OP GROND VAN ISOLATIE

Vergelijkbare documenten
aan het water koeler is dan op het land langzamer afkoelt dan aarde

Kernvraag: Hoe maken we dingen warmer?

natuurkunde 1,2 Compex

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

Natuurkunde in het veld

Natuurkunde / Biologie onderzoek: WATEROVERLAST EN BODEMSTRUCTUUR

Phydrostatisch = gh (6)

De ecologische keuze van bouwmaterialen. Basisprincipes

Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch

Bodemtemperatuur. 1 Inleiding. VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding

Kernvraag: Hoe laat ik iets sneller afkoelen?

eryl is een compact huis met een vloeroppervlakte van 77m. Door met

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 4

Een glas water uit de ijskast en met ijsklontjes wordt op tafel gezet. De buitenkant wordt nat. Waarom?

Thema Energie-gebruik Onderwerp Leeftijd Duurzame Ontwikkeling Energiebesparing Hernieuwbare energie Verkeer en vervoer

Opdrachtkaarten Herfst

Kernvraag: Hoe ziet een afkoelingsgrafiek eruit?

Samenvatting Natuurkunde hoofdstuk 4

Examen VMBO-GL en TL 2008 wiskunde CSE GL en TL tijdvak 1 donderdag 22 mei uur

Wonen in De Bron. Comfortabel en energiezuinig wonen 2 december 2009 Renate van Paassen Willem Bastein

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

Eindexamen wiskunde vmbo gl/tl I OVERZICHT FORMULES: omtrek cirkel = π diameter. oppervlakte cirkel = π straal 2

Groep 8 - Les 4 Duurzaamheid

2.5: WINDENERGIE GEBRUIKEN 2.6: ZONNEWARMTE GEBRUIKEN 2.7: ZONNESTROOM GEBRUIKEN 2.8: BIO-ENERGIE GEBRUIKEN

Werkblad bodem (vooraf)

Of het nu gaat om elektrische stroom, een waterstroom of een warmtestroom: in het algemeen heb je om stroom te krijgen een drijvende kracht nodig.

wiskunde CSE GL en TL

innovation in insulation

2.5: WINDENERGIE GEBRUIKEN 2.6: ZONNEWARMTE GEBRUIKEN 2.7: ZONNESTROOM GEBRUIKEN 2.8: BIO-ENERGIE GEBRUIKEN

Een jonge sequoia opgegroeid tussen de as van een bosbrand en een jonge sequoia in een pot.

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2008-II

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

WERKBOEKJE LES 2: HOE KAN IK?

Zon, aarde en maan. Expertgroep 3: De seizoenen. Naam leerling:... Leden expertgroep:...

SPUITKURK. Heidelaan Zelzate Tel: 0472/

10. ZINKEN EN DRIJVEN Experimenteer met de volgende stoffen! Zet een kruisje in de juiste kolom!

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

Waterdicht schuilhokje voor zwerfkat

Practicum Emulsies. Leerdoelen

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?

Introductie. De kit bestaat uit verschillende materialen en een DVD. Op de DVD staan de volgende bestanden: Handboek over Gebouwen, met animaties;

Mens en Natuur, Natuurkunde. VO onderbouw (havo/vwo) 2-3 lesuren

Fysische modellen De Aarde zonder en met atmosfeer

Huppel de pup. Zaag 40 cm rondhout af. Gebruik een verstekbak en een toffelzaag.

Bepaling warmteweerstand zwembadkuipen uit vezelversterkt composiet

Een beginners handleiding om koel te blijven.

REFLECTIE? SLIM GEVONDEN!

Een les met WOW - Temperatuur

Goed Voorbeelden boekje

tafel, inclusief de speelruimte, te plaatsen, volgens het advies van de leverancier afgerond 31 m 2 is.

Kyra van Leeuwen (Nederlands Jeugdkampioen golf van 2002 tot en met 2004)

Een les met WOW - Temperatuur

Aquasilver Pools Gestraatje AB,Montfort Tel: Installatie rechthoekig zwembaden

INDIVIDUELE TAAK OPLEIDINSONDERDEEL CONSTRUCTIES 1. JULIE VANDENBULCKE MAK 1 E Aannemer: Luc Vandermeulen

Oefentoets warmte. 2. Welk materiaal zou erg geschikt zijn om een pan van te maken?

