Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 23 mei 9.00 11.30 uur



Vergelijkbare documenten
Eindexamen aardrijkskunde vwo 2000-I

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni uur

Correctievoorschrift VWO. Aardrijkskunde

Examen VWO. aardrijkskunde (oude stijl)

Voorbeeld toetsen aardrijkskunde

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 27 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 dinsdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 53e druk.

Examen VBO-MAVO-C. Wiskunde

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Examen VBO-MAVO-D Voorbereidend

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 dinsdag 14 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Achter het correctievoorschrift zijn twee aanvullingen op het correctievoorschrift opgenomen.

Examen HAVO. Centraal Examen Havo Aardrijdskunde 2014 tijdvak 1 Opgaven aardrijkskunde

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 vrijdag 17 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 woensdag 21 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Diversiteit in de Provinciale Staten

Examen HAVO en VHBO. Aardrijkskunde oude stijl

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 vrijdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 53e druk.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen horen bijlagen.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 20 juni uur

Examen VBO-MAVO-D. Wiskunde

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 woensdag 30 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Stemrapport Kern met Pit finale /3/2016. Uitslag. 1 e prijs Groningen Zorgproject Wedde dat 't lukt. 2 e prijs Noord-Holland Kickmee!

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen aaardrijkskunde havo 2008-II

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen HAVO. aardrijkskunde Compex. Vragen 1 tot en met 23. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

Bestudeer de bronnen 1 en 2 uit het bronnenboekje die bij deze opgave horen.

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2002-II

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 53e druk.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 vrijdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Diversiteit in Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en Eerste Kamer in 2011

Feiten NVM Open Huizen Dag 5 oktober 2013

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

Analyse resultaten CVO 2014

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland

Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties. Prijs per m² GBO in mediaan 2017

Verkiezing en methode

Basisscholen in krimpgebieden in schooljaar 2017/2018

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Gemeentelijke Duurzaamheidsindex GDI-2014 Data voor alle 12 provincies

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 maandag 15 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Aantal huwelijken, huwelijksontbindingen, partnerschappen en partnerschapsontbindingen per woonplaats in 2014

Eindexamen aardrijkskunde havo 2008-I

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 55e druk.

Aantal huwelijken, huwelijksontbindingen, partnerschappen en partnerschapsontbindingen per woonplaats in 2015

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Woningen. Prijzen en transacties. Provincie / Steden. Marktgegevens en prognoses. Transactieprijzen koopwoningen in mediaan 2016

Eindexamen aardrijkskunde havo 2005-I

Regionale bedrijvendynamiek

Examen HAVO. aardrijkskunde Compex. Vragen 18 tot en met 28. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer wel wordt gebruikt.

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-i

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wonen

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 dinsdag 29 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Regionale arbeidsmarktprognose

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Totaal

Totaal

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 donderdag 23 juni 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Woningbouw in VINEX-bouwgemeenten: aantallen en bouwkosten

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 dinsdag 16 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 vrijdag 13 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Bijlage HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1. Bronnenboekje. HA-0131-a-10-1-b

Analyse Megastallen en Megabedrijven 2005, 2010 en 2013

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2003-I

In gemeenten met minste huurwoningen worden de meeste huurwoningen geliberaliseerd

Eindexamen aardrijkskunde compex havo 2008-I

De Geo. 1 th Aardrijkskunde voor de onderbouw. Antwoorden hoofdstuk 4. 1ste druk

Examen VWO. wiskunde C. tijdvak 1 maandag 14 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen aardrijkskunde oud progr vwo I

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2005-I

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 vrijdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen aardrijkskunde vwo II

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl)

Q1 Loopt uw indicatie voor een Wmovoorziening. huishoudelijke hulp) binnenkort af? (dit staat in het indicatiebesluit dat u ontvangen heeft)

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Persoonlijke gegevens van Wethouders

Examen VWO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Eindexamen aardrijkskunde havo I

(* *) (* WAARDEN GEVEN AAN VARIABELEN DIE NODIG ZIJN BIJ BEREKENEN DYNAMIEK LTV (GEBEURT IN MODEL) *) (* *)

