INVESTERINGEN (MAATREGEL 04, ARTIKEL 17)



Vergelijkbare documenten
PROVINCIAAL BLAD. Openstellingsbesluit POP3 Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen Drenthe 2019

Gedeputeerde Staten maken bekend dat zij in hun vergadering van 24 januari 2016 onder nummer het volgende besluit hebben genomen:

Statenvoorstel. Subsidieplafond 2018 Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid- Holland. Bestuurlijke samenvatting van het voorstel

DERDE PLATTELANDSONTWIKKELINGSPROGRAMMA

PROVINCIAAL BLAD. Openstellingsbesluit POP-3 niet-productieve investeringen water Zuid-Holland april 2018

PZH (DOS

Hoofdstuk 8 Maatregelfiches

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland;

POP-3. Plattelands Ontwikkelings Programma Informatiebijeenkomst Europese Fondsen november 2014 POP3

OPENBAAR documentnummer Zaaknummer verwijsnummer

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland,

Het wenselijk is dat landbouwers fysiek kunnen investeren in innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen;

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland;

Openstellingsbesluit Uitvoeringsregeling DAW Reductie erfemissie beheergebied waterschap Noorderzijlvest

Binnen M02 'bedrijfsadviesdiensten, bedrijfsbeheersdiensten en bedrijfsverzorgingsdiensten' zijn twee maatregelen voorzien:

Innovatieve concepten ten behoeve van een duurzame land- en tuinbouw Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland

PROVINCIAAL BLAD. Openstellingsbesluit POP3 investeringen in infrastructuur landbouwbedrijven 2018 Drenthe

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

PROVINCIAAL BLAD. Nr. 3458

Programma. Rol van provincie, SNN en RVO Veenkoloniën maatregel 7. Subsidie aanvragen POP3 agenda Vragen

Factsheet POP 3 Gelderland Samenwerking voor innovaties op lokaal niveau Korte voorzieningsketens

Bijeenkomst VNG. Frank van de Ven & Jan Hartholt Netwerk Platteland

opgenomen. Deze nadere regels zijn als bijlage bij het Openstellingsbesluit

Mededeling. Dotum. Onderwerp Openstellingsbesluit P0P3 maatregel Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering agrarische ondernemingen

GS brief aan Provinciale Staten

Paragraaf 3 fysieke investeringen in verduurzaming van agrarische ondernemingen van jonge landbouwers

M02: Bedrijfsadviesdiensten, bedrijfsbeheersdiensten en bedrijfsverzorgingsdiensten (art. 15)

Neem deze documenten goed door voordat u uw subsidieaanvraag indient.

Ronde Tafel Kringlooplandbouw Noord Nederland Kansen in GLB okt 2013 De Tike Henk Kieft, ETC

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland;

Ondersteuning van de brede weersverzekering: STEUNVERLENINGSLOGICA EN DE BIJDRAGE TOT DE AANDACHTSGEBIEDEN EN HORIZONTALE DOELSTELLINGEN

Factsheet POP 3 Gelderland Natuurinclusieve Landbouw 2018

Gelet op de Uitvoeringsregeling Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, hierna te noemen de Uitvoeringsregeling;

PROVINCIAAL BLAD. Nr. 5858

PROVINCIAAL BLAD. In aanvulling op de definities in de Subsidieregeling onder 1.1, wordt in dit besluit verstaan onder:

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

IIIIII Openstelling POP-3 nnaatregel Niet productieve investeringen water

Samenwerking voor innovaties op lokaal niveau Korte Voorzieningsketens Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland

GLB-bestedingen in Nederland

Fysieke investeringen in innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking duurzame innovaties landbouw Zuid-Holland 2019

Steunmaatregelen van de staten / Nederland Steunmaatregel N 246/2005 houdende wijziging van N 222/2004 Unieke Kansen Regeling en demonstratieprojecten

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP- 3 Zuid-Holland;

Winst met water! > In Actie. Waarom nu? Hoe doen we dit? Eigen project! Doelstellingen. (Klik of scroll naar de volgende pagina)

PROVINCIAAL BLAD. Nr. 8092

Natuurinclusieve landbouw 2019 (POP 3 Gelderland)

Regeling samenwerking voor innovaties op lokaal niveau 2016

Openstellingsbesluit POP-3 kennisoverdracht duurzame innovaties landbouw Zuid-Holland 2017

PROVINCIAAL BLAD. Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling niet-productieve investeringen water (internationale doelen)

Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

PROVINCIAAL BLAD. Gedeputeerde Staten van Fryslân, gelet op artikel 1.3 van de Regeling POP 3 subsidies provincie Fryslân

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2012/120

BELEIDSREGEL DUURZAME STRUCTUURVERSTERKING LAND- EN TUINBOUW (VOLLEDIGE KETEN)

PROVINCIAAL BLAD. Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking duurzame innovaties landbouw Zuid-Holland 2017

ALGEMENE VERGADERING. 26 februari 2013 SSO. 25 januari 2013 R.J.E. Peeters. Opstelling waterschappen t.a.v. GLB en POP3. Schelwald, A.J.M..

PROVINCIAAL BLAD. Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling niet-productieve investeringen water 2019 (internationale doelen)

PROVINCIAAL BLAD. Artikel 3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan landbouwers en groepen van landbouwers (artikel van de Verordening).

Gelet op artikel 1.3 en paragraaf 7 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland

Gelet op artikel 1.3 van de Verordening Subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma , hierna te noemen de Verordening;

Neem deze documenten goed door voordat u uw subsidieaanvraag indient.

PROVINCIAAL BLAD. POP3 maatregel 7 Samenwerking voor innovaties (rectificatie II)

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland Inzet op innovatie en een koolstofarme economie

Ondersteuning van de brede weersverzekering:

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland;

PROVINCIAAL BLAD. Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende Openstelling niet-productieve investeringen water 2018

PROVINCIAAL BLAD. Openstellingsbesluit POP3 kennisoverdracht 2016 provincie Utrecht

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP- 3 Zuid-Holland,

PROVINCIAAL BLAD. Provincie Overijssel Openstelling Regeling Fysieke watergerelateerde investeringen voor innovatie van agrarische ondernemingen

EU subsidies voor KRW opgaven

PROVINCIAAL BLAD. Provincie Noord-Holland; Uitvoeringsregeling subsidie bedrijfsverplaatsing Groene Uitweg Noord-Holland 2016

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

5 -minuten versie voor Provinciale Staten

Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (Tussensegmenten) 2009 t/m 2011

Bij dit besluit heeft de Commissie zich gebaseerd op de onderstaande overwegingen.

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland;

Informatiebijeenkomst Innovatieopenstellingen POP3-Brabant

Openstellingsbesluit "Investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven, september 2018"

2. Samenvatting 2 a. Beschrijf uw project in maximaal 3 zinnen Deze korte samenvatting kan worden gebruikt voor publicatiedoeleinden:

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 1.3 van Hoofdstuk 1 en paragraaf 7 van Hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland

AQUATISCHE LANDBOUW. haal meer uit land én water

De algemene bepalingen voor POP3-subsidies zijn te vinden in Hoofdstuk 1 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland.

