Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs vzw Guimardstraat 1 1040 BRUSSEL



Vergelijkbare documenten
Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1

Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1

Wet van 3 JULI 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers, B.S., 29 agustus 2005

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

DE RECHTEN VAN DE VRIJWILLIGER EN PLICHTEN VAN DE ORGANISATIE. 1. Situering algemene informatie over het aantal vrijwilligers

Vrijwilligerswetgeving

Wet betreffende de rechten van de vrijwilliger

VRIJWILLIGERSWERK INFORMATIEPLICHT

VLAAMSE ROEILIGA vzw VERZEKERINGEN. Bart Hannes 23 oktober 2013

INFORMATIENOTA. 1.Organisatie. Stad en OCMW Bree. OCMW Bree Peerderbaan Bree Tel

R.I.Z.I.V. Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering

VLAAMSE JUDOFEDERATIE vzw WEGWIJS IN DE ONGEVALLENPOLIS VJF. Bart Hannes september 2013

De vrijwilliger in de zorgsector. Gert Geerts & Tom Peeters

Eindelijk een statuut voor de vrijwilliger

GRATIS VRIJWILLIGERSVERZEKERING: REGLEMENT

AKTIVIA VZW VERZEKERINGEN. Bart Hannes oktober 2011

Info Vrijwilligerswerk

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

Informatienota : Rechten en plichten van de vrijwilliger

GUIDELINES VRIJWILLIGERSWERK IN DE SPORT

INFORMATIENOTA. Feitelijke vereniging.

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID IN SCHOOLVERBAND. Prof. dr. Aloïs VAN OEVELEN Gewoon hoogleraar Universiteit Antwerpen

O R GA N I SA T I E N O T A

Vrijwilliger : elke natuurlijke persoon die vrijwilligerswerk verricht.

REGLEMENT BETREFFENDE HET ONDERSTEUNEN VAN VRIJWILLIGERSWERK DOOR HET AANBIEDEN VAN EEN VERZEKERING

The Name in Sports Insurance

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 21 november

Aansprakelijkheid Verzekeringen

REGLEMENT BETREFFENDE HET ONDERSTEUNEN VAN VRIJWILLIGERSWERK DOOR HET AANBIEDEN VAN EEN VERZEKERING

Aansprakelijkheid bij verkeers- en mobiliteitseducatie

BRAND AANSPRAKELIJKHEDEN. Brokers Training Mei 2007 Devlamynck Luc

Examen 17: Algemene BA (tak 13) - eindtermen beroepskennis. Basis BA

WET OP HET VRIJWILLIGERSWERK

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

Burgerlijke aansprakelijkheid in schoolverband

Reglement met betrekking tot de collectieve provinciale verzekering vrijwilligerswerk

KBC POLIS HANDEL EN DIENSTEN

Ontwerp van decreet betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin DE VLAAMSE REGERING,

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST

Gemeente Kasterlee verenigingen en vrijwilligers UW VERENIGING GOED VERZEKERD?

Provincieraadsbesluit

Wet betreffende de rechten van de vrijwilliger. Een beknopt overzicht

Wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde (B.S Ed. 3)

Vrijwilligersovereenkomst stad Vilvoorde

Koninklijke Roei- en Nautische Sport Oostende vzw 104 Prins Albertlaan 8400 Oostende. De Vrijwilligerswet

VRIJWILLIGERSOVEREENKOMST

POLIS EVENEMENTEN. Doelgroep

BRAND AANSPRAKELIJKHEDEN

Verenigingen en VZW s Cover

Als vrijwilliger aan de slag?

DAG VAN DE SPORTCLUBBESTUURDER

Aansprakelijkheidsverzekering UNIZO

WET VAN 29 MAART betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen. (B.S. 6 mei 1976)

Vrijwilligerswerk OCMW en Gemeente Anzegem

12 DECEMBER Wet tot vaststelling van de arbeidsduur. van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen,

Ethias Gemeen Recht - Onderlinge verzekeringsvereniging, toegelaten onder nr. 0165, voor de volgende verzekeringsverrichtingen: ongevallen, ziekte,

25 AUGUSTUS Wet tot wijziging van Titel XIII van de programmawet (I) van 27 december 2006, wat de aard van de arbeidsrelaties betreft

Vrijwilligers: een nieuwe toekomst voor de politie?

de vrijwilligers verzekeren?

Het statuut van de zorgvrager op de zorgboerderij: Aansprakelijkheid en Verzekeringen

De programmawet (I) van 27 december 2006, art. 113 tot en met 133

Avontuurlijke speelterreinen en aansprakelijkheid. Speel op zeker!

De aansprakelijkheid voor schade aan goederen.

VRIJWILLIGERSOVEREENKOMST

Dit wetsvoorstel strekt ertoe een aantal aspecten van de vrijwilligerswetgeving te verfijnen.

Juridische kanttekeningen rond maaltijdzorg. Jan Vande Moortel Advamo Arteveldehogeschool Gent

A R E N A The Name in Sports Insurance

Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector Centra voor geestelijke gezondheidszorg, erkend door de Vlaamse Gemeenschap

Bijlage 1: De vrijwilligersverzekering

Ethias Gemeen Recht - Onderlinge verzekeringsvereniging, toegelaten onder nr. 0165, voor de volgende verzekeringsverrichtingen: ongevallen, ziekte,

Verzekeringen Vlaamse Basketballiga vzw

Informatienota vrijwilligerswerk. Rechten en plichten van de organisatie en de vrijwilliger

Wet van 12 juli 2013 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen

Vrijwilligers en PAB

De vrijwilliger in de zorgsector: aansprakelijkheid en verzekering?

Individuele stageovereenkomst

INFORMATIE-NOTA. Rechten en plichten van de organisatie en de vrijwilliger

Arbeidsongevallen. Steven Van den Broeck Directie TWW Antwerpen FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

INFORMATIENOTA. Rechten en plichten van de organisatie en de vrijwilliger. /

R.I.Z.I.V. Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering

Vrijwilligerswerk OCMW en Gemeente Anzegem

Brochure vrijwilligerswerk. in samenwerking met

Begindatum Einddatum Vervaldag Duur 01/01 1 jaar

Brochure vrijwilligerswerk

WELKE VERZEKERINGSPOLISSEN BESTAAN ER? EEN EERSTE OVERZICHT

Circulaire over de verzekering brand en andere gevaren, wat eenvoudige risico's betreft, en over de informatieplicht betreffende deze verzekering

Brochure vrijwilligerswerk

KBC POLIS BROMFIETS. Deze polis verzekert de specifieke risico s die voortvloeien uit het gebruik van een bromfiets.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.

INFORMATIENOTA VOOR DE VRIJWILLIGERS 1. O RGANISATIE 2 2. S OCIALE DOELSTELLING 3 3. J URIDISCH STATUUT 3 4. T AKENPAKKET VAN DE VRIJWILLIGER 4

Inhoud. Voorwoord 11. Maklu 5

AFSPRAKENNOTA VRIJWILLIGERSWERK

ADVIES VAN DE HOGE RAAD VOOR VRIJWILLIGERS OP HET WETSVOORSTEL VAN GOOL-DE MEYER BETREFFENDE DE RECHTEN VAN DE VRIJWILLIGERS (Doc.51/0455/001).

