. bediendecontract. tegenspraak. definitief. In de zaak : BVBA B.,

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 24 JUNI DE KAMER Arbeidscontract Op tegenspraak conform art G.W. Definitief. G., wonende te xxx.

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Arbeidshof te Gent Afdeling Gent --- tweede kamer

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Instantie. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Anatocisme. Copyright and disclaimer

A.R. nr. 2011/AB/663. rep.nr. 2012/1332 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. OPENBARE TERECHTZITTING VAN 10 MEl 2012

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

chgf /[ ~30 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST * * A.R.Nr. 2010/AB/187 le blad. ]'0.11 } 2..83~ OPENBARE TERECHTZITTING VAN 31 OKTOBER 2011.

Afdeling 1. De bij de verkiezingen in 2012 verkozen effectieve en plaatsvervangende personeelsafgevaardigden

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr. 2011/AB/1037 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 NOVEMBER DE KAMER Bediendecontract Tegensprekelijk Definitief

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Antwerpen AFDELING HASSELT

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

ARBEIDSHOF 11 mei 2009 TE GENT

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. le blad. OPENBARE TERECHTZITTING VAN 4 JANUARI Arbeidsovereenkomst Tegensprekelijk Definitief /3,

Instantie. Onderwerp. Datum

Fke: 2009/AR/296I EINDAR~~ST. Rep. rif.: Zitting van: Nummer:

Instelling. Onderwerp. Datum

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. De sociale verzekering voor zelfstandigen, in geval van faillissement. Copyright and disclaimer

Hof van Cassatie van België

, weduwe van de heer. wonende te Zele, te Zele, wettelijke erfgenaam van de. heer, wonende te ZeleJ

Arbeidshof te Brussel

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Rep. nr... Eindarrest op tegenspraak. Tweede kamer. Arbeidsovereenkomst voor bedienden ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN. Afdeling Antwerpen ARREST A.R.

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. minfin.fgov.be. Onderwerp

Instantie. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Auteur. Arbeidshof te Brussel. Onderwerp

Instantie. Onderwerp. Datum

ARREST. 2.0 '1' / Lb L5. A.R.Nr. 2011/AB/I014 le blad. Bediendecontract Tegensprekelijk Definitief

Arbeidshof te Gent Afdeling Brugge --- vijfde kamer

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Transcriptie:

Auteur Arbeidshof te Gent www.juridat.be/arbeidshof/gent Onderwerp Ontslagregeling van de wet van 19/03/1991. Arbeidsovereenkomst. Beschermde werknemer. Personeelsvertegenwoordigers. Ontslag dringende reden. Procedure. Kennisgeving aan de organisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen Datum 10 augustus 2006 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M&D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. M&D Seminars - 2008 M&D CONSULT BVBA Eikelstraat 38-9840 DE PINTE Tel. 09/224.31.46 - Fax 09/225.32.17 info@mdseminars.be - www.mdseminars.be

ARBEIDSHOF TE GENT ----- Afdeling Brugge Vakantiekamer 10 augustus 2006 A.R. nr.: 06/175 Rep. nr.: BUITENGEWONE OPENBARE TERECHTZITTING VAN TIEN AUGUSTUS TWEEDUIZEND EN ZES. IN DE ZAAK VAN: H. H. R. M., vereniging zonder winstoogmerk, met zetel te, met K.B.O.-nummer, APPELLANTE, ter openbare terechtzitting vertegenwoordigd door meester W. D., advocaat te K., TEGEN : 1. D. J., wonende te, EERSTE GEINTIMEERDE, die in persoon verschijnt, 2. L. B. N. V. V. K. L. V., afgekort LBC-NVK L. V., met zetel te, TWEEDE GEINTIMEERDE 3. L. B. N. V. V. K. B., afgekort LBC-NVK B., met zetel te, met K.B.O.- nummer, DERDE GEINTIMEERDE, alle geïntimeerden ter openbare terechtzitting vertegenwoordigd door meester Y. W., in eigen naam en loco meester C. D. K., advocaat te R.. * * * Gelet op de stukken van het dossier, inzonderheid op het voor eensluidend verklaard afschrift van het op tegenspraak gewezen eindvonnis van de Arbeidsrechtbank te Kortrijk, afdeling Roeselare, zesde kamer, d.d. 12 juni 2006 (A.R. nr. 43.059), waarvan aan de partijen kennis werd gegeven bij gerechtsbrief van 13 juni 2006, op dezelfde datum ter post afgegeven. Gelet op het verzoekschrift tot hoger beroep, bij aangetekend schrijven van 23 juni 2006 verstuurd naar de griffie van het Arbeidshof te Gent, afdeling Brugge. 1. Nopens de feiten