PROVINCIAAL BLAD. Openstellingsbesluit Samenwerking voor innovatie Veenkoloniën

(Mededelingen) MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE EUROPESE COMMISSIE

FYSIEKE INVESTERINGEN VOOR INNOVATIE EN MODERNISERING VAN LANDBOUWBEDRIJVEN

PROVINCIAAL BLAD. Bekendmaking van het besluit van 21 februari 2017 zaaknummer tot vaststelling van een regeling

Het college van Gedeputeerde Staten verzoekt de leden van Provinciale Staten om:

Binnen M09 'oprichting van producentengroeperingen en -organisaties' wordt één maatregel voorzien:

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op de artikelen 4, 6 en 28 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht ;

Stichting Bionext. Datum 13 december 2018 Betreft Subsidiebeschikking project ontwikkeling verduurzaming sierteelt, verplichtingennummer XXXXX

Innovatiefonds Oost Gelre (IOG)

M09: Oprichten van een producentengroeperingen en organisaties (art. 27)

Kostenterugwinning van Waterdiensten Aanvullende analyse Milieukosten

PROVINCIAAL BLAD. Nr. 6306

5 minuten versie voor Provinciale Staten

Terugdringen van ammoniak uitstoot door innovatieve Voeren managementmaatregelen in de veehouderij

Innovatie in de land- en tuinbouw 2016

Transcriptie:

INVESTERINGEN (MAATREGEL 04, ARTIKEL 17) 8.2.0 Code en titel van de maatregel 04. Investeringen, namelijk: - 04.01 investeringen in innovatie en modernisering gericht op verduurzaming van de land - en tuinbouw; - 04.03 investeringen in infrastructuur; - 04.04 niet-productieve investeringen voor water, biodiversiteit en landschap. 8.2.1 Wettelijke basis Verordening (EU) Nr. 1305/2013, in het bijzonder de artikelen 17 lid 1 (a), (c) en (d) en de toepasselijke gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. 8.2.2 Algemene beschrijving van de maatregel De SWOT-analyse laat zien dat voor de landbouw in Nederland een verdere verduurzaming met behoud van de concurrentiekracht de grootste uitdaging is. De maatschappij stelt eisen aan het milieu, klimaat, dierenwelzijn, diergezondheid, landschap, omgevingskwaliteit en biodiversiteit. Dit vraagt om ontwikkeling, beproeving en demonstratie en uiteindelijk een brede uitrol van nieuwe teelten, technieken, processen, producten en diensten. Daarbij gaat het om innovaties en modernisering rond de volgende thema s: - verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen, meerwaardecreatie; - beter beheer van productierisico s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen, verminderen van marktfalen; - maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid); - klimaatmitigatie (vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door een zuiniger energiegebruik, reductie van het gebruik van fossiele energie door omschakeling op hernieuwbare energie, productie van hernieuwbare energie); - klimaat adaptatie (door het tegen gaan van dan wel het verminderen van de effecten van grotere watertekorten en -overschotten en toenemende verzilting); - verbetering van dierenwelzijn/diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier; - behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit. Volgens de SWOT-analyse leidt verbetering van de agrarische structuur - door de mogelijkheden van kavelruil, bedrijfsverplaatsing en dergelijke - tot versterking van de concurrentiekracht van de landbouw (generieke behoefte). Deze maatregel is ook nodig om niet-landbouwdoelen te realiseren. De maatregel moet zoveel mogelijk gelijktijdig bijdragen aan zowel de concurrentiekracht als de maatschappelijke doelen. Het vervroegen van de bedrijfsovername wordt gestimuleerd door steun uit de eerste pijler. Met maatregel 04 worden jongen boeren extra gesteund om de investeringsdip na bedrijfsovername op te vangen, mits sprake is van investeringen gericht op verduurzaming van het bedrijf. 1

De agrarische sector heeft als grootste grondgebruiker in Nederland aanzienlijke invloed op de natuur- en landschapskwaliteiten in het landelijk gebied. De eisen vanuit de landbouw als gebruiker van het landelijk gebied druisen vaak in tegen de eisen voor behoud van natuur- en landschapskwaliteit (Planbureau voor de Leefomgeving, 2009). Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap gaan de verschraling van het landschap tegen. De landbouw heeft daarnaast invloed op de toestand van het water, zowel chemisch, ecologisch als fysisch. De Nitraatrichtlijn vraagt om het voorkomen en verminderen van waterverontreiniging door nutriënten uit agrarische bronnen. De Kaderrichtlijn Water beoogt om uiterlijk in 2027 een goede ecologische toestand van grond- en oppervlaktewater te bereiken. De belasting van het oppervlaktewater met nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen neemt volgens de SWOT-analyse slechts in geringe mate af waardoor de ecologische doelen van het waterbeleid slechts beperkt gehaald worden. Dit wordt ook veroorzaakt door de sterk op snelle afvoer gerichte watergangen in agrarisch gebied. De opgave is daarom het ecologisch functioneren van het watersysteem in het agrarisch gebied te verbeteren door het herstel van de natuurlijke hydrologie en morfologie en door de emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. Daarnaast is het van belang efficiënt om te gaan met onze hulpbronnen. Natuur en landschap zijn onlosmakelijk verbonden met agrarische activiteiten. Nederland wil dat de Europese doelstellingen op het gebied van natuur, water en landschap gehaald worden. Ook de consument hecht steeds meer waarde aan een duurzaam landbouwsysteem waarbij aandacht is voor natuur en landschapskwaliteit. Submaatregelen Maatregel 04 bestaat uit submaatregelen voor: investeringen in innovatie gericht op verduurzaming van de land en tuinbouw, namelijk: 1. fysieke investeringen nodig voor het ontwikkelen, beproeven en demonstreren van innovaties en voor de brede uitrol van innovaties (04.01.01); 2. fysieke investeringen in verduurzaming van agrarische ondernemingen van jonge landbouwers (04.1.02); 3. een garantstelling voor de marktintroductie van risicovolle innovaties (04.1.03); 4. investeringen in infrastructuur (maatregel 04.3.01). en niet-productieve investeringen voor water, biodiversiteit en landschap, namelijk: 5. niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur, landschap en hydrologische maatregelen PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) (maatregel 04.3.1); en 6. niet-productieve investeringen voor water (maatregel 04.3.2). Demarcatie en synergie Voor de afbakening van submaatregel 04.1 met 04.4 is het van belang of er sprake is van investeringen die leiden tot een aanmerkelijke waardevermeerdering van de onderneming dan wel tot een aanmerkelijke stijging van de rentabiliteit van de onderneming. Als daarvan geen sprake is, dan kan submaatregel 04.4 van toepassing zijn; als daarvan wel sprake is, dan kan submaatregel 04.1 van toepassing zijn; hiervoor geldt een lager maximum steunpercentage. Submaatregel 04.03 is gericht op de infrastructuur van landbouwbedrijven of de infrastructuur in het landbouwgebied. Bij submaatregel 04.4 kan het om niet-productieve investeringen gaan. 2

