Soortenstandaard. Poelkikker Rana lessonae



Vergelijkbare documenten
Poelkikker Rana lessonae

Poelkikker Rana lessonae Versie 1.0, juli 2017 bij12.nl

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

Bittervoorn Rhodeus amarus

Kamsalamander Triturus cristatus

Heikikker Rana arvalis

Soortenstandaarden Juridisch kader. Versie 1.0, oktober 2014

Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam

Kleine modderkruiper Cobitis taenia

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Arcus Zuid Projectontwikkeling B.V. B.J.M. Mertens Dorpstraat JX OIRSBEEK

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Notitie flora en fauna

Aanvullend natuuronderzoek voormalig Zoutdepot Breukelen

Vleermuisonderzoek locatie Merenhoef te Maarssen

Gemeente Heerhugowaard M. Hoosbeek Postbus AJ HEERHUGOWAARD. Datum 22 december 2014 Betreft Beslissing op uw aanvraag Ruimtelijke ingrepen

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer H. van der Meer Postbus HB AMSTERDAM

Inventarisatie poelkikker Nieuwklap

GEMEENTE M!D 7-EM-DELFLAND. 1 MGEKOVilN OP 2 2 NOV Zaaknum:\eí

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Flora- en faunascan voor de bouw van een woning aan de Bolenbergweg te Belfeld

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem

De Vuurvogel B.V. J. van Lamoen en T. Etaoil Coninckstraat WD AMERSFOORT

! " # $! % & '%(#(#%) * +,,, & -, ".,,,,,!

Rugstreeppad Bufo calamita

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen

Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola

Onderzoek rugstreeppad. Hazerswoude-Dorp. In opdracht van Ballast Nedam

Projectplan poelkikker. Opstelterrein Rouaanstraat, Groningen

6 Flora- en fauna quickscan

Natuurtoets. Fort Oranje 27. Woerden

: QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas

Bedrijventerrein MEOB Oegstgeest

Dienst Regelingen Team Natuur. Conny Krutzen Martijn van Opijnen

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Notitie quickscan flora en fauna Wilgenweg 10, Groot- Ammers

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

PROJECTPLAN ONTHEFFING AANSLUITING A9 - HEILOO Provincie Noord-Holland 16 DECEMBER 2016

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Quickscan samenvatting twee percelen Staphorst

Flora- en fauna-inspectie Gelderdijk 15 te Sevenum (Gemeente Horst aan de Maas) door ir. Hans Hovens, Paul op het Veld en ir. G.

Quickscan Flora- en Faunawet. t.b.v. sloop Opstallen. Oude Maasstraat 18 gemeente Uden

Stichting Intermaris A. Slot Postbus AN HOORN NH. Datum 9 februari 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte heer Slot,

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Van Zuylenlaan 9, Hoevelaken

Mees Ruimte & Milieu T.a.v. de heer mr. M.W. van der Hulst Postbus AW Zoetermeer. Ons kenmerk: MEHA Datum: Versie:

Uw aanvraag van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet wijs ik af

NATUURTOETS LANGE WEMEN HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO

Kleine modderkruiper Cobitis taenia

Lyaemer Wonen Y.A. Tiemensma Straatweg PZ LEMMER. Datum 7 augustus 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011

Tabel 1: Inventarisatieschema onderzoek Waterspitsmuis.

Woonstad Rotterdam Postbus CJ ROTTERDAM. Datum 23 augustus 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer/mevrouw,

Mitigatie en compensatieplan rugstreeppad

Soortenstandaard. Buizerd Buteo buteo

Samenvatting quickscan natuurtoets

Bijlage 1 Wettelijk kader

Telefoonnummer(s)

Nader onderzoek aanwezigheid poelkikker. Zonnepark Gansenwoirt I Bedrijventerrein InnoFase Duiven. September mei 2013

Flora- en fauna-inspectie locatie Heerweg-Berkenstraat te Blitterswijck door: ir. H. Hovens en ir. G. Hovens in opdracht van: Venterra

Heikikker Rana arvalis

Nedereindseweg 405/407 te Nieuwegein

Aanvullend onderzoek beschermde soorten Wilhelminastraat e.o. Vianen

Gedragscode Flora- en faunawet voor de Waterschappen

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

Notitie aanvullend onderzoek

Rugstreeppad Bufo calamita

GarneenteT? Gereg.d^JJJlEUm. Reg.nr. Dienst Regelingen Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Soortenstandaards handreiking voor te nemen maatregelen

P a r a g r a a f e c o l o g i e N i e u w b o u w w o n i n g S c h a p e n d r i f t t e N o r g

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Resultaten nader onderzoek vissen en ecologisch werkprotocol sloten Zuidplasweg te Zevenhuizen

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Bevoegdheid. Flora- en faunawet. Besluit. Dienst Regelingen Ministerie van Economische Zaken, landbouw en Innovatie

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet bomen Hoofdweg, Harderwijk

Van Wijnen Projectontwikkeling Midden B.V. P. Koppejan Postbus AJ WEESP. Datum 6 maart 2017 Betreft Beslissing op uw aanvraag

Staat van Instandhouding bepalen. & de rol van vrijwilligers

Soortenstandaard. Zandhagedis Lacerta agilis

Stichting Friese Milieufederatie G. Bergstra Agora CJ LEEUWARDEN. Datum 27 januari 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte heer Bergstra,

QUICKSCAN BURGEMEESTER SLANGHENSTRAAT HOENSBROEK

Logchies Renovatie en Onderhoud B.V. Postbus AM BEVERWIJK. Datum 19 juli 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Notitie Quickscan flora en fauna

Gemeente Utrecht R. Doedens Potbus CE UTRECHT. Datum 28 juni 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte mevrouw Doedens,

Toets flora en fauna Herinrichting locatie Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen

Soortenonderzoek Julianahof Zeist

Quick-scan Stationlaan Zevenbergen

Grote modderkruiper Misgurnus fossilis

Soortenstandaard. Levendbarende hagedis Zootoca vivipara

Gemeente Maastricht Veiligheid en Leefbaarheid. Behoort bij besluit van B&W d.d

Quickscan samenvatting Stephensonstraat Harderwijk

Quickscan flora en fauna. Deltaweg te Helmond

Eelerwoude B.V. S. Semmekrot Mossendamsdwarsweg AB GOOR. Datum 18 november 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Buro Maerlant. Veldhoven Zandoerleseweg. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g

BM-RAPPORT Onderzoek naar vleermuizen, gierzwaluw en huismus. T.P. Molenaar en L. Boon, 30 september DEFINITIEF

Stichting WonenCentraal R.D. Donninger Postbus CA ALPHEN AAN DEN RIJN. Datum 27 april 2017 Betreft Beslissing op aanvraag

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Nigtevechtseweg 64, Vreeland

Stichting Amerpoort K. Denee Nieuwenoordlaan PA BAARN. Datum 16 augustus 2017 Betreft Beslissing op uw aanvraag. Geachte heer Denee,

De Heikikker De Heikikker

Quickscan Lankhorsterweg 27 Staphorst. John Mulder

Transcriptie:

