Examen VWO. scheikunde (pilot) tijdvak 1 woensdag 27 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.



Vergelijkbare documenten
Examen VWO. scheikunde. tijdvak 1 woensdag 27 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Vwo scheikunde examen 1e tijdvak 2015

Correctievoorschrift VWO 2015

Correctievoorschrift VWO 2015

VWO Scheikunde examen 1e tijdvak 2015

Groene chemie versie

Correctievoorschrift VWO 2015

scheikunde vwo 2015-I

scheikunde pilot vwo 2015-I

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

2 maximumscore 2. 1p Tijdens het proces moet verhit/ verwarmd worden. 1p Verhitten/ verwarmen kost veel energie.

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen

Examen VWO. scheikunde. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2004-I

Examen VWO. scheikunde 1. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2003-II

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni uur

Eindexamen vwo scheikunde pilot I

Examen VWO. scheikunde (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen scheikunde vwo II

Voorbeeldexamen VWO 2016

scheikunde pilot vwo 2015-II

scheikunde vwo 2015-II

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2004-I

Examen VWO. Scheikunde (oude stijl)

Stabilisator voor PVC

Examen VWO. Scheikunde (oude stijl)

Eindexamen vwo scheikunde I

Eindexamen vwo scheikunde pilot I

scheikunde vwo 2017-II

Grensvlakpolymerisatie

Oefenopgaven KOOLSTOFCHEMIE II

Examen VWO. Scheikunde 1 (nieuwe stijl)

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Examen VWO. Scheikunde 1,2 (nieuwe stijl)

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?

VWO 1995 Scheikunde tijdvak 1. Het antwoord 2-methyl-1,2-propadiol of methyl-1,2-propadiol mag goed worden gerekend.

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO,

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-II

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

Eindexamen scheikunde havo 2008-I

Eindexamen havo scheikunde pilot 2013-I

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : woensdag 26 januari 2011

Eindexamen scheikunde havo 2000-II

Examen HAVO en VHBO. Scheikunde

scheikunde vwo 2018-I

Examen VWO. scheikunde (pilot) tijdvak 1 dinsdag 29 mei uur

a. Beschrijf deze reactie met een vergelijking. In het artikel is sprake van terugwinning van zwavel in zuivere vorm.

Oefen-SE SE4 Havo 5. Micro-organismen

Eindexamen scheikunde havo I

Eindexamen vwo scheikunde II

Isomeren van C4H8O2. EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1997, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

Eindexamen scheikunde havo 2001-I

scheikunde vwo 2019-II

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Eindexamen havo scheikunde II

Examen VWO. scheikunde (oude stijl)

Scheikunde VWO. Vrijdag 19 mei uur. vragen

Oefenvragen Hoofdstuk 4 Chemische reacties antwoorden

Eindexamen havo scheikunde pilot II

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I

Examen VWO. scheikunde 1. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland. Scheikunde. Trainingsmateriaal. De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-II

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2001-I

Examen VWO. Scheikunde

scheikunde (pilot) Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Oefentoets polymeren havo en vwo

Eindexamen scheikunde vwo II

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 23 mei uur

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

CH 3 CH 3 C CH 3 C H 3. EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1984, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

scheikunde vwo 2017-I

scheikunde vwo 2016-II

Examen HAVO. scheikunde (pilot) tijdvak 1 dinsdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

scheikunde vwo 2018-I

Vraag Antwoord Scores

-Q) e::::s. .c e ~.- Q)

Opgave 1: Turners. (1) 1 Geef de systematische naam van het zouthydraat dat ontstaat bij het opnemen van water door magnesium.

Rekenen aan reacties 3. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

7. Chemische reacties

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2008-I

Examen scheikunde HAVO tijdvak uitwerkingen

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Examen VWO. Scheikunde 1 (nieuwe stijl)

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2001-II

Transcriptie:

Examen VW 2015 tijdvak 1 woensdag 27 mei 13.30-16.30 uur scheikunde (pilot) Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 29 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 69 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg, berekening of afleiding gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg, berekening of afleiding ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. VW-1028-f-15-1-o