Wonen binnen bestaand bebouwd gebied,

Toeristen in Nederland

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Examen HAVO wiskunde B. tijdvak 1 vrijdag 17 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2008-II

Examen HAVO. Wiskunde B1,2

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Transcriptie:

Aardrijkskunde Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 23 mei 9.00 11.30 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 40 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Voor de uitwerking van vraag 13 is een bijlage toegevoegd. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. 000007 13 Begin

Bevolkingsgeografie Rond 1850 zijn er grote verschillen in sterfte tussen de verschillende provincies. Zo zijn de sterftecijfers van de provincies Noord- en Zuid-Holland rond 1850 relatief hoog. 2p 1 Geef twee oorzaken van de relatief hoge sterftecijfers in Noord- en Zuid-Holland rond 1850. 3p 2 A: Heeft de migratie in de provincies Noord- en Zuid-Holland de geboortecijfers in de grote steden tussen 1870 en 1900 doen toenemen of afnemen, of is er geen invloed van de migratie op de geboortecijfers geweest? B: Leg je antwoord uit. grafiek 1 Prognose van de ontwikkeling van de woningbehoefte voor drie periodes (per provincie) Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 uitbreidingsbehoefte aantal woningen (x1.000) Legenda: 1997-1999 2000-2004 2005-2009 bron: Overheidsstatistiek, 7 e jaargang, nr. 20, 1997 De ontwikkeling van de woningbehoefte van Noord-Holland en Drenthe in de periode 1997-2009 verschilt (grafiek 1). Een mogelijke verklaring daarvoor is het verschil in absolute bevolkingsgroei. 2p 3 Geef twee andere verklaringen van demografische aard. 000007 13 2 Lees verder

grafiek 2 Interprovinciale migratie van 55-plussers per 10.000 inwoners in de provincie van vestiging, gemiddelde voor de periode 1991-1995 Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg 0 10 20 30 40 50 60 70 bron: Maandstatistiek van de bevolking, nummer 8, 1996 grafiek 3 Aantal interprovinciaal gemigreerde 55-plussers als percentage van de totale interprovinciale migratie per provincie van vestiging, gemiddelde voor de periode 1991-1995 Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg 0 2 4 6 8 10 12 14 bron: Maandstatistiek van de bevolking, nummer 8, 1996 In grafiek 2 heeft Flevoland de hoogste score. Je zou misschien verwachten dat Flevoland ook in grafiek 3 de provincie zou zijn met de hoogste score. 2p 4 Leg uit waarom Flevoland in grafiek 3 niet het hoogste scoort. 000007 13 3 Lees verder

kaart 1 Algemene vruchtbaarheidscijfers per COROP-gebied in Nederland 1995 A Legenda: minder dan 46,2 46,2-48 48-50 50 of meer B A bron: Bos@tlas 0 30 60 km De gebieden A en B op kaart 1 kennen dezelfde lage algemene vruchtbaarheidscijfers. De verklaring voor die lage vruchtbaarheidscijfers verschilt echter per gebied. 2p 5 Welke verklaring voor die lage vruchtbaarheidscijfers geldt wel voor gebied B maar niet voor de gebieden A? 000007 13 4 Lees verder

Het Nederlandse landschap natuurlijke en menselijke factoren (toegepast op het duinlandschap en het Krijt/lösslandschap) figuur 1 Huidige situatie in sommige duingebieden langs de Nederlandse kust figuur 2 Toekomstbeeld van sommige duingebieden langs de Nederlandse kust vrij naar: Helmer, W. en P. Vellinga e.a., Meegroeien met de Zee, Laag Keppel, 1996 In figuur 2 wordt een toekomstbeeld van het Nederlandse duingebied voorgesteld, zoals het Wereld Natuurfonds dat het liefst zou zien. Een dergelijk toekomstbeeld is echter niet te realiseren in alle duingebieden. Inmiddels heeft de overheid meer oog gekregen voor natuurontwikkeling in de duinen en heeft in de Tweede Kustnota veertien mogelijke locaties aangegeven voor herstel en ontwikkeling van de natuurlijke dynamiek. Bij de veertien mogelijke locaties horen niet het duingebied in de Kop van Noord-Holland en het duingebied tussen Den Haag en Hoek van Holland. 2p 6 Leg uit waarom de twee laatstgenoemde duingebieden niet geschikt zijn voor het in figuur 2 geschetste toekomstbeeld. Het toekomstbeeld, zoals geschetst in figuur 2, laat een opmerkelijke verandering zien van het grondwaterpeil ten opzichte van het zeeniveau. Eén oorzaak van deze verandering is de omschakeling van oppervlakte-infiltratie naar diepte-infiltratie. 2p 7 Noem nog twee uit de figuren 1 en 2 afleesbare oorzaken van deze verandering van het grondwaterpeil. 000007 13 5 Lees verder