VERZEKERINGEN. herfst 2016 Bart Hannes

VERSLAG AAN DE KONING

RECHTSBIJSTAND. Hoofdstuk 5. Art.21. Voorafgaandelijke bepaling

Artikel 3 van de wet van 3 juli 2005 definieert wat moet worden verstaan onder:

Wat betreft het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd de gewijzigde regeling inzake politiek verlof reeds principieel goedgekeurd op 27 oktober

Brochure vrijwilligerswerk

Transcriptie:

Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs vzw Guimardstraat 1 1040 BRUSSEL VSKO/Dienst Beleidscoördinatie/06.9 Brussel, 3 mei 2009 WET BETREFFENDE DE RECHTEN VAN VRIJWILLIGERS Naar schatting zijn 1,5 MIO Belgen op één of andere manier met vrijwilligerswerk bezig. In Vlaanderen is ongeveer één op vijf burgers actief in het vrijwilligerswerk. De sectoren waarin vrijwilligers hun engagement waarmaken zijn o.m. de gezondheids- en welzijnssector, de socio-culturele sector, de solidariteitssector, de recreatieve sector. Ook héél wat van onze scholen doen voor sommige activiteiten beroep op vrijwilligers. Met de wet wordt het vrijwilligerswerk formeel erkend als een belangrijke sociale actor in de samenleving en wordt voor het eerst een minimaal statuut aan de vrijwilligers van alle sectoren toegekend. Het betekent een onomkeerbare stap naar een betere erkenning en positionering van het vrijwilligerswerk alsook een sterkere publieke waardering voor de inzet van de vele vrijwilligers. De wet van 3 juli 2005 regelt voornamelijk volgende aspecten: het toepassingsgebied en de definitie van het vrijwilligerswerk, de aansprakelijkheid van de vrijwilligers en de organisatie, de verzekering van het vrijwilligerswerk, de vergoeding van de vrijwilliger alsmede het statuut van de uitkeringsgerechtigde vrijwilliger. De wet is al een aantal keren grondig gewijzigd. In bijlage vindt u een door ons gemaakte coördinatie van de wet. Wij bespreken hierna de voornaamste bepalingen van de wet: 1 Definitie en toepassingsgebied Vrijwilligerswerk wordt omschreven als elke activiteit die in een georganiseerd verband, onbezoldigd en onverplicht wordt verricht ten behoeve van één of meer personen, van een groep, organisatie of van de samenleving als geheel. De wet stelt dat die activiteit geen verband mag hebben met familie of privé-relatie. De activiteit mag evenmin worden verricht door dezelfde persoon en voor dezelfde organisatie waarin hij/zij in het kader van een arbeidsovereenkomst, een dienstencontract of een statutaire aanstelling is tewerk gesteld. Wat is de situatie van de leden van de VZW-schoolbestuur? Een lid van de algemene vergadering van de vereniging wordt niet automatisch beschouwd als een vrijwilliger. Het is pas als dat lid de organisatie van bepaalde activiteiten voor de vereniging opneemt dat hij/zij vrijwilliger wordt en onder toepassing van de vrijwilligerswet valt. De feitelijke omstandigheden waarin de betrokkene zich bevindt zullen in concreto moeten nagegaan worden. Wanneer een lid van de algemene vergadering bijvoorbeeld meegaat op schoolreis om een bosspel te begeleiden, zal het tijdens de begeleiding van dit bosspel zonder twijfel als vrijwilliger worden beschouwd. Wanneer datzelfde lid deelneemt aan een algemene vergadering,van de VZW wordt het niet beschouwd als vrijwilliger. Ook een bestuurder heeft een heel specifieke functie, die in de vzw-wet wordt omschreven. Een bestuurder zou als vrijwilliger beschouwd kunnen worden indien hij bepaalde taken voor de VZW opneemt die niet inherent zijn aan het feit dat hij bestuurder is. Bijvoorbeeld een bestuurder helpt tijdens het jaarlijkse schoolfeest, mee de feesttent op te zetten. Tijdens die activiteit kan de bestuurder beschouwd worden als

vrijwilliger. Wanneer hij echter deelneemt aan de raad van bestuur is hij geen vrijwilliger maar bestuurder. In dat geval is de specifieke regeling van de bestuurdersaansprakelijkheid, zoals geregeld in de VZW-wet, van toepassing. De wet regelt niet alleen het vrijwilligerswerk dat verricht wordt in België maar ook het vrijwilligerswerk dat vanuit België wordt georganiseerd maar in het buitenland wordt verricht. De koning kan echter bepaalde categorieën van personen van het toepassingsgebied van deze wet uitsluiten. Tot op heden is aan die bepaling nog geen uivoering gegeven. 2 2 Informatieplicht De organisatie die werkt met vrijwilligers moet haar vrijwilligers informeren over de volgende belangrijke zaken: 1) de doelstelling en het juridisch statuut van de organisatie; 2) het verzekeringscontract dat de organisatie heeft afgesloten voor burgerlijke aansprakelijkheid tijdens de uitvoering van de vrijwilligersactiviteit of op weg naar en van de activiteiten; 3) indien nog andere verzekeringen werden afgesloten, zoals een verzekering voor lichamelijke ongevallen van de vrijwilliger, rechtsbijstand en/of omnium voor eigen schade bij verplaatsingen, moet dit ook worden gemeld; 4) de eventuele onkostenvergoeding die wordt betaald en waarvoor ze dient; 5) de mogelijkheid dat hij kennis krijgt van geheimen waarop artikel 458 Strafwetboek van toepassing is. De organisatie kiest zelf de wijze waarop zij bovenvermelde informatie verspreidt. De bewijslast ligt bij de organisatie die desgevallend moet kunnen aantonen dat de vrijwilliger op de hoogte was of had kunnen zijn van de noodzakelijke informatie. Scholen kunnen die informatie verspreiden via de website, via het schoolblad en/of opnemen als bijlage in de informatiebrochure van de school. Wij raden aan om alle informatie voor de vrijwilliger te groeperen. Wij stellen voor om op de website een rubriek voor de vrijwilliger te voorzien of in de informatiebrochure een apart punt op te nemen, met specifieke informatie voor de vrijwilliger. Een model vindt u in bijlage 2. 3 De aansprakelijkheid van de vrijwilliger en de organisatie De organisatie is aansprakelijk voor de schade die vrijwilligers veroorzaken bij de uitvoering van hun opdracht, behalve in geval van bedrog, zware schuld of een veelvuldig terugkerende lichte fout van de vrijwilliger. Het gaat hier om een vergelijkbare regeling als voor de werknemers, verbonden via arbeidsovereenkomst. De aansprakelijkheid inzake fouten van vrijwilligers is beperkt tot de burgerrechtelijke aansprakelijkheid. De organisatie staat dus niet in voor strafrechtelijke fouten van haar vrijwilligers. Wel strekt de aansprakelijkheid van de organisatie zich uit tot feiten begaan tijdens de verplaatsingen van en naar de activiteiten van het vrijwilligerswerk. Een afwijking van de aansprakelijkheidsregeling vastleggen, die nadeliger uitvalt voor de vrijwilliger, wordt expliciet verboden. De regeling voor feitelijke verenigingen verdient een speciale aandacht! In de feitelijke vereniging die minstens één werknemer in dienst heeft, geniet de vrijwilliger van de immuniteitsregeling zoals hierboven beschreven. Daarbij zou het volstaan dat de koepelorganisatie van een lokale afdeling dit personeelslid in dienst heeft. In de feitelijke vereniging die geen personeelslid in dienst heeft blijft de vrijwilliger persoonlijk aansprakelijk voor de schade die hij veroorzaakt in uitvoering van zijn vrijwilligerswerk. Zulke vrijwilliger moet dus terugvallen op zijn familiale polis indien hij die heeft afgesloten.

