Dienstreis Amsterdam cel wildbeheer 3 4 december 2003 Casaer Jim, Baert Peter, Neukermans Axel, Jan Vercammen IBW.W.C&Z.2003.008
Traject De Amsterdamse Waterleidingduinen is een gebied van circa 3,4000ha dat door de Gemeentewaterleidingen beheerd wordt als infiltratiegebied voor drinkwater. Dit gebied gelegen tussen Zandvoort en de Langevelderslag even ten Noorden van Noordwijkerhout heeft eveneens een functie als natuur- en recreatiegebied. Deelnemers Casaer Jim, Baert Peter, Neukermans Axel, Jan Vercammen 2
Overzicht activiteiten: Woensdag 3/12: 10h00: Vertrek vanuit België. 15h00 : Aankomst in de Amsterdamse Wateringen. Overleg met Leo van Breukelen 16:00 18h30 : Terrein bezoek Donderdag 4/12 7h00: Samenkomst en briefing 8h30 12h30: Eerste twee vangstsessies 13h00: Middagmaal 13h30 15h30: Derde vangstsessie 16h00: Terugkeer naar België 3
Doelstellingen Vangsttechnieken reewild: Vanaf 1998 wordt jaarlijks een reewild vangstsessie georganiseerd op het domein van de Amsterdamse Wateringduinen (Nederland), waarbij zowel reewild als damherten levend gevangen wordt met behulp van verticale geplaatste netten (Boutin et al. 1990, Baert & Casaer, 2003). Aangezien het vangen van reewild nog steeds een knelpunt blijft bij tal van onderzoeken in Vlaanderen is een van de doelstellingen van een momenteel op het IBW lopende project de identificatie van een efficiënte vangstmethode. In februari 2003 werd dan ook een eerste studiereis naar Frankrijk georganiseerd (Baert et al., 2003) met als doel een zo groot mogelijke groep mensen van de cel wildbeheer en een aantal externe collega s - waar later ook beroep op kan gedaan worden - een aantal vaardigheden aan te leren die bij vangstsessies in Vlaanderen aangewend kunnen worden. Na overleg met de Nederlandse collega s bleek dat eenzelfde techniek ook in Nederland gebruikt wordt, echter met een aantal interessante variaties. Zo wordt de vangstsessie in Nederland met veel minder mensen georganiseerd en wordt een ander type netten en stokken gebruikt. Het leek ons dan ook interessant om ook hier een kijkje te gaan nemen, aangezien verwacht mag worden dat de Nederlandse situatie zeer gelijklopend met de Vlaamse situatie is. Zoals door verschillende auteurs wordt aangetoond is een van de belangrijkste factoren die het succes van een vangstmethode bepaald de ervaring van het team belast met de implementatie en coördinatie van de vangstsessie (Haulton et al. 2001; Krausman et al. 1985).. Ten einde een breed draagvlak voor latere acties te creëren werd bovendien getracht een zo divers mogelijk groep mensen (biologen, landbouwingenieurs, veeartsen, beleidsmensen) bij deze training te betrekken. 4
Technisch addendum: Beschrijving van de vangsttechniek De gebruikte techniek verschilt enkel op een aantal punten van de techniek zoals gebruikt in Frankrijk (Casaer et al., 2003) we beperken ons in dit verslag dan ook tot een korte bespreking van deze verschilpunten. Ophangen netten Net zoals in Frankrijk worden netten bevestigd aan verticaal in de grond geplaatste staken. In Nederland wordt echter gebruik gemaakt van metalen buizen waaraan een verticale lip gelast wordt. Deze buizen zijn veel handelbaarder dan de houten stokken die in Frankrijk gebruikt worden. Dit geeft een grotere flexibiliteit. Zo werd bijvoorbeeld op de dag zelf beslist, de drijfjacht in een perceel te stoppen (aangezien geen dieren in dit perceel opgemerkt werden) en een derde perceel af te zetten. Bovendien blijkt het voor ons in Vlaanderen niet zo eenvoudig te zijn een voldoende aantal geschikte stokken te verzamelen, wat dit alternatief voor ons dan ook bijzonder aantrekkelijk maakt. Metalen buizen die gebruikt werden om de netten aan op te hangen. Let vooral op de taps toelopende uiteinde. Buizen kunnen zo eenvoudiger in de grond gestoken worden. 5
Er wordt eveneens een ander type net gebruikt, vervaardigd uit kunststof. Het voordeel van dit type net is dat het veel lichter is, geen vocht opneemt en goedkoper is. Nadeel is dan weer dat netten moeilijker bevestigd. Zo zijn de netten niet voorzien van zijdelingse spanners, wat betekent dat de netten met klemmen aan elkaar bevestigd moeten worden. Dit heeft twee nadelen. Ten eerste sluiten de netten niet goed op elkaar aan, wat betekent dat er openingen ontstaan tussen de netten. Dit wordt echter deels opgevangen door de vangers (= mensen die dieren uit de netten moeten halen) aan deze overgangen te stationeren. Bovendien zullen er grotere stukken net omgetrokken worden door een dier dat in de netten loopt. De kans op ontsnappende dieren wordt hierdoor groter wat vooral voor damherten die zich in kuddes verplaatsen een probleem kan zijn. Drijfnetten. De opening tussen de netten is groot genoeg om reewild door te laten. Dit wordt opgelost door op deze punten mensen te plaatsen 6