Het kerkje van Spaarnwoude (gefotografeerd vanuit twee verschillende posities) foto 1 foto 2 bron: Cito, augustus 1998 000007 13 6 Lees verder

kaart 2 Fragment van een topografische kaart van Noord-Holland vrij naar: Topografische Dienst Emmen, kaart 25A Haarlem, 1997 De ondergrond waarop het kerkje van Spaarnwoude (zie foto 1 en foto 2) staat, is ongeveer 5200 jaar geleden gevormd. Dit kerkje staat in het noorden van het gearceerde gebied van kaart 2 en is aangegeven met een pijl. Het gearceerde gebied wijkt wat hoogteligging betreft af van de directe omgeving. 2p 8 Geef hiervoor de fysisch-geografische verklaring. In Noord-Holland komen meer gebieden voor met dezelfde geologische ondergrond als die op de foto s 1, 2 en het gearceerde deel van kaart 2. Deze gebieden behoren tot de langst bewoonde gebieden van Noord-Holland. 3p 9 Noem drie redenen waarom de mensen in het verleden bij voorkeur dergelijke locaties voor bewoning uitkozen. Mensen die ongeveer 5200 jaar geleden in het gebied verbleven dat op kaart 2 gearceerd is weergegeven, konden op een afstand van enkele honderden meters in oostelijke richting één van de zes Nederlandse landschappen (volgens de examenstructuur) waarnemen. 2p 10 Welk landschap? 000007 13 7 Lees verder

figuur 3 Boorprofielen bron: Bakker, H. de & W.P. Locher (red.), Bodemkunde van Nederland, deel 2 Bodemgeografie, Den Bosch, 1990 kaart 3 Deel van Zuid-Limburg bron: Bakker, H. de & W.P. Locher (red.), Bodemkunde van Nederland, deel 2 Bodemgeografie, Den Bosch, 1990 000007 13 8 Lees verder

Op de geomorfologische kaart van Zuid-Limburg (kaart 3) zijn steile hellingen te onderscheiden. 2p 11 Welk boorprofiel van figuur 3 komt op de steile hellingen voor en welke aanwijzing geeft de legenda van kaart 3 voor de aanwezigheid van dit profiel? foto 3 Landschap in Zuid-Limburg bron: Doorsnede van het Zuid-Limburgse land, Heerlen, 1988 Op kaart 3 zijn vier gebieden omkaderd, aangegeven met de letters A, B, C en D. 2p 12 A: Welk gebied op kaart 3, A, B, C of D, wordt geheel of gedeeltelijk afgebeeld op foto 3? B: Geef een argument voor je keuze. 000007 13 9 Lees verder

kaart 4 Deel van Zuid-Limburg bron: Topografische Dienst Emmen, kaart 69E Heerlen, 1997 Let op: gebruik een potlood bij het tekenen van de gevraagde dwarsdoorsnede. 4p 13 Teken op de bijlage de dwarsdoorsnede van het dal langs de lijn E-F zoals op kaart 4 is weergegeven. Maak daarbij gebruik van alle hoogtelijnen met een interval van 10 meter die voor jouw doorsnede van belang zijn. Vergeet niet ook de ligging van de Geul in je doorsnede aan te geven. foto 4 Bufferbassin bron: Jaarverslag 1989 van de Centrale Landinrichtingscommissie Landinrichtingsdienst 000007 13 10 Lees verder

