Breedtesportmonitor 2003. Een onderzoek naar de sportdeelname en behoefte bij volwassen Nijmegenaren



Vergelijkbare documenten
Behoeften op het vlak van actieve sportbeoefening bij Nijmegenaren vanaf 50 jaar. meting voorjaar 2003

Stadsenquête Leiden 2007

Tabel 25.1b Percentage Leidenaren dat meer dan 12 x per jaar aan sport doet, in % van alle Leidenaren

Sportparticipatie Volwassenen

Stadsenquête Leiden 2005

Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Bureau Onderzoek en Statistiek. Sportmonitor Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers

Sportparticipatie 2008

Sportparticipatie 2012 Tabellenboek

Sportparticipatie 2016 Volwassenen

Sportdeelname volwassenen 2012

Dordt sport! Inhoud 2014 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ. 1 Sporten

Factsheet Sportparticipatie in Utrecht

Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers. In opdracht van: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Robert Selten. Jessica Greven.

Stadsmonitor. -thema Sport-

Behoefte bij kinderen op Open Wijk Scholen aan sportactiviteiten van Sportservice Nijmegen. meting juni 2003

Sport biedt veel mensen ontspanning en draagt ook bij aan de gezondheid van mensen en aan de sociale contacten.

[Geef tekst op] Sportmonitor Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers. Onderzoek, Informatie en Statistiek

LelyStadsGeluiden. De mening van de inwoners gepeild. Sportpeiling 2007

SPORTPARTICIPATIE (2014)

SPORTPARTICIPATIE (2013)

Burgerijenquête Sporten en gebruik gemeentelijke sportaccommodaties

Rapport. Hagenaars en sport. Onderzoek sportdeelname 2014

Dordt sport! Inhoud SPORTMONITOR 2018 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ. 1 Conclusies. 2 Sporten

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Bekendheid Norm Gezond Bewegen

SPORTDEELNAME MAANDMEETING. Meting 9 September In opdracht van NOC*NSF

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten eindmeting, januari 2006

Projectnummer: 9173 In opdracht van: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Oudezijds Voorburgwal 300 Postbus GL Amsterdam 1000 AR Amsterdam

Sport I.S PORTDEELNAME BIJ. Sportdeelname opnieuw toegenomen Het aandeel volwassenen dat aan sport doet is opnieuw

NOC*NSF Sportdeelname index Sport index t/m 18 jaar

Hoofdstuk 19 Sportdeelname

Onderzoek sportdeelname 2010 HAGENAARS EN SPORT

Rapportage gouden voornemens 2016

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Sportparticipatie 2012 Volwassenen

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index

Sportdeelname Onderzoek 2014

Fit en Gezond in Overijssel 2016

Kerngegevens sportdeelname

Sport I.W AT DOET DE N IJMEGENAAR AAN

Nationaal Sportonderzoek

Burgerpanel Zeewolde. Resultaten peiling 7: sportbeleving

Meningspeiling over sportbeleid. Meting Nijmeegs stadspanel, januari 2012

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index

Goede voornemens 2019

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index

Dordt sport! Inhoud TABELLENBOEK. 2. Sportverenigingen 3. Vrijwilligerswerk 4. Sportevenementen kijken 5. Kinderen 4 t/m 12 jaar

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index

Onderzoek Sportparticipatie 2006

Rapportage Sportonderzoeken Gemeente Beverwijk Juli 2015 INT

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Jaaroverzicht Sportdeelname

NOC*NSF Sportdeelname index Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname Index

Jaaroverzicht Sportdeelname

Onderzoek Sportdeelname Gemeente Almere 2010

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ACHMEA SPORT INDEX T/M 18. Meting 23 November In opdracht van NOC*NSF

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname Index

Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013

Bos en Lommer: sport, openbare ruimte en verkiezingen

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Stadsmonitor. -thema Sport-

Sportparticipatie in Aalsmeer Resultaten nulmeting 2008

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX 2013 ACHMEA SPORT INDEX TOT 18. Meting 14 Februari In opdracht van NOC*NSF

Onderzoek Sportdeelname Gemeente Almere 2006

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ACHMEA SPORT INDEX T/M 18. Meting 25 Januari In opdracht van NOC*NSF

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten tussenmeting, begin juli 2005

NOC*NSF Sportdeelname Index

INFOKAART OUDEREN EN LICHAAMSBEWEGING

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Project: 6158 In opdracht van Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

Annet Tiessen-Raaphorst en Remko van den Dool (scp) In dit hoofdstuk zijn de volgende kernindicatoren uitgewerkt:

Stadsenquête Leiden 2009

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Sport Sport Recreatie. Amsterdam in cijfers 2014

Beelden, wensen en ideeën bij Nijmegen sportstad. Peiling onder digitaal stadspanel, februari 2007

Publiekssamenvatting Onderzoek sportdeelname. Gemeente Zeewolde

Rapportage Ben Bizzie Monitor Basisschool Den Doelhof Meijel. augustus 2018

PARTNERS IN SPORT NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ZILVEREN KRUIS SPORT INDEX T/M 18. Meting 27 Maart In opdracht van NOC*NSF

LSG SPORTDEELNAME 2015

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Drentse Sportmonitor 2012

Sportmonitor 2008 Sport en Beweging

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

RAPPORTAGE ZOMERDIP. In opdracht van NOC*NSF

Jeugd in Schildersbuurt-West. De buurt Schildersbuurt-West ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners (1 januari 2015).

Transcriptie:

Een onderzoek naar de sportdeelname en behoefte bij volwassen Nijmegenaren O&S Nijmegen februari 2004

Inhoudsopgave 1 Samenvatting en conclusies 3 1.1 Inleiding 3 1.2 Sportparticipatie en -frequentie 3 1.3 De meest beoefende sporten bij de volwassen Nijmegenaren 5 1.4 Organisatorisch verband sportbeoefening voor de volwassen Nijmegenaren 6 1.5 Gebruik van sportaccommodaties door volwassen Nijmegenaren 7 1.6 Sportwensen van en sportbelemmeringen voor de volwassen Nijmegenaren 8 1.7 Sportwedstrijdenbezoek door volwassenen 9 1.8 Verschillen tussen deelgroepen volwassenen 9 1.8.1 Uitkomsten naar leeftijd en geslacht 10 1.8.2 Uitkomsten naar etniciteit 10 1.8.3 Uitkomsten naar opleiding en inkomen 11 1.9 Verschillen tussen deelgebieden voor de volwassen Nijmegenaren 11 1.10 Hoofdconclusies m.b.t. volwassen Nijmegenaren 13 2 Inleiding 15 2.1 Aanleiding voor onderzoek 15 2.2 Uitvoering van onderzoek 16 2.3 Inhoud van onderzoek 16 3 Sportparticipatie en -frequentie 19 3.1 Aandeel sporters volgens de RSO-definitie 19 3.2 Aandeel sporters in vergelijking met 2001 21 3.3 Zelfbeeld als sporter 22 3.4 Verschillen naar achtergrondkenmerken 23 3.5 Verschillen naar deelgebieden 24 4 Beoefende sporten 27 4.1 Populariteitsrangorde sporten 27 4.2 Verschillen naar achtergrondkenmerken 28 4.3 Verschillen naar deelgebieden 30 5 Organisatorisch verband sportbeoefening 31 5.1 Hoe sport men? 31 5.2 Sporten bij een vereniging 34 5.3 Sporten bij een commercieel sportcentrum 35 5.4 Ongebonden sporten 36