4 Verzekering vrijwilligerswerk 1 2 De organisatie is verplicht een verzekering af te sluiten tot dekking van de risico s verbonden aan het vrijwilligerswerk. De verzekering dekt minimaal de burgerlijke aansprakelijkheid van de organisatie, met uitzondering van de contractuele aansprakelijkheid. De dekking voor lichamelijk schade en rechtsbijstand blijft facultatief maar kan door de Koning verplicht worden voor bepaalde categorieën van vrijwilligers. De nadere modaliteiten van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van het vrijwilligerswerk zullen nog bij koninklijk besluit worden uitgewerkt. Tevens voorziet de wet in een aanpassing van de familiale verzekering. Momenteel is de verzekering BA Familiale nog geen wettelijk verplichte verzekering. De vrijwilligerswet voorziet dat het vrijwilligerswerk in de familiale polissen wordt opgenomen, als aanvullende dekking voor zaken die door de verplichte verzekering worden uitgesloten (vb. zware fout of terugkerende lichte fout). Daartoe wordt het vrijwilligerswerk in de polis BA Familiale beschouwd als behorende tot de private sfeer. Aan vrijwilligers wordt de raad gegeven om hun verzekeraar B.A.-familiale op de hoogte te brengen van het opgenomen vrijwilligerswerk. 3 5 Vergoedingen voor het vrijwilligerswerk Het principe is dat vrijwilligerswerk onbezoldigd is. De kosten die de vrijwilliger maakt voor de organisatie waarvoor hij dit vrijwilligerswerk verricht, kunnen echter worden terugbetaald door de organisatie. Er kan gekozen worden tussen het systeem van forfaitaire onkostenvergoeding of het bewijzen van de reële onkosten. De forfaitaire en reële kostenvergoedingen mogen in hoofde van de vrijwilliger niet gecombineerd worden. Een combinatie van de forfaitaire kostenvergoeding met een terugbetaling van de reële vervoerskosten is echter mogelijk voor maximaal 2000 kilometer per jaar per vrijwilliger. Wat betreft het gebruik van de eigen wagen, worden de reële vervoerskosten vastgesteld overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende de algemene regeling inzake reiskosten. De reële vervoerskosten door het gebruik van de eigen fiets, worden vastgesteld overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige overheidsdiensten. Het totaal uitgekeerd jaarlijks bedrag ter vergoeding van het gebruik van openbaar vervoer, de eigen wagen of fiets mag maximaal 2000 maal de kilometervergoeding bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten bedragen. Wat de toepassing van de forfaitaire onkostenvergoeding betreft, mogen bepaalde plafonds niet overschreden worden. De huidige geïndexeerde maximumbedragen zijn: 27,37 EUR per dag en 1.094,79 EUR per jaar. Opgelet: bij het overschrijden van de forfaitaire plafonds zonder bewijs van reële kosten, wordt men niet meer als vrijwilliger beschouwd. 6 Toegankelijkheid voor mensen met een sociale uitkering De wet schrijft voor onder welke voorwaarden en formaliteiten een uitkeringsgerechtigde vrijwilligerswerk mag doen en desgevallend de vergoeding daarvoor mag cumuleren met zijn uitkering. 1 2 De aansprakelijkheidsregeling en de verzekeringsregeling gaan pas in voege op 1 januari 2007. Wij raden u aan om voldoende tijd te nemen en hiervoor niet overhaast een verzekeringsovereenkomst af te sluiten. De B.A. van de vrijwilligers is meestal gedekt in de polis B.A.-Onderwijsinstellingen. Uiteraard moet u hieromtrent uw verzekeraar contacteren. De polis B.A.-Onderwijsinstellingen kan ook gedeeltelijke dekking verlenen in haar waarborg 'ongevallenverzekeringen' in zoverre de vrijwilligers uitdrukkelijk opgenomen worden in het begrip 'verzekerden'. Wanneer het gaat om "occasionele" medewerkers die bvb. deelnemen aan een manifestatie, dan kan hiervoor eventueel en polis 'manifestaties' worden onderschreven. Meer algemene informatie over Verzekeringen vindt u in bijlage.

1) Werklozen Voor de werklozen volstaat een voorafgaande schriftelijke aangifte bij de RVA. De directeur van het werkloosheidsbureau kan de uitoefening van de activiteit verbieden of inperken indien: de activiteit niet voldoet aan de omschrijving van vrijwilligerswerk als bedoeld in deze wet; de activiteit een dusdanige omvang, aard of frequentie heeft dat het nog bezwaarlijk vrijwilligerswerk kan genoemd worden; de werkloze door de uitoefening van vrijwilligerswerk, minder beschikbaar zou zijn voor de arbeidsmarkt. Indien de directeur binnen de twee weken na ontvangst van een volledige aangifte geen beslissing neemt, dan wordt de vrijwillige activiteit met behoud van uitkeringen geacht aanvaard te zijn. Een aantal zaken worden nog verduidelijkt via koninklijk besluit. 2) Bruggepensioneerden 3) Voor de bruggepensioneerden en de halftijds bruggepensioneerden geldt dezelfde regeling als deze van toepassing op de werklozen. 4) Arbeidsongeschikten Arbeidsongeschikten kunnen vrijwilligerswerk doen met behoud van hun uitkering mits voorafgaande toelating van de adviserende geneesheer. Het is evident dat een arbeidsongeschikt personeelslid niet als vrijwilliger kan aangesteld worden voor het vervullen van gelijkaardige werkzaamheden. 5) Leefloon Principieel zijn vrijwilligerswerk en de erbij horende vergoeding verenigbaar met het recht op een leefloon. De nadere voorwaarden worden nog bepaald bij koninklijk besluit. 6) Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden Principieel zijn vrijwilligerswerk en de erbij horen vergoeding verenigbaar met het recht op een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden. Ook hier zal een koninklijk besluit nog de nadere voorwaarden bepalen. 7) Gewaarborgd inkomen voor bejaarden Een onkostenvergoeding voor de bejaarde vrijwilliger is combineerbaar met een uitkering als de plafonds van de vergoeding niet worden overschreden. 8) Gezinsbijslagen Principieel zijn vrijwilligerswerk en de erbij horende vergoeding combineerbaar met een (gewaarborgde) gezinsbijslag. Ook hier geldt dat bepaalde voorwaarden nog bij koninklijk besluit zullen worden uitgewerkt. 4 7 Inwerkingtreding Deze wet treedt in werking vanaf 1 augustus 2006, met uitzondering van de aansprakelijkheids- en verzekeringsregeling die pas in voege gaan op 1 januari 2007.

Bijlage 1 bij de omzendbrief VSKO/Dienst beleidscoördinatie/2006.9 3 JULI 2005. Wet betreffende de rechten van vrijwilligers (officieuze coördinatie) HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen. Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Art. 2. 1. Deze wet regelt het vrijwilligerswerk dat verricht wordt op het Belgisch grondgebied, en het vrijwilligerswerk dat daarbuiten wordt verricht, maar dat georganiseerd wordt vanuit België, op voorwaarde dat de vrijwilliger zijn hoofdverblijfplaats heeft in België, en onverminderd de bepalingen die van toepassing zijn in het land waar het vrijwilligerswerk wordt verricht. 2. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalde categorieën van personen van het toepassingsgebied van deze wet uitsluiten. HOOFDSTUK II. Definities. Art. 3. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1 vrijwilligerswerk: elke activiteit: a) die onbezoldigd en onverplicht wordt verricht; b) die verricht wordt ten behoeve van één of meer personen, andere dan degene die de activiteit verricht, van een groep of organisatie of van de samenleving als geheel; c) die ingericht wordt door een organisatie anders dan het familie- of privé-verband van degene die de activiteit verricht; d) en die niet door dezelfde persoon en voor dezelfde organisatie wordt verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst, een dienstencontract of een statutaire aanstelling; 2 vrijwilliger: elke natuurlijke persoon die een in 1 bedoelde activiteit verricht; 3 organisatie: elke feitelijke vereniging of private of publieke rechtspersoon zonder winstoogmerk die werkt met vrijwilligers, waarbij onder feitelijke vereniging wordt verstaan elke vereniging zonder rechtspersoonlijkheid van twee of meer personen die in onderling overleg een activiteit organiseren met het oog op de verwezenlijking van een onbaatzuchtige doelstelling, met uitsluiting van enige winstverdeling onder haar leden en bestuurders, en die een rechtstreekse controle uitoefenen op de werking van de vereniging; [ ] HOOFDSTUK III. De informatieplicht. Art. 4. Alvorens de activiteit van een vrijwilliger voor een organisatie een aanvang neemt, informeert de organisatie hem minstens over: a) de onbaatzuchtige doelstelling en het juridisch statuut van de organisatie; indien het gaat om een feitelijke vereniging, de identiteit van de verantwoordelijke(n) van de vereniging; b) het in artikel 6, 1, bedoelde verzekeringscontract dat de organisatie gesloten heeft voor vrijwilligerswerk; indien het gaat om een organisatie die niet burgerlijk aansprakelijk is als bedoeld in artikel 5 voor de schade die een vrijwilliger veroorzaakt, de toepasselijke aansprakelijkheidsregeling voor schade die de vrijwilliger veroorzaakt, en de eventuele dekking van deze aansprakelijkheid door middel van een verzekeringscontract; c) de eventuele dekking, door middel van een verzekeringscontract, van andere aan het vrijwilligerswerk verbonden risico s en, in voorkomend geval, van welke risico s;