Drijfjacht: Als drijvers wordt beroep gedaan op boswachters en jagers. Bovendien is het aantal drijvers veel kleiner (circa 20 à 30 afhankelijk van de breedte van het doorkruiste perceel) dan de aantallen die in Frankrijk gebruikt worden (circa 250). Er wordt de vrijwilligers gevraagd op één lijn het gebied te doorkruisen volgens een vooraf vastgelegd traject. Gezien het gebrek aan ervaring van de Franse vrijwilligers is deze rechte lijn echter niet altijd even recht. Dit heeft als gevolg dat een aantal dieren niet uit het blok gedreven worden. In Nederland, waar gebruik gemaakt wordt van mensen met een degelijke terreinervaring gebeurde het drijven ondanks de kleinere aantallen drijvers veel efficiënter. Zo sloten de drijvers veel betere bij elkaar aan, eens een dier opgemerkt werd, zodat dieren veel minder kans geboden werd tussen de lijn drijvers door te glippen. Bovendien werd het traject meermaals doorlopen tot geen van de drijvers nog dieren opmerkte. We kunnen dan ook aannemen dat elk dier dat zich in het blok bevond ook in of over de netten gedreven werd. 7
Vangst en manipulatie van reeën: Langsheen het ganse traject waar netten opgehangen worden, worden op vaste afstand (circa elke 100m) personen geplaatst die de gevangen dieren manipuleren. Hier doet men beroep op mensen met enige ervaring aangezien er een aantal risico s op verwonding van zowel het ree/damhert als van de persoon die het ree vangt bestaan Vangst ree: Chronologisch verloopt de vangst van een ree als volgt: Het ree loopt het net in en raakt (hopelijk) verstrengeld in het net dat over het dier neervalt. Eens het dier op de grond ligt, wordt het zo snel mogelijk benaderd. De persoon die het dier nadert laat zich op het ree vallen en klemt het tussen zijn bovenlichaam en armen tegen de grond, zonder druk op het lichaam van het dier uit te oefenen. Hierbij zorgt men er echter wel voor het dier langs de rugzijde te naderen wat betekent dat de poten van het dier van de vanger weg gericht zijn. Op deze manier kan voorkomen worden dat deze persoon op enkele trappen van het ree getrakteerd wordt. Vervolgens wordt de assistentie van een andere personen ingeroepen, die een haarstaal nam en een zender rond de nek van het dier plaatste.. De dieren worden in Nederland niet in houten kisten geplaatst aangezien het niet de bedoeling is dieren uit het domein te verwijderen. Dit heeft het grote voordeel dat de manipulatietijd enorm wordt verkort. Nadeel is wel dat er in de hitte van de strijd al eens fouten worden gemaakt, die vaak niet herstelbaar zijn. Zo werd een damhert met een niet functionele zender losgelaten (beveiliging werd niet van de zender verwijderd), verloor een ree onmiddellijk zijn zender (niet goed bevestigd) en werden van een aantal dieren geen haarstalen genomen. 8
Vangst damhert: Alhoewel damherten ongeveer tweemaal zwaarder zijn dan reeën laten ze zich veel gemakkelijker manipuleren. Het volstaat één achterpoot van een dier op te tillen om het dier te immobiliseren. Hierbij merken we echter wel op dat tot op heden geen van de mannelijke herten de beleefdheid gehad heeft in een net verstrengeld te geraken. Ofwel springen deze heren nonchalant over het net, ofwel smijten ze het net ietwat verbolgen over hun rug en wandelen er vervolgens onderdoor. Een andere methode lijkt dan ook aangewezen. 9
Referenties: Baert, P., Neukermans, A., Casaer, J. 2003 Onderzoek naar de mogelijkheden van een geleide populatiedynamica voor reeën. Rapport I: Theoretische achtergrond en probleemstelling. Studie uitgevoerd in opdracht van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. IBW W R 2003.001. 88pp. Boutin, J.M., Angibault, J.M., Van Laere, G. and Delorme, D. 1990. Bilan des experiences francaises en matiere de capture du chevreuil (Capreolus capreolus). In: Techniques de capture et de marquage des ongules sauvages. pp. 73-76. Actes du symposium Meze-Herault. ONDC. Casaer J., Stuyck J., Baert P., Verbeylen G., Baert C., Neukermans A. 2003 Dienstreis Frankrijk cel wildbeheer (17 18 februari 2003). Verslag dienstreis. 9pp. IBW.W.C&Z.2003.001 Haulton S.M., Porter W.F. and Rudolph B.A.. 2001. Evaluating 4 methods to capture white-tailed deer. Wildlife society bulletin. 29 (1): 255-264 Krausman P.R.; Hervert J.J and Ordway L.L. 1985. Capturing deer and mountain sheep with a net-gun. Wildlife society bulletin. 13: 71-73 10