Faculteit Rechtsgeleerdheid



Vergelijkbare documenten
De Dienst voor Alimentatievorderingen

Onderhoudsgeld niet gekregen? De DAVO helpt u!

Onderhoudsgeld niet gekregen? De DAVO helpt u!

Onderhoudsgeld niet gekregen? De DAVO helpt u!

ONDERHOUDSGELD NIET GEKREGEN? DE DAVO HELPT U!

Alimentatievorderingen S. BROUWERS M. GOVAERTS

1. Grondslagen Moreel element Materieel element Procedure... 81

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

AANVRAAG TOT TEGEMOETKOMING

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

Dienst voor alimentatievorderingen (DAVO)

Rolnummer Arrest nr. 96/2006 van 14 juni 2006 A R R E S T

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/251

Gelet op de aanvraag van de Minister van Maatschappelijke Integratie van 27 april 2005; A. SITUERING VAN DE AANVRAAG EN ONDERWERP ERVAN

Besluit van de Vlaamse Regering houdende instelling van een tegemoetkoming van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen

HOOFDSTUK I.- Definities. Artikel 1.- Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

Hof van Cassatie van België

Bijzondere hulp voor het betalen van onderhoudsgelden ten gunste van kinderen

KONINKLIJK BESLUIT VAN 11 MEI 2007

Dienst Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum Bijlage(n) Dienst Juridisch en Beleidsondersteunend Advies

Is echtscheiding werkelijk Win for life?

PATRIMONIUMDOCUMENTATIE (DAVO) Dossiernummer. Dienst voor alimentatievorderingen 1. AANVRAGER. Nationaal nummer. Naam. Voornamen.

Instelling. Onderwerp. Datum

Rolnummer Arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 A R R E S T

KONINKLIJK BESLUIT VAN 11 MEI 2007

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

DEEL I. ALIMENTATIE ALS (DRINGENDE) VOORLOPIGE MAAT- REGEL: TOEKENNING VAN HET ONDERHOUD TUSSEN ECHTGENOTEN Gerd Verschelden... 1

(van toepassing vanaf ) HOOFDSTUK I. - Definities.

aanpassing van de bedragen die tot de federale regelgeving met betrekking tot het maatschappelijk welzijn behoren, op 1 juni 2003

TITEL I Algemene bepalingen

BELEIDSREGEL BIJSTANDSVERHAAL 2015

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving:

Rolnummer Arrest nr. 85/2009 van 14 mei 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 4/2016 van 14 januari 2016 A R R E S T

Voorwoord... xv HOOFDSTUK II. DOELSTELLINGEN VAN DE HERVORMING... 5 HOOFDSTUK III. ARTIKEL 229 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK... 17

H.T. Aanvraagformulier (uitgave 2008) Huurtoelage

6. Bij brief van 4 mei 2004 gaf het LBIO een incasso- en executieopdracht aan de deurwaarder.

INHOUDSOPGAVE. VOORWOORD... v HOOFDSTUK I CIVIELRECHTELIJKE ASPECTEN PATRICK SENAEVE...1

DEEL I. DOELSTELLINGEN VAN DE HERVORMING. DE ECHTSCHEI- DING OP GROND VAN ONHERSTELBARE ONTWRICHTING VAN HET HUWELIJK

SAMENWERKINGSAKKOORD tussen de Federale Overheid en het Vlaamse Gewest met betrekking tot de regularisatie van niet uitsplitsbare bedragen.

Juridisch bulletin. Wetgeving

Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht Larcier...

Overeenkomst tussen advocaat en private cliënt

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen

Overeenkomst tussen advocaat en private cliënt 1

(Inwerking getreden op 1 augustus 2009 Belgisch Staatsblad: 4 augustus 2009)

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 20 januari Rapportnummer: 2012/005

Instelling. Onderwerp. Datum

Een geschil met de federale belastingadministratie? De Fiscale Bemiddelingsdienst helpt u! Wijze van conflictoplossing / -benadering

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 10 januari 2017;

Rapport. Datum: 13 juli 1998 Rapportnummer: 1998/273

ons kenmerk RPlfOS/O31 datum

Overeenkomst tussen Blienberg Advocaten en cliënt. Blienberg Advocaten met maatschappelijke zetel aan de Brusselstraat 7 te 2018 Antwerpen

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie


RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober Rapportnummer: 2014 / /139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Inlichtingenformulier

VR DOC.1619/2

Echtscheidingsrecht in hoofdlijnen

HET ONDERHOUDSGELD WORDT NIET BETAALD? DE VERBLIJFSREGELING WORDT NIET NAGELEEFD? WAT KAN JE DOEN?

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Ontwerp van decreet. houdende wijziging van het tarief op het recht op verdelingen en gelijkstaande overdrachten. Advies. van de Raad van State

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter F. Debaedts en de rechters-verslaggevers L.P. Suetens en P. Martens, bijgestaan door de griffier L.