Inhoudsopgave (vervolg) 5.5 Sporten in wedstrijdverband 36 5.6 Verschillen naar achtergrondkenmerken 37 5.7 Verschillen naar deelgebieden 38 6 Plaats van sportbeoefening 39 6.1 Waar sport men? 39 6.2 Verschillen naar achtergrondkenmerken 40 6.3 Verschillen naar deelgebied 40 7 Sportwensen en -belemmeringen 43 7.1 Aandeel volwassenen dat meer wil sporten 43 7.2 Belemmeringen voor meer sportdeelname 44 7.3 Sporten die men meer zou willen doen 45 7.4 Belangstelling voor sportclubs 46 7.5 Aandeel dat in de buurt of stad mogelijkheden om te sporten mist 46 7.6 Verschillen naar achtergrondkenmerken 47 7.7 Verschillen naar deelgebied 52 8 Bezoeken van sportwedstrijden 55 8.1 Mate waarin men sportwedstrijden bezoekt 55 8.2 Verschillen naar achtergrondkenmerken 57 8.3 Verschillen naar deelgebied 58 9 Bijlagen 59 9.1 Inleiding 59 9.2 Overzichtstabellen sportdeelname 60 9.3 Overzichtstabellen meest beoefende sporten 62 9.4 Overzichtstabellen organisatorisch verband sportbeoefening 66 9.5 Overzichtstabellen plaats van sportbeoefening 68 9.6 Overzichtstabellen sportbehoefte 69 9.7 Overzichtstabellen sportbezoek 76 2

Samenvatting en conclusies 1 Samenvatting en conclusies 1.1 Inleiding Een van de doelstellingen van het gemeentelijk sportbeleid is het verhogen van de sportdeelname (zie Beleidsnota Sport 2002-2006). Om de huidige sportdeelname in beeld te brengen, is uitgebreid onderzoek verricht onder de volwassen Nijmeegse bevolking. Dat is gedaan via de Stadspeiling 2003 (circa 5.000 respondenten, bij wie de vragenlijst thuis is afgenomen). Behalve naar de sportdeelname is ook gevraagd naar de sportbehoefte: zou men vaker willen sporten dan men nu doet? Wat zijn belemmeringen daarvoor? Mist men iets in het Nijmeegse sportaanbod? Tevens is gevraagd naar het bezoek aan sportwedstrijden. Het onderzoek zal over enkele jaren herhaald worden. De vragen over sportdeelname zijn deels afkomstig uit de landelijke standaardvragenlijst Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO). Voor een aantal RSO-kengetallen kunnen we de Nijmeegse volwassenen nu vergelijken met de volwassenen in Nederland 1. Ook kunnen we voor de leeftijdscategorie 18 t/m 70 jaar vergelijkingen trekken met zeven andere grote steden (Almere, Den Bosch, Den Haag, Eindhoven, Hengelo, Rotterdam en Venlo) 2. Let wel: omdat het veldwerk voor de RSO op verschillende manieren is uitgevoerd, geven de vergelijkingscijfers niet meer dan indicaties voor werkelijk bestaande verschillen in de sportdeelname tussen Nijmegen, de andere zeven grote steden en Nederland 3. De sportdeelname en -behoefte bij de Nijmeegse jeugd is najaar 2003 via de Jeugdmonitor onderzocht. De rapportage van dit onderzoek verschijnt in de loop van 2004. 1.2 Sportparticipatie en -frequentie De Stadspeiling 2001 kan als nulmeting dienen. Toen is aan de volwassen Nijmegenaren gevraagd hoe vaak men per maand of per week sport. Van de volwassen Nijmegenaren bleek 56% aan sport te doen (zie tabel 1). De Stadspeiling 2003 - de eerste meting - laat zien dat het aandeel sporters onder de volwassenen ongeveer gelijk gebleven is (57%). Uit de Jeugdmonitor weten we dat het aandeel sporters onder de 10- t/m 17-jarigen nog een stuk hoger ligt. Voor de totale Nijmeegse bevolking ligt het aandeel sporters naar schatting rond de 58%. Dat aandeel komt overeen met het in de Beleidsnota Sport (2002-2006) vermelde streefpercentage voor 2006. De komende Stadspeilingen kunnen als vervolgmetingen dienen. 1 Uitkomsten van de Peiling Sportbeoefening 2002 op basis van de RSO (uitkomsten voor de Nederlanders vanaf 18 jaar verstrekt door het Mulier Instituut). 2 Kerngegevens sportdeelname; sportdeelname in Nederlandse gemeenten, J. Hoyng, C. Roques en M van Bottenburg, W.H.J. Mulier Instituut, Den Bosch, 2003. Op termijn kan er met nog meer steden vergeleken gaan worden. 3 Face-to-face enquête in Nijmegen, schriftelijke en telefonische enquêtes in de andere zeven steden en panelonderzoek via internet in Nederland. 3

Een onderzoek naar de sportdeelname en behoefte bij volwassen Nijmegenaren Tabel 1: sportdeelname bij de volwassen Nijmegenaren Stadspeiling 2001: nulmeting Stadspeiling 2003: eerste meting cijfers voor volwassen Nederlanders uit landelijke Peiling Sportbeoefening 2002 aandeel sporters 56% 57% - aandeel wekelijkse sporters 49% 49% - RSO-cijfers: aandeel frequente sporters (minimaal 60 keer per jaar sporten) aandeel dat zichzelf als sporter ziet aandeel dat in verenigingsverband sport aandeel dat bij commerciële sportcentra sport X 34% 30% X 26% 14% X 26% 26% X 24% 14% Bijna de helft van de volwassen Nijmegenaren sport wekelijks (49%). In 2001 was dat ook al zo. Vertalen we het aandeel wekelijkse sporters in absolute cijfers, dan zijn er in Nijmegen circa 62.000 volwassen sporters 4. Op basis van cijfers over de sportdeelname bij de Nijmeegse jeugd (Jeugdmonitor 1999), komen daar naar schatting nog eens 15.500 jeugdige sporters bij. In de loop van 2004 zullen de nieuwe cijfers voor de jeugd bekend zijn. Naar schatting wonen er in Nijmegen in totaal dus circa 77.500 personen, die wekelijks aan het sporten zijn. Bij de Stadspeiling 2003 zijn voor het eerst in Nijmegen vragen uit de Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO) voorgelegd. Dat maakt vergelijking met landelijke cijfers mogelijk. Bij de volwassen Nijmegenaren blijkt het aandeel dat frequent sport (=minimaal 60 keer per jaar) relatief wat hoger dan bij de volwassen Nederlanders (34% tegenover 30%). Niet alle personen, die regelmatig sporten en bewegen, zien zichzelf als sporter; 26% van de volwassen Nijmegenaren ziet zichzelf als sporter en nog eens 11% ziet zichzelf enigszins als sporter, terwijl 49% wekelijks sport. Dit heeft onder meer te maken met de sportfrequentie en met wat voor sporten men beoefent. Mensen, die regelmatig wandelen of fietsen, zien zichzelf bijvoorbeeld minder vaak als sporter dan mensen, die regelmatig tennissen of voetballen. Ook is er een verband met het al dan niet aan wedstrijdsport doen. Mensen, die in competitieverband sporten, zien zichzelf vaker als sporter. Landelijk is het aandeel dat zichzelf als sporter ziet een stuk lager (14%). 4 Absolute cijfers op basis van gevonden percentages geven redelijk goede ramingen; in werkelijkheid kan het genoemde aantal van 62.000 enkele duidenden hoger of lager liggen. 4

Samenvatting en conclusies Tabel 2: sportdeelname voor de 18- t/m 70-jarigen in verschillende grote steden sport minimaal 60 keer per jaar ziet zichzelf als sporter Nijmegen 36 28 Den Bosch 34 27 Eindhoven - 32 Venlo 31 - Hengelo 33 23 Almere 43 - Den Haag 33 23 Rotterdam 26 19 In vergelijking met zes andere grote steden is het aandeel frequente sporters onder de 18- t/m 70-jarigen in Nijmegen relatief hoog (36%). Alleen in Almere is een hoger aandeel gemeten. En in vergelijking met vijf andere grote steden is ook het aandeel Nijmegenaren van 18 t/m 70 jaar dat zichzelf als sporter ziet relatief hoog (28%). Alleen in Eindhoven is een hoger aandeel gemeten. 1.3 De meest beoefende sporten bij de volwassen Nijmegenaren Figuur 1: de 10 populairste sporten onder volwassen Nijmegenaren afgemeten aan het percentage beoefenaars (onderscheiden naar wekelijkse en niet wekelijkse beoefenaars) 5 (in % van volwassen Nijmegenaren) fitness hardlopen (hardlopen, joggen, trimmen) zwemmen fietsen (wielrennen, mountainbiken, toerfietsen) tennis aerobics, steps wandelen veldvoetbal squash gymnastiek/turnen 0,0% 2,0% 4,0% 6,0% 8,0% 10,0% 12,0% 14,0% wekelijkse beoefenaars niet wekelijkse beoefenaars Niet de typische verenigingsporten, maar sporten als fitness, hardlopen en zwemmen staan bovenaan in de top tien van de meest beoefende sporten bij volwassenen (zie figuur 1). Zo is 9,3% van de volwassen Nijmegenaren wekelijks 5 Op basis van de drie meest beoefende sporten per persoon; alleen sporten, die men in de afgelopen twaalf maanden minimaal 12 keer beoefend heeft, zijn meegenomen. 5