A.R. nr. : 06/175 2 De eerste geïntimeerde wordt sinds 26 september 1983 door de appellante als arbeider tewerkgesteld. Bij de sociale verkiezingen van 2004 werd de eerste geïntimeerde door het ACV, representatieve organisatie van werknemers, voorgedragen als kandidaat-personeelsvertegenwoordiger in de Ondernemingsraad en in het Comité voor bescherming en preventie op het werk. Hij werd verkozen en is personeelsafgevaardigde in het Comité voor bescherming en preventie op het werk. 2. Nopens de procedure in eerste aanleg Bij aangetekend schrijven van 13 juni 2006 stuurde de appellante naar de griffie van de Arbeidsrechtbank te Kortrijk, afdeling Roeselare, een verzoekschrift overeenkomstig artikel 4 van de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden. Bij aangetekende brieven van dezelfde datum verrichtte zij de kennisgevingen waarvan sprake in artikel 4, 1 en 2 van dezelfde wet. De kennisgeving werd inzonderheid gedaan aan de tweede en de derde geïntimeerde. Bij beschikking van 22 maart 2006 van de Voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Kortrijk, afdeling Roeselare, genomen overeenkomstig artikel 5, 3, van de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden, werd inzonderheid voor recht gezegd dat er redenen voorhanden waren om de uitvoering van de arbeidsovereenkomst te schorsen tijdens de duur van de procedure tot erkenning van de dringende reden. Bij dagvaardingen, op 24 maart 2006 betekend door gerechtsdeurwaarder J. G. met standplaats te I. en plaatsvervangend gerechtsdeurwaarder M. B. loco gerechtsdeurwaarder E. S. met standplaats te A., werden de geïntimeerden met toepassing van de artikelen 6 en 7 van de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden door de appellante gedagvaard om te verschijnen voor de Voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Kortrijk, afdeling Roeselare. De appellante vroeg inzonderheid dat de in de dagvaarding beschreven feiten zouden erkend worden als dringende reden die elke professionele samenwerking tussen haarzelf en de eerste geïntimeerde definitief onmogelijk maakten. Zij vroeg de verwijzing van de geïntimeerden in de kosten van het geding. Bij beschikking van de Voorzitter van 3 april 2006 werd de zaak naar de zesde kamer van de rechtbank verwezen. Bij conclusie, op 21 april 2006 ter griffie van de arbeidsrechtbank neergelegd, vroegen de geïntimeerden dat de vordering ontoelaatbaar, onontvankelijk minstens ongegrond zou verklaard worden. Zij vroegen de verwijzing van de appellante in de kosten van het geding.

A.R. nr. : 06/175 3 Bij eindvonnis, op 12 juni 2006 op tegenspraak gewezen door de zesde kamer van de Arbeidsrechtbank te Kortrijk, afdeling Roeselare, werd de vordering onontvankelijk verklaard. De appellante werd in de kosten van het geding verwezen. De eerste rechter was inzonderheid van oordeel: - dat artikel 4, 1, van de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden de werkgever oplegde om zijn voornemen om de werknemer te ontslaan, inzonderheid kenbaar te maken aan de organisatie die hem (had) voorgedragen ; - dat artikel 31 van het K.B. van 25 mei 1999 betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk, herhaald in het K.B. van 15 mei 2003, bepaalde dat de kandidatenlijsten bij de werkgever moesten worden ingediend door de representatieve werknemersorganisaties, bedoeld in artikel 1, 6, a, va n deze besluiten; - dat in deze laatste bepaling de op nationaal vlak opgerichte interprofessionele representatieve werknemersorganisaties, vertegenwoordigd in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de NAR en die minstens 50.000 leden tellen, werden bedoeld; - dat het ACV hiertoe behoorde; - dat artikel 1, 6, b, van de voornoemde besluiten g ewag maakte van de professionele en interprofessionele organisaties die waren aangesloten bij de onder artikel 1, 6, a, bedoelde inter - professionele organisaties; - dat de LBC-NVK tot de organisaties behoorde in artikel 1, 6, b, doch niet tot deze in hetzelfde artikel 1, 6, a; - dat enkel het ACV kandidatenlijsten kon indienen; - dat er tussen het indienen van een kandidatenlijst en het voordragen van kandidaten geen verschil bestond; - dat de indiening van de kandidatenlijst gebeurde door het ACV, weze het door middel van een volmacht gegeven aan de heer B., die zulks deed in naam van en voor rekening van het ACV; - dat de eerste geïntimeerde lid was van het ACV; - dat de appellante de wettelijke voorschriften niet had nageleefd door haar kennisgeving niet aan het ACV doch aan de LBC-NVK te richten; - dat deze kennisgeving nietig was; - dat de vordering van de appellante onontvankelijk was;