ECHTSCHEIDINGEN KENNEN GEEN GRENZEN (regels van internationaal privaat recht)

H.T. Aanvraagformulier (uitgave 2008) Huurtoelage

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, artikel 28, 1, eerste lid;

Infoblad - werknemers Het verlof voor pleegzorgen

Federale Overheidsdienst Justitie ---

(Inwerkingtreding 01/01/2016, gepubliceerd in BS van )

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

INDIVIDUELE TEGEMOETKOMINGEN - GEHANDICAPTEN

Besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een tegemoetkoming aan het OCMW ter bestrijding van uithuiszettingen

WET VAN 29 MAART betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen. (B.S. 6 mei 1976)

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 februari 2018;

Commentaar bij art BW

Besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een aanpassingspremie voor woningen

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weststellingwerf besluiten; Gelet op het bepaalde in artikel 7, alsmede paragraaf 6.5 Wet werk en bijstand,

xxxxxxx xxxxxxx xxxxxxx xxxxxxx,

Hof van Cassatie van België

Actua Legis. Date: 23/06/2011. Objectivering van de onderhoudsbijdragen

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Bijzondere Wet van 9 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, artikel 20;

VR DOC.0205/2BIS

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

(Inwerkingtreding , gepubliceerd in BS van )

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Overeenkomst tussen advocaat en private cliënt

PRIJZEN/TARIEVEN. 1. Aanbeveling sociaal tarief

INVORDERING VAN ONBETWISTE GELDSCHULDEN. Het bekomen van een uitvoerbare titel zonder tussenkomst van een rechtbank, via de gerechtsdeurwaarder

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 31 augustus 1999;

Hof van Cassatie van België

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap;

Hof van Cassatie van België

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING. - Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B - Definitieve goedkeuring

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

19 MAART Wet tot bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen (1)

Rolnummer Arrest nr. 57/2004 van 24 maart 2004 A R R E S T

Transcriptie:

Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-11 DE DIENST VOOR ALIMENTATIEVORDERINGEN: EEN ONDERZOEK NAAR ZIJN (DIS)FUNCTIES EN VOORSTELLEN TOT OPTIMALISERING VAN ZIJN WERKING Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Lore Lust (Studentennr.: 00603819) (Major Burgerlijk recht en Strafrecht) Promotor: Gerd Verschelden Commissaris: Wendy Segers

Voorwoord Het schrijven van deze masterproef was voor mij een uitdagende en leerrijke ervaring. Dat is in de eerste plaats de verdienste van mijn promotor, professor Gerd Verschelden. Ik bedank hem voor zijn advies en steun, én voor de vrijheid die hij mij liet bij het schrijven van dit werk. Ook Tom Boelaert, directeur van de Dienst voor alimentatievorderingen, verdient speciaal bedankt te worden, voor de uitgebreide gedachtewisseling en het delen van zijn ervaren kijk op DAVO, evenals Ilse Martens, assistente bij de vakgroep burgerlijk recht UGent, voor haar behulpzame begeleiding. Mijn vader bedank ik omdat hij, met een krantenknipsel over de DAVO in de hand, mij op het idee voor het onderwerp van deze masterproef bracht, en mijn zus omdat ze de proef wou nalezen. Dank ten slotte aan mijn medestudenten, vrienden en vriend, bij wie ik terecht kon voor hulp, een luisterend oor en goede raad. i

Inhoudsopgave VOORWOORD... i INHOUDSOPGAVE... ii INLEIDING... 1 DEEL 1: LEX LATA... 3 HOOFDSTUK 1: ONTSTAANSGESCHIEDENIS... 3 Afdeling 1: Voorafgaand... 3 Afdeling 2: Wet Dienst alimentatievorderingen... 4 Afdeling 3: Eerste programmawet... 6 Afdeling 4: Tweede programmawet... 6 Afdeling 5: Derde programmawet... 8 HOOFDSTUK 2: HET SYTEEM VAN DE WET... 10 Afdeling 1: Toepassingsgebied... 10 Afdeling 2: De tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen... 11 1: Voorwaarden... 11 2: Werkingskosten... 13 3: Procedure... 15 Afdeling 3: De inning en invordering van de alimentatievordering... 23 1: Inning en invordering ten laste van de onderhoudsplichtige... 23 2: Terugvordering ten laste van de onderhoudsgerechtigde... 28 3: Inlichtingen die moeten worden verstrekt door de openbare diensten, door instellingen en organisaties en door bepaalde openbare ambtenaren en privépersonen... 31 Afdeling 4: Ontvangsten en uitgaven met betrekking tot onderhoudsgelden... 32 Afdeling 5: Oprichting van een evaluatiecommissie... 35 Afdeling 6: Plaats DAVO binnen de overheid... 35 HOOFDSTUK 3: VERGELIJKING (OUD) OCMW-SYSTEEM EN (HUIDIG) DAVO- SYSTEEM... 38 HOOFDSTUK 4: BUITENLANDSE VERGELIJKINGSPUNTEN... 40 ii

DEEL 2: EVALUATIE... 43 HOOFDSTUK 1: EVALUATIECOMMISSIE... 43 HOOFDSTUK 2: 2004... 45 HOOFDSTUK 3: 2005... 46 HOOFDSTUK 4: 2006... 48 HOOFDSTUK 5: 2007... 50 HOOFDSTUK 6: 2008... 51 HOOFDSTUK 7: 2009... 52 HOOFDSTUK 8: 2010... 53 DEEL 3: DISFUNCTIES & VOORSTELLEN TOT OPTIMALISERING... 54 HOOFDSTUK 1: PROBLEEMSTELLING... 54 HOOFDSTUK 2: EX-PARTNERS... 57 Afdeling 1: Recapitulatie van de wet... 57 Afdeling 2: Knelpunt... 57 Afdeling 3: Bespreking met voorstel tot optimalisering... 57 HOOFDSTUK 3: UITZONDERLIJKE UITGAVEN... 59 Afdeling 1: Recapitulatie van de wet... 59 Afdeling 2: Knelpunt... 59 Afdeling 3: Bespreking met voorstel tot optimalisering... 60 HOOFDSTUK 4: INKOMENSPLAFOND... 64 Afdeling 1: Recapitulatie van de wet... 64 Afdeling 2: Knelpunt... 64 Afdeling 3: Bespreking met voorstel tot optimalisering... 64 HOOFDSTUK 5: AANVRAAG... 67 iii