Soortenstandaard Poelkikker Rana lessonae

Inhoud Inleiding 3 Deel 1 De poelkikker 7 1 Ecologische informatie over de poelkikker 8 1.1 Soortkenmerken 8 1.2 Leefwijze 9 1.3 Voedsel 9 1.4 Beschrijving habitat 10 1.5 Verspreiding 11 1.6 Aantalsontwikkelingen 12 1.7 Voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen 12 1.8 Functionele leefomgeving 13 1.9 Populatiegrootte en dispersie 13 Deel 2 Regels, ecologisch onderzoek en maatregelen 15 2 Welke regels zijn er voor de bescherming van de soort 16 2.1 Wettelijke bescherming 16 2.2 Toepassing verbodsbepalingen Flora- en faunawet 16 2.3 Hoe voorkomt u een overtreding? 19 2.4 Beoordelingskader 20 3 Ecologisch onderzoek uitvoeren 21 3.1 Stap 1 - Onderzoek de aan- of afwezigheid 21 3.2 Stap 2 - Bepaal aantasting functionaliteit voortplantingsplaats en/of vaste rust- of verblijfplaats 23 3.3 Stap 3 Bepaal effect op gunstige staat van instandhouding 24 3.4 Stap 4 - Onderzoek welke maatregelen nodig zijn 26 3.5 Stap 5 - Onderzoek alternatieven 36 3.6 Stap 6 - Bepaal en onderbouw wettelijk belang 37 4 Beschermingsmaatregelen per activiteit 39 4.1 Toelichting beschermingsmaatregelen activiteiten 39 4.2 Activiteiten die leiden tot vernietiging, verstoring of kwaliteitsverlies van een voortplantingswater 42 4.3 Activiteiten die leiden tot vernietiging, verstoring of kwaliteitsverlies van het landhabitat 46 4.4 Activiteiten die leiden tot vernietiging van zowel voortplantingswater als van landhabitat 48 5 Bronnen en begrippen 52 5.1 Bronnen 52 5.2 Begrippen 52 Colofon 54 Pagina 2 van 54

Inleiding Samenvatting De Flora- en faunawet zorgt voor een wettelijke bescherming van (bedreigde) plant- en diersoorten. Het is bijvoorbeeld verboden om individuen van deze beschermde soorten te doden of te verplaatsen of om hun voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen te verstoren of te vernielen. Maar er zijn uitzonderingen mogelijk: de overheid kan besluiten om onder voorwaarden een ontheffing te verlenen. Bij beschermde planten en dieren geldt het Nee, tenzij -principe. Voor een aantal beschermde soorten is een soortenstandaard ontwikkeld. Hierin kunt u snel en overzichtelijk terugvinden wat onder welke voorwaarden mag en hoe u een ontheffing kunt aanvragen. Aanleiding Met het oog op het grote aantal (ruimtelijke) activiteiten in Nederland moet frequent bepaald worden wanneer en onder welke voorwaarden ontheffingen kunnen worden verleend (art. 75c FF wet). Met ontheffing wordt ook een Verklaring van geen bedenkingen (Vvgb) in het kader van een omgevingsvergunning bedoeld. Dienst Regelingen beoordeelt, op basis van de ecologische adviezen van Dienst Landelijk Gebied, of een ontheffing kan worden verstrekt. Dit betekent dat zij beoordelen of, hoe en onder welke voorwaarden een ontheffing wordt verleend ( invulling van tenzij ). Er is behoefte aan toegankelijke informatie of er ontheffing mogelijk is, hoe een ontheffing aan te vragen, maar vooral ook aan informatie over welke voorwaarden er gekoppeld worden aan de ontheffing. Immers: als dat laatste bekend is, kan in een vroeg stadium al rekening met de beschermde soort gehouden worden. Deze informatie is in soortenstandaarden te vinden. Soortenstandaarden Voor de bedreigde plant- en diersoorten waarvoor vaak een ontheffing wordt aangevraagd, zijn soortenstandaarden opgesteld. Deze soortenstandaarden bevatten een aantal kenmerkende ecologische aspecten van de betrokken soort, en een set basis- of standaardmaatregelen die een initiatiefnemer die een ruimtelijke ingreep overweegt waarbij een beschermde soort is betrokken, kan of moet nemen. Bij deze maatregelen staat grotendeels vast dat ze effectief zijn, maar waar dit nog niet onomwonden is vastgesteld, wordt dit vermeld. Afwijkingen van die basisset maatregelen zijn alleen mogelijk als de lokale situatie of populatie dat vereist. Dan zijn er dus maatwerkmaatregelen noodzakelijk. De ecologische informatie per soort en bijbehorende set basismaatregelen is samengevoegd in een document dat we soortenstandaard noemen. Pagina 3 van 54

Gebruik Een soortenstandaard bevat algemene maatregelen die in normale gevallen een positief effect hebben op de instandhouding van de bedreigde soort of individuen. In de lokale situatie zal altijd het effect van de ruimtelijke ingreep op de betrokken beschermde plant- of diersoort moeten worden beoordeeld om te zien of met de genoemde algemene maatregelen een overtreding van de wet kan worden voorkomen. Een deskundige op het gebied van de soort en situatie moet dit bepalen. Als er, ondanks het treffen van de in de soortenstandaarden genoemde maatregelen, mogelijk toch verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden, dan blijft een ontheffing nodig. En moet er een ontheffingsaanvraag worden ingediend bij Dienst Regelingen. In bijzondere situaties zullen ook aanvullende, mogelijk zelfs geheel andere maatregelen, noodzakelijk zijn. Kortom: de soortenstandaard geeft de basismaatregelen en kenmerken per soort duidelijk weer, maar er kunnen geen rechten aan ontleend worden in concrete situaties. Voor wie bedoeld Deze soortenstandaarden zijn voor iedereen die betrokken is bij ruimtelijke ingrepen die invloed kunnen hebben op beschermde plant- of diersoorten. Om te bepalen welke maatregelen moeten worden getroffen om de bedreigde soorten zo veel mogelijk in stand te laten, zal vaak een deskundige moeten worden geraadpleegd. De soortenstandaarden zullen vooral deze deskundigen maatregelen aanreiken. Reacties Bij het ontwikkelen van de soortenstandaarden, gecoördineerd vanuit Dienst Landelijk Gebied, is gebruik gemaakt van de expertise van verschillende ecologische en juridische deskundigen. Daarbij zijn ook de betrokken particuliere gegevensorganisaties (soortorganisaties) geconsulteerd. Ondanks de zorgvuldige wijze waarop de soortenstandaarden zijn samengesteld, zullen in de praktijk toch nieuwe situaties of technische oplossingen worden aangereikt. We willen de lessen uit het feitelijk gebruik opnemen in een volgende versie van de soortenstandaard. Als u van mening bent dat er aanvullingen nodig zijn, dan stellen wij het zeer op prijs dat u dat via het contactformulier op de site van het DR-Loket aan ons doorgeeft. Meer informatie Meer informatie over wet- en regelgeving, over hoe u ontheffing aanvraagt, soortenstandaarden en onderzoek vindt u op www.drloket.nl. U kunt ook bellen met het DR-Loket op het telefoonnummer 0800-22 333 22. Pagina 4 van 54