A.R. nr. : 06/175 4 - dat overigens ook de voorschriften van artikel 7 van de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden niet werden nageleefd nu bij het dossier, geopend ingevolge de dagvaarding door de appellante, geen afschrift van de brief kon worden neergelegd, verstuurd naar de organisatie die de werknemer had voorgedragen. 3. Nopens de procedure in hoger beroep In haar akte van hoger beroep vraagt de appellante dat het hoger beroep ontvankelijk en gegrond zou verklaard worden, dat het bestreden vonnis zou hervormd worden, dat de oorspronkelijke vordering ontvankelijk en gegrond verklaard zou worden en dat het Arbeidshof de dringende reden tot ontslag zou erkennen zodat de arbeidsovereenkomst van de eerste geïntimeerde zonder opzeggingstermijn of opzeggingsvergoeding zou kunnen beëindigd worden. Bij conclusie, neergelegd op 7 juli 2006, vorderen de geïntimeerden dat het hoger beroep als ongegrond zou afgewezen worden. Zij vragen dat het bestreden vonnis zou bevestigd worden, subsidiair dat de oorspronkelijke vordering als ongegrond zou afgewezen worden. Zij vragen de verwijzing van de appellante in de kosten van de procedure in hoger beroep. De partijen worden in de uiteenzetting van hun middelen en conclusies gehoord op de openbare terechtzitting van 3 augustus 2006. De appellante verklaart geen gevolgen te willen trekken uit het feit dat de geïntimeerden hun stukken niet uiterlijk op 12 juli 2006 ter griffie hebben neergelegd. 4. Nopens de grieven van het hoger beroep De appellante acht zich gegriefd door het bestreden vonnis. Zij wijst er inzonderheid op: - dat de eerste rechter de vordering ten onrechte als onontvankelijk heeft afgewezen; - dat de LBC-NVK moet beschouwd worden als de organisatie die de eerste geïntimeerde als kandidaat-personeelsafgevaardigde heeft voorgedragen zodat de kennisgeving die de appellante overeenkomstig artikel 4, 1, van de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden heeft verricht, in overeenstemming is met de wet.

A.R. nr. : 06/175 5 5. Bespreking. 5.1. Nopens de ontvankelijkheid van het hoger beroep Het hoger beroep werd tijdig en regelmatig naar de vorm ingesteld. Het is ontvankelijk. 5.2. Nopens de gegrondheid van het hoger beroep 5.2.1. Artikel 4, 1, van de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden luidt als volgt: De werkgever die het voornemen heeft een personeelsafgevaardigde of een kandidaatpersoneelsafgevaardigde om een dringende reden te ontslaan, moet hem en de organisatie die hem heeft voorgedragen hierover inlichten bij een ter post aangetekende brief, die verstuurd wordt binnen drie werkdagen volgend op de dag gedurende welke hij kennis heeft gekregen van het feit dat het ontslag zou rechtvaardigen. Hij moet eveneens, binnen dezelfde termijn, bij verzoekschrift zijn zaak aanhangig maken bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank. Wat wordt verstaan onder de organisatie die (de werknemer) heeft voorgedragen, wordt niet in de voornoemde wet verduidelijkt doch moet afgeleid worden uit de wettelijke bepalingen die op de sociale verkiezingen betrekking hebben. Noch uit de voornoemde wettelijke bepaling zelf noch uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de voornoemde bewoordingen op een andere wijze moeten uitgelegd worden. Artikel 20ter, eerste lid, van de Bedrijfsorganisatiewet luidt als volgt: De afgevaardigden van het personeel worden verkozen op door de interprofessionele representatieve werknemersorganisaties in de zin van artikel 14, 1, tweede lid, 4, a), voorgedrage n kandidatenlijsten. Deze organisaties zijn gerechtigd om een volmacht te geven voor de neerlegging van de kandidatenlijsten. ( ). Artikel 58 van de Welzijnswet Werknemers luidt als volgt: De gewone en plaatsvervangende afgevaardigden worden ( ) verkozen op door de interprofessionele representatieve werknemersorganisaties in de zin van artikel 3, 2, 1, voorgedragen kandidatenlijsten ( ).Deze organisaties zijn gerechtigd om een volmacht te geven voor de neerlegging van deze kandidatenlijsten. ( ). Volgens artikel 14, 1, tweede lid, 4, a) van de Bedrijfsorganisatiewet zijn representatieve werknemersorganisaties, de op het nationaal vlak opgerichte interprofessionele werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de Centrale Raad van het Bedrijfsleven en in de Nationale Arbeids-