Een onderzoek naar de sportdeelname en behoefte bij volwassen Nijmegenaren aan het fitnessen, terwijl 2,6% wekelijks voetbalt. Voor drie sporten in de top tien geldt dat die sterk op het terrein van sportscholen liggen: fitness, aerobics/steps en squash. Twee sporten zijn meer verenigingssporten (voetbal en tennis). Vier sporten in de top 10 worden relatief vaak ongebonden gedaan (zwemmen, wandelen, fietsen en hardlopen). In vergelijking met zeven andere grote steden staat hardlopen in Nijmegen opvallend hoog in de top 10 van de meest beoefende sporten bij volwassenen (2 e plaats in Nijmegen; variërend van 3 e tot 7 e in de andere steden). De top tien in de zeven steden bestaat veelal uit dezelfde sporten, met fitness steeds op nummer 1, met zwemmen op nummer 2 of 3 en met hoge noteringen voor fietsen en tennis. 1.4 Organisatorisch verband sportbeoefening voor de volwassen Nijmegenaren Het aandeel volwassen Nijmegenaren dat in verenigingsverband sport (26%) is ongeveer even hoog als het aandeel dat bij commerciële sportcentra actief is (24%). Verder sport een derde van de volwassen Nijmegenaren anders georganiseerd 6 en ruim een derde ongeorganiseerd 7. Let wel: het gaat hier om elkaar overlappende categorieën. Mensen kunnen bijvoorbeeld zowel bij een vereniging als ongeorganiseerd sporten. Bij de volwassen Nijmegenaren is het aandeel dat in verenigingsverband sport even hoog als bij de volwassen Nederlanders (ook 26%), maar is het aandeel dat bij commerciële sportcentra sport een stuk hoger (24% tegenover 14% bij de volwassen Nederlanders). Tabel 3: organisatorisch verband sportbeoefening voor de 18- t/m 70-jarigen in verschillende grote steden sport in verenigingsverband sport in commercieel verband Nijmegen 27 26 19 Den Bosch 34 33 19 Eindhoven 27 26 19 Venlo 29 24 19 Hengelo 33 21 22 Almere 25 24 16 Den Haag 20 19 14 Rotterdam 22 18 13 sport in wedstrijdverband Met een aandeel sportclubleden onder de 18- t/m 70-jarigen van 27% neemt Nijmegen in vergelijking met zeven andere grote steden een middenpositie in. In drie steden zien we een hoger aandeel (Den Bosch, Hengelo en Venlo), in drie steden een lager aandeel (Almere, Rotterdam en Den Haag) en in één stad hetzelfde aandeel (Eindhoven). Bij het sporten in commercieel verband zien we een ander 6 Anders georganiseerd staat voor in groepsverband, georganiseerd door respondent zelf, familie, vrienden of kennissen (denk bijvoorbeeld aan een vriendenclubje dat een sportzaal huurt om te kunnen volleyen of aan sporttoernooien vanuit het werk). 7 Ongeorganiseerd staat voor ongeorganiseerd, alleen, met zijn tweeën of met meer mensen (denk bijvoorbeeld aan hardlopen op straat of recreatief zwemmen). 6

Samenvatting en conclusies beeld. Alleen in Den Bosch is het aandeel dat in commercieel verband sport hoger dan in Nijmegen. Sporten, die door relatief veel volwassen Nijmegenaren in verenigingsverband gedaan worden, zijn tennis (4,6% lid van een tennisclub) en veldvoetbal (2,8% lid van een voetbalclub). Landelijk gezien zijn dat de twee grootste verenigingssporten. Opvallend is dat 4,3% aangeeft bij een vereniging te fitnessen. Wel ligt het aandeel volwassen Nijmegenaren dat bij commerciële sportcentra aan fitness doet een stuk hoger (9,9%). Zes andere sporten worden door 1 à 2% van de volwassen Nijmegenaren in verenigingsverband beoefend: hardlopen, gymnastiek/turnen, vecht- en verdedigingssporten, volleybal, hockey en aerobics/steps. Behalve fitness zijn er vier andere sporten die relatief veel volwassen Nijmegenaren (2 à 3%) bij commerciële sportcentra beoefenen: aerobics/steps, squash, zwemmen en tennis. Van de volwassen Nijmegenaren sport 18% in wedstrijdverband. Twee sporten worden door 3% van de volwassen Nijmegenaren in wedstrijdverband beoefend (tennis en veldvoetbal) en drie sporten worden door 1 à 1,5% (volleybal, zaalvoetbal en hockey). Het aandeel Nijmegenaren van 18 t/m 70 jaar, dat in wedstrijdverband sport, is hetzelfde als in Den Bosch, Eindhoven en Venlo (19%) en hoger dan in Almere, Den Haag en Rotterdam. Alleen in Hengelo is een hoger aandeel wedstrijdsporters gemeten (zie tabel 3). Behalve als sporter kan men ook als vrijwilliger actief zijn bij sportclubs; 6% van de volwassen Nijmegenaren blijkt zich in meer of mindere mate als vrijwilliger voor sportclubs in te zetten (circa 7.500 personen). Mannen zijn relatief veel vrijwilliger bij een sportclub (8% tegenover 4% van de vrouwen) en niet-westerse allochtonen zijn dat relatief weinig (minder dan 3% tegenover ruim 6% van de overige Nijmegenaren). 1.5 Gebruik van sportaccommodaties door volwassen Nijmegenaren 31% van de volwassen Nijmegenaren sport in binnensportaccommodaties gelegen in Nijmegen (sporthallen, gymnastieklokalen, zwembaden, ijsbanen) 8, 13% sport in Nijmeegse buitenaccommodaties (voetbalvelden, hockeyvelden, tennisbanen en dergelijke) en 19% sport in Nijmeegse commerciële sportcentra. Er zit de nodige overlap in deze categorieën. In totaal maakt 41% van de volwassen Nijmegenaren voor het sporten gebruik van een officiële sportaccommodatie in Nijmegen (inclusief de commerciële sportcentra). Dat is een iets hoger aandeel dan bij de volwassen Nederlanders (38%). 8 Op basis van de RSO-vraagstelling kan geen nader onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten binnen- en buitensportaccommodaties. 7