(Auteursrecht EUROSENSE, 2016)

Naam: Klas: PROEFWERK WARMTE HAVO

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald

Leskist groene energie Pagina 11

Opzetten van een Thermisch Rekenmodel

Verslag Natuurkunde Caloriemeter

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

zaaien in zaaibakken zaaibakken maken voor binnen op warmte in maart en voor buiten in april

Havo 5 oefen et

2 Bemesting Meststoffen Soorten meststoffen Grondonderzoek Mestwetgeving 49

HOOFDSTUK 2: In-situ bepaling van de infiltratiesnelheid met de Ringmethode

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 1 donderdag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Grond onder je voeten

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

Vergelijkende tests van Aluthermo Quattro vs glaswol in een gesimuleerde dakomgeving.

CHECK DE STADSVERGROENING

Historisch karakter met toekomst

Oefenopgaven havo 5 et-4: Warmte en Magnetisme Doorgestreepte vraagnummers (Bijvoorbeeld opgave 2 vraag 7) zijn niet van toepassing.

Proef Natuurkunde Vallen en zwaartekracht

3.0 Stof 2

Kaart 10 Sneeuw en ijs

Proef Natuurkunde Warmteafgifte weerstand

Soms moet de lucht omhoog omdat er een gebergte ligt. Ook dan koelt de lucht af. Er ontstaan wolken en neerslag. Dit is stuwingsregen.

Leg in iedere cirkel op het werkvel iets van een grondsoort. Zet de naam van de grond erbij.

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1

Open en gesloten WKO systemen. Open systemen

Eindexamen wiskunde b 1-2 havo II

SPREEKBEURT GEELWANG-, GEELBUIK- en ROODWANGSCHILDPAD

BINNENBOUWPLATEN VIDI. board -PRO NIEUW. Versie

Bouw je eigen serre!

Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren.

Scan Duurzaamheid Vogelwijk

wiskunde CSE GL en TL

Kenniscentrum InfoMil Energiebesparing bij een sportclub

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Wat doen we ermee? Een gesprek over de aanloop naar de moeilijke opgaven Fokke Munk 1

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk en

Bewonersinformatie Rosmalen. Aandachtspunten voor uw vernieuwde woning

Onderzoek 46: De temperatuur van een lijk

Profielwerkstuk Natuurkunde Weerstand en temperatuur

Nederland 1% 1% 20% 62% 11% 2% 3% Europa 1% 4% 44% 36% 12% 2% 1%

Tentamen Warmte-overdracht

sfeerlichthouders. Daarnaast staat een tekening van het bovenaanzicht van deze figuur.

01 De hut vol info. POSTENTOCHTantwoordblad. biotoopstudie. 4. ja/neen. 5. ja/neen GROEP

Transcriptie:

OP GROND VAN ISOLATIE natuurkunde onderzoek: Naam:... 1

inleiding Inleiding: Je kent het verschijnsel vast wel: je loopt met blote voeten op een tegelvloer en het voelt koud aan, loop je op een houten vloer, dan voelt het warm aan. Toch zijn de stenen en houten vloer even warm. Je zou dat kunnen nameten. De reden dat ze toch anders aanvoelen, is dat hout en steen andere warmtegeleidende eigenschappen hebben. De mate waarin een stof warmte geleidt, wordt met de warmtegeleidingscoëfficiënt weergegeven. Deze coëfficiënt kun je voor iedere stof vaststellen, m.a.w. het is een stofeigenschap. figuur 1: hout voelt warmer aan dan tegels Omdat je voeten warmer zijn dan de vloer, wordt er warmte aan je voeten onttrokken. Op een tegelvloer gaat dat sneller dan op een houten vloer. Daardoor koelen je voeten snel af en dat voel je. In de bouwnijverheid zijn de warmtegeleidende eigenschappen van bouwmaterialen belangrijke gegevens. Een woning met enkel glas en een enkelsteens muur is koud in de winter, een woning met dubbele beglazing en dubbelsteens muren daarentegen is dan juist behaaglijk. Maar het is niet alleen de warmtegeleiding zèlf die de behaaglijkheid bepaalt. Zo bestaan een enkel- en dubbelsteens muur beide uit steen. Blijkbaar is voor isolatie niet alleen de materiaalsoort, maar ook de dikte van belang. Het gebruik van de ondergrond ten behoeve van uiteenlopende functies als transport, opslag, wonen, werken en vrijetijdsbesteding, kan in Nederland een zeer kansrijke onderneming zijn. Zo raken de huizenbouwers in Nederland steeds meer geïnteresseerd in ondergronds bouwen. Daarom wordt onder andere onderzoek gedaan naar de warmtegeleidende eigenschappen van verschillende grondsoorten. Het blijkt namelijk dat niet alle grondsoorten dezelfde warmtegeleidende eigenschappen hebben. Ook maakt het veel uit of een grondsoort droog of nat is en welke kleur die heeft. 2