Leeswijzer soortenstandaard poelkikker Pagina 5 van 54

Pagina 6 van 54

Deel 1 De poelkikker Pagina 7 van 54

1 Ecologische informatie over de poelkikker 1.1 Soortkenmerken De poelkikker is de kleinste van de drie soorten groene kikkers (poelkikker, bastaardkikker, meerkikker) die in Nederland voorkomen. Kruisingen van de poelkikker met de andere groene kikkers komen veel voor, met name met de bastaardkikker. Deze drie soorten zijn op het zicht moeilijk van elkaar te onderscheiden (figuur 1). Het verschil in geluid dat ze voortbrengen is duidelijk. Ook de larven en eiklompen zijn nauwelijks te onderscheiden van elkaar. Zuivere exemplaren en populaties van de poelkikker zijn zeldzaam en de poelkikker komt vaak samen voor met de bastaardkikker. Figuur 1: Herkenning volwassen poelkikker, bastaardkikker en meerkikker (bron: Herkenningskaart groene kikkers, RAVON). De poelkikker is op de rug grasgroen tot bruin van kleur, soms met zwarte of zwartbruine vlekken. Vaak heeft de poelkikker een lichte lengtestreep en een witte buik. Het belangrijkste onderscheidende kenmerk met de andere groene kikkers is de symmetrische, grote harde halfmaanvormige graafknobbel ( metatarsusknobbel ) aan het begin van de eerste teen van de achterpoot. Daarnaast hebben ze een vrij spitse snuit en korte achterpoten. Mannetjes hebben witte kwaakblazen en krijgen in de paartijd een ongevlekte geelgroene kleur en een goudgele iris. Pagina 8 van 54

De poelkikker is een kleine, gedrongen kikker. Mannetjes zijn gewoonlijk rond de 4½ 5½ centimeter groot en wordt tot maximaal 7 centimeter. De vrouwtjes zijn ongeveer een centimeter groter dan de mannetjes. Zowel de larven als de eiklompen van de poelkikker zijn moeilijk van die van de andere groene kikkers te onderscheiden. 1.2 Leefwijze Poelkikkers zijn typische waterkikkers. Ze zijn zowel s nachts als overdag actief. s Nachts zijn ze vaak op het land om voedsel te zoeken. Het zijn zon- en warmteminnende dieren. De trek naar de voortplantingswateren start in zachte winters half maart, maar doorgaans komen ze tot eind april uit hun winterslaap. Wanneer de luchttemperatuur 10 à 12 graden of meer wordt, meestal eind april of begin mei, wordt er gepaard; soms wordt er ook nog tot in juli gepaard. Het merendeel van de vrouwtjes zet in de tweede helft van mei de eieren af in eiklompen, maar er zijn meerdere eiafzet periodes. Een vrouwtje van de poelkikker zet 600 3000 eieren per seizoen af. In twee maanden tijd ontwikkelen de larven zich tot juveniele dieren. De metamorfose wordt tussen half juli en eind september voltooid. In de loop van het volgende jaar worden ze geslachtsrijp en het daaropvolgende jaar nemen ze deel aan de voortplanting. Vanaf oktober verlaten ze de waterkant en gaan ze op zoek naar een overwinteringsplaats op het land. Hij graaft zich dan de grond in of overwintert in muizenholletjes of onder stronken en dergelijke. De overwinteringsplaatsen liggen afhankelijk van het landschapstype binnen de 100 à 200 meter van het water. Het grootste deel van de exemplaren gaat in winterslaap op het land, incidenteel overwinteren exemplaren in het water. De poelkikker wordt meestal niet veel ouder dan 3 à 5 jaar, maar een poelkikker met een leeftijd van 12 jaar is bekend. Bij mogelijk gevaar vluchten poelkikkers het water in, waar ze zich verbergen in het bodemsubstraat of tussen de waterplanten. De larven zijn erg schuw en vluchten soms nogal onstuimig weg. De poelkikker wordt gepredeerd door tal van dieren, waaronder reigerachtigen, merels, spreeuwen, ringslangen, vissen, huiskatten, ratten en marterachtigen. De larven van de poelkikker worden onder andere door vissen gegeten. Ook strenge vorst eist zijn tol. 1.3 Voedsel De poelkikker hapt naar alles wat maar beweegt en kleiner is dan het dier zelf, zoals insecten, wormen en slakken. De larven eten algen, zoöplankton, macrofauna en larven van verwanten en soortgenoten. Pagina 9 van 54

1.4 Beschrijving habitat De poelkikker leeft met name in gebieden met zwak zure, oligotrofe, schone, stilstaande wateren (vennen) in de landschapstypen bos, heide en hoogveen. Ook wordt de soort gemeld uit halfnatuurlijke graslanden, agrarische kleipolders met kwel, laagveen en op ruderaal terrein. De poelkikker wordt slechts zelden aangetroffen bij grote vijvers, meren of stromende wateren. Wel kan hij in de uiterwaarden aanwezig zijn. De poelkikker is in kleinere wateren en vaak in voedselarmere situaties te vinden dan de meerkikker. De poelkikker komt vooral tot voortplanting in vennen en hoogveenputten (figuur 2). Daarnaast in andere kleine wateren, rivierbegeleidende wateren, veedrinkpoelen en in sloten. De voorkeur lijkt uit te gaan naar vennen in bos en hei en wateren in hoogvenen, maar de soort komt ook ruim verspreid voor in kleipolders met kleine sloten en veel kwel. Hij heeft een voorkeur voor onbeschaduwde wateren, maar de oeverzone moet goed begroeid zijn. De larven leven in de bovenste waterlagen en in de snel opwarmende ondiepe oeverzones. Figuur 2: Biotoop van poelkikker (foto: Jelger Helder). Buiten de voortplantingstijd kan hij ook worden aangetroffen in weilanden en bossen die op enige afstand van het water liggen (figuur 3). De poelkikker is een soort van pioniersituaties en kan dan ook al snel aangetroffen worden in kale sloten met nog weinig vegetatie, maar kan vervolgens ook weer snel verdwijnen omdat ze ongeschikt worden. Pagina 10 van 54

Figuur 3: Schematische voorstelling van een habitat van een poelkikker bestaande uit het voortplantingswater (blauw), omgeven door landhabitat van veelal een 10 à 15 meter breed (groen) waar zich naast de zomerverblijfplekken ook de overwinteringsplekken (rood) bevinden. 1.5 Verspreiding De poelkikker komt vooral op de pleistocene zandgronden in de oostelijke en zuidelijke helft van het land voor (figuur 4). Daarnaast komt hij ook voor ook op laag-dynamische plaatsen in het rivierengebied en in agrarische kleipolders. In deze helft van het land dient men dus extra alert te zijn op de aanwezigheid van de poelkikker bij het uitvoeren van werkzaamheden of activiteiten. Figuur 4: Globale verspreiding van de poelkikker in Nederland (bron:ravon) Pagina 11 van 54

Bovenstaande kaart geeft een indicatie van de mogelijke aanwezigheid van poelkikkers in een bepaald gebied. Het schaalniveau en de waarnemingsperiode waarop de kaart gebaseerd is en het moeilijke onderscheid met de andere soorten groene kikkers, laten niet toe om op basis van deze kaart de aan- of afwezigheid van poelkikkers in een concreet gebied aan te tonen (zie 3.1). 1.6 Aantalsontwikkelingen Poelkikkers worden sinds midden jaren 70 van de vorige eeuw als aparte soort herkend in Nederland. De ontwikkelingen in de aantallen en in de verspreiding is lastig weer te geven. Hier bovenop komt ook nog het moeilijke onderscheid met de andere twee soorten groene kikkers. Ondanks deze beperkingen wordt aangenomen dat de stand van de poelkikker in Nederland stabiel is (figuur 5). Ook moet de soort hebben geprofiteerd van de waterkwaliteitsverbetering van de afgelopen jaren. De staat van instandhouding lijkt dan ook niet in gevaar te zijn. Figuur 5: Ontwikkeling aantal poelkikkers. Index, referentiejaar 1997 = 100 (bron: RAVON). 1.7 Voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen De poelkikker kent twee verschillende vormen van verblijfplaatsen: voortplantingsplaats De voortplantingsplaats van de poelkikker is het water (poelen, vennen, sloten, e.d.) waarin de kooractiviteit plaatsvindt, de eieren worden afgezet en de jongen (larven) opgroeien. Het water is hiervoor in gebruik van half maart tot half september (periode van kooractiviteit/paren tot en met het verlaten van het water door de juveniele dieren). Voortplantingswater is veelal het gehele jaar door waterhoudend en bezit ondiepe zones die snel kunnen opwarmen. Pagina 12 van 54