Een onderzoek naar de sportdeelname en behoefte bij volwassen Nijmegenaren 1.6 Sportwensen van en sportbelemmeringen voor de volwassen Nijmegenaren In totaal zou 47% van de volwassen Nijmegenaren (misschien) meer willen gaan sporten: voor 17% geldt dat men nu niet sport, maar dat (misschien) wel wil gaan doen; voor 30% geldt dat men al wel sport, maar dat (misschien) vaker wil gaan doen. Er zijn echter enkele duidelijke sportbelemmeringen. Figuur 2: belemmeringen voor het meer gaan sporten onderscheiden naar de volwassen Nijmegenaren die al wel sporten en dat vaker zouden willen doen en de volwassen Nijmegenaren die nu nog niet sporten maar daarmee zouden willen beginnen tijd gezondheid blessures geld leemtes in aanbod te veel (competitie)verplichtingen niet op de hoogte van aanbod 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% sporters die vaker zouden willen gaan sporten niet-sporters die zouden willen beginnen met sporten Figuur 2 laat zien dat tijdgebrek bij de volwassen Nijmegenaren veruit de belangrijkste belemmering is voor meer sportdeelname (speelt bij 76% van de volwassen sporters, die meer zouden willen sporten, en 52% van de volwassen niet-sporters, die met sporten zouden willen beginnen). Bij de volwassen Nijmegenaren, die met sporten zouden willen beginnen, en met name ook bij ouderen zijn tevens een slechte gezondheid en/of blessures belangrijke sportbelemmeringen. Voor circa 10% van de volwassen Nijmegenaren die meer willen sporten (= 4 à 5% van alle volwassen Nijmegenaren) zijn de kosten een belemmering om dat te gaan doen. Voor een beperkte groep zijn leemtes in het sportaanbod een belemmering voor het meer gaan sporten (3 à 4% van de volwassen Nijmegenaren die meer zouden willen sporten = 1 à 2% van alle volwassen Nijmegenaren). De (competitie)verplichtingen, die het sporten met zich mee kan brengen, en de onbekendheid met het sportaanbod zijn voor nog kleinere groepen volwassen Nijmegenaren sportbelemmeringen. Voor circa 8% van alle volwassen Nijmegenaren geldt dat ze meer willen sporten en daarvoor geen belemmeringen zien. Bij deze groep zal de kans dat men daadwerkelijk meer gaat sporten het grootst zijn. Ongeveer de helft ervan (= 3 à 4% van alle volwassen Nijmegenaren) doet nu niet aan sport. De sporten, waar de volwassenen die meer willen sporten belangstelling voor hebben, zijn dezelfde als de sporten, die al door verhoudingsgewijs veel volwassen 8

Samenvatting en conclusies Nijmegenaren beoefend worden (fitness, zwemmen, tennis, hardlopen, fietsen en veldvoetbal). Voor 17% van de volwassen Nijmegenaren geldt dat ze nu niet bij een sportclub zitten, maar daar (misschien) wel belangstelling voor hebben. Daarbij denken zij het meest aan tennis- en voetbalclubs. Maar ook zwemmen, volleybal, badminton, vecht- en verdedigingssporten en hardlopen zijn relatief wat vaker genoemd als sporten die men in verenigingsverband zou willen doen. Let wel: de eerder genoemde sportbelemmeringen betekenen, dat lang niet alle belangstellenden ook werkelijk bij een sportclub zullen gaan. 7% van de volwassen Nijmegenaren mist bepaalde sportmogelijkheden in Nijmegen: 4% mist sportmogelijkheden in de buurt, waarbij men vaak niet specifiek aangeeft wat men mist, en 3% mist sportvoorzieningen in de stad, waarbij uiteenlopende zaken worden genoemd. Er is niet een bepaald sportaanbod dat door een bredere groep volwassenen Nijmegenaren wordt gemist. De wel-sporters onder de volwassenen missen wat vaker sportmogelijkheden (8 à 9%) dan de niet-sporters (6%). 1.7 Sportwedstrijdenbezoek door volwassenen 5% van de volwassen Nijmegenaren bezoekt wekelijks sportwedstrijden in Nijmegen, 11% doet dat een of enkele keren per maand en 18% doet dat een of een paar keer per jaar. Twee derde van de volwassen Nijmegenaren bezoekt geen sportwedstrijden. 23% van de volwassen Nijmegenaren bezoekt sportwedstrijden van de eigen kinderen, familie, vrienden of bekenden. 18% van de volwassen Nijmegenaren bezoekt sportwedstrijden in Nijmegen, waarvoor entree betaald moet worden; 15% bezoekt voetbalwedstrijden met entree (NEC en wedstrijden van eerste elftallen van amateurclubs), circa 2% gaat naar basketbalwedstrijden met entree (EiffelTowers) en eveneens circa 2% ging naar ijshockeywedstrijden met entree (Nijmegen Tigers) 9. In de Beleidsnota Sport staat dat topsport en breedtesport met elkaar verbonden zijn en elkaar wederzijds kunnen versterken. In dat verband is nagegaan in hoeverre personen, die tegen betaling sportwedstrijden bezoeken, zelf aan sport doen. Bezoekers van sportwedstrijden met entree blijken relatief vaak aan sport te doen; 63% van hen sport wekelijks (tegenover 46% van de overige Nijmegenaren). 1.8 Verschillen tussen deelgroepen volwassenen In de bijlage staan totaaloverzichten van de sportdeelname en -behoefte naar diverse achtergrondkenmerken. Hieronder vindt u een overzicht van de meest opvallende verschillen. 9 Dat geldt voor het vorige seizoen (2002-2003). Dit seizoen (2003-2004) doen de Nijmegen Tigers vanwege financiële problemen niet aan de Superliga mee. 9

Een onderzoek naar de sportdeelname en behoefte bij volwassen Nijmegenaren 1.8.1 Uitkomsten naar leeftijd en geslacht In vergelijking met 2001 (nulmeting) is het aandeel wekelijkse sporters onder de 18- t/m 24-jarigen licht gestegen (van 59 naar 65%), terwijl het aandeel sporters onder de 65-plussers licht gedaald is (van 35 naar 30%). Naarmate de leeftijd toeneemt, neemt het aandeel wekelijkse sporters af (van 64% bij de 18-24-jarigen naar 29% bij de 65-plussers). Datzelfde geldt voor het sporten in verenigingsverband (aandeel sportclubleden zakt van 36% bij de 18-24-jarigen naar 13% bij de 65-plussers). In de leeftijdscategorie 25-34-jarigen vinden we verhoudingsgewijs de grootste groep sporters die gebruik maakt van commerciële sportcentra (36%). Volwassen mannen sporten wat vaker bij een sportvereniging dan volwassen vrouwen (29 respectievelijk 22%). Dat heeft met name te maken met het feit dat voetbal een van de grootste verenigingssporten is. Vrouwen beoefenen relatief vaak een aantal sporten, die geen typische verenigingssporten zijn, zoals aerobics/steps en zwemmen. De behoefte om meer te gaan sporten is het grootst in de leeftijdsgroepen 18-24 jaar en 25-34 jaar; ruim zestig procent in deze leeftijdscategorieën wil (misschien) meer gaan sporten. In de leeftijdcategorieën daarboven neemt die behoefte steeds verder af. Volwassen mannen, die meer willen sporten, denken daarbij vooral aan fitness, hardlopen, veldvoetbal, tennis en fietsen. Bij de volwassen vrouwen, die meer willen sporten, staan zwemmen en fitness bovenaan, gevolgd door tennis en aerobics. 1.8.2 Uitkomsten naar etniciteit Voor relatief veel volwassen niet-westerse allochtonen geldt dat ze nu niet sporten, maar dat (misschien) wel willen gaan doen (28% tegenover 14% van de rest van de volwassen Nijmegenaren). Ook het aandeel niet-sportclubleden met belangstelling om lid van een sportclub te worden is bij de volwassen allochtonen relatief hoog (26% tegenover 16% van de rest van de volwassen Nijmegenaren). Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de totaalgroep volwassen niet-westerse allochtonen een relatief jonge leeftijdsopbouw heeft. Jongere volwassenen hebben relatief vaak belangstelling om meer te sporten. Dit verklaart deels ook de relatief grote belangstelling bij volwassen allochtonen om meer aan fitness, veldvoetbal en aerobics/steps te gaan doen. Het aandeel wekelijkse sporters bij de volwassen niet-westerse allochtonen (40%) ligt lager dan bij de rest van de volwassen Nijmegenaren (51%). De Stadspeiling 2001 (nulmeting) liet ongeveer dezelfde percentages en dus hetzelfde verschil zien. Met name bij Marokkaanse vrouwen en Turkse en Antilliaanse mannen en vrouwen zien we dat een relatief klein percentage wekelijks sport (rond de 30%). Vooral voor de sporten tennis en squash hebben volwassen niet-westerse allochtonen verhoudingsgewijs weinig belangstelling. Ook zijn er relatief weinig volwassen allochtonen die wandelen en fietsen. Wel is het percentage veldvoetballers onder de volwassen allochtonen wat hoger. Volwassen niet-westerse allochtonen sporten ook minder vaak bij een sportvereniging (20% tegenover 26% van de overige volwassen Nijmegenaren). Dat geldt vooral voor de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse vrouwen en de Antilliaanse mannen (5 tot 13% lid van een sportclub). 10