Maatregelen onder 0.4.3.1 en 0.4.3.2 kunnen, maar hoeven niet, gevolgd worden door beheervergoedingen onder de agro-milieu - en klimaatsteun maatregel van artikel 28. Submaatregel 04.1 hangt samen met maatregel 16 (samenwerking) en maatregel 01 (kennisoverdracht). Uitgangspunt is dat maatregel 16 ingezet wordt voor ontwikkeling en beproeving van innovaties. Maatregel 01 is gericht op het verspreiden van de ontwikkelde kennis en 04.1.1 is gericht op fysieke investeringen in de brede uitrol van innovaties. Dit sluit niet uit dat de ontwikkeling en beproeving van innovaties ook onder 04.1.1 kan vallen. Voor de afbakening met het EFRO geldt dat het EFRO is gericht op onderzoek en ontwikkeling van innovaties, vooral aangevlogen vanuit ketenpartijen, ook op terreinen die relevant zijn voor de landbouw/agrofoodsector, zoals energie en healthy ageing. Het EFRO is daarmee complementair aan submaatregel 16.1 die zich vooral richt op innovaties die vanuit de primaire sector worden aangevlogen. 8.2.2.1 Bijdrage aan de aandachtsgebieden en horizontale doelstellingen 1. Bijdrage aan de aandachtsgebieden De submaatregelen 04.1 en 04.3 richten zich op versterking van de concurrentiekracht en duurzaamheid door te investeren in innovatie. Dit is volgens Nederland de enige manier om de landbouw toekomstbestendig te maken. Deze maatregelen dragen daarom direct bij aan aandachtsgebied 2(a), het versterken van de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven en het concurrentievermogen van alle landbouwtypen in alle regio's en het bevorderen van innovatieve landbouwtechnologieën. Nederland legt zo de directe link met duurzaamheid en innovatie door in te spelen op onderwerpen als milieu, klimaat, water, bodembeheer, energie, dier- en plantgezondheid en dierenwelzijn, biodiversiteit en landschap. Door de wijze waarop Nederland inzet op aandachtsgebied 2a, wordt dus ook bijgedragen aan de aandachtsgebieden 3, 4 en 5. Vaak zullen gesteunde acties betrekking hebben op innovaties die aan meerdere aandachtsgebieden bijdragen. Zoals bijvoorbeeld innovaties voor mestverwerking die zowel bijdragen aan 4(a) (verbeteren van ecosystemen, vanwege de verminderde uitstoot van ammoniak), 4(b) (kwaliteit van watersystemen, Nitraatrichtlijn- en KRWdoelen) als aan 5d (verminderde uitstoot van broeikasgassen). Om die reden worden de fysieke investeringen in innovatie geconcentreerd op aandachtsgebied 2a. Binnen aandachtsgebied 2(a) worden aparte mogelijkheden geschapen voor jonge boeren om te investeren in duurzaamheid en innovatie. Indirect wordt hiermee ook de doorstroom van generaties in de agrarische sector bevorderd (aandachtsgebied 2b). Naast de jonge boerenregeling wordt ook de garantstellingregeling ingezet op innovatie en modernisering voor verduurzaming en deze draagt derhalve ook bij aan aandachtsgebied 2 (a). De garantstellingregeling sluit aan bij de in de SWOT-analyse voor prioriteit 1 geformuleerde behoefte aan durf kapitaal voor innovatieve producten en systemen. De verbetering van de agrarische structuur door kavelruil, bedrijfsverplaatsing en dergelijke draagt ook bij aan versterking van de concurrentiekracht van de landbouw. Deze maatregel wordt daarom specifiek gekoppeld aan aandachtsgebied 2(a). De gesteunde acties kunnen bijdragen aan andere aandachtsgebieden, zoals 4(a) (verbeteren van ecosystemen), 4(b) (kwaliteit van watersystemen) en 5(d) (vermindering uitstoot broeikasgassen). Submaatregel 04.4.01 draagt bij aan aandachtgebied 4(a), het herstellen, in stand houden en versterken van de biodiversiteit, met in begrip van Natura 2000 gebieden, gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen en landbouw met een hoge natuurwaarde, en van de toestand van de Europese landschappen. Aan biodiversiteit, natuur- en landschapsdoelen wordt bijgedragen via inrichtingsmaatregelen, die een bijdrage leveren aan het verhogen van de biodiversiteit en het behoud van specifieke landschappen. Denk bijvoorbeeld aan hydrologische Opmerking [c.j.1]: Klopt deze verwijzing naar deze artikelnummers? Of wil je hier de maatregelnummers noemen 3

maatregelen PAS, herstel van landschapselementen, ecologische maatregelen in het landschap of voor weidevogelkerngebieden. Met submaatregel 04.4.2 wordt bijgedragen aan aandachtsgebied 4(b), het verbeteren van waterbeheer, met inbegrip van het beheer van de bodem en van meststoffen en bestrijdingsmiddelen. Aan de waterdoelen uit de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn wordt bijgedragen via niet-productieve investeringen in aanleg- en inrichtingsmaatregelen langs of in watergangen, met maatregelen die de waterhuishouding optimaliseren en met maatregelen die de negatieve invloed van de landbouw op het ecologisch functioneren van oppervlakte- en grondwater verminderen en andersom. Denk aan reductie van de belasting van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen op grond- en oppervlaktewater. Ook dragen ze bij aan adaptatie aan klimaatverandering ten aanzien van watertekorten, wateroverlast en verzilting in het landelijk gebied. Reducties van emissies in de landbouw ten behoeve van Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water kunnen ook worden bereikt met fysieke investeringen en innovatie in het kader van aandachtsgebied 2a. 2. Bijdrage aan horizontale doelstellingen Maatregel 04 draagt als volgt bij aan de horizontale doelstellingen: Innovatie: de fysieke investeringen zijn primair bedoeld om innovatie en modernisering in de primaire sector te bevorderen, en niet voor uitvoering van reguliere bedrijfsactiviteiten. Het betreft hier vooral situaties waar steun voor fysieke investeringen de toepassing van innovatie en modernisering op grote schaal zal versnellen. Milieu: Veel fysieke investeringen in innovatie en modernisering betreffen bedrijfsmaatregelen die leiden tot een zuiniger grondstoffengebruik, een betere kringloopsluiting, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen (zoals ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) van lucht, water en bodem en vermindering van uitputting van voorraden zoals water en bodem. Vermindering en aanpassing van klimaatverandering: De fysieke investeringen zullen zich deels richten op innovatieve maatregelen die leiden tot een reductie van de uitstoot van broeikasgassen (klimaatmitigatie) of inspelen op klimaatveranderingen (klimaatadaptatie). Tussen de drie doelstellingen bestaat een nauwe samenhang: innovatie en modernisering zorgen ervoor dat bedrijven meer armslag hebben om hun concurrentiedracht te versterken en milieumaatregelen en klimaataanpassingen te kunnen doorvoeren. Met de verbetering van de (infra)structuur van landbouwbedrijven kunnen ook maatregelen worden getroffen op het gebied van natuur en landschap (aanleg van natuur- en landschapselementen) en op het gebied van water (maatregelen voor waterberging, waterconservering, waterzuivering en water/voorziening). De verbeteringsmaatregelen dragen daarmee ook bij aan de horizontale doelstellingen milieu en klimaat. De niet-productieve investeringen dragen bij aan het milieu en ondersteunen de aanpassing aan klimaatverandering. Beschikbaarheid van schoon en voldoende water is van groot belang voor het landelijk gebied en voor waterafhankelijke natuur. Als gevolg van de klimaatverandering zal in het groeiseizoen de beschikbaarheid van de hoeveelheid water afnemen met daarnaast, als gevolg van intensievere regenbuien, kans op wateroverlast en hoge afvoerpieken. Een goede verdeling van water in het regionale watersysteem, meer vasthouden van water in overvloedige periodes en zuinig/effectief gebruik van water (hulpbronefficiëntie) wordt steeds belangrijker. Daarnaast wordt met de maatregel de kwaliteit van het water verbeterd doordat emissie van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen en metalen, naar grond- en oppervlaktewater teruggedrongen wordt. 8.2.3 omvang, aard en niveau van de steun 4