De grondstoffen van stanyl Stanyl is een hittebestendig polymeer dat bij ongeveer 300 C vloeibaar wordt. Het is een condensatiepolymeer van de monomeren hexaandizuur en 1,4-butaandiamine. Het 1,4-butaandiamine wordt in een aantal stappen bereid. In de laatste stap wordt 1,4-butaandiamine bereid uit waterstof en 1,4-butaandinitril (N C CH 2 CH 2 C N). 3p 1 Bereken hoeveel m 3 waterstof (T = 298 K, p = p 0 ) minimaal nodig is om 1,0 ton 1,4-butaandiamine te produceren uit 1,4-butaandinitril. Een ton is 10 3 kg. Hexaandizuur kan op meerdere manieren worden bereid. De bereiding van hexaandizuur door cyclohexanol (C 6 H 12 ) te laten reageren met geconcentreerd salpeterzuur noemen we in deze opgave proces 1. De halfreactie van het salpeterzuur is hieronder gegeven. N 3 + 3 H + + 2e HN 2 + H 2 3p 2 Geef de vergelijking van de halfreactie van de omzetting van cyclohexanol tot hexaandizuur. Gebruik molecuulformules. In de vergelijking van de halfreactie komen ook H 2 en H + voor. 2p 3 Leid met behulp van beide halfreacties de vergelijking van de totaalreactie voor proces 1 af. In proces 1 wordt HN 2 gevormd. Deze stof ontleedt bij de procesomstandigheden tot onder andere N. De atoomefficiëntie (atoomeconomie) van proces 1 bedraagt 41,49%. Een andere methode om hexaandizuur te maken (proces 2) is de reactie van cyclohexeen met waterstofperoxide (H 2 2 ). Cyclohexeen reageert hierbij in een molverhouding van 1 : 4 met waterstofperoxide. Behalve hexaandizuur ontstaat hierbij alleen water. 3p 4 Bereken de atoomefficiëntie (atoomeconomie) van proces 2. 2p 5 Geef twee argumenten die gebruikt kunnen worden als een keuze tussen proces 1 en 2 moet worden gemaakt. Geef argumenten gebaseerd op informatie uit deze opgave en/of Binas-tabel 97A. VW-1028-f-15-1-o 2 / 12 lees verder

Vlamvertragers in zeezoogdieren 1,2,5,6,9,10-hexabroomcyclododecaan, verder in de opgave HBCD genoemd, is een veelgebruikte vlamvertrager. Als aan producten HBCD is toegevoegd, wordt voorkomen dat producten snel vlam vatten en wordt de verspreiding van vuur vertraagd. Van HBCD bestaan veel verschillende stereo-isomeren. Een mengsel van drie van deze stereo-isomeren, alfa-, beta- en gamma-hbcd genoemd, wordt toegepast als vlamvertrager. In figuur 1 is de structuurformule van HBCD schematisch weergegeven. figuur 1 Br Br Br Br Br Br Bij de synthese van HBCD vindt een reactie plaats tussen een onverzadigde cyclische koolwaterstofverbinding X en broom in de molverhouding 1:3. 2p 6 Geef de schematische structuurformule van verbinding X. Gebruik een vergelijkbare weergave als in figuur 1. Als HBCD in oppervlaktewater terechtkomt, wordt de stof opgenomen door organismen zoals vissen en door visetende zoogdieren. mdat HBCD sterk hydrofoob is, hoopt de stof zich op in het vetweefsel van deze dieren. Al bij een geringe vervuiling van het water met HBCD ontstaat zo een veel hogere concentratie HBCD in de vetweefsels van zeezoogdieren. Recent is aangetoond dat het HBCD een schadelijk effect heeft op het immuunsysteem en de voortplanting van zeezoogdieren. De HBCD-samenstelling, die door de industrie gebruikt wordt, bestaat voor ongeveer 12 massa% uit alfa-hbcd, voor 8 massa% uit bèta-hbcd en voor 78 massa% uit gamma-hbcd. Deze samenstelling vindt men ook terug in het oppervlaktewater. Zeer verrassend blijkt dat de HBCD-samenstelling in het vetweefsel van zeezoogdieren voor ongeveer 90 massa% uit alfa-hbcd bestaat en voor de rest uit bèta-hbcd en gamma-hbcd. VW-1028-f-15-1-o 3 / 12 lees verder

