SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 258 van PETER WOUTERS datum: 22 januari 2016 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Sport Vlaanderen - Sportkampen Op de website van Sport Vlaanderen lezen we het volgende: Sport Vlaanderen organiseert jaarlijks in 11 sportcentra meer dan 1000 sportkampen voor kinderen vanaf 8 jaar. De sportkampen hebben plaats tijdens elke schoolvakantieperiode in internaat (incl. overnachting en vier maaltijden per dag). Ze starten telkens op maandagmorgen en eindigen op vrijdagnamiddag. Voor heel wat sportkampen bestaat ook een externaat formule (incl. middagmaal en vieruurtje). Inschrijven kan via de website. De deelnameprijs omvat het volledige sportprogramma onder leiding van gekwalificeerde lesgevers, de verzekering, het verblijf in volpension voor de sportkampen in internaat, de middagmalen en de vieruurtjes voor de sportkampen in externaat. In de beleidsbrief Sport 2015-2016 staat: Omnisportkampen spelen een belangrijke rol om kinderen te laten kennismaken met een breed pallet aan sporten. Naast het bestaande brede sportaanbod wil Sport Vlaanderen voor deelnemers ouder dan 12 jaar meer inzetten op uni- of duosportkampen met een duidelijk opleidingstraject (vervolgkampen). ( ) De inclusie van sociale groepen in de sportkampen wordt ondertussen verder uitgewerkt. Niet alleen met de Diabetes Liga, maar ook met de Organisatie voor doven- en slechthorende kinderen wordt een samenwerking opgestart. Half januari kwamen de berichten dat Sport Vlaanderen voor de allereerste keer inschrijvingsdagen zou spreiden wegens grote interesse in bepaalde zomersportkampen. 1. Hoe evolueerde het aantal sportkampen van Sport Vlaanderen in de periode 2010-2015? Graag een evolutie van zowel het totaalaantal sportkampen als het aantal sporttakken dat aangeboden wordt. Graag ook een overzicht van de evolutie in het aantal omnisportkamen en uni- of duosportkampen in diezelfde periode. 2. Kan de minister een overzicht geven van het aantal deelnemers per jaar sinds 2010, opgedeeld per leeftijd? Hoeveel kinderen kwamen daarvan uit gezinnen van kansengroepen? 3. Is er de intentie om ook kampen voor kinderen jonger dan 8 jaar te organiseren? Waarom wel/niet? 4. De beleidsbrief Sport vermeldt het volgende: Naast het bestaande brede sportaanbod wil Sport Vlaanderen voor deelnemers ouder dan 12 jaar meer inzetten op uni- of duosportkampen met een duidelijk opleidingstraject.
Wat is de reden dat Sport Vlaanderen hierop meer wil inzetten? Op welke manier zal Sport Vlaanderen deze intentie omzetten in de praktijk? 5. Kan de minister een overzicht geven van de 5 populairste sporten en de 5 minst populaire sporten voor sportkampen? Welke conclusies trekt de minister hieruit? Wordt het aanbod hier regelmatig op aangepast? Botst Sport Vlaanderen op bepaalde factoren (begeleiders, infrastructuur, ) die de marge beperken om het aanbod van sportkampen uit te breiden? Graag enige toelichting ter zake. 6. Zijn er sportkampen die niet het vereiste aantal minimumdeelnemers halen om te kunnen doorgaan? Zo ja, welke? 7. Bestaan er reeds wachtlijsten voor de zomerkampen 2016? Zo ja, in welke sportkampen/sporttakken situeren de wachtlijsten zich? Kan de minister een overzicht geven van het aantal kinderen dat voorlopig op een wachtlijst staat voor de zomersportkampen per sport? 8. Merkt Sport Vlaanderen de laatste jaren dat er werkelijk sprake is van een versnelde toeloop naar de zomersportkampen en een grotere interesse in bepaalde zomersportkampen? Hoe kan dit verklaard worden? 9. Werden de aangekondigde samenwerkingen met de Diabetes Liga en de Organisatie voor doven- en slechthorende kinderen reeds effectief opgestart? Waaruit bestaan de samenwerkingen? Kan de minister meer toelichting geven bij de finaliteit van de samenwerkingen? Zijn er nog andere samenwerkingen met organisaties op til?
PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT ANTWOORD op vraag nr. 258 van 22 januari 2016 van PETER WOUTERS 1. Evolutie van het aantal sportkampen en aantal sporttakken in de periode 2010 2015. a. Aantal sportkampen Jaartal Totaal aantal sportkampen 2010 897 2011 856 2012 957 2013 1016 2014 1037 2015 1000 b. Aantal sporttakken Het aantal sporttakken is de laatste vijf jaar quasi stabiel gebleven en schommelt rond de 80 verschillende sporten en combinaties. Ook het aandeel van omnisportkampen ten opzichte van het totaal aantal georganiseerde kampen fluctueert weinig en situeert zich om en bij de 30 tot 35% voor de omnisportkampen en 65 tot 70% voor de uni- en duosportkampen. 2. Onderstaande tabel geeft de evolutie weer van het totaal aantal deelnemers en het aandeel deelnemers uit kansengroepen in de periode 2010-2015 Jaartal Totaal aantal deelnemers Deelnemers uit kansengroepen 2010 9037 193 2011 9074 201 2012 9475 251 2013 9492 222 2014 9859 347 2015 8547 271 Voor 2015 worden ongeveer 1.300 deelnemers minder genoteerd. Dit is voor het grootste deel het gevolg van het feit dat er in 2014 gedurende 9 weken sportkampen konden georganiseerd worden tijdens de grote vakantie en in 2015 slechts 8 weken. Het is pas sinds 2014, met de invoering van het online inschrijven, dat de leeftijd van de deelnemers wordt bijgehouden. Onderstaande tabel geeft het overzicht ingedeeld per leeftijd vanaf 2014. Leeftijd 2014 2015 8 10 279 9 308 473 10 591 958 11 1197 1352 12 1395 1291
13 1577 1311 14 1539 1187 15 1301 800 16 897 438 17 529 240 18 270 94 19 118 44 20 38 18 21 19 13 22 7 3 23 6 1 24 4 3 25 1 1 26 5 5 27 2 1 28 4 2 29-3 30-1 31 2-33 2-34 1-35 3 3 36 5 11 38 2 3 39 1 1 40 1-42 2 1 43 2-44 2-45 1 1 46 1-47 1-48 3 2 49 4-50 1-51 1 2 52 1-53 3 2 54 1-55 1 1 66-2 Totaal 9859 8547
Leeftijdsverhouding deelnemers Aantal deelnemers 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Deelnemers 2015 Deelnemers 2014 Leeftijd De verschuiving van de gemiddelde leeftijd van de deelnemers van 13-14 jaar naar 11-12 jaar is opvallend. Het toont enerzijds aan dat we de kinderen op steeds jongere leeftijd kunnen aantrekken voor onze sportkampen, anderzijds betekent dit dat we aandachtig moeten blijven om de iets oudere deelnemers te kunnen blijven motiveren en activeren voor onze sportkampen. In dat kader kan men ook de beslissing kaderen om het sportkampen aanbod voor jongeren vanaf 12 jaar te differentiëren in verschillende opleidingsniveaus. Door een duidelijk opleidingstraject en perspectief aan te bieden willen we hun blijven aanspreken met het juiste aanbod (zie vraag 4). 3. De interesse voor de sportkampen bij je jongste leeftijden is eerder beperkt (slechts 279 8-jarigen op 8.547 deelnemers). Voor kinderen jonger dan 8 jaar is er in de meeste gemeenten een sportaanbod in externaat wat beter aansluit bij de wensen en de beleving van deze jonge doelgroep. Daarom heeft Sport Vlaanderen niet de intentie om sportkampen te organiseren voor kinderen jonger dan 8 jaar. 4. Het ligt in de bedoeling om kinderen ouder dan 12 jaar een duidelijk opleidingstraject en perspectief aan te bieden in hun keuze van sportkampen. Kinderen met dezelfde vaardigheden en (interesses) samenbrengen om zo hun sportbeleving te verhogen. Het aanbieden van dit duidelijk traject zal ook hun motivatie om een sportkamp te volgen, versterken. Voor de jongere kinderen is het meer een laten proeven van verschillende sporten. Voor een aantal sporten (zeilen en paardrijden) bestaat de opbouw in niveaus al geruime tijd. Voor een aantal andere sporttakken is het de bedoeling om, daar waar reeds een brede basis van deelnemers aan initiatiekampen bestaat, een tweede (hoger) niveau in te bouwen. Dit vervolgtraject verder uitwerken, zal samen met de betrokken federatie gebeuren. 