Afdeling 1: Recapitulatie van de wet... 67 Afdeling 2: Knelpunt... 68 Afdeling 3: Bespreking met voorstel tot optimalisering... 68 HOOFDSTUK 6: STUKKEN BIJ AANVRAAG... 71 Afdeling 1: Recapitulatie van de wet... 71 Afdeling 2: Knelpunt... 71 Afdeling 3: Bespreking met voorstel tot optimalisering... 71 HOOFDSTUK 7: ANTWOORD ONDERHOUDSPLICHTIGE... 73 Afdeling 1: Recapitulatie van de wet... 73 Afdeling 2: Knelpunt... 73 Afdeling 3: Bespreking met voorstel tot optimalisering... 73 HOOFDSTUK 8: VOLLEDIGHEID DOSSIER... 76 Afdeling 1: Recapitulatie van de wet... 76 Afdeling 2: Knelpunt... 76 Afdeling 3: Bespreking met voorstel tot optimalisering... 76 HOOFDSTUK 9: INLICHTINGEN... 79 Afdeling 1: Recapitulatie van de wet... 79 Afdeling 2: Knelpunt... 79 Afdeling 3: Bespreking met voorstel tot optimalisering... 79 HOOFDSTUK 10: FINANCIERING... 81 Afdeling 1: Recapitulatie van de wet... 81 Afdeling 2: Knelpunt... 81 Afdeling 3: Bespreking met voorstel tot optimalisering... 81 HOOFDSTUK 11: BETER VOORKOMEN DAN GENEZEN... 83 Afdeling 1: Objectivering van het onderhoudsgeld en precisering van de indexatie... 83 Afdeling 2: Rol van de DAVO... 86 Afdeling 3: Andere afschrikkingsmiddelen... 87 BESLUIT...88 BIBLIOGRAFIE... 90 iv

Inleiding 1. Stefaan en Merel zijn een half jaar geleden gescheiden. De kinderen verblijven om de veertien dagen een weekend bij Stefaan. De rest van de tijd wonen ze bij Merel. Stefaan moet alimentatiegeld betalen aan Merel, maar de verstandhouding tussen deze ex-partners is niet goed. Stefaan heeft al enkele maanden geen alimentatiegeld meer betaald. Wat nu? Onderhoudsgeld geeft problemen in ongeveer 150.000 gezinnen in ons land. De gezinskrant De Bond 1 meldde in dit verband het volgende: Er zijn verschillende redenen waarom expartners het onderhoudsgeld dat de rechter heeft bepaald, niet of onregelmatig betalen. Als de hoogte van de alimentatie bijvoorbeeld niet in verhouding staat tot het inkomen, is het onderhoudsgeld meer dan eens de bron van aanslepende spanningen en uitblijvende betalingen. Toch is het onderhoudsgeld, zeker als de ex-partner er alleen voor staat, een noodzakelijke aanvulling op het inkomen. Beide ouders zijn immers verplicht volgens hun financiële middelen in te staan voor het levensonderhoud van hun kinderen. 2. Het onderhoudsgeld moet ervoor zorgen dat kinderen na de scheiding van hun ouders niet terecht komen in een situatie van materiële krapte. Artikel 203, 1 BW bepaalt dat de ouders dienen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van hun kinderen. Familieleden hebben de plicht om een behoeftig familielid bij te staan, wat inhoudt dat aan die persoon alles gegeven moet worden wat hij nodig heeft om fatsoenlijk te kunnen leven. Dit principe geldt niet alleen voor de ouders en de kinderen, maar ook voor de partners. 3. Het aantal echtscheidingen en daardoor ook het aantal éénoudergezinnen zijn een steeds groter maatschappelijk probleem gaan vormen. Cijfers spreken van bijna 35 procent van de huwelijken in België die spaak lopen. 2 Onvermijdelijk moeten er bij het uit elkaar gaan bepaalde afspraken gemaakt worden, meer bepaald in verband met de onderhoudsplicht voor de kinderen en/of voor de ex-partner. Het is echter niet alleen een kwestie van afspraken maken, deze afspraken moeten ook nog nagekomen worden en dat gebeurt lang niet altijd. Vaak komt het voor dat een ouder zijn verplichtingen niet in acht neemt en verzuimt onderhoudsbijdragen voor zijn kind te betalen. 1 A. Mervielde, Als alimentatiegeld niet wordt betaald, De Bond, 6 november 2009, 6. 2 www.cijfers.net/huwelijk. 1