Voor het relatief veel grotere aandeel van alfa-hbcd in zeezoogdieren in vergelijking met het aandeel alfa-hbcd in het oppervlaktewater kunnen verschillende hypotheses worden opgesteld. Hieronder staan twee van deze hypotheses. 1 Het gamma-hbcd wordt in de lever van de zeezoogdieren via een isomerisatiereactie omgezet in alfa-hbcd. 2 Alfa-HBCD kan niet door de lever van de zeezoogdieren worden afgebroken en gamma-hbcd wel. In een experiment werden geïsoleerde levercellen van proefdieren blootgesteld aan een oplossing van alfa-, bèta- en gamma-hbcd. Vervolgens werd op vier tijdstippen een monster genomen van het mengsel van de cellen en HBCD. Na het openbreken van de cellen werd met chromatografie bepaald wat de samenstelling van het mengsel van HBCD-isomeren is. mdat de monsters vele stoffen bevatten, is door de onderzoekers voorafgaand aan het experiment een bepaling uitgevoerd met behulp van chromatografie. Uit de resultaten hiervan konden zij afleiden welke piek in de chromatogrammen van de monsters overeenkomt met alfa-, bèta- of gamma-hbcd. 2p 7 Leg uit welk experiment met behulp van chromatografie de onderzoekers hebben uitgevoerd. Geef aan welk resultaat / welke resultaten ze hebben gebruikt om vast te stellen welke piek afkomstig is van alfa-, bèta- of gamma-hbcd in de chromatogrammen van de monsters. In figuur 2 zijn de chromatogrammen van de vier monsters uit het experiment in één figuur weergegeven. p de y-as staat de respons van de detector. Dit is hier een maat voor de hoeveelheid van de betreffende stof. figuur 2 respons alfa beta gamma alfa beta gamma alfa beta gamma alfa beta gamma 0 15 30 90 verstreken tijd (min) in experiment 2p 8 Leg voor beide hypotheses uit of de hypothese in overeenstemming is met de resultaten van deze experimenten. VW-1028-f-15-1-o 4 / 12 lees verder

Na afloop van het experiment is uit de levercellen een stof M geïsoleerd. Stof M is door de levercellen gevormd uit HBCD. Het massaspectrum van de stof M is in figuur 3 weergegeven. Met de gebruikte techniek worden uitsluitend negatieve fragmentionen gevormd. Boven een aantal pieken staat genoteerd aan welk fragmention de piek wordt toegeschreven. Hierbij staat bijvoorbeeld [M-H] voor het negatief geladen fragmention waarbij aan het molecuul van de geïsoleerde stof M één H atoom ontbreekt. m kleine pieken zichtbaar te maken, is het spectrum sterk uitvergroot. Hierdoor ontbreekt de schaalverdeling op de y-as en zijn er geen verschillen in hoogte te zien bij de hogere pieken. Waar bundels van pieken voorkomen is de m/z-waarde van de middelste piek aangegeven. figuur 3 79 81 160 417 497 577 [M-Br-H] - 239 559 [M-H] - 479 657 0 100 200 300 400 500 Rond m/z = 160 worden drie pieken waargenomen. Deze pieken verschillen in hoogte. De pieken zijn afkomstig van ionen Br 2. 600 m/z 3p 9 Leg uit dat rond m/z = 160 drie pieken aanwezig zijn, afkomstig van ionen Br 2 en leg uit welke van de drie pieken de hoogste is. Gebruik Binas-tabel 25. p basis van het bovenstaande massaspectrum en de massa van een molecuul HBCD (C 12 H 18 Br 6 ) is na te gaan wat de molecuulformule is van de stof M. Van dit reactieproduct is ook bepaald dat de ringstructuur van HBCD behouden is en dat deze stof iets beter oplost in water dan HBCD. 3p 10 Leg uit mede met behulp van figuur 3 wat de molecuulformule is van de stof waarin HBCD is omgezet. 2p 11 Geef aan welke karakteristieke groep mogelijk gevormd is in stof M. Licht je antwoord toe. VW-1028-f-15-1-o 5 / 12 lees verder