Wat is op grond van isolatie verkieslijker: traditioneel bouwen boven de grond of vooruitstrevend eronder? Naar het antwoord op deze vraag ga je in deze lesmodule op zoek. figuur 2: ook de Hobbits uit Lord of the Rings wonen ondergronds Doelstellingen. Het doel van deze module is om inzicht te krijgen in de mate van isolerende werking van verschillende grondsoorten met verschillende vochtgehalten. Na afloop: weet je dat warmte zich kan voortplanten in een bodem; weet je welke grondsoort goed isoleert en welke slecht; weet je hoe vocht en kleur de geleidbaarheid beïnvloeden; kun je op basis van het verloop van de temperatuur in een bodem de geleidbaarheid ervan berekenen; kun je aan temperatuurgrafieken zien welke richting een warmtestroom heeft; kun je op basis van temperatuurgrafieken inschatten welke bodem goed en welke slecht geleidt. Opzet van het experiment. Je beschijnt twee bodemmonsters van bovenaf met een sterke lamp. Hierdoor treedt er een stroming van warmte op van boven in het monster naar beneden. Met behulp van thermometers houd je het temperatuurverloop op twee dieptes in elk grondmonster bij. Uit deze gegevens bereken je de geleidbaarheid van elk van de beide monsters. Vervolgens vergelijk je de experimenteel bepaalde waarden met de geleidbaarheid van enkele bouwmaterialen. Op grond hiervan maak je een inschatting van de toekomst van ondergronds bouwen. figuur 3: drie natuurlijke materialen: zand, grind en turf 3

Benodigdheden: 2 lampen van 150W bevestigd aan een plank 2 statiefklemmen 1 stopwatch of U Lab 4 thermometers of 4 temperatuursensoren voor U-Lab 2 grondmonsters (zand en potgrond) 2 statieven 2 blikjes van 12 cm hoogte, (met openingen in de zijkant op 4 cm en op 8 cm vanaf de bodem gemeten, fig. 5) kurk met een gat (waar thermometer in past) figuur 4: de benodigdheden Figuur 5: De proefopstelling 4

A: Experiment met de U-lab 0. De U lab van Coach (meet software) is een kastje waarmee tegelijkertijd met vier temperatuursensoren kunt meten. De metingen worden opgeslagen en je kunt ze dus ook uitlezen. De U-Lab (zie fig. 6.), die geleverd worden bij dit experiment staan al ingesteld om te meten op temperatuur op 4 ingangen. Meten doe je door op het pijltje te drukken en stoppen door nog een keer op het pijltje te drukken. Als je op het huisje druk ga je naar de begin toestand. Figuur 6: U lab 1 Neem twee verschillende grondmonsters en doe deze in de blikken. Maak een keuze uit: een droog stuifzandmonster, een nat stuifzandmonster, een droog veenmonster en een nat veenmonster. 2 Bouw de proefopstelling zoals afgebeeld in figuur 4 en 5. De afstand van de lamp tot de bovenkant van het grondmonster moet 25 centimeter zijn. Druk de thermometers voorzichtig in de openingen aan de zijkant van het monster, zover zodat ze zich in het midden van de kolom bevindt. De bovenste thermometer moet zich juist onder de oppervlakte bevinden. Laat de lamp nog even uit. Wacht tot de thermometers allemaal dezelfde waarde aanwijzen. 3 Zet de lampen aan en start de meting in op de U lab. Meet gedurende 30 minuten met de lampen aan. Doe de lampen na 30 minuten uit en meet nog 14 minuten door. 4 Tijdens de meting heb je voldoende tijd om een ondergrondse woning te ontwerpen. Waar in Nederland zou je deze bouwen en waarom? Geef twee argumenten. Aan wat voor eisen moet een dergelijke woning voldoen? Teken de woning en maak de lijst van eisen op een A4. 5 Aan het einde van de meting sla je de gegevens op en begin je met onderdeel B. 5