In dat geval is het kind ten laste van één enkele ouder, doorgaans is dit de moeder 3, die daardoor naar bestaansonzekerheid dreigt af te glijden. 4. Met de oprichting van de Dienst voor alimentatievorderingen 4 is getracht een antwoord te geven aan dit reeds lang sluimerend probleem. Reeds sinds de jaren '70 werd gepleit voor een oplossing voor de moeilijkheden van tal van alimentatiegerechtigden die, door het onvermogen van degene die hun alimentatie verschuldigd is, in een precaire situatie verkeren waardoor hun levenskwaliteit ongunstig beïnvloed wordt. De niet-betaling van onderhoudsgelden ligt vaak aan de oorsprong of mee aan de oorsprong van armoede en sociale uitsluiting. Kerngedachten bij de oprichting van de Dienst waren het vinden van een oplossing voor het probleem van het niet betalen van onderhoudsgeld en het bieden van hulp bij de uitvoering van de gerechtelijke uitspraken en overeenkomsten met betrekking tot deze materie. Aldus werd beoogd met de oprichting van DAVO een nood aan gerechtigheid in te vullen en te voorzien in een instrument in de strijd tegen de alimentatieonzekerheid en de armoede van de eenoudergezinnen. 5. In wat hierna komt, worden het ontstaan van de wet en de wet zelf die voorziet in de oprichting van de Dienst voor alimentatievorderingen, onder ogen genomen. Een korte vergelijking met het oude OCMW-systeem en een aantal buitenlandse systemen volgt. In een tweede deel van dit werk wordt nader ingegaan op de verslagen van de door die wet ingestelde evaluatiecommissie. Het betreft een evaluatie van de werking van de Dienst over de jaren heen. Ten slotte, en niet het minst, wordt onderzocht op welke punten bij de uitvoering en de praktische toepassing van de wet problemen zijn vast te stellen. Nadat het betrokken knelpunt is omschreven, wordt getracht een voorstel tot optimalisering van de bestaande regeling te formuleren. Dit vormt het derde en tevens laatste deel van deze proef. 3 Uit de jaarverslagen van de Dienst voor alimentatievorderingen blijkt dat in 94% van de gevallen het vrouwen zijn die een aanvraag indienen tot het bekomen van hulp bij de inning en invordering van het onderhoudsgeld voor henzelf en/of voor de kinderen of tot het bekomen van hulp in de vorm van betaling van voorschotten voor hun kinderen. 4 Hierna ook verkort DAVO. 2

Deel 1: Lex lata Hoofdstuk 1: Ontstaansgeschiedenis Afdeling 1: Voorafgaand 6. De wetgever, geconfronteerd met de problematiek van de niet-betaling van onderhoudsgeld, heeft voor het eerst in 1989 getracht een oplossing te vinden. De wet van 8 mei 1989 5 voerde een systeem van voorschotten op onderhoudsgelden, te betalen door de OCMW s, in. 6 Dit systeem werd echter vrij vlug als ontoereikend ervaren en werd bekritiseerd omwille van een aantal onvolkomenheden in de toepassingsvoorwaarden, voornamelijk omdat alleen onderhoudsgerechtigden met beperkte bestaansmiddelen aanspraak konden maken op voorschotten, omdat het bedrag van de voorschotten erg beperkt was en ook omdat enkel voorschotten op onderhoudsuitkeringen voor kinderen konden worden verkregen en niet voor (ex-)partners of (ex-)samenwonenden. 7 Bovendien kwam dit systeem enkel tegemoet aan de strijd tegen de armoede, maar het probleem van de (niet- )uitvoering van de gerechtelijke uitspraken met betrekking tot deze materie werd er niet mee opgelost. Een ander verwijt had betrekking op de belangrijke lasten die door de OCMW s moesten worden gedragen, zowel administratief als financieel. 8 Om tot een verbetering van het systeem te komen werden dan ook diverse wetgevende initiatieven genomen. 7. Reeds sinds lang drongen verschillende vrouwenorganisaties aan op de oprichting van een alimentatiefonds. Tussen 1999 en 2003 werden hiertoe negen wetsvoorstellen ingediend. Deze voorstellen hebben geleid tot een gemeenschappelijke tekst, ondertekend door alle democratische partijen, met uitzondering van de CD&V die zich onthield. Hij werd in 2002 in de Kamer van Volkvertegenwoordigers ingediend en heeft uiteindelijk geleid tot de wet van 5 Wet 8 mei 1989 tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wat het verlenen van voorschotten op en het invorderen van onderhoudsgelden betreft, BS 1 juni 1989. Deze wet voerde de artikelen 68bis tot en met 68quater in de wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in. 6 S. LEFEBVRE, De oprichting van een Dienst voor Alimentatievorderingen, TVW 2003, afl. 6, 256. 7 P. TAELMAN en B. WYLLEMAN, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën: een kritische analyse in Gandaius Actueel X, Mechelen, Kluwer, 2004, 109, nr. 1. 8 www.davo.belgium.be/pdf/rapport-2004.pdf, 3. 3

21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën 9. 10 Afdeling 2: Wet Dienst alimentatievorderingen 8. Met deze wet werd gekozen voor een geheel nieuwe, geïntegreerde aanpak. DAVO werd geconcipieerd als een universele dienst die aan onderhoudsgerechtigden voorschotten zou betalen en niet of onregelmatig betaald onderhoudsgeld zou invorderen. 9. Aan de totstandkoming van de wet ging een lange parlementaire voorbereiding vooraf. Over de concrete organisatievorm waarin het nieuwe systeem zou worden gegoten bestond er geen eensgezindheid en die vorm werd dan ook meermaals gewijzigd. Het wetsvoorstel van 6 februari 2002 11 voorzag in de oprichting van een begrotingsfonds voor alimentatievorderingen bij het ministerie van Financiën. Dit aanvankelijk voorstel behield evenwel een buurtdienst als een enig aanspreekpunt voor de alimentatiegerechtigde: een ad hoc-dienst van de gemeente of van het OCMW zou de conformiteit van de aanvraag onderzoeken. Om de OCMW s verder te ontlasten, zou het binnen de federale overheidsdienst (hierna verkort FOD) Financiën opgerichte fonds de voorschotten effectief uitbetalen, terwijl de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen het onderhoudsgeld zou invorderen bij de alimentatieplichtigen. 12 Het amendement nr. 112 van mevrouw Herzet en consorten 13 van 10 december 2002 hield een volledige herformulering van het aanvankelijk wetsvoorstel in. In het amendement werd voorgesteld om binnen elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een lokaal agentschap voor alimentatievorderingen, belast met de toekenning van voorschotten op een of verscheidene welbepaalde en opeenvolgende termijnen van de onderhoudsgelden, in te richten. 14 Dit zou neerkomen op een verbetering en uitbreiding van het bestaande OCMWvoorschottensysteem, namelijk zouden voorschotten niet alleen aan kinderen, maar ook aan ex-echtgenoten toegekend worden. Weer zou de administratie bevoegd zijn voor de invordering van deze voorschotten, het saldo en de achterstallen. Maar ook personen die niet 9 Wet 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, BS 28 maart 2003 (hierna verkort wet Dienst alimentatievorderingen). 10 www.alimentatievorderingen.be/nl/pfalimentatiefonds.pdf, 7. 11 Wetsvoorstel tot oprichting bij het ministerie van Financiën van een begrotingsfonds voor alimentatievorderingen, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1627/001. 12 Wetsvoorstel, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1627/001, 3. 13 Amendement op het wetsvoorstel tot oprichting bij het ministerie van Financiën van een begrotingsfonds voor alimentatievorderingen, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/012. 14 Amendement, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/012, 2. 4

aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een voorschot voldeden, zouden beroep kunnen doen op de administratie om een aanvraag in te dienen tot invordering van het onderhoudsgeld. 15 Verscheidene amendementen hebben deze voorstellen gewijzigd, maar met het amendement nr. 130 van mevrouw Herzet en consorten 16 van 7 januari 2003 werd teruggekeerd naar het aanvankelijk idee: de oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen. Dit keer zou de Dienst zowel instaan voor de ontvangst als voor de behandeling van de aanvragen. 10. De bedoeling van de wet was niet gering. Voortaan moest één centrale dienst binnen de FOD Financiën, de Dienst voor alimentatievorderingen, zorgen én voor de uitkering van voorschotten op onderhoudsgelden voor kinderen en echtgenoten of samenwonenden, én voor het innen en invorderen van de lopende onderhoudsgelden en achterstallen. Het recht op voorschotten was niet langer onderworpen aan de voorwaarde van het niet-overschrijden van een bestaansmiddelengrens en zou dan ook niet langer voorbehouden blijven aan de meest hulpbehoevende gezinnen. In de toekomst zouden alle onderhoudsgerechtigde kinderen en echtgenoten/partners, die te maken hebben met de niet-betaling van onderhoudsgelden, aanspraak kunnen maken op voorschotten. Door alle onderhoudsgerechtigde kinderen en echtgenoten/partners zou tevens op de dienst een beroep gedaan kunnen worden voor de inning en voor de invordering van onbetaald gebleven onderhoudsgelden. 17 Echter, nog vóór de wet in werking zou treden, maakte ze reeds tweemaal het voorwerp uit van een wijziging door een programmawet, waarbij deze ambitieuze doelstellingen, om budgettaire redenen, in belangrijke mate werden teruggeschroefd. 11. De wet is tot nog toe driemaal gewijzigd, namelijk door de programmawetten van 5 augustus 2003 18, van 22 december 2003 19 en van 11 juli 2005 20. De inwerkingtreding van de wet Dienst alimentatievorderingen werd voorzien op 1 september 2003, maar de wijzigingen strekten er onder andere toe om de inwerkingtreding van de wet uit te stellen of te faseren. 15 www.davo.belgium.be/pdf/rapport-2004.pdf, 3. 16 Amendement op het wetsvoorstel tot oprichting bij het ministerie van Financiën van een begrotingsfonds voor alimentatievorderingen, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/017. 17 P. TAELMAN en B. WYLLEMAN, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën: een kritische analyse in Gandaius Actueel X, Mechelen, Kluwer, 2004, 109, nr. 1. 18 Programmawet van 5 augustus 2003, BS 7 augustus 2003 (hierna verkort eerste programmawet). 19 Programmawet van 22 december 2003, BS 31 december 2003 (hierna verkort tweede programmawet). 20 Programmawet van 11 juli 2005, BS 12 juli 2005 (hierna verkort derde programmawet). 5

Afdeling 3: Eerste programmawet 12. Artikel 19 van de eerste programmawet van 5 augustus 2003 wijzigde artikel 31 wet Dienst alimentatievorderingen en stelde de datum van inwerkingtreding van de wet in globo uit tot 1 september 2004. Het uitstel werd verantwoord door overwegingen van budgettaire aard en vanuit de noodzaak om een nieuwe overheidsdienst te organiseren en om personeel aan te werven en op te leiden. 21 Afdeling 4: Tweede programmawet 13. De programmawet van 22 december 2003 heeft het oorspronkelijk systeem fundamenteel hervormd. De invordering van het onderhoudsgeld en het toekennen van voorschotten werden van elkaar gescheiden en er werden bijkomende beperkingen en voorwaarden opgelegd. 22 Opnieuw werd de datum van inwerkingtreding van de wet verschoven, dit maal naar 1 juni 2004, althans wat betreft het ten opzichte van de OCMW-regeling verruimde luik invordering. De inwerkingtreding van het luik toekenning van voorschotten werd voor een onbepaalde tijd uitgesteld. Bijgevolg werd de voorschottenverstrekking eigenlijk van secundair belang. 23 14. Hoewel het duidelijk de bedoeling was van de wetgever om met de wet Dienst alimentatievorderingen de problematiek uit de sfeer van de sociale bijstand te halen en de OCMW s van de hele materie te ontlasten door een geïntegreerde oplossing voorop te stellen, bleef in een eerste fase de voorschottenuitkering door het OCMW gelden. 24 Vanaf 1 juni 2004 echter nam de DAVO de inning en invordering van de voorschotten en het resterende onderhoudsgeld van het OCMW over en trad het ruimere invorderingsluik in werking dat de oorspronkelijke wet vooropstelde. Niet enkel kon voor de invordering van de lopende onderhoudsgelden waarop de OCMW s voorschotten toekenden een beroep worden gedaan op de DAVO, bovendien stond de Dienst voortaan ook in voor de inning en 21 I. ANNE, De wet van [21] februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor Alimentatievorderingen bij de FOD Financiën: veel geblaat, weinig wol?, EJ 2004, afl. 6, 90, nr. 2. 22 N. GALLUS, Loi du 21 février 2003 créant un service des créances alimentaires au sein du SPF (M.B., 28 mars 2003), Div.Act. 2004, 19. 23 S. BROUWERS, Alimentatie in APR, Mechelen, Kluwer, 2009, 113, nr. 204. 24 I. ANNE, De wet van [21] februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor Alimentatievorderingen bij de FOD Financiën: veel geblaat, weinig wol?, EJ 2004, afl. 6, 90, nr. 2. 6