Naam van de submaatregel 1. fysieke investeringen nodig voor het ontwikkelen, beproeven en demonstreren van innovaties en voor de bredere uitrol van innovaties (04.1.01). Beschrijving van de submaatregel Binnen submaatregel 04.1.01 is steun mogelijk voor fysieke investeringen in de brede uitrol van innovaties. Daarnaast is steun mogelijk voor fysieke investeringen die nodig zijn voor het ontwikkelen en beproeven van innovaties met behulp van pilots of praktijkproeven. Deze investeringen hebben betrekking op de fase van het innovatieproces waarin prototypes in de praktijk getest en gedemonstreerd worden. Soort ondersteuning Subsidie. Relatie met andere wetgeving Subsidiabele kosten Als subsidiabele kosten worden uitsluitend de kosten voor investeringen in bedrijfsmiddelen in aanmerking genomen betreffende: - investeringen in roerende en/of onroerende goederen als omschreven in artikel 45 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013; - tweedehands goederen, indien gebruik van de goederen noodzakelijk is voor het project en de kosten van de goederen aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen; - Bijdragen in natura en afschrijvingskosten kunnen in voorkomende gevallen subsidiabel gesteld worden, mits wordt voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 69 leden 1 en 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013; - BTW, tenzij de BTW krachtens nationale BTW-wetgeving terugvorderbaar is. Niet subsidiabel zijn - kosten zoals omschreven in artikel 45 lid 3 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013; - kosten als omschreven in artikel 69 lid 3 (a) en (b) van Verordening (EU) Nr. 1303/2013; - gebouwen waarvoor in de afgelopen 10 jaar steun is verleend en/of die op het moment van subsidievaststelling niet aan de nationale vereisten voldoen. Begunstigden De begunstigden zijn agrarische ondernemers en groepen van agrarische ondernemers. Voorwaarden voor subsidiabiliteit Principes voor het vaststellen van de selectiecriteria - de selectiecriteria moeten meetbaar en verifieerbaar zijn en een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers garanderen; - de criteria dragen bij aan een zo goed als mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen en voor het afstemmen van de maatregelen overeenkomstig de prioriteiten voor het POP3; - bij de vaststelling en toepassing van de selectiecriteria wordt het evenredigheidsbeginsel toegepast op de omvang van de concrete actie en worden 5

onnodige drempels voor aanvragers vermeden, met als doel om voorliggende kansen zo goed mogelijk te benutten. De aanvragen worden geselecteerd door middel van een inschrijving.hiervoor kan worden gewerkt met tenders en een puntensysteem voor de beoordeling van aanvragen op basis van selectiecriteria. Zo kunnen projecten, met een beoordeling boven een vooraf vastgestelde grenswaarde, worden goedgekeurd mits er voldoende budget is. Wanneer het totaal van de aanvragen een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen de aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking). Aanvragen die niet gehonoreerd worden vanwege een gebrek aan middelen, kunnen in de opvolgende tender opnieuw meedingen. De overheid kan bij de toepassing van deze submaatregel nadere keuzes maken gebaseerd op de regionale context met bijbehorende uitdagingen en behoeften door de regeling alleen open te stellen voor specifieke problemen, gebieden, groepen van agrarische ondernemers of voor bepaalde periodes en dergelijke. Steunbedrag en steunpercentages Maximaal 40% van de subsidiabele kosten. Indien steun voor plattelandsontwikkeling door de lidstaten niet valt binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU, zijn alle voorwaarden uit het betreffende staatssteunkader zoals genoemd in hoofdstuk 13 Toetsing staatssteun van toepassing. Naam van de submaatregel 2. fysieke investeringen in verduurzaming van agrarische ondernemingen van jonge landbouwers (04.1.2). Beschrijving van de submaatregel Het betreft steun voor fysieke investeringen in verduurzaming van agrarische ondernemingen van jonge landbouwers. Dit is een landsdekkende regeling om de investeringsdip bij jonge landbouwers na een start of overname van een bedrijf op te vangen. De fysieke investeringen moeten gericht zijn op milieu, klimaat, dierenwelzijn, volks-en diergezondheid, landschap/ruimtelijke kwaliteit en biodiversiteit. Investeringen die alleen of hoofdzakelijk gericht zijn op verbetering van de rentabilteit van bedrijven komen niet in aanmerking. Soort ondersteuning Subsidie. Relaties met andere wetgeving Subsidiabele kosten Als subsidiabele kosten worden uitsluitend de kosten voor investeringen in bedrijfsmiddelen in aanmerking genomen betreffende: - investeringen in roerende en/of onroerende goederen als omschreven in artikel 45 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013; - tweedehands goederen, indien gebruik van de goederen noodzakelijk is voor het project en de kosten van de goederen aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen; - bijdragen in natura en afschrijvingskosten kunnen in voorkomende gevallen subsidiabel gesteld worden, mits wordt voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 69 leden 1 en 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013; - BTW, tenzij de BTW krachtens nationale BTW-wetgeving terugvorderbaar is. 6

Niet subsidiabel zijn - kosten zoals omschreven in artikel 45 lid 3 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013; - kosten zoals omschreven in artikel 69 lid 3 (a) en (b) van verordening (EU) Nr. 1303/2013; - gebouwen waarvoor in de afgelopen 10 jaar steun is verleend en/of die op moment van subsidievaststelling niet aan de nationale vereisten voldoet; - kosten voor aankoop grond indien er sprake is van investeringen in gecombineerde luchtwassers en investeringen in glastuinbouwbedrijven. Begunstigden De begunstigden zijn agrarische ondernemers tot en met 40 jaar die binnen vijf jaar na de start of overname van hun bedrijf steun aanvragen. Voorwaarden voor subsidiabiliteit Principes voor het vaststellen van de selectiecriteria - de selectiecriteria moeten meetbaar en verifieerbaar zijn en een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers garanderen; - de criteria dragen bij aan een zo goed als mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen en voor het afstemmen van de maatregelen overeenkomstig de prioriteiten voor het POP3; - bij de vaststelling en toepassing van de selectiecriteria wordt het evenredigheidsbeginsel toegepast op de omvang van de concrete actie en worden onnodige drempels voor aanvragers vermeden, met als doel om voorliggende kansen zo goed mogelijk te benutten. De aanvragen worden geselecteerd door middel van een inschrijving. Hiervoor kan worden gewerkt met tenders en een puntensysteem voor de beoordeling van aanvragen op basis van selectiecriteria. Zo kunnen projecten, met een beoordeling boven een vooraf vastgestelde grenswaarde, worden goedgekeurd mits er voldoende budget is. Wanneer het totaal van de aanvragen een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen de aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking). Aanvragen die niet gehonoreerd worden vanwege een gebrek aan middelen, kunnen in de opvolgende tender opnieuw meedingen. De overheid kan bij de toepassing van deze submaatregel nadere keuzes maken gebaseerd op de regionale context met bijbehorende uitdagingen en behoeften door de regeling alleen open te stellen voor specifieke problemen, gebieden, groepen van agrarische ondernemers of voor bepaalde periodes en dergelijke. Steunbedrag en steunpercentages Maximaal 40% van de subsidiabele kosten. Indien steun voor plattelandsontwikkeling door de lidstaten niet valt binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU, zijn alle voorwaarden uit het betreffende staatssteunkader zoals genoemd in hoofdstuk 13 van toepassing. Naam van de submaatregel Garantstelling marktintroductie risicovolle innovaties (04.1.3). Beschrijving van de submaatregel De regeling heeft als doel om kapitaalrisico s te verminderen door middel van garantstelling door de overheid. Via garanties kunnen leningen door private partijen mogelijk worden gemaakt, of tegen een lagere rente tot stand komen. Het is 7