5. De vijf populairste sporten zijn paard- en ponyrijden (2.390), zeilen (1.829), avonturensport (638), windsurfen (380) en racketlon (= tennis, badminton, Tafeltennis en Squash) (318). De minst populaire sporttakken zijn kajak en mountainbike (5), reddend zwemmen (5), waterski voor gevorderden (6), ijsschaatsen (6). Het aanbod aan sportkampen wordt elk jaar geëvalueerd en bijgesteld. Kampen met weinig deelnemers worden niet meteen afgevoerd, pas na grondige analyse van de mogelijke redenen en omstandigheden kan beslist worden om dit kamp niet meer te organiseren in de toekomst. Bepaalde factoren werken inderdaad beperkend op de organisatie van sportkampen.
Die kunnen van infrastructurele aard zijn bv. de grootte van de waterplas voor sportkampen zeilen of van materiële aard bv. het aantal paarden dat ter beschikking is. Ook het aantal beschikbare lesgevers kan beperkend werken bv. veldrijden. 6. Er zijn jaarlijks een (beperkt) aantal sportkampen die het vereiste vooraf bepaalde minimum aantal deelnemers niet halen. (24 kampen in 2015) Zoals eerder gesteld wordt pas na grondige analyse van de mogelijke redenen, beslist of een sportkamp niet meer zal aangeboden worden. 7. Voor de zomerkampen 2016 zijn er inderdaad reeds wachtlijsten voor de traditioneel populaire sportkampen. Zeilen met 420 STS brevet 56 personen Zeilen met RS Vision evolutie 1 10 personen Veldrijden 6 personen Voor de overige sportkampen staan er (momenteel) maximaal 2 personen op de wachtlijst. 8. Het absoluut aantal deelnemers aan de sportkampen bij Bloso/Sport Vlaanderen, blijft de laatste jaren vrij stabiel. De laatste twee jaren merken we dat door de mogelijkheid om online in te schrijven maar ook door een verhoogde media aandacht, waarbij dikwijls berichten worden verspreid over reeds volgeboekte sportkampen bij verschillende aanbieders, er een grotere stormloop in de aanvangsfase plaatsvindt. 9. De samenwerking met de Diabetesliga werd opgestart in 2015 en resulteerde in een eerste sportkamp in de paasvakantie in Genk. Hieraan namen 6 kinderen (met diabetes) deel. Sport Vlaanderen zorgde voor de sporttechnische omkadering en de Diabetes Liga voor de medische begeleiding. Gedurende de sportweek was een diabeteseducator aanwezig en een arts telefonisch stand-by. De diabetesliga voerde de communicatie naar zijn leden. Leden konden zich voor de reguliere inschrijvingen laten registreren. De resterende vacante plaatsen werden nadien voor iedereen opengesteld. Voor 2016 werden reeds 12 inschrijvingen genoteerd. Ook met de doven en slechthorenden werd een dergelijke samenwerking opgezet maar deze federatie blijkt over te weinig wervingskracht onder zijn leden te beschikken. Naar de toekomst (2017) willen we dit inclusie beleid actief verder zetten naar andere doelgroepen. Daarbij wordt steeds de samenwerking gezocht met specifieke organisaties die een grondige kennis hebben van de betrokken doelgroep.