De landinrichtingscommissie van Mergelland besloot in februari 1987 bufferbassins te plannen in het streekplangebied Zuid-Limburg. 2p 14 Geef de twee functies van bufferbassins. Bufferbassins zijn geen echte oplossing voor het probleem waarvoor ze zijn aangelegd. 2p 15 Leg uit waarom bufferbassins geen echte oplossing zijn. Milieugeografie van Nederland (toegepast op Nederland en de internationale milieuproblemen en de Nederlander en de milieugebruiksruimte ) kaart 5 Deel van Midden-Nederland Ketelmeer IJs s el Deventer bron: De Grote Bosatlas, 51 e druk, 1997 0 20 40 km Stel: Het water van de IJssel bij Deventer is gemiddeld evenveel verontreinigd als het water van het Ketelmeer (zie kaart 5). 2p 16 A: Van welke waterbodem is te verwachten dat deze het sterkst verontreinigd is met zware metalen, de waterbodem van de IJssel bij Deventer of die van het Ketelmeer? B: Beargumenteer je keuze. 000007 13 11 Lees verder

kaart 6 Mestproblematiek: uitspoeling, 1989 Legenda: gemiddelde nitraatconcentratie in het uitspoelende grondwater onder landbouwgrond in milligram stikstof per liter, per ecodistrict, 1989 minder dan 5,6 5,6-11,3 11,3-22,6 22,6 of meer geen gegevens 5,6 mg/l is einddoel van het regeringsbeleid, 11,3 mg/l is het doel voor het jaar 2000 B A 0 30 60 km bron: De Grote Bosatlas, 51 e druk, 1997 2p 17 Welke twee fysisch-geografische eigenschappen van de grondsoort veroorzaken de hoge waarden in de gebieden A en B van kaart 6? In sommige delen van de gebieden A en B op kaart 6 neemt de veestapel af. De afname van de nitraatconcentratie van het grondwater verloopt verhoudingsgewijs trager dan de afname van de veestapel. 2p 18 Waarom verloopt de afname van de nitraatconcentratie in het grondwater langzamer dan de afname van de veestapel? 000007 13 12 Lees verder

figuur 4 De mondiale koolstofkringloop met de omvang van de reservoirs in Gigaton (10 12 kg) per jaar. Met biota wordt de levende natuur bedoeld, met detritus organisch afval. bron: Basisboek milieukunde, Meppel/Amsterdam, 1991 Stelling: Het versterkte broeikaseffect is onder andere het gevolg van een mondiale temperatuurstijging. 3p 19 Beargumenteer de bovenstaande stelling en maak daarbij uitsluitend gebruik van figuur 4. Het versterkte broeikaseffect heeft een aantal effecten. Eén van die effecten is dat rivieren minder makkelijk kunnen afwateren. 2p 20 Leg uit waardoor rivieren in Nederland minder makkelijk kunnen afwateren als gevolg van het versterkt broeikaseffect. 000007 13 13 Lees verder

figuur 5 Stromen van tropische producten voor de (intensieve) veehouderij in onder andere Nederland cassave uit Thailand sojabonen en schroot tapioca 1 2 3 mengvoederindustrie (intensieve) veehouderij sojaproducten uit Brazilië palmpittenschroot sojabonen sojaschroot, palmpittenschroot, vetten en reststoffen 4 oliepalmproducten uit Maleisië palmpittenvet palmolie margarine-, vetten- en oliën-industrie veeteeltproducten 5 consumenten (huishoudens) in de wereld bron: Exportlandbouw in de Derde Wereld en de effecten op natuur en milieu, IVM rapport R 87/1 De pijlen 1 tot en met 4 in figuur 5 geven stromen van veevoeder-ingrediënten weer, onder andere bestemd voor de Nederlandse veeteelt. Pijl 5 geeft een stroom van veeteeltproducten naar de consumenten aan. De milieugebruiksruimte bestaat uit vier componenten. 2p 21 Welke component van de milieugebruiksruimte wordt door de pijlen 1 tot en met 5 weergegeven? 4p 22 Past het productiesysteem zoals afgebeeld in figuur 5 bij het idee van duurzame ontwikkeling? Beargumenteer je antwoord en betrek daarbij: A: de situatie op lokale schaal in de productielanden van veevoeder-ingrediënten. B: de situatie op fluviale schaal in de consumptielanden van veevoeder-ingrediënten. figuur 6 De grenzen waarbinnen de milieuvoorraden benut kunnen worden 1 2 3 4 5 omvang van alle milieuvoorraden vrij naar: Geographie Heute, nummer 146, 1996 000007 13 14 Lees verder