noodzakelijk dat private partijen de benodigde middelen voor de investering beschikbaar stellen. De overheid staat garant voor een gedeeltelijke terugbetaling van de middelen indien de innovatie niet opbrengt wat de verwachting was. In tegenstelling tot investeringssteun door directe subsidies, kan bij deze submaatregel met substantiëlere bedragen worden gewerkt. Naast het afdekken van (een deel van) het risico voor de financiers, zal de garantstelling ook (een deel van) het risico voor de primaire ondernemers moeten afdekken. De SWOT-analyse laat zien dat internationale ontwikkelingen voor een exportgericht land als Nederland doorslaggevend zijn voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de landen tuinbouwsector. Het is in dit verband van vitaal belang dat de Nederlandse sector zich in Europees en wereldverband blijft onderscheiden in kwaliteit, duurzaamheid en klanttevredenheid. Het concurrentievermogen is momenteel nog hoog voor producten met een relatief hoog kwaliteits- en kennisniveau. Om op dit front tot de beste te blijven behoren is steeds een sterke aansluiting bij de ontwikkelingen op de diverse markten noodzakelijk. Daarnaast zijn product-, systeem- en marktinnovaties nodig om de toegevoegde waarde te behouden en waar nodig te versterken en de kostprijs te beperken in relatie tot keten-, consument- en wettelijke eisen aan product en productiewijze. Het grootste knelpunt voor bedrijven die investeren in innovatieve concepten is dat het de eerste jaren onzeker zal zijn hoe de continuïteit van de afzet en de markt zal zijn. Dit risico is niet anders voor ondernemers met meer bedrijfsonderdelen dan ondernemers waarbij het innovatieve systeem het totale bedrijf omvat. Daarom is er behoefte aan een voorziening om risico s als gevolg van de extra benodigde investeringen af te dekken (rekening houdend met de afschrijvingsperiode). Hiervoor is het nodig dat de ondernemers de samenwerking zoeken met marktpartijen en de financieringsinstelling en afspraken maken over de verdeling van de financiële risico s. Een door de overheid gecreëerde garantiefaciliteit marktintroductie risicovolle innovaties kan het financiële risico voor de betrokken partijen tot een acceptabel niveau terugbrengen. Soort ondersteuning Garantstelling. Relaties met andere wetgeving Subsidiabele kosten Er wordt geen subsidie verstrekt maar een garantstelling voor een lening ter financiering van de investering die nodig is om een (risicovolle) innovatie op de markt te introduceren. Verwacht wordt dat er maximaal 25 goedgekeurde aanvragen per jaar zullen zijn waarbij maximaal vijf prototypen per deelsector worden goedgekeurd. Het is mogelijk om tussen sectoren over te hevelen tussen de sectoren indien sprake is van over- en onderuitputting. Deze garantstelling richt zich op systeeminnovaties die nodig zijn om producten op de markt te brengen die geheel nieuw zijn of een meerwaarde hebben t.o.v. de vergelijkbare gangbare producten. Omdat het gaat om een innovatie, dat wil zeggen een wijze van produceren en vermarkten die nog niet eerder is toegepast, kan de gehele innovatie subsidiabel zijn. Voor het beoordelen van aanvragen voor de garantstelling voor investeringen in innovaties die niet te vergelijken zijn met al bestaande productiewijzen of marktconcepten is de inschatting van een expertpanel nodig of de omvang van de gevraagde garantstelling redelijk is in het licht van nagestreefde innovatie. Hiervoor is het zaak dat er kritisch wordt gekeken naar de haalbaarheid en het verwachte perspectief van alle facetten van de innovatie. Dit vereist een flexibele pool aan 8

deskundigen omdat de uiteenlopende vormen van innovaties uiteenlopende deskundigheid kunnen vragen. Uitgaande van de veronderstelling dat het gaat om subsidiabele investeringen van circa 3 miljoen per initiatief kan er voor hetzelfde bedrag een GMI lening worden verstrekt. De garantstelling is daarbij niet hoger dan 2,5 miljoen (80%van de lening). Dit komt jaarlijks neer op een leningbedrag van circa 75 miljoen dat op jaarbasis voor 80% wordt gegarandeerd. Verwacht wordt dat het default risico (kredietrisico) 2% bedraagt. Deze inschatting is ruim drie keer zo hoog als het risico van de gewone garantstellingregeling dat blijkens ervaring met de gewone garantstellingregeling 0,74% bedraagt. Het is in principe mogelijk om een kostendekkende regeling te ontwerpen maar dan wordt de benodigde provisie zo hoog dat er waarschijnlijk geen investeerders zullen opstaan. Bij een waarschijnlijk acceptabele provisie (zie later) is het verwachte risico voor de overheid ca. 2 miljoen op jaarbasis. Daarmee wordt risico van de regeling aanvaarbaar geacht ten opzichte van het (moeilijk in te schatten) financiële en maatschappelijke rendement. Van de potentiële investeerders wordt bij het afsluiten van de lening een eenmalige provisie gevraagd. De provisie wordt gebruikt om de regeling zoveel mogelijk kostenneutraal uit te voeren. Het is momenteel nog niet geheel duidelijk welke provisie haalbaar is. Te denken is aan een basisprovisie van 1% die al naar gelang het aandeel van de meerinvestering in het innovatieve concept in het totale investeringsbedrag en het percentage eigen middelen oploopt tot 3%. Bij een gemiddelde provisie van 2% betalen ondernemers 1.500.000 aan premie. Daarmee is de totale jaarlijkse buffer, bij een uitgezet garantiebedrag van 60 miljoen (80% van 75 miljoen), 2,8 miljoen ( 2 miljoen overheid en 0,8 bedrijfsleven). Voor een berekening met andere provisiepercentages, andere risicopercentages en andere leningbedragen is een Excel-sheet beschikbaar. Begunstigden Enerzijds zijn de begunstigden kredietverstrekkers die het mogelijk maken om boeren of groepen boeren, die een uitgewerkt en implementeerbaar plan hebben voor de marktintroductie van een (risicovolle) innovatieve investering, te financieren. Anderzijds zijn de begunstigden boeren of groepen boeren. Er worden initiatieven verwacht van de deelsectoren melkveehouderij, varkenshouderij, pluimveehouderij, glastuinbouw, en opengrondstuinbouw. Bij het bepalen van het steundeel aan de boeren of groepen boeren is de Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (2008/C 155/02) als basis genomen. Voorwaarden voor subsidiabiliteit Algemeen geldt dat bij de introductie van een nieuw product of een product met meerwaarde t.o.v. het gangbare de vraag vanuit de markt kan tegenvallen, maar ook in het productieproces zelf kunnen onvoorziene moeilijkheden optreden die maken dat een innovatie niet slaagt. Het risico van falen door zowel techniek als markt wordt gedekt door de regeling. Projecten die voldoen aan de volgende doelstellingen zijn subsidiabel: - het betreft een innovatie gericht op het realiseren van maatschappelijke doelen op het terrein van dierwelzijn, milieu, energieverbruik, diergezondheid en landschappelijke inpassing; - het betreft nieuwe en integrale bedrijfs- en houderijsystemen die wijzigingen in de gangbare bedrijfsvoering en management met zich brengen; - het betreft de ontwikkeling van nieuwe markt- en ketenconcepten; 9