Reactiemechanisme zichtbaar gemaakt Chemische reacties die uit verschillende deelreacties bestaan, verlopen vaak zo snel dat tussenproducten niet waarneembaar zijn. Wetenschappers van de Universiteit van Tokio hebben een poreus materiaal ontwikkeld, waarin de moleculen van een stof kunnen worden opgesloten. In dit materiaal verlopen de betrokken deelreacties zo traag dat de structuur van de moleculen van de tussenproducten onderzocht kan worden. De onderzoekers hebben deze aanpak gebruikt om de reactie die in figuur 1 is weergegeven te onderzoeken. In deze reactie wordt uit een aldehyde en een amine een zogeheten imine gevormd. Van deze reactie was al bekend dat deze in twee deelreacties verloopt. Het tussenproduct was echter nog nooit waargenomen. figuur 1 deelreactie 1 R 1 C H H 2 N R 2 R 1 H C N R 2 H H aldehyde amine hemiaminal deelreactie 2 H R 1 C N R 2 H H R 1 H C imine R 1 en R 2 staan in figuur 1 voor koolstofketens. De stof met de algemene benaming hemiaminal is het tussenproduct. 3p 12 Geef de structuurformule van het gevormde imine dat via deelreacties 1 en 2 ontstaat uit de stoffen propanal en 2-propaanamine. mdat deelreactie 2 veel sneller verloopt dan deelreactie 1, bestaat het hemiaminal heel kort en was daardoor moeilijk aan te tonen. De totale reactie (deelreactie 1 en 2 samen) is exotherm. In figuur 2 zijn vier energiediagrammen voor reactiemechanismen die uit twee deelreacties bestaan, schematisch weergegeven. figuur 2 N R 2 H 2 energie A B C D VW-1028-f-15-1-o 6 / 12 lees verder

2p 13 Leg uit welk energiediagram uit figuur 2 het beste past bij het reactiemechanisme van de vorming van een imine. m de reactie te onderzoeken maakten de onderzoekers een poreus materiaal, opgebouwd uit grote moleculen die elk één NH 2 groep bevatten. De NH 2 groepen bevinden zich in holtes van het materiaal. Ze brachten het materiaal in contact met ethanal, waardoor hemiaminalgroepen werden gevormd. mdat de hemiaminal-groepen zich in de holtes van het materiaal bevinden, worden ze afgeschermd van de omgeving en kan deelreactie 2 pas bij hogere temperatuur verlopen. De onderzoekers volgden de volgende vijf stappen. 1 Het poreuze materiaal werd bij een temperatuur van 215 K in contact gebracht met ethanal. Hierbij verliep deelreactie 1 volledig. 2 De temperatuur werd vervolgens verlaagd tot 90 K. 3 Het gevormde tussenproduct werd geanalyseerd met behulp van röntgenonderzoek. 4 Na het onderzoek werd de temperatuur verhoogd tot 270 K. Hierbij verliep deelreactie 2 volledig. 5 Het gevormde eindproduct werd geanalyseerd met behulp van röntgenonderzoek. Dat in stap 1 inderdaad een hemiaminal gevormd was, kon aannemelijk worden gemaakt met behulp van röntgenonderzoek. Met röntgenonderzoek kan namelijk de grootte van bindingshoeken tussen atoombindingen worden onderzocht. Uit het röntgenonderzoek in stap 3 bleek dat de bindingshoeken van het hiernaast omcirkelde C atoom met andere atomen tijdens de reactie waren veranderd. Uit het röntgenonderzoek in stap 5 bleek dat deze bindingshoeken opnieuw waren veranderd. De onderzoekers zagen hierin een aanwijzing dat na stap 1 het hemiaminal aanwezig was. 2p 14 Leg uit waarom deze veranderingen van bindingshoeken rond het omcirkelde C atoom een aanwijzing zijn voor de vorming van het hemiaminal. Noem in je antwoord de grootte van de bindingshoeken rond het omcirkelde C atoom: vóór de vorming van het hemiaminal; nadat het hemiaminal is gevormd; nadat er een imine is gevormd. Het aantonen van het hemiaminal in stap 3 was een doorbraak voor de Japanse onderzoekers. Toch vonden ze het noodzakelijk om ook stap 4 en 5 uit te voeren. 2p 15 Leg uit voor stap 4 én voor stap 5 waarom deze stappen noodzakelijk zijn om vast te kunnen stellen dat het aangetoonde hemiaminal een tussenproduct is in de vorming van een imine. R 1 C H VW-1028-f-15-1-o 7 / 12 lees verder