Zie figuur 6. De benuttingsmogelijkheden van het milieu worden in eerste instantie bepaald door de omvang van de milieuvoorraden, weergegeven door cirkel 5. De voorraden zijn echter slechts binnen de grenzen van beperkende factoren, de cirkels 1 tot en met 4, te benutten. Bij de cirkels 1 tot en met 4 horen de volgende omschrijvingen, in alfabetische volgorde: ecologisch winbaar economisch winbaar geologisch winbaar maatschappelijk/politiek winbaar (= er bestaat in de maatschappij een draagvlak voor de winning) 3p 23 Schrijf de nummers 1, 3 en 4 van de cirkels op je antwoordblad en zet er de juiste omschrijving achter. tekst 1 In 1997 zijn in de Japanse stad Kyoto internationale afspraken gemaakt over het terugdringen of voorkómen van klimaatproblemen die mogelijk door de mens veroorzaakt (kunnen) worden. Met name de Amerikanen wilden in eerste instantie het klimaatverdrag niet ondertekenen, omdat zij hun emissie van schadelijke stoffen niet wilden reduceren als de ontwikkelingslanden met hun emissie van schadelijke stoffen zouden worden ontzien. De Amerikanen gingen overstag toen de handel in emissierechten en joint implementation mogelijk werd gemaakt. Alle landen krijgen quota (= maximaal toegestane hoeveelheden) van schadelijke stoffen die geëmitteerd mogen worden. Bij de handel in emissierechten kunnen landen die méér willen emitteren dan hun quotum toelaat, bij landen die minder dan hun emissiequotum emitteren ruimte kopen om alsnog de schadelijke stoffen te kunnen emitteren. Bij joint implementation kan een land dat teveel emitteert andere landen helpen bij het aanleggen van bijvoorbeeld bossen of het bouwen van minder milieubelastende energiecentrales. vrij naar: de Volkskrant, 13 december 1997 Er zijn zowel argumenten vóór als tegen de handel in emissierechten als middel tot duurzame ontwikkeling (zie tekst 1). 2p 24 Geef een argument vóór de handel in emissierechten als middel om duurzame ontwikkeling te bevorderen. 2p 25 Geef een argument tégen de handel in emissierechten als middel om duurzame ontwikkeling te bevorderen. 000007 13 15 Lees verder

Internationalisering: Nederland in Europa, Europa in de wereld Vergeleken met alle andere EU-landen is het gemiddeld motorvermogen van een vissersschip in Nederland het grootst. Dit heeft uiteraard economische voordelen. Daarnaast zijn er echter ook nadelige gevolgen. 2p 26 A: Noem een nadelig gevolg op nationale schaal van het grote motorvermogen van de (Nederlandse) vissersschepen. B: Noem een nadelig gevolg op mondiale schaal van het grote motorvermogen van de (Nederlandse) vissersschepen. De toename van het motorvermogen van de vissersschepen zal de internationalisering van de zeevisserij in de hand werken. De vissersschepen kunnen immers op grotere afstand van de thuishaven vissen. 2p 27 Geef een voorbeeld waaruit de internationalisering van de zeevisserij blijkt. kaart 7 Totale buitenlandse directe investeringen door Japanse multinationale ondernemingen in de periode 1951-1988 ( 10 6 ) in dollars bron: Vaart, R. van der, Globetrotter, Teleac, Utrecht, 1996 Volgens kaart 7 hebben de buitenlandse directe investeringen door Japanse multinationale ondernemingen betrekking op drie macroregio s: Zuidoost-Azië, West-Europa en Noord-Amerika. Het belang van de verschillende vestigingsfactoren kan per macroregio verschillen. 1p 28 Welke vestigingsfactor voor de Japanse multinationals is op alle drie de macroregio s van toepassing? 2p 29 Geef twee vestigingsfactoren voor de Japanse multinationals die vooral van toepassing zijn op Zuidoost-Azië en niet of nauwelijks op West-Europa en Noord-Amerika. 000007 13 16 Lees verder

