Meldcode huiselijk geweld en (kinder-)mishandeling Groenhorst Aantal bijlagen: 2 Vastgesteld: 19-09-2013 1
Inhoud 1 TOEPASSINGSGEBIED... 3 2 DEFINITIES... 3 3 ACHTERGROND... 4 4 UITVOERING... 4 5 VERANTWOORDELIJKHEDEN... 6 6 BRONNEN... 7 6.1 Bronnen... 7 7 BIJLAGEN... 7 2
1 TOEPASSINGSGEBIED In dit document is beschreven op welke wijze binnen Groenhorst wordt omgegaan met huiselijk geweld en (kinder-) mishandeling. De stappen zijn uitgewerkt voor zowel het vmbo, pro als MBO. Bij de inpassing van de meldcode in de zorgroute van het MBO wordt duidelijk dat het niet alleen gaat om kindermishandeling. Het gaat ook om mishandeling van jongvolwassenen en volwassenen. Om die reden wordt in het vervolg de term mishandeling gebruikt in plaats van kindermishandeling. Intimidatie of geweld (waaronder ongewenste intimiteiten) door beroepskrachten zijn niet opgenomen in de meldcode. Hierop is de klachtenregeling Groenhorst van toepassing. 2 DEFINITIES Huiselijk geweld is geweld gepleegd door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer. De term 'huiselijk geweld' verwijst naar de relatie tussen pleger en slachtoffer. Het gaat dan om partners, ex-partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Er is bij huiselijk geweld meestal sprake van een machtsverschil, waarbij het slachtoffer afhankelijk is van de pleger. Het geweld kan zowel lichamelijk zijn als seksueel of psychisch. Kindermishandeling: een vorm van huiselijk geweld 'Elke vorm van voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen, ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.' Eer gerelateerd geweld is geestelijk of lichamelijk geweld om de geschonden eer van de familie te herstellen. Bijvoorbeeld bedreiging, mishandeling, huwelijksdwang, ontvoering en zelfs eerwraak. Vooral allochtone vrouwen en meisjes krijgen ermee te maken. De overheid probeert dit geweld te voorkomen door het geweld op tijd te signaleren, slachtoffers op te vangen en door te zorgen dat daders gestraft worden. Een deskundige op het gebied van letselduiding betreft een forensisch arts of verpleegkundige. Zij kunnen beoordelen of er sprake is van opzettelijk toegebracht letsel. Zo kan mishandeling worden aangetoond, maar ook uitgesloten. AMK: Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (tot 18 jaar). SHG: Steunpunt Huiselijk Geweld. VIR: Verwijsindex. ZAT: Zorg- en adviesteam. 3
3 ACHTERGROND Vanaf 1 juli 2013 is Groenhorst als onderwijsinstelling verplicht om een meldcode te hanteren voor huiselijk geweld en mishandeling. Gebruik van een meldcode geeft professionals houvast bij het signaleren en in gang zetten van interventies. Door te werken met een meldcode blijft de beslissing om vermoedens van huiselijk geweld en mishandeling wel of niet te melden bij andere organisaties, zoals bijvoorbeeld een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG), berusten bij de professional. In het onderwijs kan die afweging worden gemaakt met de partners in het ZAT. Er geldt geen meldplicht. De meldcode Huiselijk Geweld en mishandeling heeft betrekking op alle vormen van geweld in de huiselijke situatie, zoals mishandeling, seksueel geweld, genitale verminking, eer gerelateerd geweld en ouder(en) mishandeling. De meldcode heeft tot doel jeugdigen, die te maken hebben met een vorm van geweld of mishandeling, eerder passende hulp te bieden, zodat een einde komt aan de (bedreigende) situatie. 4 UITVOERING Groenhorst hanteert het basismodel zoals opgesteld door Nederlands Jeugdinstituut. Het basismodel biedt een stappenplan voor het handelen bij signalen of vermoedens van huiselijk geweld en mishandeling. Van de opeenvolging van beschreven stappen kan worden afgeweken op grond van specifieke factoren. Zo kan er vanuit de begeleidingsrelatie al eerder contact zijn met ouders dan bij stap 3. Of kan er vanuit de weging van de ernst van een signaal na stap 1 via consultatie worden overgegaan tot melding. De stappen zijn: 1. Signaleren en in kaart brengen van signalen. 2. Collegiale consultatie binnen interne zorgstructuur en zo nodig raadplegen van het AMK, SHG of een deskundige op het gebied van letselduiding. 3. Gesprek met de leerling en/of ouders (vmbo/pro) of deelnemer (MBO). 4. Wegen van de aard en ernst van het geweld of de mishandeling. 5. Beslissen: hulp organiseren en/of melden. 6. Volgen (formeel geen onderdeel van de meldcode maar wel gewenst). Ad. 1 Signaleren en in kaart brengen van signalen Actie: - Medewerker (mentor, docent, loopbaanbegeleider, etc.) noteert bij vermoeden mishandeling of huiselijk geweld concreet waarneembaar gedrag en/ of signaal. 4