B: Berekening Uit je metingen kun je een schatting doen van de warmtegeleidbaarheid (W/m K) van beide bodemmonsters. Hiertoe moet je een viertal stappen ondernemen. stap 1: berekening van de hoeveelheid warmte Q in de bodemkolom Opdracht 1 Bereken de hoeveelheid warmte in bodemkolom 1 en 2 op tijdstip t = 0 minuten en t = 30 minuten met behulp van de formule: Q 0 = c g Δz T Waarin: Q 0 warmte per oppervlak in de bodemkolom (J/m 2 ) C g soortelijke warmte per volume van de grond (in J/m 3 K) Δz hoogte van de bodemkolom (in m) T temperatuur van de onderste thermometer (in K) De waarde van de soortelijke warmte c van verschillende grondsoorten (met verschillend vochtgehalte) kun je opzoeken in de tabel: Antwoord: 6

stap 2: berekening van de bodemwarmtestroomdichtheid in beide kolommen Uit het verschil tussen het temperatuurverloop van de bovenste en de onderste thermometer in één bodemkolom nadat je de lamp hebt uitgezet, kun je afleiden dat er werkelijk sprake is van een warmtestroom van boven naar beneden. Opdracht 2 Hoe kun je dat zien? De gegevens uit stap 1 kun je in de volgende formule invullen om de bodemwarmtestroomdichtheid (in W/m 2 ) te berekenen: Waarin: B bodemwarmtestroomdichtheid (in W/m 2 ) Q 1 warmte in de bodemkolom (J/m 2 ) na een half uur warmte in de bodemkolom (J/m 2 ) voor aanvang van de proef Q 2 (1800 staat voor het aantal seconden in het halve uur wat de proef duurt.) Bereken de waarde van de bodemwarmtestroomdichtheid. stap 3: berekening van het warmtegeleidingsvermogen De laatste berekening behelst het bepalen van de warmtegeleiding uit de bodemwarmtestroomdichtheid aan de hand van de volgende formule: Waarin: B bodemwarmtestroomdichtheid (in W/m 2 ) λ warmtegeleidbaarheid (in W/m K) T 1 temperatuur (in K) van de bovenste thermometer op t= 30 minuten T 2 temperatuur (in K) van de onderste thermometer op t= 30 minuten z 1 -z 2 afstand tussen de thermometers (in m) (het min teken geeft aan dat de warmtestroom de grond in is!) 7

opdracht 3 Bereken λ voor beide grondmonsters. stap 4: vergelijking van de warmtegeleiding van de grondsoort, die jij hebt gekozen met gebruikelijke bouwmaterialen opdracht 4 Zoek in Binas de λ van baksteen, piepschuim (polystyreen) en glas op en noteer de gevonden waarden. λbaksteen... λpiepschuim... λglas... opdracht 5 Vergelijk de gevonden waarden met die van de grondsoorten. Hoe verhouden zich de warmtegeleidende eigenschappen? opdracht 6 Beschrijf het verschil tussen droge en natte grond of tussen zand en veen (naar gelang de twee monsters, die je gekozen hebt). 8

Een groot verschil tussen een gebruikelijk huis en een ondergrondse woning is, dat de muren in het eerste geval zo n 30 cm dik zijn (tweemaal 10 cm baksteen en 10 cm steenwol) en dat een ondergrondse woning een grondmuur heeft van vele meters dik. figuur 7: het verschil tussen de warmteisolerende eigenschappen zit niet alleen in de materiaalsoort, maar ook in de dikte vraag 7 Rekening houdend met alles uit deze module (natte en droge grond, dikte van de muren etcetera), hoe schat jij de isolerende eigenschappen van een ondergronds huis in? Leg uit. 9