Aan de aanvrager worden de volgende subsidiabiliteitseisen gesteld: - instemming van ketenpartijen, financierende instellingen en, indien relevant, maatschappelijke organisaties, onder meer tot uiting komend in medefinanciering door deze partijen, certificering of afneemcontracten; organisaties, onder meer tot uiting komend in medefinanciering door deze partijen, certificering of afneemcontracten; - substantiële financiële bijdrage van private partijen om te voorkomen dat er innovaties worden bevorderd die op voorhand niet gedragen worden; - de betreffende primaire ondernemer brengt een deel van zijn eigen vermogen als kapitaal in om er voor te zorgen dat hij vanuit zijn ondernemerschap ervoor kiest een investering te doen; - op basis van beschikbare zekerheden van de ondernemer financiert de financierende instelling ten minste 90% van de executiewaarde van onroerende zaken en ten minste 70% van de executiewaarde van de roerende zaken. Deze eisen zijn vanwege het laten vervallen van de hoofdelijke aansprakelijkheid strenger dan in gangbare aanvragen voor garantstelling; - de garantstelling heeft alleen betrekking op leningen die zijn afgesloten met een kredietinstelling (een bank). Principes voor het vaststellen van de selectiecriteria Om voor de Garantstelling Marktintroductie Risicovolle Innovaties in aanmerking te komen dient de innovatie te voldoen aan de overige voorwaarden van de module GL en GL+ uit de Regeling LNV-subsidies. Echter, waar het gaat om de voorwaarden Maatlat duurzame veehouderij, dan wel Groen Label kan dit mogelijk systeeminnovaties in de weg staan (De Maatlat duurzame veehouderij en de Groen Label Kas kunnen gezien worden als procesinnovaties). Daarom is het bij de beoordeling van aanvragen noodzakelijk gebruik te maken van beoordelingen van experts. Daarbij dient naar de verschillende aspecten van duurzaamheid te worden gekeken (people, planet, profit) waarbij de lat hoog wordt gelegd. Uitvoering Bij de implementatie en de uitvoering van deze garantie zullen de relevante voorschriften uit Verordening (EU) Nr. 1303/2013 in acht worden genomen. Het gaat hierbij vooral om de selectiemethode van de uitvoerder van de garantstelling. Steunbedrag en steunpercentages Niet van toepassing. Outputindicatoren kunnen zijn: Garantie-budget Toegekende garanties Aantal aanvragen Aantal afwijzingen Naam van de submaatregel 4. Investeringen in infrastructuur (04.3.1). Beschrijving van de submaatregel Deze submaatregel is gericht op investeringen in het landelijk gebied die bijdragen aan de verbetering van de verkaveling en de toegankelijkheid van landbouwbedrijven, verbetering van de bodemgesteldheid en de waterhuishouding en/of de verplaatsing van landbouwbedrijven Soort ondersteuning 10

Subsidie. Relatie met andere wetgeving Subsidiabele kosten Voor steun in aanmerking komen kosten voor: - de verbetering van de verkaveling en de infrastructuur, namelijk: o o de kosten voor het verkavelingproces: kosten van (stimulering van) kavelruilmaatregelen, kadasterkosten, taxatiekosten, notariskosten; kosten van een kavelruilcoördinator, kosten faciliteren aankoop ruilgronden (landmeterhectares); - proceskosten voor verkaveling of infrastructurele projecten, namelijk de kosten voor planvorming en kosten voor het managen/organiseren van de uitvoering. Concreet gaat het daarbij om: de kosten voor de inzet van onderzoeksinstellingen, kosten voor het inhuren van experts, ingenieursbureaus en vacatiegelden voor gebiedscommissies; - de kosten voor technische maatregelen, deze kosten omvatten: o o o de kosten van werkzaamheden om kavels beter bewerkbaar te maken. Concreet gaat het daarbij om: de kosten voor het dempen van bestaande en het graven van nieuwe sloten, lichte egalisaties om kavels en percelen op elkaar te laten aansluiten, het aanpassen van de drainage, het met elkaar verbinden van percelen; de kosten van het ontsluiten of beter ontsluiten van kavels door een weg (incl. kosten van het aanvullen van het bestaande wegenstelsel voor dit doel), en kosten van aanleg/aanpassing van (andere) infrastructuur; de kosten voor investeringen in energievoorzienings- of waterhuishoudingsmaatregelen die de duurzaamheid van de landbouw vergroten. - de kosten voor inpassingsmaatregelen, te weten technische maatregelen in het gebied of in de omgeving gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving als gevolg van de verbetering van de landbouwfunctie, zoals het aanbrengen van compenserende beplantingen en aanpassingen in de wegen- en padenstructuur. Voor steun in aanmerking komen tevens de kosten voor bedrijfsverplaatsingen. Hierbij kan het gaan om verbetering van de ligging van bedrijven uit oogpunt van de landbouwstructuur (inclusief verkaveling), water, milieu, natuur, landschap, leefbaarheid en verkeersveiligheid. Bij bedrijfsverplaatsing wordt een tegemoetkoming in de kosten verbonden aan de bedrijfsverplaatsing gegeven. Het betreft een gedeeltelijke vergoeding van de werkelijke kosten van de verplaatsing van het landbouwbedrijf. Verzekerd is dat overcompensatie is uitgesloten. Afhankelijk van het stadium waarin de verkavelings- of infrastructurele projecten verkeren kunnen de hiervoor onderscheiden categorieën 1 (verbetering verkaveling- en infrastructuur) en 2 (bedrijfsverplaatsingen) het hoofddeel van de projectkosten uitmaken. een voorbeeld hiervoor zijn de projectmatige kavelruilen waarin naar verhouding weinig werken worden uitgevoerd en de kosten bestaan uit het informeren van landbouwers over de ruilmogelijkheden voor hun bedrijven, het maken van een ruilplan, het effectueren van het ruilplan met uiteindelijk de aktepassering bij de notaris. Steun aan investeringen Met betrekking tot investeringen, ook investeringen in een verplaatst landbouwbedrijf, zijn de volgende kosten subsidiabel: 11