Bijlage 1/2 d) de eventuele betaling van een vergoeding voor vrijwilligerswerk en, in voorkomend geval, de aard van deze vergoeding en de gevallen waarin ze wordt betaald; e) de mogelijkheid dat hij kennis krijgt van geheimen waarop artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing is. De in het eerste lid bedoelde informatie kan verstrekt worden op welke wijze ook. De bewijslast berust bij de organisatie. HOOFDSTUK IV. Aansprakelijkheid van de vrijwilliger en de organisatie. Art. 5. Behalve in geval van bedrog, zware fout of eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomende lichte fout van de vrijwilliger, is deze, behalve als het om schade gaat die hij zichzelf toebrengt, niet burgerlijk aansprakelijk voor de schade die hij veroorzaakt bij het verrichten van vrijwilligerswerk, ingericht door een in artikel 3, 3 bedoelde feitelijke vereniging die één of meer personen tewerkstelt die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor werklieden of bedienden, door een in artikel 3, 3 bedoelde rechtspersoon, of door een feitelijke vereniging die op grond van haar specifieke verbondenheid hetzij met de voormelde feitelijke vereniging, hetzij met de voormelde rechtpersoon beschouwd kan worden als een afdeling daarvan. Voor deze schade zijn respectievelijk de feitelijke vereniging, de rechtspersoon of de organisatie waarvan de feitelijke vereniging een afdeling vormt, burgerlijk aansprakelijk. Op straffe van nietigheid mag van de bij het eerste lid bepaalde aansprakelijkheid niet afgeweken worden in het nadeel van de vrijwilliger. HOOFDSTUK V. Verzekering vrijwilligerswerk. Art. 6. 1. De organisaties die krachtens artikel 5 burgerlijk aansprakelijk zijn voor de schade die een vrijwilliger veroorzaakt, sluiten tot dekking van de risico s met betrekking tot vrijwilligerswerk een verzekeringscontract, dat ten minste de burgerlijke aansprakelijkheid van de organisatie dekt, met uitzondering van de contractuele aansprakelijkheid; 2. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor de categorieën van vrijwilligers die Hij bepaalt, de dekking van het verzekeringscontract uitbreiden tot: 1 de lichamelijke schade die geleden is door vrijwilligers bij ongevallen tijdens de uitvoering van het vrijwilligerswerk of tijdens de verplaatsingen die in het kader daarvan worden gedaan en tot de ziekten die zijn opgelopen als gevolg van het vrijwilligerswerk; 2 de rechtsbijstand voor de onder 1 [ ] en 2, 1, genoemde risico's. 3. De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de minimumgarantievoorwaarden vast van de verplichte verzekeringsovereenkomsten tot dekking van het vrijwilligerswerk evenals de minimumgarantievoorwaarden wanneer hij de verzekeringscontracten voorzien in 1 uitbreidt krachtens 2. 4. De gemeenten en provincies informeren de organisaties over de verzekeringsplicht. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad nadere regels vaststellen ter uitvoering van deze paragraaf. 5. Aan de organisaties wordt de mogelijkheid geboden zich, tegen betaling van een premie, aan te sluiten bij een collectieve polis die voldoet aan de in 3 bedoelde voorwaarden. De Koning bepaalt daartoe de voorwaarden en nadere regels bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.». Art. 7. In artikel 6 van het koninklijk besluit van 12 januari 1984 tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

Bijlage 1/3 a) het 1 wordt aangevuld als volgt: " deze uitsluiting is evenmin van toepassing op de door artikel 6, 1, van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers verplicht gestelde verzekering voor burgerrechtelijke aansprakelijkheid "; b) het 4 wordt opgeheven. Art. 8. Vrijwilligerswerk [.] wordt geacht verricht te worden in het privé-leven zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 12 januari 1984 tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven. Art. 8bis. In artikel 3, 1, eerste lid, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen worden de woorden «en van de werkgever van bovengenoemde personen, wanneer dezen van alle aansprakelijkheid zijn ontheven krachtens artikel 18 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten,» vervangen door de woorden «, van de werkgever van bovengenoemde personen, wanneer dezen van alle aansprakelijkheid zijn ontheven krachtens artikel 18 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en van de organisatie die bovengenoemde personen inzet als vrijwilligers, wanneer dezen van alle aansprakelijkheid zijn ontheven krachtens artikel 5 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.». HOOFDSTUK VI. Arbeidsrecht. Art. 9. [ ] 2. Onder de voorwaarden die de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt, zijn de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan niet van toepassing op het vrijwilligerswerk. HOOFDSTUK VII. Vergoedingen voor vrijwilligerswerk. Art. 10. Het onbezoldigd karakter van het vrijwilligerswerk belet niet dat de door de vrijwilliger voor de organisatie gemaakte kosten door de organisatie worden vergoed. De realiteit en de omvang van deze kosten moeten niet bewezen worden, voor zover het totaal van de ontvangen vergoedingen niet meer bedraagt dan 24,79 euro per dag, [ ] en 991,57 euro per jaar. De in de vorige zin bedoelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) en variëren zoals bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Te rekenen van de inwerkingtreding van deze wet wordt de hoogte van de ontvangen vergoedingen na twee jaar onderworpen aan een evaluatie. Deze evaluatie wordt uitgevoerd volgens de nadere regels die de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepaalt, met dien verstande dat ze wordt uitgevoerd in samenwerking met de instellingen van sociale zekerheid en dat vooraf het advies van de Nationale Arbeidsraad en de Hoge Raad voor de Vrijwilligers wordt ingewonnen. Het evaluatieverslag wordt onmiddellijk meegedeeld aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de Senaat. Bedraagt het totaal van de door de vrijwilliger van een of meerdere organisatie(s) ontvangen vergoedingen meer dan de in het eerste lid bedoelde bedragen, dan kunnen deze enkel als een terugbetaling van door de vrijwilliger voor de organisatie(s) gemaakte kosten worden beschouwd, indien de realiteit en het bedrag van deze kosten kan aangetoond worden aan de hand van bewijskrachtige documenten. Het bedrag van de kosten mag worden vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten. De forfaitaire en reële kostenvergoedingen mogen in hoofde van de vrijwilliger niet gecombineerd worden. Een combinatie van de forfaitaire kostenvergoeding met een terugbetaling van de reële vervoerskosten is echter mogelijk voor maximaal 2000 kilometer per jaar per vrijwilliger.

Bijlage 1/4 Wat betreft het gebruik van de eigen wagen, worden de reële vervoerskosten vastgesteld overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende de algemene regeling inzake reiskosten. De reële vervoerskosten door het gebruik van de eigen fiets, worden vastgesteld overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige overheidsdiensten. Het totaal uitgekeerd jaarlijks bedrag ter vergoeding van het gebruik van openbaar vervoer, de eigen wagen of fiets mag maximaal 2000 maal de kilometervergoeding bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten bedragen.] Art. 11. Een activiteit kan niet als vrijwilligerswerk beschouwd worden indien één van de of alle in artikel 10 bedoelde grenzen overschreden worden en het in artikel 10, derde lid, bedoelde bewijs niet kan geleverd worden. De persoon die deze activiteit verricht kan in dat geval niet als vrijwilliger worden beschouwd. Art. 12. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor specifieke categorieën van vrijwilligers, onder de door Hem bepaalde voorwaarden, de in artikel 10 bedoelde bedragen verhogen. HOOFDSTUK VIII. Uitkeringsgerechtigde vrijwilligers. Afdeling I. Werklozen. Art. 13. Een uitkeringsgerechtigde werkloze kan met behoud van uitkeringen vrijwilligerswerk uitoefenen, op voorwaarde dat hij dit vooraf en schriftelijk aangeeft bij het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. De directeur van het werkloosheidsbureau kan de uitoefening van de activiteit met behoud van uitkeringen, verbieden, of slechts aanvaarden binnen bepaalde perken, indien hij aantoont: 1 dat deze activiteit niet de kenmerken vertoont van vrijwilligerswerk als bedoeld in deze wet; 2 dat de activiteit, gezien de aard, de omvang en de frequentie ervan of gezien het kader waarin zij wordt uitgeoefend, niet of niet langer de kenmerken vertoont van een activiteit die in het verenigingsleven gewoonlijk door vrijwilligers wordt verricht; 3 dat de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt van de werkloze zou verminderen. Indien binnen twee weken na de ontvangst van een volledige aangifte geen beslissing genomen is, wordt de uitoefening van de onbezoldigde activiteit met behoud van uitkeringen, geacht aanvaard te zijn. Een eventuele beslissing houdende een verbod of een beperking, genomen buiten deze termijn, heeft slechts gevolgen voor de toekomst, behalve indien de activiteit niet onbezoldigd was. De Koning bepaalt: 1 de nadere regels voor de aangifteprocedure en voor de procedure die toepasselijk is indien de directeur de uitoefening van de activiteit met behoud van uitkeringen verbiedt; 2 onder welke voorwaarden de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening vrijstelling van aangifte van bepaalde activiteiten kan verlenen, inzonderheid indien in het algemeen kan worden vastgesteld dat de betreffende activiteiten beantwoorden aan de definitie van vrijwilligerswerk; 3 onder welke voorwaarden de afwezigheid van een voorafgaande aangifte niet leidt tot het verlies van uitkeringen. Afdeling II. Bruggepensioneerden. Art. 14. De in artikel 13 bedoelde regeling geldt eveneens voor de bruggepensioneerden en de halftijds bruggepensioneerden, behoudens de afwijkingen die door de Koning vastgesteld zijn op grond van hun specifiek statuut. Afdeling III. Arbeidsongeschikten.