Samenvatting en conclusies 1.8.3 Uitkomsten naar opleiding en inkomen Hoe hoger de opleiding, des te hoger is het aandeel wekelijkse sporters (oplopend van 37% bij de volwassenen met een vmbo-diploma tot 66% bij de volwassenen met een universitair diploma). Daarmee samenhangend zien we een relatief groot aandeel wekelijkse sporters bij volwassenen met een hoog inkomen (66% tegenover 47% bij de middeninkomensgroep en 41% bij de lage inkomensgroep). Met het stijgen van het inkomen stijgt het aandeel sporters in verenigingsverband en ook het aandeel sporters bij commerciële sportcentra. Datzelfde geldt voor het kenmerk opleiding. Bij de lage inkomensgroep zijn de kosten relatief vaak een sportbelemmering; bij een vijfde van de volwassenen met een laag inkomen, die meer willen sporten, weerhouden de kosten hen ervan om dat ook te gaan doen. In absolute aantallen gaat het naar schatting om 3.000 personen met een laag inkomen die (misschien) meer zouden willen sporten, van wie er circa 1.000 nu nog niet aan sport doen. Het gaat verhoudingsgewijs vaak om jongere volwassenen (60% van de circa 3.000 personen valt in de leeftijdscategorie 18-34 jaar). 1.9 Verschillen tussen deelgebieden voor de volwassen Nijmegenaren In de bijlage staan totaaloverzichten van de sportdeelname en -behoefte naar stadsdeel. Hieronder vindt u een overzicht van de meest opvallende verschillen. In vergelijking met 2001 (nulmeting) is er sprake van een toename van het aandeel wekelijkse sporters bij de volwassenen in Oud-West (van 35 naar 41%) en Waalsprong (van 51 naar 60%). In Oosterhout Nijmegen blijken zich veel wekelijkse sporters gevestigd te hebben. In vier stadsdelen is het aandeel wekelijkse sporters bij de volwassenen relatief laag: Oud-West, Nieuw-West, Lindenholt en Zuidrand (zie figuur 3). Dat heeft deels te maken met het gegeven dat in die stadsdelen relatief veel groepen wonen die minder dan gemiddeld sporten 10. Het sportaanbod in de betreffende stadsdelen lijkt geen belangrijke verklarende factor. Voor geen van de vier genoemde stadsdelen geldt dat de volwassen bewoners meer dan gemiddeld een bepaald sportaanbod in hun woonbuurt missen. Welke andere factoren een rol spelen, is niet bekend. Oud-Oost en Waalsprong zijn de stadsdelen met het hoogste percentage wekelijkse volwassen sporters, gevolgd door Stadscentrum en Midden-Zuid. In Dukenburg ligt het aandeel wekelijkse volwassen sporters op een voor Nijmegen gemiddeld niveau. 10 In Oud-West wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden, mensen met een laag inkomen en niet-westerse allochtonen. In Nieuw-West wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden en 65-plussers. In Zuidrand wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden en 65-plussers en relatief weinig mensen met een hoog inkomen. In Lindenholt wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden en niet-westerse allochtonen. 11

Een onderzoek naar de sportdeelname en behoefte bij volwassen Nijmegenaren Figuur 3: aandeel wekelijkse sporters en sportclubleden onder de volwassenen naar stadsdeel Stadscentrum 27% 54% Oud-Oost 31% 61% Oud-West Nieuw-West 21% 24% 41% 44% Midden Zuid 24% 55% Zuidrand 21% 43% Dukenburg Lindenholt 23% 27% 43% 48% Waalsprong 38% 60% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% % wekelijkse sporters % sportclubleden Het aandeel sportclubleden onder de volwassen bevolking is het grootst in Waalsprong, gevolgd door Oud-Oost en Stadscentrum en Dukenburg (zie figuur 3). Het aandeel sportclubleden is het laagst in Oud-West en Zuidrand. In Midden-Zuid, Stadscentrum en Oud-Oost maakt een relatief groot deel van de volwassen bevolking gebruik van Nijmeegse binnensportaccommodaties (37 à 40%). Dit zijn drie van de vier stadsdelen met een relatief hoog aandeel sportende volwassenen. Opvallend is dat in het vierde stadsdeel met relatief veel sporters en sportclubleden - Waalsprong - relatief weinig gebruik gemaakt wordt van Nijmeegse binnensportsportaccommodaties. Een deel van de volwassenen in dit stadsdeel lijkt zich te richten op sporthallen en -verenigingen in gemeenten ten noorden van de Waal. Bij de Nijmeegse buitensportaccommodaties zien we overigens een ander beeld. Daarvoor geldt dat volwassen Waalsprongbewoners er verhoudingsgewijs wat meer gebruik van maken (17% tegenover 13% van alle volwassen Nijmegenaren). Aansluitend bij het voorgaande zien we dat in Waalsprong relatief veel volwassenen bepaalde sportmogelijkheden in hun buurt of in Nijmegen missen (16% tegenover 7% van alle volwassen Nijmegenaren). In Oosterhout Nijmegen, waar relatief veel sportende volwassenen wonen, en in Visveld, waar relatief veel volwassenen meer zouden willen gaan sporten, komt het het vaakst voor dat volwassenen sportmogelijkheden missen (circa een vijfde mist bepaalde sportmogelijkheden). Ook in Stadscentrum missen relatief veel volwassenen bepaalde sportmogelijkheden (15%). Bij de vraag wat men mist, worden uiteenlopende dingen genoemd. Er zijn geen zaken die er duidelijk uitspringen. 12

Samenvatting en conclusies In tabel 4 is per stadsdeel een beeld gegeven van wat volwassenen, die met sporten zouden willen beginnen, weerhoudt om dat ook te gaan doen. Dat is gedaan in absolute aantallen. Het zijn ramingen op basis van de in het onderzoek gevonden percentages. Tabel 4: sportbelemmeringen voor de volwassenen die niet aan sport doen, maar daarmee zouden willen beginnen, per stadsdeel (absolute aantallen) tijd gezondheid blessures geld leemtes in aanbod te veel (competitie) verplichtingen Stadscentrum 700 100 100 100 50 100 Oud-Oost 1.200 500 200 200 <50 250 Oud-West 1.200 400 300 200 200 <50 Nieuw-West 1.500 500 300 200 100 <50 Midden-Zuid 900 600 100 100 50 50 Zuidrand 1.600 700 200 200 150 50 Dukenburg 2.100 900 300 400 <50 100 Lindenholt 1.400 500 300 200 200 100 Waalsprong 400 100 <50 <50 50 <50 totaal absoluut 11.000 4.300 1.800 1.700 800 700 totaal in procenten van de volwassen Nijmegenaren 9% 3% 1,4% 1,3% 0,6% 0,5% 1.10 Hoofdconclusies m.b.t. volwassen Nijmegenaren Van de volwassen Nijmegenaren doet 57% aan sport. Bij de nulmeting in 2001 was dat 56%. Uit de Jeugdmonitor weten we dat het aandeel sporters onder de 10- t/m 17-jarigen een stuk hoger ligt. Voor de totale Nijmeegse bevolking ligt het aandeel sporters naar schatting rond de 58%. Dat aandeel komt overeen met het in de Beleidsnota Sport (2002-2006) vermelde streefpercentage voor 2006. Bij de nulmeting in 2001 zagen we dat 49% van de volwassenen Nijmegenaren wekelijks sportte. De eerste meting in 2003 laat hierin geen verandering zien. Vertaald naar absolute cijfers betekent dat, dat circa 62.000 volwassen Nijmegenaren wekelijks aan sport doen. Met de jeugd erbij telt Nijmegen naar schatting 77.500 wekelijkse sporters. Bij de eerste meting in 2003 hebben we voor het eerst gebruik gemaakt van vragen uit de RSO (Richtlijn Sportdeelname Onderzoek). Dat maakt vergelijking mogelijk met landelijke cijfers en met cijfers van andere steden. Tot de volwassen Nijmegenaren blijken relatief veel frequente sporters te behoren (34%) en ook relatief veel personen die zichzelf als sporter zien (26%). Het aandeel sportclubleden onder de volwassenen ligt in Nijmegen op een gemiddeld niveau (26%), net als het aandeel dat in wedstrijdverband sport (18%). Het aandeel volwassenen, dat bij commerciële sportcentra actief is, is in Nijmegen relatief hoog (24%). 13