- investeringen in roerende en/of onroerende goederen als omschreven in artikel 45 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013; - tweedehands goederen, indien gebruik van de goederen noodzakelijk is voor het project en de kosten van de goederen aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen; - bijdragen in natura en afschrijvingskosten kunnen in voorkomende gevallen subsidiabel gesteld worden, mits wordt voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 69 leden 1 en 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013; - BTW, tenzij de BTW krachtens nationale BTW-wetgeving terugvorderbaar is. Niet subsidiabel zijn - kosten zoals omschreven in artikel 45 lid 3 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013; - kosten zoals omschreven in artikel 69 lid 3 (a) en (b) van Verordening (EU) Nr.1303/2013; - gebouwen waarvoor in de afgelopen 10 jaar steun is verleend en/of die op moment van subsidievaststelling niet aan de nationale vereisten voldoen. Steun voor investeringen in een verplaatst landbouwbedrijf kan slechts worden verstrekt aan kleine en middelgrote landbouwbedrijven die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten. De voor steun in aanmerking komende kosten bij bedrijfsverplaatsing: - wanneer de verplaatsing in het algemeen belang de landbouwer modernere installaties oplevert, moet hij een eigen bijdrage leveren die tenminste gelijk is aan 60% van de waardestijging van de betrokken installaties na verplaatsing; - wanneer de verplaatsing in het algemeen belang tot een verhoging van de productiecapaciteit leidt, moet de landbouwer een eigen bijdrage leveren die tenminste gelijk is aan 60% van de met de verhoging gepaard gaande uitgaven; - wanneer de verplaatsing in het algemeen belang geen moderne installaties oplevert en/of niet leidt tot een verhoging van de productiecapaciteit: de werkelijk gemaakte kosten van demonteren, verhuizen en weer opbouwen van installaties (tot maximaal 100%). Indien overheden begunstigden zijn en de investeringen een publiek doel dienen, is er bij investeringen geen sprake van staatssteun in de zin van artikel 87 lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Begunstigden Begunstigden zijn agrarische ondernemingen, andere grondeigenaren en grondgebruikers, stichtingen voor kavelruil, landbouworganisaties, provincies, waterschappen, gemeenten, natuur- en landschapsorganisaties, samenwerkingsverbanden van de genoemde begunstigden. Voorwaarden voor subsidiabiliteit Principes voor het vaststellen van de selectiecriteria - de selectiecriteria moeten meetbaar en verifieerbaar zijn en een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers garanderen; - de criteria dragen bij aan een zo goed als mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen en voor het afstemmen van de maatregelen overeenkomstig de prioriteiten voor het POP3; - bij de vaststelling en toepassing van de selectiecriteria wordt het evenredigheidsbeginsel toegepast op de omvang van de concrete actie en worden 12

onnodige drempels voor aanvragers vermeden, met als doel om voorliggende kansen zo goed mogelijk te benutten. De aanvragen kunnen worden geselecteerd door middel van een inschrijving waarbij criteria van economische doelmatigheid en milieuefficiëntie worden gehanteerd. Hiervoor kan worden gewerkt met tenders en een puntensysteem voor de beoordeling van aanvragen op basis van selectiecriteria. Zo kunnen projecten, met een beoordeling boven een vooraf vastgestelde grenswaarde, worden goedgekeurd mits er voldoende budget is. Wanneer het totaal van de aanvragen een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen de aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking). Aanvragen die niet gehonoreerd worden vanwege een gebrek aan middelen, kunnen in de opvolgende tender opnieuw meedingen. De overheid kan bij de toepassing van deze submaatregel nadere keuzes maken gebaseerd op de regionale context met bijbehorende uitdagingen en behoeften door de regeling alleen open te stellen voor specifieke problemen, gebieden, groepen van agrarische ondernemers of voor bepaalde periodes en dergelijke. Steunbedrag en steunpercentages Maximaal 100% van de subsidiabele kosten. Indien steun voor plattelandsontwikkeling door de lidstaten niet valt binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU, zijn alle voorwaarden uit het betreffende staatssteunkader zoals genoemd in hoofdstuk 13 van toepassing. Naam van de submaatregel Niet productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur, landschap en hydrologische maatregelen PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) (04.1.1). Beschrijving van de submaatregel De submaatregel is gericht op niet-productieve investeringen voor herstel - en inrichtingsmaatregelen voor natuur, landschap en biodiversiteit. Daarbij wordt gedacht aan inrichtingsmaatregelen voor specifieke soorten, aanleg en inrichting van landschapselementen, inrichting van weidevogelkerngebieden, inrichtingsmaatregelen voor hydrologische maatregelen PAS en daarvoor noodzakelijke technische voorzieningen. Soort ondersteuning Subsidie. Relatie met andere wetgeving Subsidiabele kosten Voor steun in aanmerking komen: - investeringen in roerende en/of onroerende goederen als omschreven in artikel 45 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013; - tweedehands goederen, indien het gebruik van de goederen noodzakelijk is voor het project en de kosten van de goederen aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen; - bijdragen in natura en afschrijvingskosten kunnen in voorkomende gevallen subsidiabel gesteld worden, mits wordt voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 69 leden 1 en 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013; - BTW, tenzij de BTW krachtens nationale BTW-wetgeving terugvorderbaar is; - afschrijvingskosten zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013 als gevolg van waardevermindering van grond. 13

Dit kunnen kosten betreffen voor investeringen in waterhuishoudkundige maatregelen (betreft zowel waterkwaliteit als waterkwantiteit), herstel en aanleg van landschapselementen en biodiversiteit. Niet subsidiabel zijn - kosten zoals omschreven in artikel 45, lid 3 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013; - kosten zoals omschreven in artikel 69 lid 3 (a) en (b) van Verordening (EU) Nr. 1303/2013; - gebouwen waarvoor in de afgelopen 10 jaar steun is verleend en/of die op het moment van subsidievaststelling niet aan de nationale vereisten voldoen. Begunstigden De begunstigden zijn landbouwers, andere grondeigenaren en grondgebruikers, landbouworganisaties, natuur- en landschapsorganisaties, provincies, waterschappen, gemeenten en samenwerkingsverbanden van voornoemde begunstigden. Voorwaarden voor subsidiabiliteit Principes voor het vaststellen van de selectiecriteria - de selectiecriteria moeten meetbaar en verifieerbaar zijn en een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers garanderen; - de criteria dragen bij aan een zo goed als mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen en voor het afstemmen van de maatregelen overeenkomstig de prioriteiten voor het POP3; - bij de vaststelling en toepassing van de selectiecriteria wordt het evenredigheidsbeginsel toegepast op de omvang van de concrete actie en worden onnodige drempels voor aanvragers vermeden, met als doel om voorliggende kansen zo goed mogelijk te benutten. De aanvragen kunnen worden geselecteerd door middel van een inschrijving waarbij criteria van economische doelmatigheid en milieuefficiëntie worden gehanteerd. Hiervoor kan worden gewerkt met tenders en een puntensysteem voor de beoordeling van aanvragen op basis van selectiecriteria. Zo kunnen projecten, met een beoordeling boven een vooraf vastgestelde grenswaarde, worden goedgekeurd mits er voldoende budget is. Wanneer het totaal van de aanvragen een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen de aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking). Aanvragen die niet gehonoreerd worden vanwege een gebrek aan middelen, kunnen in de opvolgende tender opnieuw meedingen. De overheid kan bij de toepassing van deze submaatregel nadere keuzes maken gebaseerd op de regionale context met bijbehorende uitdagingen en behoeften door de regeling alleen open te stellen voor specifieke problemen, gebieden, groepen van agrarische ondernemers of voor bepaalde periodes en dergelijke. Steunbedrag en steunpercentages Maximaal 100% van de subsidiabele kosten. Indien steun voor plattelandsontwikkeling door de lidstaten niet valt binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU, zijn alle voorwaarden uit het betreffende staatssteunkader zoals genoemd in hoofdstuk 13 (Toetsing staatssteun) van toepassing. Naam van de submaatregel 6. Niet productieve investeringen voor water (04.4.2) Beschrijving van de submaatregel 14