Bijlage 1/5 Art. 15. In artikel 100, 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorgingen en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd: "Vrijwilligerswerk in de zin van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers wordt niet beschouwd als werkzaamheid, voor zover de adviserende geneesheer vaststelt dat deze activiteiten verenigbaar zijn met de algemene gezondheidstoestand van de betrokkene." Afdeling IV. Leefloon. Art. 16. Onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt, zijn het verrichten van vrijwilligerswerk en het ontvangen van een in artikel 10 bedoelde vergoeding, verenigbaar met het recht op het leefloon. Afdeling V. Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden. Art. 17. Onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt, zijn het verrichten van vrijwilligerswerk en het ontvangen van een in artikel 10 bedoelde vergoeding, verenigbaar met het recht op de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden. Afdeling VI. Gewaarborgd inkomen voor bejaarden. Art. 18. Artikel 4, 2, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1969, bij de wet van 29 december 1990 en bij de wet van 20 juli 1991, wordt aangevuld als volgt: "9 de vergoedingen die ontvangen zijn in het kader van het vrijwilligerswerk als bedoeld in artikel 10 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.". Afdeling VII. Gezinsbijslagen. Art. 19. In artikel 62 van de bij het koninklijk besluit van 19 december 1939 samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, vervangen bij de wet van 29 april 1996, wordt een 6 ingevoegd, luidende: " 6. Voor de toepassing van deze wetten wordt vrijwilligerswerk in de zin van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers niet beschouwd als een winstgevende activiteit. De vergoedingen in de zin van artikel 10 van voormelde wet worden niet beschouwd als een inkomen, een winst, een brutoloon of een sociale uitkering, voorzover het vrijwilligerswerk zijn onbezoldigd karakter niet verliest overeenkomstig hetzelfde artikel van dezelfde wet.". Art. 20. In artikel 1 van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van een gewaarborgde gezinsbijslag, zoals gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1980, bij het koninklijk besluit nr. 242 van 31 december 1983 en bij de wetten van 20 juli 1991, 29 april 1996, 22 februari 1998, 25 januari 1999, 12 augustus 2000 en 24 december 2002, wordt, tussen het eerste en het tweede lid, het volgende lid ingevoegd: "Wanneer het kind een vergoeding geniet als bedoeld in de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers, is dit geen beletsel voor de toekenning van gezinsbijslag." Art. 21. Onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt, zijn het verrichten van vrijwilligerswerk en het ontvangen van een in artikel 10 bedoelde vergoeding, verenigbaar met het recht op de gewaarborgde gezinsbijslag. HOOFDSTUK IX. Slotbepalingen. Art. 22. 1. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, aan organisaties die zowel werken met vrijwilligers als met personen die geen vrijwilliger zijn, met betrekking tot de bepalingen van deze wet bijkomende voorwaarden opleggen.

Bijlage 1/6 In de in het vorige lid bedoelde gevallen kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het werken met vrijwilligers zoals bedoeld in deze wet afhankelijk maken van een voorafgaande machtiging van de minister die bevoegd is voor Sociale zaken. 2. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop nagegaan wordt of de activiteiten die door een vrijwilliger uitgeoefend worden, beantwoorden aan de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan. 3. De Koning wijst de ambtenaren aan die ermee belast worden toe te zien op de naleving van de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan. Art. 23. De Koning kan de bepalingen die door artikel 7 worden gewijzigd, opnieuw wijzigen, opheffen of aanvullen. Art. 24. Deze wet treedt in werking op 1 augustus 2006, met uitzondering van de artikelen 5, 6 en 8bis, die in werking treden op 1 januari 2007.

Bijlage 2 bij de omzendbrief VSKO/Dienst beleidscoördinatie/2006.9 Voorbeeld van websitetekst om te voldoen aan de informatieplicht De regering maakte een nieuwe wet die de rechten van vrijwilligers vastlegt. Dit betekent dat organisaties die beroep doen op vrijwilligers aan een aantal verplichtingen moeten voldoen. Ook onze school maakt bij de organisatie van verschillende activiteiten gebruik van vrijwilligers. Wij kunnen rekenen op vele ouders, leerlingen, oud-leerlingen en nog vele anderen. Langs deze weg willen wij de vrijwilligers te informeren over de verzekering e.d. Wij bezorgen u alle informatie waarvan u, volgens de wet, op de hoogte moet zijn. Organisatie De vzw [benaming, zetel, adres] Maatschappelijk doel: [cf. statuten] Aansprakelijkheid Het kan zijn dat je schade veroorzaakt tijdens de activiteiten die je als vrijwilliger uitoefent. Als school zijn wij daarvoor verantwoordelijk. Zelf ben je wel verantwoordelijk voor de schade die veroorzaakt werd door het bedrog dat je pleegde of de zware fout die je beging. Voor schade veroorzaakt door lichte fouten ben je niet zelf verantwoordelijk, behalve als dit meermaals voorkomt. Verzekering Verplichte verzekering Onze school heeft in dit kader een verzekeringscontract afgesloten bij <naam verzekeraar>. Deze verzekering dekt de burgerlijke aansprakelijkheid van de school en van de vrijwilligers. Je kunt de polis inzien op het secretariaat. Als je tijdens een activiteit als vrijwilliger van de school schade veroorzaakt aan een ander, dan zal de verzekering tussenkomen. Vrije verzekering [schrappen indien een dergelijke verzekering niet werd afgesloten] Onze school heeft eveneens een verzekeringscontract afgesloten dat lichamelijke schade van de vrijwilligers dekt. Dat betekent dat je verzekerd bent als je een ongeval overkomt tijdens activiteiten die je als vrijwilliger van de school uitvoert. Je bent eveneens verzekerd als je onderweg bent naar of van de activiteit. Dit verzekeringscontract werd afgesloten bij <naam verzekeraar>. Ook deze polis kan je inzien op het secretariaat. Vergoedingen Niemand kan verplicht worden om activiteiten als vrijwilliger uit te voeren. Voor de activiteiten die je als vrijwilliger uitvoert, word je dan ook niet betaald. Onze school voorziet geen enkele vergoeding. Geheimhoudingspicht Soms vernemen vrijwilligers geheimen of vertrouwelijke informatie bij het uitvoeren van hun activiteiten. Vooral als een vrijwilliger werkt in de hulpverlening (Tele-onthaal, de zelfmoordlijn, de jongerentelefoon ) kan dit gemakkelijk voorkomen. Als vrijwilliger ben je dan verplicht om deze informatie geheim te houden. De geheimhoudingsplicht bedoeld in artikel 458 Strafwetboek (zie hieronder), geldt niet als je op vrijwillige basis werk verricht voor onze school. Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen zijn om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderd frank.