winterverblijfplaatsen In de winter bevinden de meeste poelkikkers zich individueel op het land: in de grond ingegraven, in muizenholletjes, onder stronken, in dammetjes waar puin aanwezig is, en dergelijke. Ze verblijven hier van half oktober tot en met half april. Van jaar tot jaar kunnen de verblijfplaatsen binnen het leefgebied wisselen. Genoemde perioden kunnen afhankelijk van de weersomstandigheden per jaar eerder of later beginnen of eindigen. 1.8 Functionele leefomgeving De functionele leefomgeving van een voortplantingsplaats en van een vaste rust- of verblijfplaats is de omgeving van die plaatsen die nodig is om ze als zodanig te laten functioneren. Een voortplantingsplaats van de poelkikker kan alleen succesvol functioneren als zodanig, wanneer het voortplantingswater van voldoende kwaliteit is (bijvoorbeeld waterkwaliteit, waterhoudend, aanwezigheid waterplanten, geen of weinig vissen aanwezig, snel opwarmende plekken) en wanneer er voldoende geschikt habitat aanwezig is voor de adulte exemplaren om voedsel te vinden. Een winterverblijfplaats kan alleen succesvol functioneren als zodanig, wanneer er geen bevriezing van de dieren gaat optreden. Het landhabitat waar overwinterd wordt bevindt zich veelal op minder dan 100 à 200 meter van de oever van het voortplantingswater. Daarnaast zijn de verbindingsstructuren tussen de verschillende onderdelen van de habitat van belang: op kleine schaal: tussen de voortplantingswateren, het gebied waar ze zich tijdens de actieve periode bevinden en de overwinteringslocaties; op grotere schaal: voor dispersie van jonge exemplaren naar andere geschikte gebieden. Ook van belang is de aanwezigheid van landhabitat waar de sub-adulte exemplaren verblijven voordat zij aan de voortplanting mee doen. Bij de poelkikker is de exacte locatie van de winterverblijfplaatsen, evenals die van de verblijfplaatsen van de sub-adulte exemplaren, niet redelijkerwijs in beeld te brengen. In de uitvoeringspraktijk van de Flora- en faunawet moet daarom bij de poelkikker het leefgebied om het voortplantingswater waar de poelkikker is aangetroffen gezien worden als voortplantingsplaats of vaste rust- en verblijfplaats met de bijbehorende leefomgeving om die plek als zodanig te laten functioneren. Afhankelijk van het landschap bedraagt deze zone tot circa 200 meter van het voortplantingswater. 1.9 Populatiegrootte en dispersie Poelkikkers leven in netwerkpopulaties (figuur 6). Het is onbekend hoeveel exemplaren van de poelkikker nodig zijn om te kunnen spreken van een (duurzame) populatie. Bij de poelkikker maken de aanwezige bastaardkikkers onderdeel uit van de populatie. Wanneer de omstandigheden gunstig zijn, kunnen uit nakomelingen van bastaardkikkers weer poelkikkers ontstaan. De bastaardkikker draagt dan ook bij aan de verspreiding van het kenmerkende genoom. In zijn algemeenheid kan men zeggen dat populaties niet geïsoleerd mogen raken. Pagina 13 van 54

Figuur 6: Schematische voorstelling van een netwerkpopulatie van de poelkikker (donkergroen). De netwerkpopulatie bestaat uit meerdere deelpopulaties (blauw) van individuen (lichtgroen). Uitwisseling tussen de verschillende deelpopulaties dient mogelijk te zijn (pijlen). Mannetjes van poelkikkers vormen koren. Dichtheden van 5 10 mannetjes per vierkante meter zijn niet ongewoon. Met name de jonge poelkikkers trekken verder weg. Er zijn dieren aangetroffen tot 500 meter van het water. Water dat tot op 500 meter afstand van bestaand voortplantingswater gelegen is moet gezien worden als bereikbaar voor poelkikkers als het tussenliggende habitat geschikt is. Pagina 14 van 54

Deel 2 Regels, ecologisch onderzoek en maatregelen Pagina 15 van 54

2 Welke regels zijn er voor de bescherming van de soort 2.1 Wettelijke bescherming De poelkikker is een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c, van de Flora- en faunawet en is tevens opgenomen in bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn, dier- en plantensoorten van communautair belang die strikt moeten worden beschermd. In de dagelijkse praktijk betekent dit dat hij vermeld staat in de zogenaamde Tabel 3. Bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen voor deze soort geldt de uitgebreide toets. Hij wordt ook benoemd in Bijlage 3 van de Conventie van Bern. De poelkikker staat als thans niet bedreigd vermeld op de Rode Lijst van Amfibieën (2007). In de Flora- en faunawet staan verbodsbepalingen. Het is verboden: poelkikkers te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9), poelkikkers opzettelijk te verontrusten (artikel 10), voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de poelkikker te beschadigen, te vernielen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11), eiklompen van poelkikkers te zoeken, te rapen, te beschadigen of te vernielen (artikel 12), poelkikkers dan wel eieren (eiklompen) van poelkikkers te vervoeren of onder zich te hebben (artikel 13). De landelijke staat van instandhouding van de poelkikker wordt beoordeeld als stabiel. 2.2 Toepassing verbodsbepalingen Flora- en faunawet Wanneer wordt welk verbod overtreden? De toepassing van de verboden uit de Flora- en faunawet staat hieronder per verbod vermeld. Artikel 11 van de Flora- en faunawet is het meest relevant bij beheer, onderhoud, gebruik en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Ontheffing voor een van de andere hieronder genoemde artikelen wordt altijd in relatie tot artikel 11 bezien. Pagina 16 van 54

Artikel 9 Het is verboden poelkikkers te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Uitleg Het overtreden van de verbodsbepalingen van artikel 9 kan bij de poelkikker aan de orde zijn bij bijvoorbeeld werkzaamheden aan wateren in het voorjaar of zomer of grondwerkzaamheden in de winter. Door buiten de kwetsbare periode te werken kan in die gevallen het doden van exemplaren worden voorkomen. Het wegvangen en vervolgens direct naar geschikt habitat in de directe omgeving van het plangebied verplaatsen van poelkikkers, wordt niet als overtreding van dit artikel gezien; in dat geval behoeft dus geen ontheffing voor artikel 9 aangevraagd te worden. Een ontheffing is wel nodig indien de gevangen exemplaren niet direct naar geschikt leefgebied worden verplaatst, maar eerst tijdelijk elders gehuisvest worden of wanneer ze niet binnen hun leefgebied worden teruggezet. Artikel 10 Het is verboden poelkikkers opzettelijk te verontrusten. Uitleg De verbodsbepalingen van artikel 10 zijn bij de poelkikker in het algemeen niet aan de orde bij beheer, onderhoud, gebruik en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Indien er gehandeld wordt overeenkomstig de zorgplicht genoemd in artikel 2 van de Flora- en faunawet is er geen sprake van opzettelijk verontrusten. Pagina 17 van 54