invordering van de door de wet beoogde onderhoudsuitkeringen voor kinderen en voor echtgenoten of samenwonenden los van elke voorschotverstrekking door het OCMW. 25 15. Binnen het onbepaald uitgestelde voorschottenluik werd door artikel 328 van de tweede programmawet een fasering ingevoerd: artikel 3 wet Dienst alimentatievorderingen bepaalt thans dat de Dienst enkel voorschotten toekent op onderhoudsgelden voor kinderen. Wel wordt bepaald dat het toekennen van voorschotten door de Koning bij een in ministerraad overlegd koninklijk besluit kan worden uitgebreid tot onderhoudsgelden voor (ex- )echtgenoten/samenwonenden. Nochtans was deze beperking van het toekennen van voorschotten tot de onderhoudsbijdragen voor kinderen aanvankelijk niet de bedoeling. Met het koninklijk besluit van 20 juni 2005 26 en het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 27 werd bepaald dat vanaf 1 juni 2005 de aanvragen tot toekenning van voorschotten konden worden ingediend bij de plaatselijke kantoren van de DAVO en dat met ingang van 1 oktober 2005 de DAVO ook effectief bevoegd werd de voorschotten, enkel voor kinderen, toe te kennen. Tot die datum werd het systeem van voorschotten op onderhoudsuitkeringen voor kinderen beheerst door de artikelen 68bis-quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn 28. Hiermee vervult de DAVO vanaf 1 oktober 2005 het takenpakket waarmee de twee doelstellingen waarvoor hij werd opgericht, worden nagestreefd, namelijk het bevorderen van de rechtszekerheid door hulp te bieden bij de uitvoering van een gerechtelijke beslissing door onderhoudsgeld voor expartners en kinderen in te vorderen, en het bestrijden van armoede door het toekennen van voorschotten op onderhoudsgeld ten behoeve van kinderen. 29 16. Maar de tweede programmawet van 22 december 2003 veranderde niet enkel de inwerkingtreding, bovendien schroefde hoofdstuk 5 van titel V van de programmawet het toepassingsbereik van de oorspronkelijke wet aanzienlijk terug door de 25 P. TAELMAN en B. WYLLEMAN, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën: een kritische analyse in Gandaius Actueel X, Mechelen, Kluwer, 2004, 111, nr. 1. 26 Koninklijk Besluit van 20 juni 2005 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van artikel 7, 2 van De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, BS 30 juni 2005. 27 Koninklijk Besluit van 10 augustus 2005 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 3, 2, 4 en 30 van De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, BS 30 augustus 2005. 28 Wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, BS 5 augustus 1976 (hierna verkort OCMW-wet). 29 T. BOULAERT, Alimentatie: tussen theorie en praktijk. Enkele beschouwingen over de tegemoetkoming van de dienst voor alimentatievorderingen in D. CUYPERS, D. MORTELMANS en N. TORFS (eds.), Is echtscheiding werkelijk Win for life?, Brugge, Die Keure, 2008, 209, nr. 1 en 212, nr. 8. 7