Een onderzoek naar de sportdeelname en behoefte bij volwassen Nijmegenaren In de Nijmeegse top 10 van de meest beoefende sporten bij volwassenen staat hardlopen opvallend hoog (2 e plaats in Nijmegen; variërend van 3 e tot 7 e in andere grote steden). Niet alleen in Nijmegen, maar ook in andere grote steden, is fitness de meest beoefende sport bij de volwassenen. Behalve als sporter kan men ook als vrijwilliger actief zijn bij sportclubs. Van de volwassen Nijmegenaren zet 6% zich in meer of mindere mate als vrijwilliger voor sportclubs in (circa 7.500 personen). Niet-westerse allochtonen doen dat relatief weinig (minder dan 3% tegenover ruim 6% van de overige Nijmegenaren). Bij ouderen en bij enkele deelgroepen binnen de volwassen niet-westerse allochtonen is de sportdeelname duidelijk lager dan gemiddeld. Verder wordt er relatief weinig gesport door volwassen Nijmegenaren met een lage opleiding en een laag inkomen. Hiermee samenhangend zien we een naar verhouding lage sportdeelname in vier stadsdelen: Oud- en Nieuw-West, Zuidrand en Lindenholt. Er is een grote belangstelling bij volwassen Nijmegenaren om meer te gaan sporten, maar enkele belemmeringen - tijdgebrek en een slechte gezondheid en/of blessures - staan het meer sporten duidelijk in de weg. Een slechte gezondheid en/of blessures spelen relatief veel als belemmeringen bij volwassenen, die met sporten willen beginnen, en bij ouderen. Bij volwassenen met een laag inkomen, waaronder relatief veel 18- t/m 34-jarigen, zijn ook de kosten een sportbelemmering. Voor 3 à 4% van de volwassen Nijmegenaren geldt dat ze nu niet aan sport doen, daar wel mee zouden willen beginnen en daar geen belemmeringen voor zien. Uit nadere analyse van de sportbehoefte bij Nijmegenaren vanaf 50 jaar 11 blijkt dat er in de leeftijdsgroep 50-64 jaar nog veel gesport wordt (45% sport wekelijks). Ook is er bij deze leeftijdsgroep nog een behoorlijke sportbehoefte; 17% sport nu niet sport, maar zou daar (misschien) mee willen beginnen. Men heeft belangstelling om meer te gaan zwemmen, tennissen, fitnessen, fietsen, hardlopen en gymmen. Bij de 65-plussers is de sportdeelname en -behoefte duidelijk lager: 29% sport wekelijks en 8% sport niet, maar zou daar (misschien) mee willen beginnen. Er zijn bij de volwassen Nijmegenaren geen breed gedragen sportaanbodwensen. Met andere woorden, het is niet zo dat een grote groep volwassen Nijmegenaren bepaalde sportmogelijkheden in Nijmegen mist. Verder komt het nauwelijks voor dat onbekendheid met het huidige sportaanbod volwassenen ervan weerhoudt om meer te gaan sporten. In de nieuwbouwgebieden in Waalsprong is de behoefte aan aanvullingen op het sportaanbod relatief groot. Nieuwe gegevens over de sportdeelname en -behoefte bij de Nijmeegse jeugd volgen in de loop van 2004 als de rapportage van de Jeugdmonitor 2003 verschijnt. 11 Behoeften op het vlak van actieve sportbeoefening bij Nijmegenaren vanaf 50 jaar, O&S Nijmegen, 2003. 14

Inleiding 2 Inleiding 2.1 Aanleiding voor onderzoek In 2002 verscheen de beleidsnota sport 2002-2006 Breedtesport op Topsportniveau. Deze nota geeft richting aan het lokale sportbeleid en laat zien op welke wijze de sport in Nijmegen in de periode 2002-2006 van een kwaliteitsimpuls wordt voorzien. De missie van het Nijmeegse sportbeleid luidt: De gemeente Nijmegen richt zich op het bevorderen van een sterke organisatorische sportinfrastructuur en een kwalitatief hoogwaardig sportaanbod. Dat met als uiteindelijk primair doel dat inwoners van Nijmegen plezier en voldoening beleven aan het beoefenen van sport en secundair om maatschappelijke doelstellingen, waaronder het verhogen van de participatie, te realiseren. Het beleid rust op vier pijlers: verhogen van sportdeelname in de sportieve driehoek (scholen sportverenigingen buurten/wijken/gemeente), verenigingsondersteuning op maat, accommodatiebeleid en topsportbeleid. In de nota staat een aantal concrete doelstellingen met betrekking tot sportdeelname: Een toename van de sportdeelname in het algemeen: in 2006 zou het percentage sportende Nijmegenaren 5% hoger moeten liggen dan in 2002. Een toename van de sportdeelname bij een aantal doelgroepen: 55-plussers, jeugd, allochtonen, minima en mensen met een verstandelijke en/of fysieke beperking. Om na te kunnen gaan of die doelstellingen bereikt worden, is onderzoek nodig. Daarom is voorjaar 2003 in Nijmegen een bevolkingsonderzoek naar de sportdeelname uitgevoerd onder de inwoners van 18 jaar en ouder. Het onderzoek is een eerste meting. Ontwikkelingen in de sportdeelname van de Nijmeegse jeugd zullen we in beeld brengen via de Jeugdmonitor, die najaar 2003 voor de tweede keer wordt uitgevoerd. In de vraagstelling is rekening gehouden met het onderscheid tussen sporten in verenigingsverband, sporten bij commerciële sportcentra en ongebonden sporten 12. Het onderzoek levert meer op dan alleen gegevens over sportdeelname. Er zijn ook vragen gesteld over behoeften en belemmeringen op het vlak van sportbeoefening. In hoeverre willen Nijmegenaren meer sporten dan ze nu doen? Wat weerhoudt hen ervan om dat ook te gaan doen? En zijn er zaken die men mist in het Nijmeegse sportaanbod? Uit de sportnota blijkt dat er behoefte is aan dergelijke informatie. Zo lezen we in de nota onder meer het volgende: Het traditionele aanbod dient aangevuld te worden met (recreatieve) vormen die meer inspelen op de behoefte van de huidige en aanstaande sporter. De (potentiële) sporters van nu en morgen vragen om aanpassingen van het bestaande sportaanbod. De sportvereniging moet vraaggerichter werken. Sportservice Nijmegen (SSN) is specifiek geïnteresseerd in de behoeften en belemmeringen bij de leeftijdscategorieën 50-64 jaar en 65 jaar en ouder. Immers, tot de producten van de Sportservice behoren seniorensport (voor 50- t/m 64-jarigen) en Meer Bewegen Voor Ouderen (voor de 65-plussers). Hierover is een aparte rapportage opgesteld 13. 12 Onder ongebonden sporten wordt verstaan a. sporten in groepsverband, georganiseerd door de respondent of door familie, vrienden of kennissen en b. ongeorganiseerd sporten, alleen, met zijn tweeën of met meer personen. 13 Behoeften op het vlak van actieve sportbeoefening bij Nijmegenaren vanaf 50 jaar, oktober 2003. 15