Artikel 11 Het is verboden voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de poelkikker te beschadigen, te vernielen, weg te nemen of te verstoren. Uitleg De voortplantingsplaats van de poelkikker is de plaats die de poelkikker gebruikt voor de kooractiviteiten, de eieren af te zetten en waar de larven opgroeien. Vaste rust- en verblijfplaatsen van de poelkikker zijn die plekken waar de poelkikker overwintert. In de context van artikel 11 van de Floraen faunawet moet onder de voortplantingsplaats en vaste rust- en verblijfplaats ook de functionele leefomgeving, zoals foerageergebied, van die plekken worden begrepen, voor zover het functioneren van die plekken als zodanig daarvan afhankelijk is. Alle activiteiten die het voortplantingssucces of de overwintering negatief beïnvloeden of teniet doen leiden tot een overtreding van artikel 11. Het hele gebied rondom het voortplantingswater kan worden beschouwd als functionele leefomgeving voor de voortplantingsplaatsen en overwinteringplekken. Overtreding van dit artikel is dan ook aan de orde wanneer het water waarin voortplanting van de poelkikker plaatsvindt of het gebied hierom heen wordt vernietigd of aangetast of wanneer de kwaliteit daarvan voor de poelkikker verslechtert, waardoor dit niet meer de functie als voortplantingsplaats of vaste rust- en verblijfplaats kan vervullen. Pagina 18 van 54

Artikel 12 Het is verboden eiklompen van poelkikkers te zoeken, te rapen, te beschadigen of te vernielen. Uitleg De verbodsbepalingen van artikel 12 zijn bij de poelkikker aan de orde bij beheer, onderhoud, gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling wanneer in de voortplantingsperiode activiteiten plaatsvinden die invloed hebben op de wateren waarin de eiklompen zijn afgezet. Ontheffing voor deze verbodsbepalingen zal alleen plaatsvinden wanneer er geen enkel alternatief is om buiten de kwetsbare periode van de voortplanting te werken en de werkzaamheden omwille van een wettelijk belang worden uitgevoerd. Artikel 13 Het is verboden poelkikkers dan wel eiklompen van poelkikkers te vervoeren of onder zich te hebben. Uitleg De verbodsbepalingen van artikel 13 zijn bij de poelkikker in het algemeen niet aan de orde bij beheer, onderhoud, gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling. Het wegvangen en vervolgens direct naar geschikt habitat in de directe omgeving van het plangebied verplaatsen van poelkikkers, hun eiklompen of larven wordt niet als overtreding van dit artikel gezien; het aanvragen van een ontheffing voor artikel 13 is dan ook in die gevallen niet noodzakelijk. Een ontheffing is wel nodig indien de gevangen exemplaren of verzamelde eiklompen niet direct naar geschikt leefgebied worden verplaatst, maar eerst tijdelijk elders gehuisvest worden of wanneer ze niet in de directe omgeving worden teruggeplaatst. 2.3 Hoe voorkomt u een overtreding? In veel situaties kan door het vooraf treffen van aanvullende maatregelen een overtreding worden voorkomen en is een ontheffing niet nodig. De vooraf te treffen maatregelen moeten van dien aard zijn dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen volledig behouden blijft. Hierbij moet naast bijvoorbeeld het voortplantingswater ook gedacht worden aan geschikt gebied om te foerageren en voldoende bedekking voor schuilmogelijkheden. Essentieel is dat de getroffen aanvullende maatregelen moeten functioneren of met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zullen functioneren, voordat het oorspronkelijke onderdeel van het leefgebied wordt aangetast. Ook moet er voldoende invulling aan de zorgplicht worden gegeven. Ter verificatie of de getroffen aanvullende maatregelen voldoende zijn om een overtreding te voorkomen, kan een ontheffing worden aangevraagd: indien er geen sprake is van een overtreding zal het verzoek voor ontheffing worden afgewezen. Pagina 19 van 54

2.3.1 Gedragscode Er kan vrijstelling gelden wanneer er aantoonbaar gewerkt wordt volgens de voorwaarden zoals vermeld in een door de minister van EZ goedgekeurde gedragscode. Voor de poelkikker is dat het geval voor de artikelen 9, 11 en 12 van de Flora- en faunawet, wanneer de activiteiten uitgevoerd worden vanwege bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik in de landen bosbouw en er sprake is van een geldig belang. Voor activiteiten die uitgevoerd worden vanwege ruimtelijke inrichting of ontwikkeling geldt nooit een vrijstelling en moet bij overtreding van een verbodsartikel een ontheffing of omgevingsvergunning worden aangevraagd. 2.4 Beoordelingskader Als een ontheffing van verbodsbepalingen voor de poelkikker nodig is geldt bij de beoordeling de uitgebreide toets. De aanvraag wordt beoordeeld op de onderstaande onderdelen: In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rusten / of verblijfplaats aangetast door de voorgenomen activiteiten,waarbij men de verbodsbepalingen moet overtreden? Welk wettelijk belang is er? Er moet één van de volgende belangen gelden: bescherming van flora en fauna (b), volksgezondheid of openbare veiligheid (d), dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e). Is er een andere bevredigende oplossing (alternatievenafweging) ten aanzien van: de locatie de inrichting op de locatie de wijze van uitvoering van de werkzaamheden Komt de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie niet in gevaar? Pagina 20 van 54

3 Ecologisch onderzoek uitvoeren Het onderzoek moet onderbouwd antwoord geven op de volgende vragen: Is de poelkikker aanwezig in of nabij het plangebied waar de activiteit of werkzaamheden plaats gaan vinden? Welke functie(s) heeft het gebied voor de poelkikker? Wat is de omvang en duurzame staat van instandhouding van de bij de ingreep betrokken populatie van de poelkikker? Blijft de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en vaste rust- of verblijfplaatsen behouden? Welke eigenschappen van het gebied moeten gemitigeerd of gecompenseerd worden? Hoe groot wordt het succes van de te nemen maatregelen ingeschat? Welke maatregelen moeten getroffen worden om aan de zorgplicht te voldoen? Zijn er voor de poelkikker meer bevredigende oplossingen mogelijk ( alternatieven )? Welk wettelijk belang geldt er voor de uitvoering van de werkzaamheden? Welke maatregelen worden er getroffen om zorgvuldig handelen ten aanzien van de poelkikker te garanderen? 3.1 Stap 1 - Onderzoek de aan- of afwezigheid Een ontheffing of een positieve afwijzing kan alleen worden afgegeven wanneer het zeker of zeer aannemelijk is dat de aangevraagde soort daadwerkelijk aanwezig is. Het onderzoek moet worden uitgevoerd door een deskundige met aantoonbare ervaring op het gebied van inventariseren van poelkikkers. Het onderscheiden van poelkikkers van de andere groene kikkers vereist meer dan een gemiddelde kennis en ervaring met deze soorten. Met name in het grensgebied van de verspreiding van de soorten groene kikkers moet zorgvuldigheid worden betracht ten aanzien van de determinatie. Het aantonen dat er sprake is van poelkikkers en niet van één van de andere groene kikkers, gebeurt op grond van de volgende stappen/kenmerken: Bij roepende koren van groene kikkers waar minstens 25 procent roept als poelkikker, kan de poelkikker als aanwezig worden beschouwd, Bij een lager percentage roepende poelkikkers in een groep groene kikkers kan de poelkikker niet automatisch worden uitgesloten. Er moeten dan groene kikkers gevangen worden (bij voorkeur met een schepnet) en van de gevangen exemplaren moet de grootte van de metatarsusknobbel gemeten worden. Van de gevangen dieren moeten meerdere (circa 5 of meer) exemplaren aan de maten van de poelkikker voldoen. Steekproefsgewijze kan ook de lengte van het dier gemeten worden: in het algemeen zijn volwassen poelkikkers kleiner dan volwassen meerkikkers en bastaardkikkers (figuur 1), maar er zijn uitzonderingen. Bij het inventariseren moet gelet worden op de habitatkenmerken waarvan de poelkikker afhankelijk is, om zo de meest kansrijke plekken voor aantreffen te bepalen. Er zijn meerdere mogelijkheden om vast te stellen of er sprake is van aanwezigheid van poelkikkers. Pagina 21 van 54