toepassingsvoorwaarden te verstrengen. 30 Zo werd opnieuw een inkomensgrens ingevoerd boven dewelke geen aanspraak op voorschotten kan worden gemaakt. 31 Daarnaast werd een (later weer opgeheven) voorwaarde ingevoegd volgens dewelke de onderhoudsplichtige zijn woonplaats in België moet hebben of er een inkomen moet verwerven. 32 Afdeling 5: Derde programmawet 17. De derde programmawet van 11 juli 2005 voorzag in de oprichting van een begrotingsfonds betreffende de betaling van voorschotten op onderhoudsgeld 33 en in een technische wijziging 34. Daarenboven deed de wet in artikel 6, tweede lid wet Dienst alimentatievorderingen de woorden en indien de onderhoudsplichtige zijn woonplaats in België heeft of er een inkomen verwerft vervallen. 35 Voordien luidde het artikel 6, tweede lid wet Dienst alimentatievorderingen: De Dienst voor alimentatievorderingen verleent haar tegemoetkoming indien de onderhoudsgerechtigde zijn woonplaats in België heeft en indien de onderhoudsplichtige zijn woonplaats in België heeft of er een inkomen verwerft. Deze formulering maakte het voor veel onderhoudsgerechtigden onmogelijk steun te verkrijgen van de Dienst voor alimentatievorderingen. 30 N. GALLUS, Loi du 21 février 2003 créant un service des créances alimentaires au sein du SPF (M.B., 28 mars 2003), Div.Act. 2004, 22. 31 Artikel 329 tweede programmawet. Artikel 4, 1 wet Dienst alimentatievorderingen bepaalt voortaan dat het recht op voorschotten op het onderhoudsgeld bedoeld in artikel 2, 1, a (voor kinderen), wordt toegekend wanneer de maandelijkse bestaansmiddelen, hetzij van de niet-onderhoudsplichtige vader of moeder of van de persoon aan wie bij rechterlijke beslissing de bewaring van het kind werd toegekend, hetzij van het kind indien het meerderjarig is en niet met bovenvermelde persoon samenleeft, niet hoger zijn dat het bedrag vermeld in artikel 1409 1, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek, in voorkomend geval verhoogd met het bedrag vastgesteld in artikel 1409, 1, vierde lid, en geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. Verder wordt bepaald dat enkel de persoonlijke bestaansmiddelen van de voormelde personen, met uitsluiting van de bestaansmiddelen van zijn of haar echtgenoot of partner, in aanmerking worden genomen en dat het bedrag van de bestaansmiddelen van die voormelde personen worden berekend overeenkomstig artikel 1411 van het Gerechtelijk Wetboek. 32 Artikel 331 tweede programmawet. Oorspronkelijk luidde artikel 6, tweede lid wet Dienst alimentatievorderingen: De toepassing van deze wet is beperkt tot de onderhoudsgerechtigden die hun woonplaats of gewone verblijfplaats in België hebben, maar omwille van budgettaire redenen werd dit vervangen door De Dienst voor alimentatievorderingen verleent haar tegemoetkoming indien de onderhoudsgerechtigde zijn woonplaats in België heeft en indien de onderhoudsplichtige zijn woonplaats in België heeft of er een inkomen verwerft. 33 Artikel 45 derde programmawet. 34 Artikel 47 derde programmawet bepaalt: In artikel 15, eerste lid [wet Dienst alimentatievorderingen] worden de woorden of 4 ingevoegd tussen de woorden artikel 1288, 3 en de woorden van het Gerechtelijk Wetboek. 35 Artikel 46 derde programmawet. 8

Zoals uit het arrest 96/2006 van het Grondwettelijk Hof 36 blijkt, deed die bepaling bovendien grondwettigheidsbezwaren rijzen. Volgens het Hof schond het artikel 6, tweede lid wet Dienst alimentatievorderingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het bepaalde dat de Dienst enkel zijn tegemoetkoming verleent indien de onderhoudsplichtige zijn woonplaats heeft in België of er een inkomen verwerft. Het Hof overwoog meer bepaald: Wanneer de wetgever aanvankelijk aankondigt een oplossing te willen bieden voor alle onderhoudsgerechtigden in België van wie de onderhoudsplichtige de verschuldigde onderhoudsgelden niet betaalt, waarmee hij een prangend maatschappelijk probleem wil regelen, kunnen overwegingen van louter budgettaire aard niet volstaan om één bepaalde categorie uit te sluiten van het toepassingsgebied van de wet en dit om de enkele reden dat de onderhoudsplichtige in het buitenland woont. Budgettaire bekommernissen kunnen die uitsluiting des te minder verantwoorden nu de opdracht van de Dienst voor alimentatievorderingen op dat ogenblik, meer bepaald tussen 1 juni 2004 en 1 oktober 2005, door de wetgever beperkt is tot de invordering, de inning en de doorstorting van het verschuldigde onderhoudgeld, zodat de financiële gevolgen voor de Staat niet dermate zwaar kunnen worden geacht dat zij vermogen op te wegen tegen de nadelen die de uitgesloten categorie van onderhoudsgerechtigden ondervindt. 36 Arbitragehof 14 juni 2006, nr. 96/2006. 9

Hoofdstuk 2: Het systeem van de wet Afdeling 1: Toepassingsgebied 18. Het onderhoudsgeld waarop de wet toepassing vindt, wordt omschreven in artikel 2 wet Dienst alimentatievorderingen. Het betreft in de eerste plaats onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan de kinderen en in de tweede plaats onderhoudsgeld dat verschuldigd is tussen echtgenoten of tussen samenwonenden. Het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan de kinderen dient vastgesteld te zijn hetzij door een uitvoerbare gerechtelijke beslissing, hetzij in een overeenkomst voorafgaand aan de echtscheiding door onderlinge toestemming, hetzij bij een uitvoerbare minnelijke schikking. 37 Het onderhoudsgeld dat verschuldigd is tussen echtgenoten of tussen samenwonenden dient vastgesteld te zijn hetzij door een uitvoerbare gerechtelijke beslissing, hetzij in een overeenkomst voorafgaand aan de echtscheiding door onderlinge toestemming. 38 Met betrekking tot het onderhoudsgeld dat verschuldigd is tussen echtgenoten of tussen samenwonenden wordt niet verwezen naar een uitvoerbare schikking bedoeld in de artikelen 731 tot 734 van het Gerechtelijk Wetboek. De reden hiervoor is niet duidelijk. Wellicht is het gewoon een vergetelheid van de wetgever. 39 19. De gerechtelijke beslissing of de overeenkomst van de uitkering tot onderhoud mag dateren van voor de inwerkingtreding van de wet Dienst alimentatievorderingen. 40 Wat de toegekende voorschotten betreft, zal de DAVO uiteraard alleen voor de toekomst interveniëren, maar de DAVO kan dus wel overgaan tot inning en invordering van de achterstallen, ongeacht op welke periode ze betrekking hebben. 41 37 Artikel 2, 1, a wet Dienst alimentatievorderingen. 38 Artikel 2, 1, b wet Dienst alimentatievorderingen. 39 T. ROBERT, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen in P. SENAEVE en F. SWENNEN (eds.), De hervormingen in het personen- en familierecht 2002-2003, Antwerpen, Intersentia, 2003, 296, nr. 610. 40 Op die manier zal de Dienst, wat het verleden betreft, niet met de onderhoudsgerechtigde in concurrentie treden. 41 Verslag namens de commissie voor financiën en de begroting uitgebracht door de heer Eric van Weddingen, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/018, 59. 10