Bijlage 3 bij de omzendbrief VSKO/Dienst beleidscoördinatie/2006.9 VERZEKERINGEN 3 INHOUDSTABEL Vooraf... 2 De polis BA-schoolinstellingen I. Aansprakelijkheid voor eigen daad... 2 1. fout... 3 2. schade... 3 3 causaal verband... 3 II. Aansprakelijkheid voor andermans daad en voor de zaken waarvoor men instaat... 4 1. Aansprakelijkheid voor de daad van personen voor wie men instaat... 4 2. Aansprakelijkheid voor zaken die men onder zich heeft... 4 1. De waarborg burgerlijke aansprakelijkheid... 5 2. De waarborg objectieve aansprakelijkheid... 6 3. Lichamelijke ongevallen... 7 4. Verzekering rechtsbijstand... 9 5. Premieberekening... 10 6. Bijkomende waarborgen... 10 3 BRON: Interdiocesaan Centrum, dienst Verzekeringen, Guimardstraat 72, 1040 BRUSSEL Zie ook website www.interdio.be, dienst Verzekeringen

Bijlage 3/2 Vooraf Het aansprakelijkheidsrecht is nogal technisch juridisch een zware kluif. Om een aantal elementaire begrippen uit het aansprakelijkheidsrecht voor u te duiden hebben wij gebruik gemaakt van een bespreking van de polis BA-onderwijsinstellingen, zoals aangeboden door de dienst Verzekering van het Interdiocesaan Centrum, Guimardstraat Brussel. Wij beperken deze bijdrage tot die bepalingen en begrippen die relevant zijn in het kader van de toepassing van de Vrijwilligerswet. Voormelde wet bepaalt dat een organisatie aansprakelijkheid is voor de schade die vrijwilligers veroorzaken bij de uitvoering van hun opdracht, behalve in geval van bedrog, zware schuld of een veelvuldig terugkerende lichte fout van de vrijwilliger. De aansprakelijkheid inzake fouten van vrijwilligers is beperkt tot de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, verder afgekort als BA. Voor onderwijsinrichtingen is de B.A. van de vrijwilligers meestal gedekt in de polis B.A.- Onderwijsinstellingen. Uiteraard is het aangeraden uw verzekeringspolis op dit vlak te screenen. De polis B.A.-Onderwijsinstellingen kan ook gedeeltelijke dekking verlenen in haar waarborg 'ongevallenverzekeringen' in zoverre de vrijwilligers uitdrukkelijk opgenomen worden in het begrip 'verzekerden'. Verzekeringsmaatschappijen zullen in de nabije toekomst uw bestoken met voorstellen van verzekeringscontracten. Wij wijzen er u op dat de aansprakelijkheids- en verzekeringsregeling, uitgewerkt in de Vrijwilligerswet, pas in voege treedt op 1 januari 2007. Wanneer vrijwilligers betrokken zijn bij lichamelijke ongevallen tijdens de uitoefening van hun activiteiten, kan men hen een vergoeding aanbieden die gelijkaardig is als deze die toegekend wordt op basis van de wet op de arbeidsongevallen., (zie verder bij punt 6 BIJKOMENDE WAARBORGEN,. De veiligheidspolis). Wanneer het gaat om "occasionele" medewerkers die bvb. deelnemen aan een manifestatie, dan kan hiervoor eveneens een polis 'manifestaties' worden onderschreven (punt 6 BIJKOMENDE WAARBORGEN) en voor hun lichamelijke ongevallen verwijzen wij dan weerom naar de veiligheidspolis. DE POLIS B.A.-SCHOOLINSTELLINGEN De polis B.A.-Schoolinstellingen die wij in deze tekst verder zullen aanduiden met de term schoolpolis die het Interdiocesaan Centrum gewoonlijk aanbiedt aan haar instellingen, omvat vier waarborgen. 1. De waarborg burgerlijke aansprakelijkheid 2. De waarborg objectieve aansprakelijkheid 3. De waarborg individuele ongevallen 4. De waarborg rechtsbijstand Alvorens deze waarborgen verder uit te diepen, menen wij dat het nuttig is even enkele rechtsprincipes in herinnering te brengen over de algemene burgerlijke aansprakelijkheid. Hierin maken wij het onderscheid tussen de aansprakelijkheid voor eigen daad en de aansprakelijkheid voor andermans daad of voor de zaken waarvoor men instaat. I. Aansprakelijkheid voor eigen daad. Artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek (verder afgekort als B.W.) bepalen: elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden; ieder is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke hij door zijn daad, maar ook voor die welke hij door zijn nalatigheid of door zijn onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt.

Bijlage 3/3 Drie essentiële elementen moeten tegelijkertijd aanwezig zijn nl. fout - schade - causaal verband: 1. fout De foutvereiste in de zin van artikel 1382 B.W. omvat twee van elkaar te onderscheiden elementen: a) het onrechtmatig handelen Het betreft het objectief bestanddeel dat verwijst naar de daad. b) de toerekeningsvatbaarheid Het betreft het subjectief bestanddeel dat betrekking heeft op de dader. Professor Van Gerven 4 voorziet twee soorten van onrechtmatig handelen: a) elke schending van een specifieke regel d.i. van een wettelijke of reglementaire norm b) elke inbreuk op de zorgvuldigheidsnorm Volgens deze omschreven regel moet eenieder zich in het maatschappelijk verkeer gedragen zoals van een normaal zorgvuldige en vooruitziende persoon mag worden verwacht. Dit is wat men noemt: handelen als een "goed huisvader" of als een "bonus pater familias". Volgens vaste rechtspraak betekent 'zorgvuldig' dat men de mogelijke nadelige gevolgen probeert te voorkomen door het nemen van voorzorgsmaatregelen. 'Vooruitziend' betekent dat men zich de gevolgen van zijn handelen of niet-handelen probeert in te beelden. Een onrechtmatige daad kan slechts als fout worden gekwalificeerd indien de dader schuldbekwaam is en toerekeningsvatbaar. Zo zullen kinderen slechts schuldbekwaam zijn indien ze tot de "jaren des onderscheids" zijn gekomen. Een geestesonbekwame is evenmin toerekeningsvatbaar, indien uit de feiten blijkt dat hij zich op het ogenblik van de schadeverwekkende handeling geen rekenschap kon geven van de gevolgen van zijn handelen. 2. schade Professor Van Gerven omschrijft schade als een verlies van een patrimoniaal of extra-patrimoniaal voordeel. Het slachtoffer moet bij het behoud van het voordeel een rechtmatig, zeker en persoonlijk belang hebben. Er zijn verschillende soorten schade o.m. geleden verlies, gederfde winst, morele- en materiële schade, rechtstreekse- en onrechtstreekse schade. 3. causaal verband Men kan algemeen stellen dat een causaal verband voorligt, wanneer de schade, bij ontstentenis van een feit of van een gedraging, niet zou zijn ingetreden. Het is uiteindelijk de feitenrechter die soeverein oordeelt over het bestaan van een causaal verband. 4 W. Van Gerven; Verbintenissenrecht deel 2.