Inventarisaties op basis van roepende koren De beste methode om poelkikkers te inventariseren is op basis van kooractiviteit bij het voortplantingswater. Voor het geluid zie www.ravon.nl. De meest geschikte maanden hiervoor zijn mei en juni. Vooral s avonds, als het niet te koud is, vindt in die maanden kooractiviteit plaats, maar ook overdag op warme zonnige dagen. Heel goede dagen zijn dagen met regen en temperaturen vanaf 10 à 12 graden Celsius na een periode van droogte. Het geluid is over grote afstanden te horen. Aangenomen kan worden dat de avonden waarop bastaardkikkers gehoord worden ook geschikt zijn voor het inventariseren van poelkikkers. Indien 2x in de goede tijd en onder goede weersomstandigheden geïnventariseerd wordt, kan worden aangenomen dat er geen poelkikkers aanwezig zijn wanneer ze niet gehoord zijn. Zoeken naar volwassen dieren Volwassen dieren kunnen worden geïnventariseerd door ze te vangen met behulp van een schepnet of met de hand. Dit moet gebeuren op geschikte dagen en in potentieel geschikt habitat. Wanneer er geen groene kikkers worden gezien of gehoord (kooractiviteit, plonzen in het water) kan aangenomen worden dat de poelkikker niet aanwezig is. Wanneer er wel groene kikkers worden aangetroffen moet van een aantal exemplaren in de hand worden bepaald of er sprake is van bastaardkikkers of poelkikkers. Bij het aantreffen van alleen bastaardkikkers kan worden aangenomen dat de poelkikker niet aanwezig is. Vangen van volwassen dieren kan van half april tot en met eind september. Het aantonen van aan- of afwezigheid door middel van het inventariseren van eiklompen, larven of pas gemetamorfoseerde kikkertjes is alleen geschikt om aanwezigheid van groene kikkers aan te tonen, maar onvoldoende betrouwbaar om de aanwezigheid van poelkikkers aan te tonen. Ook het tellen van het aantal plonzen is onvoldoende betrouwbaar; het geeft hooguit een eerste indicatie dat er groene kikkers in het gebied aanwezig zijn, niet welke soorten. Aangenomen kan worden dat in een potentieel geschikt gebied geen poelkikkers aanwezig zijn nadat twee inventarisatierondes in de geschikte periode geen positieve waarnemingen hebben opgeleverd. Methoden en perioden van inventariseren poelkikkers Kooractiviteit Vangen van adulte exemplaren Januari 15 april 15 april juni Juli september Oktober - december Geschikte methode en periode Ongeschikte periode Pagina 22 van 54

Gebruik maken van bestaande gegevens De effecten van verlanding en van verandering in beheer kunnen snel doorwerken in de verspreiding van poelkikkers. Onderzoeksgegevens mogen maximaal circa 3 jaar oud zijn in gebieden waar weinig of geen ruimtelijke of kwalitatieve veranderingen zijn opgetreden in de afgelopen drie jaar. In gebieden waar dit niet voor geldt moeten de gegevens recenter zijn. Een aanvullend veldbezoek is altijd nodig om de gegevens te actualiseren. Bij het gebruik van bestaande gegevens, zoals beschikbare inventarisaties en de Nationale Database Flora Fauna (NDFF), moet er opgelet worden of deze van voldoende kwaliteit zijn om toe te kunnen passen bij de onderbouwing van de aanvraag voor een ontheffing of voor het aantonen van de afwezigheid van de soort. Voor kleine projecten kan de combinatie van het bepalen of het gebied in principe geschikt is en de recente aanwezigheid van voorkomen is aangetoond, bijvoorbeeld gevalideerde gegevens via de NDFF, voldoende zijn om aanwezigheid zeer aannemelijk te maken. Ook dan is een aanvullend veldbezoek nodig om de gegevens te actualiseren en om de functie(s) van het gebied voor de poelkikker te bepalen. Als voorbeeld kan hierbij gedacht worden aan het plaatsen van een duiker in een voor een poelkikker geschikte sloot in een polder waarvan bekend is dat de poelkikker er voorkomt. 3.2 Stap 2 - Bepaal aantasting functionaliteit voortplantingsplaats en/of vaste rust- of verblijfplaats De verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet worden enkel overtreden wanneer de door dit artikel beschermde voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen hun specifieke functie niet meer naar behoren kunnen vervullen. De functionaliteit van de beschermde voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen kan door het uitvoeren van de werkzaamheden achteruit gaan of (volledig) worden aangetast. De voortplantingsplaats of vaste rust- en verblijfplaats kan hierdoor niet meer dezelfde functie aan de beschermde dier- of plantensoort bieden als voorheen. Op geen enkel moment, ook niet tijdelijk, mag er een achteruitgang van de functionaliteit van een voortplantingsplaats en/of van een vaste rust- en verblijfplaats optreden. Een gebied moet voor de poelkikker blijvend voorzien in alles wat nodig is om succesvol te kunnen voortplanten of te rusten. Dit geldt voor zowel elk individueel dier als voor alle exemplaren van de populatie ter plekke. De functies die een gebied heeft voor de poelkikker moeten behouden blijven. Van aantasting van de functionaliteit van een voortplantingsplaats of van een vaste rust- of verblijfplaats van een poelkikker is sprake, als er binnen het verspreidingsgebied van de populatie onvoldoende alternatieve plekken zijn voor het behouden van voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen en van voldoende essentieel leefgebied voor de betreffende populatie. Pagina 23 van 54

Het bepalen of de functionaliteit in het geding komt is per project maatwerk. Het hangt onder meer af van de grootte en de duur van een project en van het gebied waar het project plaatsvindt. Van belang is om in het onderzoek navolgbaar te onderbouwen welk effect de ingreep heeft en of het om een tijdelijk of permanent effect gaat. De functionaliteit van de voortplantingsplaats of vaste rust- en verblijfplaats van de poelkikker kan worden aangetast door ruimtelijke ontwikkelingen indien de werkzaamheden of activiteiten: 1. voortplantingswater geheel of gedeeltelijk vernietigen of van kwaliteit doen verminderen, 2. habitat waarin zich overwinteringsplekken bevinden geheel of gedeeltelijk vernietigen of wanneer de kwaliteit daarvan door de ingreep vermindert of 3. zowel voortplantingswater als landhabitat vernietigen. 3.3 Stap 3 Bepaal effect op gunstige staat van instandhouding De gunstige staat van instandhouding van de poelkikker moet beoordeeld worden op lokaal niveau. De lokale staat van instandhouding wordt als gunstig beschouwd wanneer, uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de poelkikker nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op langere termijn zal blijven, en het natuurlijk verspreidingsgebied van de poelkikker niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populatie van de poelkikker op lange termijn in stand te houden. In de praktijk kan dit vertaald worden door er vanuit te gaan dat de oppervlakte, de kwaliteit en de bereikbaarheid van voortplantingswateren en het landhabitat voor, tijdens en na de ingreep min of meer gelijk moeten zijn, maar dat de plekken waar zich de dieren bevinden veranderd mogen zijn. De gunstige staat van instandhouding van de poelkikker komt in het geding indien de lokale populatie niet in stand kan blijven door de uit te voeren werkzaamheden of activiteiten. De Flora- en faunawet beoogt geen statische populatiegrootte in stand te houden maar de populatie duurzaam in stand te houden. Dit betekent dat er voldoende voortplantende dieren moeten blijven voortbestaan in samenhang met voldoende voedselaanbod, voortplantingswateren en landhabitat en uitwisselingsmogelijkheden tussen deelpopulaties. Er kan dan vanuit gegaan worden dat de populatie in stand kan blijven. Wanneer door de werkzaamheden of activiteiten geschikte voortplantingswateren inclusief bijbehorend bereikbaar geschikt habitat (bos, gras, ruigte; bij voorkeur vochtig of nat) verder dan een halve kilometer uiteen komen te liggen, dan is de kans groot dat er (ook) een negatief effect op de regionale gunstige staat van instandhouding gaat optreden. Hetzelfde geldt voor het geval er voor de poelkikker onneembare barrières gaan ontstaan door bijvoorbeeld beschoeide kanalen of realisatie van brede, drukke wegen. Pagina 24 van 54