Een onderzoek naar de sportdeelname en behoefte bij volwassen Nijmegenaren Ook is er bij het onderzoek aandacht besteed aan het bezoeken van sportwedstrijden. Dat is gedaan vanuit twee invalshoeken: de mate waarin volwassen Nijmegenaren naar topsport gaan kijken (bezoeken van wedstrijden met entree) en sportwedstrijdenbezoek als vorm van maatschappelijke participatie (bezoeken van wedstrijden van familie, vrienden of bekenden). 2.2 Uitvoering van onderzoek Het bevolkingsonderzoek sportdeelname is uitgevoerd als onderdeel van een groter bevolkingsonderzoek ten behoeve van de Nijmeegse Stads- en Wijkmonitor (Stadspeiling 2003). Voor dat onderzoek is bij iets meer dan 5.000 Nijmegenaren een uitgebreide enquête afgenomen. Het grote voordeel van het aanhaken bij dit omvangrijke onderzoek is dat we betrouwbare uitspraken over deelgroepen en gebieden binnen Nijmegen kunnen doen. Voor het vraagblok over sport is onder meer gebruik gemaakt van de Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO). Het betreft een standaardvragenlijst voor surveyonderzoek naar sportdeelname, inclusief richtlijnen voor de verslaglegging 14. Uitvoering van de RSO leidt tot kengetallen over sportdeelname, die vergeleken kunnen worden met andere gemeenten die met dezelfde standaard werken. Niet alle vragen uit de RSO zijn in Nijmegen op exact dezelfde wijze gesteld. Enkele vragen zijn aangepast aan de wensen van de opdrachtgever (afdeling Cultuur, Sport en Recreatie). Verder zijn enkele vragen bijgesteld naar aanleiding van proefenquêtes in Nijmegen, teneinde het enquêteren vlotter te laten verlopen. Wel kunnen we enkele belangrijke RSO-kengetallen berekenen, zoals het aandeel sporters, de sportfrequentie, het aandeel sportclubleden en het aandeel dat gebruik maakt van officiële sportaccommodaties in de eigen gemeente. In de rapportage zijn enkele kengetallen voor Nijmegen afgezet tegen die voor Nederland en zeven andere grote steden. Daar hoort wel een nuancerende opmerking bij. De landelijke afname van de RSO is gedaan met een panelonderzoek (via internet), terwijl in de zeven grote steden is gewerkt met schriftelijke en telefonische enquêtes. Daardoor is de vergelijking met Nijmegen, waar de RSO face-to-face (bij de mensen thuis) is afgenomen, niet honderd procent zuiver. Wel geeft de vergelijking tussen de Nijmeegse en de landelijke en stedelijke kengetallen een indicatie van hoe de sportdeelname in Nijmegen zich verhoudt met elders. 2.3 Inhoud van onderzoek Voor de volwassen Nijmegenaren geeft het onderzoek een beeld van de volgende zaken: het aandeel sporters op basis van de sportfrequentie; het zelfbeeld: ziet men zichzelf als sporter? de meest beoefende sporten; het organisatorisch verband waarin men sport (verenigingsverband, competitieverband, commercieel verband, ongebonden); de plaatsen binnen Nijmegen waar men sport (binnensportaccommodaties, buitensportaccommodaties, commerciële sportcentra, openbare ruimte); het aandeel Nijmegenaren dat meer zou willen sporten; 14 Ontwikkeld door Van Bottenburg en Smit (2000). Landelijke en gemeentelijke uitkomsten worden bijgehouden door het Mulier Instituut. 16

Inleiding de belemmeringen daarvoor; wensen als het gaat om sportmogelijkheden in Nijmegen; het bezoeken van verschillende soorten sportwedstrijden in Nijmegen; De sportparticipatie en -frequentie is op twee manieren gemeten: via de RSO-methode (ten behoeve van vergelijking met andere gemeenten) en zoals dat in de vorige Stadspeiling van 2001 is gebeurd. Dat laatste is gedaan om in grote lijnen te kunnen schetsen of de sportdeelname van Nijmegenaren in de afgelopen twee jaar veranderd is. Bij de analyse van de resultaten is steeds gekeken naar het onderscheid naar: geslacht; leeftijd; etniciteit; opleiding; inkomen; stadsdeel; deelgebied 15. In de bijlage zijn totaaloverzichten van de verschillen naar achtergrondkenmerken en stadsdeel opgenomen. In de afzonderlijke hoofdstukken zijn de meest opvallende verschillen beschreven. 15 Voor 20 kleinere deelgebieden binnen Nijmegen is de steekproef opgehoogd, teneinde betrouwbare en redelijk nauwkeurige uitspraken over deze gebieden te kunnen doen. 17

Sportparticipatie en -frequentie 3 Sportparticipatie en -frequentie In de Rapportage Sport 2003 van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) staat dat het aandeel sportbeoefenaars in de afgelopen decennia flink is toegenomen (van 51% in 1979 tot 65% in 1999 16 ). Dat komt onder meer door het gestegen opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking en de opkomst van de sportcultuur. Vooral onder vrouwen en ouderen steeg de sportdeelname. Wel is er vanaf 1995 sprake van een afvlakking van de participatiegroei, terwijl de tijdsbesteding aan sport vanaf die tijd niet meer is gegroeid. Op basis van de Stadspeiling 2001 hadden we reeds een algemeen beeld van de sportparticipatie in Nijmegen. Door het opnemen van RSO-vragen in de Stadspeiling 2003 hebben we nu een meer gedetailleerd beeld (meer vragen over sportdeelname gesteld; meer mogelijkheden om doelgroepen en deelgebieden met elkaar te vergelijken). Door de RSO-vragen om de zoveel jaar opnieuw aan de Nijmeegse bevolking voor te leggen, kunnen we ontwikkelingen in de sportdeelname blijven volgen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met verschillen naar deelgroepen en deelgebieden. Zo zet het SCP vraagtekens bij de mogelijkheden om de sportparticipatie te verhogen, met name als het gaat om jongeren. Anderzijds zou er volgens het SCP bij ouderen nog wel wat groeipotentieel aanwezig kunnen zijn. 3.1 Aandeel sporters volgens de RSO-definitie Volgens de RSO is een sporter iemand die in 1 jaar tijd minimaal 12 keer sport. Daarbij hoort de volgende introductie: Het gaat om activiteiten die u in de afgelopen 12 maanden heeft verricht volgens gebruiken en regels uit de sportwereld. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld badminton, fitness, toerfietsen en schaken, maar niet aan yoga, tuinieren, puzzelen of fietsen naar de bakker. Sporten die tijdens de vakanties zijn beoefend tellen wel mee; sporten tijdens lessen lichamelijke opvoeding op school niet. Gevraagd is: Hoeveel keer heeft u in de afgelopen 12 maanden in totaal gesport?. 16 Let wel: deze percentages zijn op een andere manier dan de RSO-methode gemeten. 19

Een onderzoek naar de sportdeelname en behoefte bij volwassen Nijmegenaren Figuur 4: sportparticipatie bij volwassen Nijmegenaren in de afgelopen 12 maanden 34% 42% 0 keer 1 t/m 11 keer 12 t/m 59 keer 60 keer of meer 21% 3% Van de volwassen Nijmegenaren heeft 34% in de afgelopen 12 maanden minimaal 60 keer gesport en heeft 21% 12 t/m 59 keer gesport. Volgens de RSO-definitie ligt het aandeel sporters onder de volwassen Nijmegenaren dus op 55%. Bij de volwassen Nederlanders lijkt dat aandeel wat hoger te liggen, namelijk op 60%. Dit komt door het relatief grote aandeel bij de volwassen Nederlanders dat 12 t/m 59 keer per jaar sport (30%). Hierbij hoort de opmerking dat de respondenten bij het landelijk onderzoek een lijst met bijna vijftig sporten te zien kregen, terwijl bij het face-to-face onderzoek in Nijmegen de open vraag gesteld is wat voor sport of sporten men in de afgelopen twaalf maanden beoefend heeft. De voorgelegde lijst met bijna vijftig sporten lijkt de kans te vergroten dat onregelmatige sporters aankruisen dat ze sport beoefenen. Voor het RSO-kengetal aandeel sporters kunnen we een aantal grote steden met elkaar vergelijken, althans voor de leeftijdsgroep 18-70 jaar. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de Nijmeegse gegevens zijn verzameld met behulp van face-to-face enquêtes, terwijl er in de andere steden schriftelijke en telefonische enquêtes gehouden zijn. Bij de steden waar schriftelijke enquêtes zijn gehouden valt op dat het aandeel onregelmatige sporters hoger ligt (zie tabel 5). Ook hier geldt dat dit te maken kan hebben met het voorleggen van een lijst met bijna vijftig sporten (lijkt de kans te vergroten dat onregelmatige sporters aankruisen dat ze sport beoefenen). 20