kaart 8 Ligging van de exclusieve economische zones in de wereld bron: Vaart, R. van der, Globetrotter, Teleac, Utrecht, 1996 Zoals uit kaart 8 blijkt, hebben de exclusieve economische zones een kenmerkend spreidingspatroon, zowel op nationale schaal (Mexico uitgezonderd) als op mondiale schaal. 4p 30 Welk spreidingspatroon is zichtbaar op: A: nationale schaal? B: mondiale schaal? In heel wat landen wil de nationale overheid graag een auto-industrie binnen de staatsgrenzen hebben. Daarbij spelen argumenten als werkgelegenheid en verdienen van deviezen via export een rol. 2p 31 Noem nog twee andere redenen voor die wens van nationale overheden. tekst 2 Supercomplex Nederland is één van de belangrijkste centra van petrochemische industrie in West-Europa. De Nederlandse petrochemische industrie concentreert zich, op één belangrijke uitzondering na, in het Rijnmondgebied en rond de Scheldemonding. Daar zijn ook, op dezelfde uitzondering na, alle Nederlandse ethyleenproducenten gevestigd. Aanvankelijk waren het los van elkaar staande complexen. In de loop der tijd is het Rijn-Scheldegebied uitgegroeid tot een uniek petrochemisch supercomplex binnen West-Europa. vrij naar: Wever, E., & K. Steenbakkers, Geografie 1996, nummer 2 3p 32 A: Welk petrochemisch bedrijf is als enige buiten het Rijn-Scheldegebied gevestigd? B: Geef de verklaring voor het ontstaan van dit petrochemisch bedrijf op die plek. 000007 13 17 Lees verder

Marokko kaart 9 Neerslagverdeling in Marokko bron: Marokko landendocumentatie, Amsterdam, 1977 2p 33 Schrijf de letters A en B van kaart 9 onder elkaar op je antwoordblad en zet achter elke letter de verklaring voor de geringe gemiddelde neerslag in de betreffende regio. tabel 1 Twintig geografische mobiliteitsvormen naar ruimte en tijd ruimte tijd dagelijks cirkelmigratie periodiek seizoens lange tijd permanente migratie ruraal-urbaan ruraal-ruraal urbaan-ruraal urbaan-urbaan 1 6 11 16 2 7 12 17 3 8 13 18 4 9 14 19 5 10 15 20 bron: Lentjes, W., Marokko als ontwikkelingsland, Den Bosch, 1981 2p 34 Zie tabel 1. Op welke economische activiteit heeft mobiliteitsvorm 8 veelal betrekking? 2p 35 Zie tabel 1. Geef twee oorzaken waardoor mobiliteitsvorm 4 binnen Marokko zal afnemen. 000007 13 18 Lees verder

figuur 7 Een artesische bron vrij naar: Press, F. en R. Siever, Understanding Earth, New York, 1998 Figuur 7 is een afbeelding van een artesische bron. Naast de neerslag in het gebergte en het slaan van een put zijn er nog andere voorwaarden voor de werking van zo n bron. 2p 36 Geef twee andere voorwaarden. kaart 10 Het aantal overnachtingen in hotels in 1986 in Marokko bron: Haleber, R., Marokko, Landendocumentatie Koninklijk Instituut voor de Tropen, 1990 2p 37 Geef een reden voor het verschil in het aantal overnachtingen in hotels tussen Casablanca en Marrakech (zie kaart 10). Ga in je antwoord uit van Casablanca. Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina. 000007 13 19 Lees verder

kaart 11 Irrigatiemogelijkheden in het dal van de Souss bron: Popp, H., L agriculture irrigée dans la Vallée du Souss, Méditerranée, nr. 4, 1986 2p 38 Schrijf de letters A en B van de gebergten op kaart 11 op je antwoordblad en zet er de juiste naam van het gebergte achter. 2p 39 Leg uit dat het symbool voor de khettara in de legenda van kaart 11 goed gekozen is. Het gebruik van de pompstations in gebied C op kaart 11 kan tot een ongewenst neveneffect voor de ketthara s leiden. 2p 40 Welk ongewenst neveneffect wordt bedoeld? Einde 000007 13 20