A.R. nr. : 06/175 6 raad en die ten minste 50.000 leden tellen. Artikel 3, 2, 1, van de Welzijnswet Werknemers heeft eenzelfde inhoud. Artikel 31, eerste lid, van het K.B. van 15 mei 2003 betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk bepaalt dat de representatieve werknemersorganisaties bedoeld in artikel 1, 6, a), of h un volmachthebbers bij de werkgever kandidatenlijsten indienen. Artikel 1, 6, a), omschrijft het beg rip representatieve werknemersorganisaties als de op het nationaal vlak opgerichte interprofessionele werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de Centrale Raad van het Bedrijfsleven en in de Nationale Arbeidsraad en die ten minste 50.000 leden tellen. 5.2.2. Uit deze bepalingen volgt dat enkel de op het nationaal vlak opgerichte interprofessionele werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de Centrale Raad van het Bedrijfsleven en in de Nationale Arbeidsraad en die ten minste 50.000 leden tellen, het recht hebben om kandidatenlijsten voor de sociale verkiezingen in te dienen en aldus kandidaten voor te dragen (tussen de beide termen is er geen enkel verschil) (Parl. St., Kamer, 1998-99, nr. 1858/3, 7; Cass., 24 september 2001, Soc. Kron., 2002, 608; Arbrb. Brussel, 12 mei 2000, Soc. Kron. 2001, 605; CEULEMANS, B., MOI- NEAUX, D., KURZ, F., PLASSCHAERT, E., en PELTZER, L., Chronique de jurisprudence: Elections sociales 2000, Soc. Kron., 2001, 509-510). Andere representatieve werknemersorganisaties, meer bepaald deze in de zin van artikel 14, 1, tweede lid, 4, b), van de Bedrijfsorgani satiewet of artikel 3, 2, 2, van de Welzijnswet Werknemers, zijnde de professionele en interprofessionele organisaties die aangesloten zijn bij of deel uitmaken van een onder artikel 14, 1, tweede lid, 4, a), van de Bedrijfsorganisatiewet of artikel 3, 2, 1, van de Welzijnswet Werknemers genoemde interpro fessionele organisatie (zie ook artikel 1, 6, b), van het K.B. van 15 mei 2003), zijn niet gerechtigd om kandidatenlijsten voor de sociale verkiezingen in te dienen en kandidaten voor te dragen. Zij kunnen in voorkomend geval enkel fungeren als gemandateerde van een organisatie die hiertoe wél gemachtigd is. De huidige betwisting heeft niets te maken met de hypothese waarin de vakbondsafvaardiging de taken van het Comité P.B.W. uitvoert (art. 52 Welzijnswet Werknemers) zodat de overwegingen van de appellante aangaande de hoedanigheid van de organisatie die in dit geval moet verwittigd worden, in casu niet relevant zijn. 5.2.3. Wanneer artikel 4, 1, van de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden de werkgever oplegt om de organisatie die de kandidatuur van de (werknemer) heeft voorgedragen, in

