INHOUDSOPGAVE: 1.0 VOORWOORD. 2.0 BENODIGDHEDEN: 3.0 LICHAAMSMATEN. 4.0 MAATSCHEMA. 5.0 TEKENSYSTEEM. 6.0 STRAPLESS TOP. 7.0 ZOUAVENBROEK. 8.0 PAARDRIJBROEK. 9.0 UITGEWERKTE PAARDRIJBROEK. 10.0 POSITIEKLEDING. 11.0 SCHOOTJES. 12.0 DRAPERIEËN. 13.0 DRAPERIE AAN EEN ROK. 14.0 ROK MET HEUP DRAPERIEËN. 15.0 VOLANTKRAAG. 16.0 ROK MET VOLANT. 17.0 OPDRACHT. 18.0 BLOUSE MET VOLANT. 19.0 VOLANTREVERS. 20.0 VOLANTMANCHET. 21.0 VARIATIES VOLANT. 22.0 Opdracht. 23.0 JABOT. 24.0 OPDRACHT 25.0 PLOOIROKKEN. 26.0 OPDRACHT. 27.0 KOSTUUMGESCHIEDENIS. 28.0 Opdracht: 1
1.0 PAARDRIJBROEK. De stof die hiervoor gebruikt wordt rekt in de breedte en in de lengte. De maten moeten daarom aangepast worden. Als extra maat meten we de bovenbeenwijdte (dijwijdte) op. Deze maat wordt om het dikste gedeelte van het bovenbeen gemeten. De taille en bovenbeenwijdte blijven ongewijzigd, van de overige maten moet eerst 5% worden gecorrigeerd. Bijvoorbeeld: heupwijdte = 94 cm. Gecorrigeerd is deze 94: 1.05 = 89,5 cm. Werk deze opdracht uit met deze nieuwe maten. Merk punt A op het papier. Voorbeen: - A-A1 = 1/4 heupwijdte - 1 cm. A-A2 = 1/20 heupwijdte. A3 = 1/2 ( A1 - A2). Teken haakse lijnen op A, A3 en A1. - A-B = de zithoogte. Teken haakse lijn op B. Merk B1 en B2. - A-A4 = 1/10 heupwijdte - 2 cm. Ga op B 1 cm naar rechts en 1 cm. naar beneden (B3). Ga op A4, 0,5 cm. naar links (A5). Teken de M.V.- lijn : B3-A5-A2. - B2-B4 = 1 à 2 cm. naar links. Teken de taillelijn B3-B4 (1/4 taillewijdte, het teveel wordt verwerkt in een coupenaadje of plooitje). - B2-B5 = 2/3 zithoogte. Teken de heupronding B4-B5. Teken op B5 een hulplijn naar links en naar rechts. B1-C = kniehoogte. B1-E = de zijlengte. C-D = de kuithoogte (dit is 16 cm.). Teken op C, D en E haakse lijnen naar links en naar rechts. - C-C1 = 1/4 kniewijdte - 2 cm. C1-C3 = 2 cm. C-C2 = 1/4 kniewijdte - 4 cm. - E-E1 = 1/4 enkelwijdte - 2 cm. E1-E3 = 4 cm. 2
3
2.0 POSITIEKLEDING. Positiebroek: Neem de mallen van het grondpatroon pantalon over. Belangrijk is, dat de positiebroek comfortabel zit. Meestal gebruiken we in de band verstelbaar (knoopsgaten)-elastiek. - Verhoog de taillelijnen van voor- en achterbeen: Zijnaad + 3 cm. M.A. + 3 cm. M.V. + 6 cm. - Teken hierop 3 cm. voor de tunnel waar het elastiek doorheen geregen wordt. - De figuurnaden in voor- en eventueel achterbeen komen te vervallen. - We tekenen kniplijnen in het buikgedeelte, waardoor extra ruimte verkregen wordt. Door een kniplijn in het (uitgelegde) gedeelte te tekenen kunnen we het buikgedeelte ook van andere stof maken (bijvoorbeeld rekbare boordstof). 4
5
3.0 SCHOOTJES. Een schootje is eigenlijk niets anders dan het gedeelte onder de taillelijn aan een blouse of jasje, waarbij dit deel duidelijk wijder is als het bovenliggende gedeelte. Het voor- en achterpand is meestal getailleerd. We onderscheiden hierbij de volgende items: - Klokkende schootjes. - Geplooide/gerimpelde schootjes. Schootjes kunnen aangeknipt zijn (geen naad in de taille) of aangezet zijn (wél een naad in de taille). Klokkend schootje: Neem het grondpatroon voorpand met de coupe uit de zijnaad, en achterpand over. Verlaag de taillelijn met 2 cm. Verleng tot de gewenste lengte. U kunt op 2 manieren een klokkend schootje tekenen: 1. Geef de taillefiguurnaden aan in voor- en achterpand. Knip het bovenstukje los van het schootje. De taillefiguurnaden in het schootje verlengen naar de zoomlijn. Draai de figuurnaden open tot de gewenste wijdte. Bij de taillelijn vouwt u ze juist dicht. 2. U kunt ook kniplijnen tekenen in het schootje. Bovenaan het schootje geen ruimte toevoegen, onderaan naar wens ruimte toevoegen. In het voorbeeld ziet u een taillefiguurnaad. Corrigeer daarom in het schootje door 2 cm. over elkaar heen te schuiven. Geplooid /gerimpeld schootje: Neem het grondpatroon voorpand met de coupe uit de zijnaad en achterpand over. Verlaag de taillelijn met 2 cm. Verleng tot de gewenste lengte. Geef de eventueel de taille figuurnaden aan in voor- en achterpand. Teken in het schootje kniplijnen naar de nieuwe taillelijn. Bepaal zelf de ruimte die u boven en onder aan het schootje wilt toevoegen. Vouw de plooien in, of rimpel het schootje. 6