Aandachtspunt is dat signalen van huiselijk geweld of mishandeling meestal niet eenduidig zijn en een aanduiding kunnen zijn van diverse onderliggende problemen. Het is dus zaak om zorgvuldig om te springen met de interpretatie van signalen en deze te delen met collega s. Ad. 2 Collegiale consultatie Actie: - Medewerker deelt vermoedens met collega s en zorgcoördinator. - Zorgcoördinator checkt of alle collega s dezelfde signalen/ gedragingen waarnemen en raadpleegt eventueel in- en externe deskundigen (AMK, SGH, deskundige op het gebied van letselduiding, casus voorleggen in het ZAT). - Indien signalen worden bevestigd maakt de zorgcoördinator hiervan aantekening in het zorgdossier, dan volgt stap 3. De melder wordt hierover geïnformeerd. Wanneer de signalen niet herkend worden, dan wordt de melder geïnformeerd en worden voorlopig geen verdere stappen ondernomen. - Eventueel wordt in overleg met het ZAT een risicomelding gedaan in de Verwijsindex (VIR) Ad. 3 Gesprek met de leerling en/of ouders (vmbo en pro) of met de deelnemer (MBO) De mentor/ loopbaanbegeleider en/ of ter zake deskundige (zorgcoördinator, schoolmaatschappelijk werker of intern vertrouwenspersoon c.q. contactpersoon) vraagt de leerling en/ of ouders (vmbo en pro) of deelnemer (MBO) naar mogelijke oorzaken van het gedrag van de leerling/ deelnemer. Hierdoor kunnen zorgen verduidelijkt, ontkracht of bekrachtigd worden. Op grond van eerdere afweging kan het gesprek met ouders (vmbo en pro) achterwege blijven in verband met de veiligheid van het kind of die van anderen. Als het vermoeden bestaat dat de deelnemer (MBO) het contact met de school zal verbreken, of zich als mogelijke dader zal afreageren op het slachtoffer, kan worden afgezien van een gesprek met de deelnemer. Dan volgt na overleg met de zorgcoördinator, direct bespreking in het ZAT. Wanneer de signalen in het gesprek met leerling en/of ouders (vmbo/pro) of deelnemer (MBO) bevestigd worden, dan volgt stap 4. De melder wordt hierover geïnformeerd. Wanneer de signalen niet herkend worden dan wordt de melder geïnformeerd en worden voorlopig geen verdere stappen ondernomen. Ad. 4 Wegen van aard en ernst De signalen, het ingewonnen advies bij collega s en de informatie uit het gesprek met leerling en/of ouders en/of deelnemer worden besproken in het ZAT. De 5
aard en ernst van de signalen en het risico op mishandeling of huiselijk geweld weegt men in het ZAT multidisciplinair af. Vervolgens stelt men een afgestemde aanpak vast, gericht op ondersteuning van de leerling (vmbo en pro)/ de deelnemer (MBO), de ouders en de school. Raadpleeg bij twijfel altijd het SHG of het AMK. Twijfel kan bestaan over het risico, de aard en de ernst van het geweld en daarmee over de vraag of, en zo ja welke, vervolgacties nodig zijn. Ad. 5 Beslissen Het ZAT organiseert en coördineert de noodzakelijke hulp en geeft handelingsadviezen aan de school. Daarnaast overleggen de deelnemers in het ZAT of er gemeld wordt bij het AMK of SHG en zo ja, door wie. Met het AMK/SHG wordt besproken wat het ZAT of interne zorgteam, binnen de grenzen van de gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kan doen om de betrokkenen tegen het risico van huiselijk geweld of mishandeling te beschermen. In het ZAT wordt afgesproken wie de deelnemer/ ouders informeert over de uitkomsten van de bespreking en de eventuele melding bij het AMK of SHG. Ad. 6 Volgen Wanneer vanuit het ZAT hulp komt, is in het team afgesproken wie de zorg coördineert. Het ZAT volgt de effecten van de hulp en stelt de aanpak zo nodig bij. Tenslotte biedt men nazorg en evalueert men de aanpak. 5 VERANTWOORDELIJKHEDEN Alle medewerkers kunnen te maken krijgen met signalen van huiselijk geweld of mishandeling. Zij moeten dus allemaal worden gewezen op de meldcode zoals beschreven in paragraaf 4. In het kader van de meldcode huiselijk geweld en (kinder-) mishandeling zijn de volgende rollen op de locaties vastgelegd: Medewerker Mentor/ loopbaanbegeleider Zorgcoördinator ZAT 6