De submaatregel is gericht op niet-productieve investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op de (her)inrichting/transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw -, water - en klimaatdoelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om investeringen gericht op verbetering van de waterkwaliteit en kwantiteit voor de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn, het duurzaam optimaliseren van de waterhuishouding en om maatregelen gericht op voorkomen en/of beperken van watertekorten, wateroverlast, verzilting en bodemdaling waaronder het vergroten van het watervasthoudend vermogen van landbouwgrond. Soort ondersteuning Subsidie. Relatie met andere wetgeving Subsidiabele kosten Voor steun in aanmerking komen: - investeringen in roerende en/of onroerende goederen als omschreven in artikel 45 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013; - tweedehands goederen, indien gebruik van de goederen noodzakelijk is voor het project en de kosten van de goederen aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen; - bijdragen in natura en afschrijvingskosten kunnen in voorkomende gevallen subsidiabel gesteld worden, mits wordt voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 69 leden 1 en 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013; - BTW, tenzij de BTW krachtens nationale BTW-wetgeving terugvorderbaar is; - afschrijvingskosten zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013 als gevolg van waardevermindering van grond. Dit kunnen kosten betreffen voor investeringen in waterhuishoudkundige maatregelen (betreft zowel waterkwaliteit als waterkwantiteit), herstel en aanleg van landschapselementen en biodiversiteit. Niet subsidiabel zijn - kosten zoals omschreven in artikel 45, lid 3 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013; - kosten zoals omschreven in artikel 69 lid 3 (a) en (b) van Verordening (EU) Nr. 1303/2013; - gebouwen waarvoor in de afgelopen 10 jaar steun is verleend en/of die op moment van subsidievaststelling niet aan de nationale vereisten voldoet. Begunstigden Landbouwers, andere grondeigenaren en grondgebruikers, landbouworganisaties, natuuren landschapsorganisaties, provincies, waterschappen, gemeenten en samenwerkingsverbanden van voornoemde begunstigden. Voorwaarden voor subsidiabiliteit Principes voor het vaststellen van de selectiecriteria - de selectiecriteria moeten meetbaar en verifieerbaar zijn en een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers garanderen; - de criteria dragen bij aan een zo goed als mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen en voor het afstemmen van de maatregelen overeenkomstig de prioriteiten voor het POP3; 15

- bij de vaststelling en toepassing van de selectiecriteria wordt het evenredigheidsbeginsel toegepast op de omvang van de concrete actie en worden onnodige drempels voor aanvragers vermeden, met als doel om voorliggende kansen zo goed mogelijk te benutten. De aanvragen kunnen worden geselecteerd door middel van een inschrijving waarbij criteria van economische doelmatigheid en milieuefficiëntie worden gehanteerd. Hiervoor kan worden gewerkt met tenders en een puntensysteem voor de beoordeling van aanvragen op basis van selectiecriteria. Zo kunnen projecten, met een beoordeling boven een vooraf vastgestelde grenswaarde, worden goedgekeurd mits er voldoende budget is. Wanneer het totaal van de aanvragen een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen de aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking). Aanvragen die niet gehonoreerd worden vanwege een gebrek aan middelen, kunnen in de opvolgende tender opnieuw meedingen. De overheid kan bij de toepassing van deze submaatregel nadere keuzes maken gebaseerd op de regionale context met bijbehorende uitdagingen en behoeften door de regeling alleen open te stellen voor specifieke problemen, gebieden, groepen van agrarische ondernemers of voor bepaalde periodes en dergelijke. Steunbedrag en steunpercentages Maximaal 100% van de subsidiabele kosten. Indien steun voor plattelandsontwikkeling door de lidstaten niet valt binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU, zijn alle voorwaarden uit het betreffende staatssteunkader zoals genoemd in hoofdstuk 13 Toetsing staatssteun van toepassing. 8.2.4 Verifieerbaarheid en controleerbaarheid van de voorgestelde maatregelen Het betaalorgaan en de beheersautoriteit zijn bekend met de uitvoering van dit type (sub) maatregelen. Onder het POP2 programma zijn vergelijkbare maatregelen uitgevoerd. Nieuw in het POP3 is de submaatregel garantstelling voor de marktintroductie van risicovolle innovaties. Het betaalorgaan is bekend met de uitvoering van een nationale Garantstellingsregeling. Deze moet EU-conform worden gemaakt. 8.2.4.1 Risico s bij het uitvoeren van de maatregel De risico s bij het uitvoeren van deze maatregel zijn beperkt. Het betaalorgaan is bekend met de uitvoering van dit soort maatregelen. Nieuw is het werken met selectiecriteria. Deze worden zodanig geformuleerd dat ze verifieerbaar en controleerbaar zijn. Voor de bepaling van de subsidiabele en niet subsidiabele kosten is gekozen voor dezelfde lijn als in het POP2 programma. Ook hier beschikken de medewerkers van het betaalorgaan over de nodige expertise en ervaring. Indien opportuun zal gewerkt worden met standaard kosten per eenheid. In Nederland zal dit worden uitgewerkt voor de kosten van arbeid. Echter omdat de regelingen om maatwerk vragen, zal door de medewerkers die de aanvragen beoordelen worden afgewogen of de te declareren kosten redelijk zijn. Zij hebben hiervoor de nodige kennis en ervaring ontwikkeld. Aan de hand van concrete regelingen wordt deze kennis geactualiseerd. Aan een en ander wordt vormgegeven via checklisten die worden gebruikt bij de controles van aanvragen en betaalverzoeken op basis van de desbetreffende regelgeving. Met name bij niet productieve investeringen kan sprake zijn van overheidsopdrachten waarvoor getoetst moet worden aan de aanbestedingsregels. Zowel het ministerie van Economische Zaken, de provincies als het betaalorgaan beschikken over de nodige expertise op dit gebied. 8.2.4.2 Mitigerende activiteiten 16

Bij de vormgeving van de regelgeving door de provincies als regelingsverantwoordelijken zal de uitvoering worden betrokken zodat voor de uitvoering operationele selectiecriteria tot stand komen. Daar waar mogelijk zal gebruik worden gemaakt van reeds ontwikkelde basisregelgeving voor het POP2 programma. Deze regelgeving is EU conform. Deze basisregelgeving wordt aangepast aan de voor de periode 2014-2020 toepasselijke Europese regelgeving. Met deze basisregelgeving kunnen de subsidieregelingen modulair worden opgebouwd. In aanvulling op generieke horizontale regelgeving kunnen specifieke modules worden toegepast, waarmee de regelgeving kan worden toegespitst op de desbetreffende submaatregel, eventueel met een specifieke regionale invulling. Voor de regeling garantstelling voor de marktintroductie van risicovolle innovaties zal als vertrekpunt voor de verdere uitwerking in de uitvoering de kennis en ervaring met de huidige nationale invulling gebruikt worden. Voorts zal nauw worden samengewerkt met de EFRO deskundigen in Nederland op dit terrein. De hierboven genoemde basisregelgeving is hier niet van toepassing. 8.2.4.3 Algemene beoordeling van de maatregel Deze maatregel is in het algemeen goed verifieerbaar en controleerbaar. De beheersautoriteit en het betaalorgaan zijn met dit type maatregelen bekend. Onder het POP2 programma zijn vergelijkbare maatregelen uitgevoerd. Nieuw, althans in het POP3, is de submaatregel garantstelling voor de marktintroductie van risicovolle innovaties. Met de hierboven genoemde mitigerende activiteit zal hieraan invulling aan gegeven worden in de uitvoering. 8.2.5 Methode voor berekening van steunbedrag, voor zover relevant 8.2.6 Aanvullende maatregelspecifieke informatie 8.2.6.1. Algemene beginselen die waarborgen dat er voldoende capaciteit beschikbaar is, zoals regelmatig geschoold en gekwalificeerd personeel en ervaring met het verstrekken van advies dat betrouwbaar is. Bepaling van de onderdelen van het advies. P.M. 17