In een gebied waar zich een grote populatie poelkikkers bevindt heeft een ingreep met een klein effect op de aantallen poelkikkers een minder groot effect op de gunstige staat van instandhouding dan in een gebied waar de populatie toch al onder druk staat. Een kleine ingreep kan echter ook een groot aantal exemplaren treffen, bijvoorbeeld wanneer een belangrijk voortplantingswater wordt vernietigd; in dat geval kan het effect op de gunstige staat van instandhouding groot zijn. Om het effect van de uit te voeren activiteit op de gunstige staat van instandhouding van de poelkikker aan te geven moet in beeld gebracht worden hoe groot de populatie van de poelkikker ter plekke is en op hoeveel exemplaren van de poelkikker de activiteit effect zal hebben (figuur 7). Voor het bepalen of er leefgebied aangetast wordt en dit als gevolg zou kunnen hebben dat dit in een daling van de populatie resulteert, kan het afhankelijk van de grootte van het project noodzakelijk zijn om tot 500 meter rond het plangebied de aan- of afwezigheid te bepalen (bij inventarisatie op gehoor bestrijk je in de praktijk al enkele honderden meters van de omgeving). Pagina 25 van 54

Figuur 7: Schematische voorstelling van een aantasting van een deel van de netwerkpopulatie door een ingreep (rood gearceerd). Bij het bepalen van de gevolgen van de uit te voeren activiteiten op de gunstige staat van instandhouding moet ook rekening gehouden worden met mogelijke andere activiteiten in de omgeving van het plangebied die in een eerder stadium of tegelijkertijd zijn of worden uitgevoerd (cumulatieve effecten). 3.4 Stap 4 - Onderzoek welke maatregelen nodig zijn In deze stap onderzoekt u welke maatregelen genomen kunnen worden. Er zijn maatregelen beschreven die de functionaliteit en de gunstige staat van instandhouding garanderen en maatregelen om te voldoen aan de zorgplicht. 3.4.1 Maatregelen om functionaliteit te waarborgen De functies die het gebied voor de poelkikker vervuld moeten duurzaam behouden blijven. Door het nemen van geschikte maatregelen kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Deze maatregelen moeten leiden tot behoud van de ecologische functionaliteit van het gebied voor de poelkikker. De maatregelen kunnen gericht zijn op het behoud van de kwaliteit van het gebied, maar ook op de kwantiteit (oppervlakte). Het verwachte succes van de maatregel moet zeker, of met een hoge mate van zekerheid, vooraf vaststaan. Ook moet de maatregel al aanwezig zijn én functioneren voordat de werkzaamheden plaats gaan vinden. De te nemen maatregelen moeten op hun effect worden gecontroleerd (gemonitord). Het bepalen van welke en hoeveel maatregelen getroffen moeten worden is maatwerk. Dit hangt af van de ingreep, maar ook van de kwaliteit van het gebied voor de poelkikker en de ligging ten opzichte van andere gebieden waar de poelkikker voorkomt. Onderstaand volgen enkele mogelijk te nemen maatregelen bij het verlies van voortplantingswater of leefgebied. Pagina 26 van 54

Als voorbeeld kan er gedacht worden aan het toepassen van één of meer van onderstaande maatregelen om tijdens en na de werkzaamheden de functionaliteit van voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van de poelkikker te behouden: Aanpassen van de plannen waardoor het voortplantingswater en het landhabitat behouden kunnen blijven. Werkzaamheden in het water, zoals bijvoorbeeld schonen of baggeren, moeten plaatsvinden tussen 15 september en 15 maart en moeten gefaseerd in tijd en ruimte plaatsvinden, zodat gedurende de periode april tot half september minimaal 1/3 deel van het water vegetatie bevat. Bij werkzaamheden in het water die slechts een kleine oppervlakte beslaan ten opzichte van het totale voortplantingswater, bijvoorbeeld de aanleg van een dammetje in een sloot, kan het gehele jaar door gewerkt worden, mits er voldoende aandacht aan de zorgplicht wordt besteed. Bij werkzaamheden op het land die slechts een kleine oppervlakte beslaan ten opzichte van het totale landhabitat, bijvoorbeeld de aanleg van een leiding, kan het gehele jaar door gewerkt worden, mits er voldoende aandacht aan de zorgplicht wordt besteed. Werkzaamheden aan struiken en bomen (kappen, rooien, afvoeren stronken) moeten plaatsvinden in de periode 15 april tot en met september. Snoeiwerkzaamheden kunnen het gehele jaar door plaatsvinden. Waterpeilen moeten niet verhoogd worden in de maanden oktober tot en met april (periode winterrust). Uitrasteren van (een deel van) de oever zodat vee geen mogelijkheid heeft om de oever te betreden. Aanleg van een ondiepe oeverzone, bijvoorbeeld in de vorm van een natuurvriendelijke oever. Voorkomen moet worden dat veel grote vissen het voortplantingswater gaan bewonen; dit kan bijvoorbeeld door het aanleggen van dijkjes, keringen om het voortplantingswater of door het water tijdelijk droog te laten vallen in de periode oktober tot en met februari zodat aanwezige vissen zullen sterven. Aanleg van nieuwe wateren waar voortplanting plaats kan vinden: zo mogelijk van vergelijkbare vorm als hetgeen verloren gaat, bijvoorbeeld een sloot door een sloot vervangen, waarbij een doodlopende sloot ook in aanmerking komt of een poel door een poel vervangen; het vervangende water mag niet te klein zijn in verband met het risico van een te snelle verlanding, bijvoorbeeld bij een poel moet de doorsnede minimaal 20 meter bedragen; de oever moet zacht glooiend zijn met een helling van 1:2 tot 1:5; in ieder geval in de periode april tot en met september moet het nieuwe water waterhoudend zijn; er moet op minimaal 1/3 deel van het landdeel van de oever vegetatie aanwezig zijn. Zo nodig moet minimaal dat deel uitgerasterd worden tegen betreden van vee en om vraatschade te voorkomen; minimaal 1/3 van het waterdeel moet niet geschoond of gebaggerd worden; het nieuwe water moet tijdig voor de start van de werkzaamheden zijn gerealiseerd: in de praktijk kan na 1 jaar voldoende vegetatie aanwezig zijn voor de poelkikker; Pagina 27 van 54