Bijlage 3/4 II. Aansprakelijkheid voor andermans daad en voor de zaken waarvoor men instaat 1. Aansprakelijkheid voor de daad van personen voor wie men instaat Deze vorm van aansprakelijkheid wordt o.m. geregeld door artikel 1384 van het B.W. Dit artikel stipuleert: men is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke men veroorzaakt door zijn eigen daad, maar ook voor die personen voor wie men moet instaan, of van zaken die men onder zijn bewaring heeft. De vader en de moeder zijn aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen. De meesters en zij die anderen aanstellen voor de schade door hun dienstboden en aangestelden veroorzaakt in de bediening waartoe zij hen gebezigd hebben. De onderwijzers en de ambachtslieden voor de schade door hun leerlingen en leerjongens veroorzaakt gedurende de tijd dat deze onder hun toezicht staan. De hierboven geregelde aansprakelijkheid houdt op, indien de ouders, onderwijzers en ambachtslieden bewijzen dat zij de daad welke tot die aansprakelijkheid aanleiding geeft, niet hebben kunnen beletten. Het vermoeden is dus weerlegbaar in hoofde van de ouders en van de leerkrachten. In hoofde van de leerkrachten moet worden aangetoond hetzij dat er voldoende toezicht werd uitgeoefend, hetzij dat de schadeverwekkende daad, zo plots en onverwachts gebeurde, dat ze zelfs bij een nauwgezet toezicht niet kon worden verhinderd. 2. Aansprakelijkheid voor zaken die men onder zich heeft Benevens artikel 1384 alinea 1 van het B.W. geldt in het algemeen voor alle schade veroorzaakt door "zaken" ongeacht dewelke, die niet onder het toepassingsgebied komt van de artikelen 1385 en 1386 van het B.W. Het betreft een onweerlegbaar vermoeden van schuld. Artikel 1385 van het B.W. stelt dan weer de eigenaar van een dier, of, terwijl hij het in gebruik heeft, diegene die zich ervan bedient, aansprakelijk voor de schade die door het dier is veroorzaakt, hetzij het onder zijn bewaring stond, dan wel verdwaald of ontsnapt was. Het schuldvermoeden is onweerlegbaar. Artikel 1386 stelt de eigenaar van een gebouw aansprakelijk voor de schade door de instorting ervan veroorzaakt, wanneer deze te wijten is aan verzuim van onderhoud of aan een gebrek in de bouw. Ook hier is het schuldvermoeden onweerlegbaar. Artikel 1386 bis handelt specifiek over de schade veroorzaakt door o.m. zwakzinnigen en geestesgestoorden, maar hierover zullen wij momenteel niet verder uitbreiden. Anderzijds wensen wij enkele algemene begrippen en definities nader te omschrijven, die verder in de tekst zullen voorkomen. Verzekeringsnemer: de persoon die het verzekeringscontract aangaat met de verzekeringsmaatschappij. Het betreft meestal de onderwijsinstelling zelf, die in de bijzondere voorwaarden van de polis wordt gedefinieerd. Verzekerden: de natuurlijke of rechtspersonen voor wie dekking wordt voorzien. Schoolleven: alle school- en buitenschoolse activiteiten die met de omschreven instelling verband houden, of zij gebeuren binnen of buiten deze instelling, tijdens of na de lesuren, gedurende de schooldagen of tijdens de verlofdagen en de vakantieperiodes. De leerlingen, de personeelsleden en andere aangestelden zijn in schoolleven, wanneer zij zich onder het gezag of onder het toezicht bevinden of zouden moeten bevinden van de bevoegde schoolautoriteit of van haar plaatsvervanger of afgevaardigde. Maken deel uit van het schoolleven, de kleine onderhoudswerken aan of de kleine schoonmaak van de schoollokalen verricht door de leerkrachten en de leerlingen. Maken geen deel uit van het schoolleven, de activiteiten die behoren tot het privé-initiatief van een of meerdere verzekerden.

Gebiedsgeldigheid: is momenteel wereldwijd. Bijlage 3/5 Schadegeval: Het betreft de gebeurtenis die, schade veroorzakend, aanleiding geeft tot de toepassing van de waarborgen. Per waarborg zullen wij eerst het technico-theoretisch deel uiteenzetten. Daarna zullen wij het, door middel van concrete voorbeelden, nader belichten. 1 De waarborg burgerlijke aansprakelijkheid WAT? Deze verzekering dekt de verzekerden tegen de geldelijke gevolgen van de burgerlijke aansprakelijkheid die zij jegens derden oplopen, wanneer zij zich in het "schoolleven" bevinden. Hierbij bedoelt men: de aansprakelijkheid die men oploopt buiten elke contractuele verplichting in toepassing van de artikelen 1382 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. de aansprakelijkheid ingevolge burenhinder enkel en alleen wanneer de schade te wijten is aan een plotse gebeurtenis. Gezien de specificiteit van het schoolleven, worden volgende risico's ook gewaarborgd: schade veroorzaakt door producten verstrekt door de omschreven instelling vb eetwaren, dranken, schoolbenodigdheden. schade veroorzaakt aan de roerende goederen waarvoor de verzekeringsnemer of de omschreven instelling als bewaarnemer aansprakelijk zou zijn. schade die verzekerden-stagiairs veroorzaken aan de voorwerpen die hun door de personen bij wie zij hun stage verrichten, toevertrouwd worden om het voorwerp uit te maken van een werk of als werkinstrument, uitgezonderd de schade aan de voertuigen waarvoor de wetgeving op de verplichte verzekering van toepassing is. Voor deze waarborg dient evenwel een bijpremie betaald. Onder bepaalde voorwaarden, schade aangericht door vuur, brand, ontploffing, rook of water (niet te verwarren met de waarborg objectieve aansprakelijkheid). de aansprakelijkheid van de personen die leerlingen onder hun bewaking hebben of houder zijn van een voertuig, wanneer deze leerlingen, zonder medeweten van hun ouders een voertuig besturen zonder de daartoe wettelijk vereiste leeftijd te hebben bereikt. Wat niet verzekerd is, wordt eveneens hernomen in de algemene voorwaarden. Wij raden de schooldirecties aan deze uitsluitingen, die kunnen verschillen van maatschappij tot maatschappij, grondig na te lezen en de omvang ervan nauwkeurig in te schatten. Zij staan meestal vermeld bij de omschrijving der waarborg, maar tevens in de bepalingen gemeenschappelijk aan alle waarborgen. Zo raden wij onze klanten aan hun polis grondig na te kijken bij de organisatie van fancy-fairs, opendeurdagen, uitstappen, reizen, al dan niet met beoefening van bepaalde 'gevaarlijke' sporten. Sommige risico's kunnen verzekerd zijn, al dan niet mits betaling van bijpremies (en dus vooraf aan te vragen). Bij twijfel, raadpleeg uw verzekeraar. HOEVEEL? Na te kijken in uw polis. WIE? Onder deze waarborg voorzien wij als verzekerden: a. de verzekeringsnemer

b. de omschreven instelling nl. het schoolcomité het bureau van de administratieve commissie de inrichtende macht de autoriteiten waarvan deze instelling zou kunnen afhangen. c. de leden van de directie en van het personeel van de omschreven instelling personen belast met een tijdelijke opdracht Bijlage 3/6 personen belast door de directie van de instelling met toezicht op leerlingen, o.a. in de schoolbus, zelfs wanneer het leerlingen van andere instellingen betreft. d. de leerlingen van de omschreven instelling en hun ouders voor zover zij er burgerrechtelijk aansprakelijk voor zijn. e. de natuurlijke personen die het oudercomité vormen. f. de personen, eigenaars, huurders of gebruikers van gebouwen of materieel ter beschikking gesteld van de omschreven instelling of gebruikt door deze laatste. BENADEELDE DERDE Als derde kan optreden elke andere persoon dan dezen hernomen in het vorige punt onder a en b. M.a.w. de verzekeringsnemer en de omschreven instelling kan nooit tegelijkertijd én derde én verzekerde zijn. Anderzijds zijn bvb. leerkrachten en leerlingen derden opzichtens elkaar, alsook de schoolinstelling en de leerlingen. Deze derde ook benadeelde of begunstigde genaamd, heeft een eigen recht tegen de verzekeraar. Dit betekent dat hij/zij zich rechtstreeks tot de B.A.-verzekeraar kan wenden om de eis tot schadevergoeding te formuleren en eventueel uitbetaling te bekomen, op voorwaarde uiteraard het bewijs van een fout in hoofde van de schoolinstelling te bewijzen. 2 De waarborg objectieve aansprakelijkheid WAT? De wet van 30.07.1979 en haar uitvoeringsbesluiten voorziet in hoofde van alle personen die met inrichtingen bestemd voor het publiek te maken hebben een verplichte onderschrijving van een burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering. In geval van brand of ontploffing worden zij aansprakelijk gesteld ook wanneer hen geen enkele fout kan verweten worden voor de lichamelijke en stoffelijke schade aan derden veroorzaakt. Dit noemt men de objectieve aansprakelijkheid. Wie deze verplichte aansprakelijkheidsverzekering niet afsluit wordt strafrechtelijk gesanctioneerd. In geval van veroordeling, kan de rechter eveneens de sluiting van de betrokken inrichting bevelen voor de duur van een maand tot maximum 1 jaar. Dergelijke polis kan afzonderlijk worden onderschreven, doch het Interdiocesaan Centrum incorporeert deze waarborg in 'de klassieke schoolpolis'. HOEVEEL? Per schadegeval is een maximum bedrag voorzien voor: lichamelijke letsels; materiële schade.