Sportparticipatie en -frequentie Tabel 5: percentage sporters onder de 18- t/m 70-jarigen naar stad frequente sporters: minimaal 60 keer per jaar onregelmatige sporters: 12-59 keer per jaar totaal: minimaal 12 keer per jaar type enquête Nijmegen 36 22 58 face-to-face Den Bosch 34 33 67 schriftelijk Eindhoven - - 64 schriftelijk Venlo 31 26 56 schriftelijk Hengelo 33 29 62 schriftelijk Almere 43 22 65 telefonisch Den Haag 33 22 54 telefonisch Rotterdam 26 26 52 schriftelijk NEDERLAND 30 32 62 panelonderzoek via internet De bovenstaande tabel laat zien dat het aandeel frequente sporters onder de 18- t/m 70-jarigen in Nijmegen relatief hoog is (36%). Alleen in Almere is een hoger aandeel gemeten. 3.2 Aandeel sporters in vergelijking met 2001 Er is ook nog op een andere manier naar de sportfrequentie gevraagd: Wilt u nogmaals aangeven hoe vaak u sport, maar nu per week of per maand?. Daarbij kreeg men een antwoordkaart te zien met de volgende mogelijkheden: nooit, eenmaal/enkele malen per jaar, eenmaal per maand, meerdere malen per maand, eenmaal per week en enkele malen per week. Voor de uitkomsten bij deze vraag is vergelijking met uitkomsten van de Stadspeiling 2001 mogelijk. Figuur 5: sportfrequentie bij volwassen Nijmegenaren: vergelijking tussen 2001 en 2003 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% nooit minder dan 1 keer per week 1 keer per week meer keer per week 2001 2003 21

Een onderzoek naar de sportdeelname en behoefte bij volwassen Nijmegenaren In 2001 bleek 56% van de volwassen Nijmegenaren aan sport te doen (zie figuur 5). De Stadspeiling 2003 laat zien dat het aandeel sporters onder de volwassenen ongeveer gelijk gebleven is (57%). Bekend is dat het aandeel sporters onder de 10- t/m 17-jarigen nog een stuk hoger ligt. Voor de totale Nijmeegse bevolking ligt het aandeel sporters naar schatting rond de 58%. Dat aandeel komt overeen met het in de Beleidsnota Sport (2002-2006) vermelde streefpercentage voor 2006. Uit figuur 5 blijkt dat het aandeel wekelijkse sporters ongeveer gelijk gebleven is: in 2001 sportte 20% 1 keer per week en 29% meer keer per week (samen 49%) en in 2003 sport 18% 1 keer per week en 31% meer keer per week (samen ook 49%). 3.3 Zelfbeeld als sporter Ter aanvulling van de informatie over de sportfrequentie is in de RSO een vraag opgenomen over het zelfbeeld: Ziet u zichzelf als sporter?. Daarbij kon men kiezen uit vijf mogelijkheden. Figuur 6: zelfbeeld als sporter bij volwassen Nijmegenaren 15% 11% nee, in het geheel niet 35% nee, nauwelijks enigszins 11% ja, tamelijk 28% ja, zonder meer Uit de bovenstaande figuur blijkt dat 26% van de volwassen Nijmegenaren zichzelf zonder meer of tamelijk als sporter ziet. Bij de volwassen Nederlanders ligt dat percentage een stuk lager, namelijk op 14%. Nog eens 11% van de volwassen Nijmegenaren ziet zichzelf enigszins als sporter. Daarmee is het aandeel volwassen Nijmegenaren dat zichzelf als sporter ziet kleiner dan het percentage wekelijkse sporters (49%). Dat heeft onder meer te maken met de sportfrequentie en met wat voor sporten men beoefent. Mensen, die bijvoorbeeld regelmatig wandelen of fietsen, voelen zich minder vaak een sporter dan mensen, die bijvoorbeeld regelmatig tennissen of voetballen. Ook is er een verband met het al dan niet aan wedstrijdsport doen. Mensen, die in competitieverband aan sport doen, voelen zich relatief vaak sporter. Voor het RSO-kengetal zelfbeeld sporter (aandeel dat zichzelf zonder meer of tamelijk als sporters ziet, exclusief aandeel dat zichzelf enigszins als sporter ziet) 22

Sportparticipatie en -frequentie kunnen we een aantal grote steden met elkaar vergelijken, althans voor de leeftijdsgroep 18-70 jaar. Tabel 6: percentage 18- t/m 70-jarigen dat zichzelf als sporter ziet ( zonder meer of tamelijk ) naar stad type enquête Nijmegen 28 face-to-face Den Bosch 27 schriftelijk Eindhoven 32 schriftelijk Hengelo 23 schriftelijk Den Haag 23 telefonisch Rotterdam 19 schriftelijk NEDERLAND 15 panelonderzoek via internet De bovenstaande tabel laat zien dat het aandeel Nijmegenaren van 18 t/m 70 jaar dat zichzelf zonder meer of tamelijk als sporter ziet relatief hoog is (28%). Alleen in Eindhoven is een hoger aandeel gemeten. Dit sluit aan bij de bevinding dat het aandeel frequente sporters in Nijmegen relatief hoog is. 3.4 Verschillen naar achtergrondkenmerken In tabel 15 (zie bijlagen) staat een totaaloverzicht van het aandeel sporters per deelgroep. We zien het volgende beeld: Hoe ouder de leeftijdscategorie, des te lager is het aandeel sporters. Van de 18-24- jarigen sport 64% wekelijks, van de 65-plussers 29% (zie figuur 7). In vergelijking met 2001 is het aandeel wekelijkse sporters onder de 18- t/m 24- jarigen licht gestegen (van 59 naar 65%) en het aandeel sporters onder de 65- plussers licht gedaald (van 35 naar 30%). Figuur 7: sportfrequentie bij volwassen Nijmegenaren naar leeftijd 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% nooit < 1 keer per week 1 keer per week > 1 keer per week 20% 10% 0% 18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65+ 23

Een onderzoek naar de sportdeelname en behoefte bij volwassen Nijmegenaren Het aandeel wekelijkse sporters bij de niet-westerse allochtonen (40%) ligt lager dan bij de rest van de Nijmegenaren (51%). Nadere analyse laat zien dat het aandeel wekelijkse sporters met name laag is bij Marokkaanse vrouwen en bij Turkse en Antilliaanse mannen en vrouwen (rond de 30%). Hoe hoger de opleiding, des te hoger is het aandeel sporters. Van de personen, die zijn opgeleid op vmbo-niveau, sport 37% wekelijks. Bij de universitair opgeleiden geldt dat voor 66%. Samenhangend met het voorgaande: hoe hoger het inkomen, des te hoger het aandeel sporters. Van de mensen met een laag inkomen sport 41% wekelijks. Bij de mensen met een middeninkomen geldt dat voor 47% en bij de mensen met een hoog inkomen voor 66%. 3.5 Verschillen naar deelgebieden In de tabellen 15 en 16 (zie bijlagen) staan overzichten van het aandeel sporters per deelgebied. We zien het volgende beeld: Figuur 8: sportfrequentie bij volwassenen naar stadsdeel Stadscentrum Oud-Oost Oud-West Nieuw-West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong 0% 20% 40% 60% 80% 100% >1 keer per week 1 keer per week < 1 keer per week nooit In vier stadsdelen is het aandeel wekelijkse sporters onder de volwassenen relatief laag: Oud-West (41%), Nieuw-West (44%), Lindenholt (43%) en Zuidrand (43%). Dat heeft deels te maken met het gegeven dat in die stadsdelen relatief veel groepen wonen die minder dan gemiddeld sporten 17. Het sportaanbod in de 17 In Oud-West wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden, mensen met een laag inkomen en niet-westerse allochtonen. In Nieuw-West wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden en 65-plussers. In Zuidrand wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden en 65-plussers en 24