-het behoud en beheer van de nieuwe locatie, zowel van het voortplantingswater als van het bijbehorende landhabitat, moet voor minimaal 10 jaar geregeld zijn en worden vastgelegd in een rechtsgeldige overeenkomst of (bestemmings)plan; de te nemen maatregelen moeten op hun effect worden gecontroleerd (gemonitord). Behoud of verbetering van de waterkwaliteit van het voortplantingswater. In alle gevallen moet de nieuwe situatie de oorspronkelijke situatie zo veel mogelijk benaderen, zodat dezelfde functies blijvend vervuld kunnen worden. Onderbouwd moet worden in hoeverre dat zal gaan lukken. Een poelkikker maakt in de loop van het seizoen gebruik van meerdere plekjes (zomerverblijfplaatsen) waar hij regelmatig naar terugkeert. Het is belangrijker dat in een gebied voldoende van dit soort schuilplekken aanwezig blijven, dan dat elk afzonderlijk plekje in stand gehouden moet worden. Hetzelfde geldt voor winterverblijfplaatsen. In samenspraak met een poelkikkerdeskundige moet worden bepaald welke maatregelen in het specifieke project getroffen moeten worden om de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van de poelkikker te behouden. In hoofdstuk 4 wordt per activiteit beschreven welke maatregelen in aanmerking komen om de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van de poelkikker te behouden. 3.4.2 Maatregelen om gunstige staat van instandhouding te waarborgen Het onderzoek moet onderbouwd aangeven dat de te nemen maatregelen er voor zorgen dat de gunstige staat van instandhouding behouden blijft. Wanneer uit het onderzoek is gebleken dat de ingreep geen effect zal hebben op de gunstige staat van instandhouding van de locale populatie (figuur 8), behoeven er hiervoor geen maatregelen te worden genomen. Pagina 28 van 54

Vóór de ingreep Na de ingreep Figuur 8: Na de ingreep (rood gearceerd) hebben alle exemplaren die zich ter plekke van de ingreep bevonden een plek gevonden in het overige bestaande leefgebied van de lokale populatie waardoor de populatie in stand kan blijven. Wanneer uit het onderzoek is gebleken dat er wel een effect zal optreden zijn er drie verschillende mogelijkheden (figuur 9) om de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie te waarborgen. In al de drie gevallen moet nieuw gecreëerd of opgewaardeerd voortplantingswater of landhabitat in ieder geval gelijkwaardig in geschiktheid zijn als het leefgebied dat wordt verwijderd. Dit nieuwe leefgebied moet gereed en geschikt zijn voor de poelkikker vóór dat wordt begonnen met de werkzaamheden. Ook moet rekening gehouden worden met de tijd die nodig is om een gebied van voldoende kwaliteit te verkrijgen en met het feit dat bij het realiseren van de maatregelen vaak medewerking van andere grondeigenaren noodzakelijk is: Pagina 29 van 54

Voor de ingreep na de ingreep A B C Figuur 9: Behoud gunstige staat van instandhouding. Links situatie voor de ingreep, rechts na de ingreep. Situatie A: oorspronkelijk leefgebied kan gehandhaafd blijven. Situatie B: oorspronkelijk leefgebied (gestippelde cirkel) kan niet gehandhaafd blijven, wel mogelijkheden nieuw geschikt leefgebied (groene cirkel) in aangrenzend gebied. Situatie C: oorspronkelijk leefgebied kan niet gehandhaafd blijven (gestippelde cirkel), wel mogelijkheden nieuw geschikt leefgebied (groene cirkel) op grotere afstand van oorspronkelijk leefgebied. 1. gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie kan gewaarborgd worden door maatregelen te nemen binnen het leefgebied van de te beïnvloeden populatie (figuur 9, situatie A; figuur 10). Als voorbeeld kan er gedacht worden aan het toepassen van één of meer van onderstaande maatregelen om tijdens en na de werkzaamheden de gunstige staat van instandhouding van de poelkikker te waarborgen: Aanpassen van de plannen waardoor het voortplantingswater en/of het leefgebied behouden kan blijven. Uitrasteren van (een deel van) de oever zodat vee geen mogelijkheid heeft om de oever te betreden. Aanleg van een ondiepe oeverzone, bijvoorbeeld in de vorm van een natuurvriendelijke oever. Voorkomen moet worden dat veel grote vissen het voortplantingswater gaan bewonen bijvoorbeeld door het aanleggen van dijkjes, keringen om het voortplantingswater of door het water tijdelijk droog te laten vallen in de periode oktober tot en met februari zodat aanwezige vissen zullen sterven. Behoud of verbetering van de waterkwaliteit van het voortplantingswater. De werkzaamheden moeten op een zodanige manier worden uitgevoerd dat individuen tijdig kunnen vluchten (zoals vluchtwegen open laten, in één richting werken). Pagina 30 van 54

Het verwijderen van vegetatie of dempen van water moet gefaseerd worden uitgevoerd. Vóór de ingreep Na de ingreep Figuur 10: Na de ingreep (rood gearceerd) hebben alle exemplaren die zich ter plekke van de ingreep bevonden, een plek gevonden in het overige bestaande leefgebied van de netwerkpopulatie nadat daar maatregelen (iets lichter groen gearceerd) zijn genomen om de kwaliteit van het habitat te verbeteren. 2. gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie kan gewaarborgd worden door maatregelen te nemen in het aan het leefgebied grenzende gebied maar binnen het gebied van de populatie (figuur 9, situatie B). Tijdig voorafgaand aan de eigenlijke werkzaamheden wordt een nieuw voortplantingswater en/of landhabitat gerealiseerd, waardoor de populatie in stand kan blijven (figuur 11). Pagina 31 van 54

Vóór de ingreep Na de ingreep Figuur 11: Na de ingreep (rood gearceerd) hebben alle exemplaren die zich ter plekke van de ingreep bevonden, een plek gevonden in nieuw gerealiseerd habitat (groen gearceerd). In deze situatie kan er als voorbeeld gedacht worden aan het toepassen van één of meer van onderstaande maatregelen om tijdens en na de werkzaamheden de gunstige staat van instandhouding van de poelkikker te waarborgen: Aanpassen van de plannen waardoor het voortplantingswater en/of het leefgebied behouden kan blijven. Aanleg van nieuwe wateren waar voortplanting plaats kan vinden: zo mogelijk van vergelijkbare vorm als hetgeen verloren gaat, bijvoorbeeld een sloot door een sloot vervangen, waarbij een doodlopende sloot ook in aanmerking komt of een poel door een poel vervangen; het vervangende water mag niet te klein zijn in verband met het risico van een te snelle verlanding, bijvoorbeeld bij een poel moet de doorsnede minimaal 20 meter bedragen; de oever moet zacht glooiend zijn met een helling van 1:2 tot 1:5; in ieder geval in de periode april tot en met september moet het nieuwe water waterhoudend zijn; er moet op minimaal 1/3 deel van het landdeel van de oever vegetatie aanwezig zijn. Zo nodig moet minimaal dat deel uitgerasterd worden tegen betreden van vee en om vraatschade te voorkomen; minimaal 1/3 van het waterdeel moet niet geschoond of gebaggerd worden; het nieuwe water moet tijdig voor de start van de werkzaamheden zijn gerealiseerd: in de praktijk kan na 1 jaar voldoende vegetatie aanwezig zijn voor de poelkikker; het behoud en beheer van de nieuwe locatie, zowel van het voortplantingswater als van het bijbehorende landhabitat, moet voor minimaal 10 jaar geregeld zijn en worden vastgelegd in een rechtsgeldige overeenkomst of (bestemmings)plan; de te nemen maatregelen moeten op hun effect worden gecontroleerd (gemonitord). Pagina 32 van 54