Thermoplastisch zetmeel Thermoplastisch zetmeel (in deze opgave verder TPS genoemd) is een kunststof die onder andere als verpakkingsmateriaal voor groenten wordt gebruikt. TPS wordt bereid uit aardappelzetmeel, water en een weekmaker. In een extruder wordt het zetmeel grondig gemengd met water en de weekmaker. De gemiddelde molaire massa van zetmeel neemt hierbij door hydrolyse af van 3,7 10 7 g mol 1 tot 1,9 10 6 g mol 1 in TPS. Het gevormde TPS kan worden gesmolten en verwerkt. 2p 16 Bereken het gemiddelde aantal monomeereenheden in een molecuul zetmeel met een gemiddelde molaire massa van 3,7 10 7 g mol 1. Ga er bij de beantwoording van deze vraag van uit dat zetmeel alleen uit amylose bestaat. 4p 17 Bereken hoeveel gram water wordt verbruikt als 100 g zetmeel wordt omgezet tot TPS. Eén van de weekmakers die in TPS wordt gebruikt, is glycerol (1,2,3-propaantriol). Moleculen glycerol nestelen zich tussen polymeerketens en vormen daar waterstofbruggen mee. Door de aanwezigheid van glycerol tussen de polymeerketens is TPS beter te vervormen dan zetmeel met een vergelijkbare ketenlengte. Een deel van twee polymeerketens van TPS is op de uitwerkbijlage die bij dit examen hoort, weergegeven. 2p 18 Teken op de uitwerkbijlage een molecuul glycerol tussen de twee getekende delen van ketens van TPS. Geef in de tekening met stippellijntjes aan hoe het glycerolmolecuul met waterstofbruggen aan beide ketens is gebonden. 2p 19 Leg uit met behulp van begrippen op deeltjesniveau hoe toevoeging van glycerol aan TPS het polymeer beter te vervormen maakt. VW-1028-f-15-1-o 8 / 12 lees verder

TPS kan worden toegepast als verpakkingsmateriaal. Veel verpakkingen zijn gemaakt van polystyreen. Hieronder is een gedeelte uit het midden van een polystyreenketen weergegeven. CH CH 2 CH CH 2 CH CH 2 De uitstoot van C 2 bij de productie en het gebruik van een bepaald verpakkingsmateriaal is veel lager wanneer TPS wordt toegepast in plaats van polystyreen. Dit verschil wordt onder andere veroorzaakt door een veel groter energieverbruik tijdens de productie van polystyreen uit de grondstof aardolie. ok in het stadium dat de verpakking als afval wordt weggegooid, is er een verschil. Wanneer polystyreen wordt verbrand, levert dat een veel grotere uitstoot van C 2 op dan wanneer een even grote massa TPS wordt verbrand. Bij volledige verbranding van 1,0 kg TPS bedraagt de C 2 -uitstoot 1,6 kg. 2p 20 Geef de vergelijking voor de volledige verbranding van polystyreen. Gebruik molecuulformules. 3p 21 Bereken hoeveel procent de theoretische besparing in C 2 -uitstoot bij volledige verbranding is wanneer men 1,0 kg polystyreen vervangt door 1,0 kg TPS. VW-1028-f-15-1-o 9 / 12 lees verder

Bacteriën vullen betonscheuren Beton wordt gemaakt uit cement, water, zand en grind. Het cement gaat een reactie aan met water, waardoor onder andere calciumhydroxide (Ca(H) 2 ) ontstaat. Er ontstaat een hard materiaal. Door een overmaat aan water bevat beton ook met water gevulde poriën. De poriën in beton bevatten onder andere een verzadigde oplossing van calciumhydroxide. Er stelt zich het volgende evenwicht in: Ca(H) 2 Ca 2+ + 2 H (evenwicht 1) 2p 22 Geef de evenwichtsvoorwaarde van evenwicht 1. 3p 23 Bereken de ph van dit poriewater (T = 298 K). Neem aan dat alleen het opgeloste calciumhydroxide de ph bepaalt. Gebruik Binas-tabel 46; de onder K s gegeven waardes zijn de waardes voor de betreffende evenwichtsconstantes. Beton wordt meestal voorzien van een wapening. Dat is een netwerk van ijzeren staven. Bij gewapend beton kunnen kleine scheuren in het materiaal al snel negatieve gevolgen hebben. Via deze kleine scheuren kan namelijk lucht binnendringen. Uit lucht afkomstig C 2 reageert met de oplossing van Ca(H) 2 tot onder andere calciumcarbonaat. Deze vorming van calciumcarbonaat wordt carbonatatie genoemd. 3p 24 Geef de reactievergelijking voor carbonatatie. De ijzeren staven in de wapening zijn aan de buitenzijde omgeven door een oxidelaag. Bij hoge ph beschermt deze oxidelaag de ijzeren staven tegen roest. Doordat C 2 door beton wordt opgenomen kan plaatselijk de ph dalen tot onder ph = 8. Bij deze omstandigheden is de beschermende oxidelaag niet meer stabiel en begint de corrosie van het betonijzer. In figuur 1 is schematisch een stuk gewapend beton weergegeven. Als de oxidelaag van een staaf is aangetast, komt het ijzer in contact met het poriewater. Door de aanwezigheid van zuurstof en water in de poriën ontstaat dan een elektrochemische cel. In figuur 1 zijn met 1 en 2 de plaatsen aangegeven waar de halfreacties van de elektrochemische cel verlopen. figuur 1 beton 2 1 porie (water, lucht) oxidelaag ijzer VW-1028-f-15-1-o 10 / 12 lees verder