6 BRONNEN 6.1 Bronnen http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/hulpbieden/meldcode http://www.nji.nl/publicaties/meldcode_huiselijk_geweld_en_kindermishan deling_mbo.pdf http://www.nji.nl/publicaties/meldcode_huiselijk_geweld_en_kindermishan deling_vo.pdf 7 BIJLAGEN Bijlage 1 Stroomschema huiselijk geweld en kindermishandeling Groenhorst Bijlage 2 Rollen en verantwoordelijkheden 7
Bijlage 1: Meldcode huiselijk geweld en (kinder-) mishandeling Groenhorst Meldcode huiselijk geweld en (kinder-) mishandeling Groenhorst Stap 1 Signaleren en noteren Docent, loopbaanbegeleider of andere medewerker vermoedt huiselijk of relationeel geweld. Noteer concreet waarneembaar gedrag en/ of signaal Bevestiging signalen terugkoppelen Stap 2 Collegiale consultatie Medewerker overlegt met collega s en zorgcoördinator. Zorgcoördinator checkt of alle collega s dezelfde signalen/ gedragingen waarnemen en raadpleegt eventueel in- en externe deskundigen. Signalen niet herkend. Blijf leerling/deelnemer observeren. Ja Bevestiging? Ja Nee Stap 3 Gesprek met leerling en/of ouders (PRO en VMBO) of deelnemer (MBO) Mentor/loopbaanbegeleider, zorgcoördinator of andere deskundige vraagt deelnemer naar oorzaak signalen/ gedrag om zorgen te delen en na te gaan waar gedrag/ signalen vandaan komen. Ja Bevestiginig? Ja Nee Stap 4 Wegen aard en ernst Zorgcoördinator bespreekt signalen in het ZAT. Partners in het ZAT wegen signalen en stellen een aanpak vast na multidisciplinair overleg. Terugkoppelen naar leerling en/ of ouder(s) (PRO en VMBO) of deelnemer (MBO) en signaleerder. Stap 5 Beslissen Partners in het ZAT beslissen na weging signalen. Melding bij AMK of SHG dan wel hulp ZATpartner en coördinatie hulp. Terugkoppelen naar leerling en/ of ouders (PRO en VMBO) of deelnemer (MBO) en signaleerder. Melding AMK SHG. Hulpverlening door ZAT (partners). Hulpverlening door ZAT (partners) geen effect: alsnog melding. 8
Bijlage 2: Rollen en verantwoordelijkheden Rollen Medewerker Verantwoordelijkheden GHC algemeen Signaleren huiselijk geweld en mishandeling. Noteren van concreet waarneembaar gedrag. Bespreken signalen met collega s. Melden van signalen aan zorgcoördinator. Zorgcoördinator Checken of alle collega s dezelfde signalen/ gedragingen waarnemen. Eventueel raadplegen in- en externe deskundigen (AMK, SGH, deskundige op het gebied van letselduiding, casus voorleggen in het ZAT). Indien signalen worden bevestigd, aantekening maken in het zorgdossier. De melder hierover informeren. Wanneer de signalen niet herkend worden, dan de melder informeren en voorlopig geen verdere stappen ondernemen. Eventueel in overleg met het ZAT een risicomelding (laten) doen in de Verwijsindex (VIR). Na overleg met mentor/ loopbaanbegeleider eventueel gesprek aangaan met de leerling en/of ouders of met de deelnemer. Indien er aanleiding toe is de signalen, het ingewonnen advies bij collega s en de informatie uit het gesprek met leerling en/of ouders en/of deelnemer inbrengen in het ZAT. Leerling en/ of ouders of deelnemers informeren over de uitkomsten bespreking in het ZAT. 9
Binnen Groenhorst eindverantwoordelijk voor het al dan niet melden. Binnen Groenhorst verantwoordelijk voor implementatie van de meldcode op de locatie. Mentor/ loopbaanbegeleider ZAT Na overleg met de zorgcoördinator eventueel gesprek aangaan met de leerling en/ of ouders of met de deelnemer. Afwegen aard en ernst van de signalen. Vaststellen aanpak gericht op ondersteuning van de leerling, deelnemers, ouders en school. Organiseren en coördineren van de noodzakelijke hulp en het geven van handelingsadviezen aan de school. Beslissen of er gemeld wordt bij het AMK of SHG en zo ja, door wie. Met het AMK/SHG wordt besproken wat het ZAT of interne zorgteam, binnen de grenzen van de gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kan doen om de betrokkenen tegen het risico van huiselijk geweld of mishandeling te beschermen. Afspraken maken over wie de deelnemer/ ouders informeert over de uitkomsten van de bespreking en de eventuele melding bij het AMK of SHG. Volgen van de effecten van de hulp en de aanpak zo nodig bijstellen. Nazorg bieden en aanpak evalueren. 10
11