In de praktijk: In de Aardwetenschappen wordt de bodem in al haar facetten bestudeerd. Eén van die facetten is warmtegeleiding. Warmtegeleiding lijkt iets onbelangrijks in de natuur, maar dat het tegendeel waar is blijkt wel uit de volgende twee voorbeelden. voorbeeld 1 Over het algemeen wordt er in de media verontrust gereageerd wanneer er ergens een bosbrand plaatsvindt, maar in ecologisch opzicht kan een bosbrand juist heel goed zijn. Er treedt een verjonging op in het bos en verse scheuten maken gebruik van de voedselrijke as. Het feit dát er na een bosbrand weer jonge scheuten kunnen opschieten is te danken aan de (droge) bodem die een lage warmtegeleidingcoëfficiënt heeft. Zaden, die zich op 10 cm of dieper onder het oppervlak bevinden, zijn beschermd tegen de hoge temperaturen die bij een felle brand kunnen ontstaan. figuur 8: bosbranden kunnen juist heel goed zijn voor de natuur voorbeeld 2 Een tweede voorbeeld is het dempende effect dat de bodem heeft op de dagelijkse fluctuatie van de zonnestraling. De toplaag van de bodem kan op zomerse dagen op het heetst van de dag wel 50 graden worden en in de opvolgende nacht bij onbewolkte hemel afkoelen naar het vriespunt. De temperatuur wisselt maar liefst 50 graden. Niet alle bodemleven is daar even goed tegen bestand. De warmte van de toplaag wordt langzaam doorgegeven aan de diepere lagen. Op grotere diepte neemt daardoor de temperatuurfluctuatie sterk af. Op een bepaalde diepte is de bodemtemperatuur gedurende het hele jaar zelfs nagenoeg constant. Dat biedt meer perspectief voor bodemleven. 10

Suggesties voor een vervolgonderzoek. In deze module heb je in kort bestek een indruk gekregen van de warmtegeleidende eigenschappen van grond. Maar het kan natuurlijk allemaal veel nauwkeuriger. En ook een ondergrondse woning heeft muren en ramen. Je zou deze module dan ook uitstekend als basis kunnen gebruiken voor een praktische opdracht of voor jouw profielwerkstuk. Hier volgen enkele ideeën. 1 ontwerp een woning Je zou een energiezuinige woning kunnen ontwerpen. Daarvoor komt bijvoorbeeld isolatie aan de orde zoals in deze module is besproken. Maar ook zaken als zonneënergie, de oriëntatie van de woning, plaatsing van muren, kleuren etcetera hebben invloed. Met behulp van natuurkunde en een vaardige tekenhand ontwerp je het energiezuinige huis van de toekomst. 2 bouwen in het poolgebied In de koude gebieden op aarde is bouwen een probleem: de bovengrond is afwisselend bevroren of ontdooid. Hierdoor is de bovengrond soms stevig, soms slap. Huizen zullen verzakken wanneer ze op de gebruikelijke manier worden gefundeerd. Echter, door het dempende effect van de bodem op temperatuurfluctuaties is er op een bepaalde diepte een heel ander temperatuurregime. In een werkstuk zou je een voorbeeld uit de praktijk kunnen analyseren: wat komt er zoal kijken bij bouwen in de kou? 3 alternatieve bouwmaterialen In de bouwwereld wordt gezocht naar goedkope en effectieve bouwmaterialen. Daarvoor komen veel producten in aanmerking: schelpen, schapewol, stro. Je zou fabrieken kunnen bezoeken en interviews kunnen houden om uit te vinden wat er zoal speelt en wat de ontwikkelingen zijn. In combinatie met economie kun je bijvoorbeeld inzicht krijgen in de prijzen van kleinschalige bouwprojecten met nieuwe materialen en zou je een haalbaarheidsstudie kunnen maken. 4 ondergronds planten- en dierenleven Niet alle planten en dieren kunnen tegen heftige temperatuurschommelingen. Daarom leven ze soms diep ondergronds. Padden kruipen in de winter onder de modder bijvoorbeeld. Met behulp van kennis uit de biologie zou je een onderzoek kunnen doen naar bodemleven. 11