A.R. nr. : 06/175 7 te lichten, betekent dit dat hij de op het nationaal vlak opgerichte interprofessionele werknemersorganisatie, vertegenwoordigd in de Centrale Raad van het Bedrijfsleven en in de Nationale Arbeidsraad en die ten minste 50.000 leden telt, en die de kandidatuur van de eerste geïntimeerde in casu heeft voorgedragen, moet inlichten, in casu het Algemeen Christelijk Vakverbond, niet een professionele of interprofessionele organisatie die aangesloten is bij of deel uitmaakt van de eerstgenoemde organisatie, zoals de LBC-NVK (in dezelfde zin Arbh. Antwerpen, 17 juni 2003, Soc. Kron., 2003, 433 overigens zeer uitvoerig; Arbh. Brussel, 16 december 2004, J.T.T., 2005, 58; ELIAERTS, L., Beschermde werknemers. Ondernemingsraad en comité voor preventie en bescherming op het werk, Brussel, Larcier, 2002, nr. 597). Wanneer het ACV de LBC-NVK een volmacht zou gegeven hebben om een kandidatenlijst in te dienen, maakt dat van de gemandateerde zelf nog niet de organisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen. Uit de stukken 1 en 2 van de geïntimeerden blijkt overigens niet dat de heer B., aan wie door het ACV volmacht werd gegeven, de kandidatenlijst heeft ingediend in zijn hoedanigheid van secretaris van de LBC-NVK. Ware dat wél het geval geweest, dan zou de voordracht trouwens onregelmatig zijn geweest en had de appellante er geen rekening moeten mee houden, quod non. De eerste geïntimeerde zou dan zelfs niet van de bescherming van de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden hebben kunnen genieten (Arbh. Brussel, 16 december 2004, J.T.T., 2005, 58). De appellante heeft het Algemeen Christelijk Vakverbond niet ingelicht terwijl enkel deze organisatie de kandidatuur van de eerste geïntimeerde had voorgedragen. Zij heeft de overigens van openbare orde zijnde bepalingen van de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden niet gerespecteerd (vgl. Cass., 4 september 1995, J.T.T., 1995, 493, noot WANTIEZ, C.; Arbh. Antwerpen, 25 april 2001, Soc. Kron., 2002, 18; VAN REGENMORTEL, A., Sociale verkiezingen en ontslagbescherming. Aard van bepalingen: openbare orde of dwingend recht?, in GOEMANS, J., Het statuut van de beschermde werknemer. Een stand van zaken in het nieuwe millennium, Antwerpen, 2001, 7, nrs. 10-12). Dit openbare-orde karakter belet ook dat de rechter rekening zou houden met de bekentenis die de heer B. bij de verschijning voor de Voorzitter van de Arbeidsrechtbank op 13 maart 2006 zou hebben gedaan, nl. dat de kandidatuur van de eerste geïntimeerde door de LBC-NVK werd voorgedragen (wat, zoals werd geoordeeld, overigens onjuist is). Het blijkt ten andere niet dat de heer B. gemachtigd was welke bekentenis dan ook af te leggen in naam van de geïntimeerden. Een bekentenis kan ten slotte geen betrekking hebben op rechtsvragen (zie PETIT, J., Sociaal procesrecht, Brugge, 2001, nr. 448).

A.R. nr. : 06/175 8 Ofschoon dat eigenlijk niet van belang is, merkt het Arbeidshof op dat de eerste geïntimeerde duidelijk ook lid is van het ACV (stukken 8a en 8b van de geïntimeerden). De vordering van de appellante is onontvankelijk. Het hoger beroep is ongegrond. * * * HET ARBEIDSHOF, gelet op de bovenvermelde gronden Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken en inzonderheid op artikel 24; Recht doende op tegenspraak; Alle andere en strijdige conclusies verwerpende; Verklaart het hoger beroep ontvankelijk doch ongegrond; Bevestigt dienvolgens het bestreden eindvonnis van de Arbeidsrechtbank te Kortrijk, afdeling Roeselare, zesde kamer, d.d. 12 juni 2006 (A.R. nr. 43.059), in al zijn onderdelen. Verwijst de appellante overeenkomstig artikel 1017, eerste lid, Ger. W. in de kosten van de procedure in hoger beroep; Bepaalt de te vereffenen gerechtskosten in hoger beroep als volgt: - aan de zijde van de appellante: - vaste rechtsplegingsvergoeding: 145,78 euro - aan de zijde van de geïntimeerden: - vaste rechtsplegingsvergoeding: 145,78 euro. Aldus uitgesproken op donderdag tien augustus tweeduizend en zes in buitengewone openbare terechtzitting door de vakantiekamer van het Arbeidshof te Gent, zetelend te Brugge en waarin zitting hadden Jan Herman, raadsheer in het Arbeidshof, voorzitter, Romain Lefebvre, raadsheer in sociale zaken, benoemd als werkgever, Marc D Haene, raadsheer in sociale zaken, benoemd als werknemer-arbeider en Ronan Van Hecke, griffier. w.g. R. Van Hecke - M. D Haene - R. Lefebvre - J. Herman