Klokkend schootje. 7
4.0 DRAPERIE AAN EEN ROK. Neem het grondpatroon voor- en achterpand rok over. - Geef de plaats aan waar de draperie moet komen. - Trek de vorm en de breedte van de strook over op overtrekpapier. - Geef de lijnen aan waar de extra ruimte moet komen. De lijnen moeten parallel aan elkaar lopen. - Knip de strook uit, en leg de gewenste ruimte tussen de delen. - Werk de naden van de draperie af, voordat u deze aan de rok bevestigt. Draperie in een rok. 8
5.0 VOLANTKRAAG. Een volant wordt gemaakt van een cirkelvormig stuk stof. De waaierachtige vorm ontstaat hierdoor (bijna) vanzelf. - Teken een platte kraag in de gewenste vorm. - Geef nu over de gehele kraagbreedte 6 kniplijnen aan. - Knip de lijnen in en draai de buitenrand zover open, dat er bijna een cirkel gevormd wordt. Let wel dit is een halve kraag, op M.A. komt een naad. 9
6.0 OPDRACHT. Teken het voorpand grondpatroon gladde rok op een halve schaal, en teken hierin een volant. Deze opdracht gaan we in de praktijk maken. 10
7.0 BLOUSE MET VOLANT. - Neem het grondpatroon van het voorpand met de coupe uit de zijnaad. - Diep indien gewenst de hals eerst uit voordat u de volant gaat tekenen. - Teken de overslag aan de middenvoor. - Teken de gewenste vorm van de volant. - Zorg, dat u mooie vloeiende lijnen krijgt. - Nummer de afzonderlijke delen - Teken vanaf de onderrand van ieder deel hulplijnen naar de hals. - Teken ieder deel van de volant één keer na op overtrekpapier. - Plak deel 6 recht van draad op. Plak daarna alle delen op, deel 5, 3, en 1 plakt u steeds in spiegelbeeld op. - Geef de vouwlijnen aan. 11
12
8.0 JABOT. Jabots zijn afneembare geplooide draperieën van stof, vaak kant, die in het midden aan de voorkant van de halslijn over andere kledingstukken worden gedragen. We tekenen ze als volgt: - Bepaal de vorm van de jabot (bijvoorbeeld een ruit). - Door kniplijnen te tekenen, deze in te knippen en de delen open te draaien verkrijgen we extra ruimte. - Teken een verticale lijn en leg de delen volgens tekening tegen deze lijn aan. - Knip de jabot eventueel schuin van draad voor een mooie val. Voorbeeld van een jabot. 13
9.0 OPDRACHT Teken een Jabot. Deze gaan we in de praktijk maken. 14
10.0 KOSTUUMGESCHIEDENIS. De mode is een afspiegeling van de tijd, daarom verandert zij voortdurend. Iedere periode in de geschiedenis wordt gekenmerkt door een bepaalde levensstijl. Deze perioden uiten zich bijvoorbeeld in de bouw- beeldhouw- schilderkunst, en de muziek. Vooral in de muziek kunt u bepaalde perioden zeer goed onderscheiden. Zeer zeker is dit ook het geval in de mode en kleding. In de tijden dat de mensen door kerk en staat in een levensstijl van zedenvoorschriften werden geperst, werd er ook gebruik gemaakt van korsetten. Later, toen de mensen van hun geestelijke vrijheid gingen genieten, werd ook de kleding losser en gemakkelijker en werden de mensen ook in hun bewegingen niet meer belemmerd. Waarom draagt een mens kleding? De mens draagt op de allereerste plaats kleding om zich te kunnen beschermen tegen invloeden van klimaat en omgeving. Kijk maar eens om u heen, u zult zien dat deze regel nog steeds wordt toegepast. Een bergbeklimmer draagt nog steeds stevige schoenen om zich te beschermen tegen scherpe rotsen. Een bromfietser draagt een helm om zich tegen een hoofdletsel te beschermen. Vroeger droegen ridders harnassen ter bescherming. Toen het buskruit werd uitgevonden, waren deze harnassen niet meer functioneel en verdwenen ze. Harnas. 15