De oxidelaag is doorlaatbaar voor elektronen, maar niet voor ionen. 2p 25 Geef de vergelijkingen van de beide halfreacties die plaatsvinden wanneer het ijzer van de wapening reageert met water en zuurstof. 2p 26 Geef aan welke halfreactie(s) verloopt (verlopen) bij 1 en welke bij 2 in figuur 1. Licht je antwoord toe. De dichtheid van de producten van de aantasting van de wapening is lager dan de dichtheid van ijzer. Hierdoor zet de wapening uit en worden de kleine scheuren in het beton groter. Het beton verliest dan snel zijn sterkte. m verlies van sterkte van het beton te voorkomen, moeten betonscheuren worden opgevuld. Het beton verkrijgt daarmee weer de oorspronkelijke sterkte. Een onderzoeksteam uit Gent onderzoekt of bacteriën die calciumcarbonaat produceren deze scheuren kunnen vullen. In het beton worden glazen reparatiebuisjes verwerkt. De buisjes zijn in groepjes van drie aan elkaar gelijmd. Ze bevatten elk andere stoffen: 1 buisje 1 bevat een oplossing van bacteriën in water; 2 buisje 2 bevat een prepolymeer, dit is een polymeer met korte ketens; 3 buisje 3 bevat een polymerisatie-versneller en een oplossing van ureum en Ca(N 3 ) 2 in water. Als ergens een scheur in het beton ontstaat, breken de buisjes open. Het prepolymeer komt zo in contact met de polymerisatie-versneller en water. Het prepolymeer polymeriseert waarbij een schuim wordt gevormd dat de bacteriën beschermt tegen de hoge ph van het beton. De bacteriën voeden zich met het ureum en scheiden carbonaationen uit. Deze carbonaationen vormen samen met de calciumionen uit het derde buisje calciumcarbonaat. Een scheur wordt op deze wijze opgevuld met calciumcarbonaat. Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina. VW-1028-f-15-1-o 11 / 12 lees verder

In figuur 2 is een molecuul van het gebruikte prepolymeer weergegeven. In de structuurformule worden met R 1 en R 2 koolwaterstofketens aangeduid. figuur 2 C H [ H R 1 C N R 2 N C R 1 ]n H H N R 2 N C Het prepolymeer is een ketenpolymeer en wordt gevormd door polyadditie van een stof X en een stof met twee alcoholgroepen. 2p 27 Geef de structuurformule van stof X. Maak gebruik van de notatie R 1 en/of R 2. Als het prepolymeer reageert met water wordt eerst aan de moleculen van het prepolymeer één ~NH 2 groep gevormd aan het rechter uiteinde van elk molecuul (zie figuur 2). Tevens komt hierbij een stof Y vrij. Door vervolgreacties wordt uiteindelijk een netwerkpolymeer gevormd. Er vormt zich een luchtig polymeerschuim dat de scheuren in het beton opvult. De bacteriën vullen vervolgens de holtes van het gevormde schuim met calciumcarbonaat. 2p 28 Geef de formule van stof Y en leg uit waarom stof Y zorgt voor de vorming van een schuim. 2p 29 Leg uit waarom minimaal drie buisjes gebruikt moeten worden. einde VW-1028-f-15-1-o 12 / 12 lees verder