Bijlage 3/7 Deze bedragen zijn geïndexeerd. WIE IS VERZEKERD? Als verzekerde wordt beschouwd de privaatrechtelijke persoon die de waarborg aangaat, in zijn hoedanigheid van organisator van het onderwijs of van de beroepsvorming in de instelling omschreven in de bijzondere voorwaarden. WIE IS DERDE? Elke andere persoon dan de verzekerde. Kan echter nooit een vergoeding bekomen: die persoon die aansprakelijk is voor het schadegeval krachtens artikel 1382 tot 1386 bis van het B.W. de verzekeringsonderneming die, in uitvoering van een andere waarborg dan deze waarborg, de geleden schade vergoed heeft. de persoon die van elke aansprakelijkheid ontheven is krachtens artikel 18 van de wet van 3.7.1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De derde heeft een eigen recht tegen de verzekeraar. Dit betekent dat hij/zij zijn/haar vordering rechtstreeks tot de maatschappij kan richten. 3 Lichamelijke ongevallen WAT? Een ongeval is de aantasting van de lichamelijke gaafheid veroorzaakt door een plotse gebeurtenis. Wordt hiermee gelijkgesteld: de aantasting van de lichamelijke gaafheid te wijten aan: het onvrijwillig inademen van gassen of dampen of aan de absorptie, bij vergissing, van giftige stoffen; verdrinking; deelneming aan de redding van personen of goederen in nood; een aanranding. de herniae, spierverrekkingen en -scheuren voortvloeiend uit een plotse inspanning. de infectie t.g.v. een gedekt ongeval langs een bestaande kwetsuur. de ziekten die het rechtstreeks gevolg zijn van een gedekt ongeval. WIE? Wie verzekerd is wordt in de bijzondere voorwaarden vermeld. Men kan bepaalde categorieën voorzien. WANNEER? Het ongeval moet zich voordoen tijdens het schoolleven van de omschreven instelling of op de weg van en naar de school. De waarborg blijft van toepassing zelfs indien de verzekerde op het ogenblik van het schadegeval gebruik maakt van een gemeenschappelijk vervoermiddel, van een privé-voertuig als bestuurder of passagier, van een fiets of en motorfiets.

Bijlage 3/8 HOEVEEL? De bedragen die voorzien betreffen: Medische kosten Kapitaal 'overlijden' Blijvende Invaliditeit De bedragen zijn geïndexeerd. PRESTATIES Medische kosten De maatschappij zal tussenkomen ten belope van het bedrag voorzien in de bijzondere voorwaarden onder aftrek van de prestaties voortvloeiend uit de sociale verzekering voor volgende behandelingskosten: de medische, farmaceutische en hospitalisatiekosten; de kosten van massage; de kosten van orthopedische apparaten en protheses (onder bepaalde voorwaarden); vervoerkosten van de verzekerde op de dag van het ongeval per ernstig schadegeval; de begrafeniskosten; repatriërings- en opsporingskosten. Deze hiervoor opgenomen punten zijn niet limitatief; de modaliteiten waaronder zij toegepast worden, worden beschreven in de algemene voorwaarden. Blijvende Invaliditeit Wanneer naar aanleiding van een ongeval een leerling een blijvende invaliditeit overhoudt, dan wordt het bedrag voorzien in de bijzondere voorwaarden vermenigvuldigd met de graad van invaliditeit die door de raadsdokter van de maatschappij weerhouden wordt. De definitieve graad van invaliditeit wordt geschat onder verwijzing naar de officiële Belgische invaliditeitenschaal in voege bij de consolidatie. Consolidatie der letsels treedt op wanneer er geen wijziging in de situatie meer zal voorkomen, nóch een verbetering, nóch een verslechtering. Overlijden Naar aanleiding van een dodelijk ongeval zal een bepaald kapitaal 'overlijden' worden uitbetaald. Dit kapitaal is slechts éénmaal betaalbaar, zelfs indien er meerdere begunstigden zijn. Wie de begunstigden zijn wordt eveneens in de algemene voorwaarden bepaald. Het zijn meestal de echtgenoot van de verzekerde, de kinderen en andere afstammeling die voor een vóóroverleden kind opkomen, de bloedverwanten in opgaande lijn, broers en zusters en hun kinderen. UITSLUITINGEN De maatschappij kan bepalen onder welke voorwaarden zij niet tussenkomt. Zo worden meestal volgende uitsluitingen voorzien: de gevolgen van zelfmoord of poging tot zelfmoord; de ongevallen overkomen ten gevolge van staat van dronkenschap van de verzekerde, ten gevolge van abusief gebruik van geneesmiddelen of gebruik van verdovende middelen, niet voorgeschreven door een geneesheer; de gevolgen van oorlogsgebeurtenissen. Belangrijk is dat men ook de algemene uitsluitingen nagaat; immers voor het beoefenen van bepaalde sporttakken zijn er, ofwel uitsluitingen voorzien of dienen er bijpremies betaald.

Welke met bijpremie en welke zijn uitgesloten? Bijlage 3/9 Steeds uitgesloten: deltavliegen, parapenting, valschermspringen, zweefvliegen, ULM, benjispringen, sporten met gebruik van motorrijtuigen. Mits bijpremie: gevechts- en verdedigingssporten, behalve oosterse gevechtssporten, diepzeeduiken buiten België, speleologie of alpinisme buiten België, wintersporten (50 km v. Belgische grens), ski, bobsleigh, skeleton, rodelslee. Kart of quad in gesloten omloop en zonder wedstrijd- of snelheidsgeest.. 4 Verzekering 'rechtsbijstand' WAT? De waarborg 'rechtsbijstand' bestaat er in dat de maatschappij bijstand verleent aan de omschreven instelling en dit volgens de bedragen voorzien in de bijzondere voorwaarden. Het betreft de tenlastenemingen van alle kosten en honoraria van advocaten, experten, deurwaarders, alsook van alle gerechtskosten. Men onderscheidt twee soorten: actieve en passieve rechtsbijstand. Actieve rechtsbijstand In dit geval zal de maatschappij haar waarborg verlenen aan de instelling met het oog op de uitoefening van een minnelijke- of gerechtelijke verhaalsvordering ten overstaan van derden die, terwille van de schade die zij aan de omschreven instelling in haar activiteit veroorzaakt hebben, tegenover haar een burgerlijke aansprakelijkheid oplopen. Passieve rechtsbijstand Hier zal de maatschappij haar waarborg verlenen wanneer de verzekerde vervolgd wordt voor een daad die aanleiding kan geven tot toepassing van de waarborg 'burgerlijke aansprakelijkheid', wanneer de benadeelde derden reeds vergoed werden en wanneer de strafrechterlijke verdediging van de verzekerde dus niet meer ten laste komt van de verzekeraar van de burgerlijke aansprakelijkheid. WIE? 1 De actieve rechtsbijstand wordt verleend ten aanzien van de omschreven onderwijsinstelling. 2 De passieve rechtsbijstand wordt verleend aan de personen die in de waarborg 'burgerlijke aansprakelijkheid' de hoedanigheid van verzekerde hebben. WIE IS DERDE? Elke andere persoon dan degene die in de waarborg 'burgerlijke aansprakelijkheid' de hoedanigheid van verzekerde heeft. HOEVEEL? De verzekerde bedragen worden vermeld in de bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolis. PRESTATIES Bij geschil heeft de verzekerde de vrije keuze van advocaat of van iedere andere persoon, die de vereiste kwalificaties heeft, krachtens de op de procedure toepasselijke wet om zijn belangen te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen; het betreft dus eveneens de vrije keuze van expert. Het kan gebeuren dat, nopens een te voeren procedure, de maatschappij en de verzekerde er een verschillende mening op nahouden. Dit probleem wordt opgelost door toepassing van de objectiviteitsclausule.