Afdeling 2: De tegemoetkoming 42 alimentatievorderingen van de Dienst voor 20. Het is de taak van de DAVO om het onderhoudsgeld ten laste van de onderhoudsplichtige te innen en in te vorderen, en onder bepaalde voorwaarden voorschotten te betalen op de onderhoudsbijdragen voor de kinderen. De Dienst vormt dus een buffer tussen de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige, waarbij het risico van nietbetaling tot beloop van de voorschotten en de ongemakken van de gedwongen tenuitvoerlegging overgedragen worden op de gemeenschap. 43 1: Voorwaarden 21. De DAVO treedt niet automatisch op. 44 Er moet daartoe een aanvraag worden ingediend en aan bepaalde voorwaarden voldaan zijn. 45 De onderhoudsgerechtigde kan, indien aan die voorwaarden voor de tegemoetkoming voldaan is, onmiddellijk een beroep doen op de DAVO. In het oorspronkelijk wetsvoorstel stond te lezen dat de onderhoudsgerechtigde het bewijs moest leveren dat een poging tot terugvordering door een deurwaarder niet geslaagd was. 46 Hij moest bij zijn aanvraag een attest van een gerechtsdeurwaarder voegen waaruit bleek dat een privaatrechtelijk middel van tenuitvoerlegging vergeefs was gebleven. 47 Er werden ook nog andere bewijsmiddelen voorgesteld, zoals een aangetekende ingebrekestelling 48, maar geen van allen werd behouden. Een beroep doen op de DAVO hoeft dus niet het allerlaatste 42 Op aanraden van de Raad van State werd de term tussenkomst vervangen door de term tegemoetkoming. Advies van de Raad van State nr. 33.404/3, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1627/011, 6. 43 T. ROBERT, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen in P. SENAEVE en F. SWENNEN (eds.), De hervormingen in het personen- en familierecht 2002-2003, Antwerpen, Intersentia, 2003, 297, nr. 612. 44 T. BOULAERT, Werking en organisatie van de Dienst voor alimentatievorderingen in CENTRUM VOOR BEROEPSVERVOLMAKING IN DE RECHTEN (ed.), Alimentatie & kinderen, Antwerpen, Intersentia, 2010, 146, nr. 21. 45 Artikel 92 van de wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen (BS 29 juli 2005) bepaalt in dit verband: De dossiers voor dewelke de OCMW s ( ) voorschotten op onderhoudsgelden verlenen, worden geacht ambtshalve te beantwoorden aan de door De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën gestelde toekenningsvoorwaarden tot aan het nieuwe onderzoek van deze dossiers door de voornoemde Dienst. De overname van deze dossiers gebeurde dan ook zonder dat de onderhoudsgerechtigde erom moest vragen. 46 Wetsvoorstel, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1627/001, 13. 47 Wetsvoorstel, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1627/001, 19. 48 Verslag, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/018, 31. 11

middel te zijn, ook al blijkt uit de praktijk dat dit in een groot percentage van de dossiers het geval is. De onderhoudsgerechtigde is niet verplicht om eerst zelf of met andere hulp het onderhoudsgeld in te vorderen. 49 22. Als reeds gezien, moet de onderhoudsbijdrage vastgelegd zijn in een rechterlijke beslissing, dan wel in een authentieke akte. 23. Het recht en de plicht tot onderhoud gaan niet over op de erfgenamen, omdat de onderhoudsverplichting tussen de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige een strikt persoonlijk karakter heeft. 50 Het is dan ook vanzelfsprekend dat beiden nog moeten in leven zijn op het ogenblik van de aanvraag. 51 24. Daarnaast moet de onderhoudsgerechtigde zijn woonplaats in België hebben. 52 De voorwaarde dat de onderhoudsplichtige zijn woonplaats in België heeft of er een inkomen verwerft, is opgeheven. Hierdoor kan een onderhoudsgerechtigde zich ook tot de DAVO wenden wanneer de onderhoudsplichtige in het buitenland woont. De wet stelt voor de onderhoudsgerechtigde, noch voor de onderhoudsplichtige een nationaliteitsvereiste. 53 25. De onderhoudsgerechtigde kan de tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen aanvragen indien de onderhoudsplichtige gedurende twee, al dan niet opeenvolgende termijnen 54 in de loop van twaalf maanden die de aanvraag voorafgaan, geheel of gedeeltelijk verzuimd heeft de bijdrage te betalen. 55 49 T. BOULAERT, Alimentatie: tussen theorie en praktijk. Enkele beschouwingen over de tegemoetkoming van de dienst voor alimentatievorderingen in D. CUYPERS, D. MORTELMANS en N. TORFS (eds.), Is echtscheiding werkelijk Win for life?, Brugge, Die Keure, 2008, 213, nr. 12-13. 50 G. BAETEMAN, De uitvoering van onderhoudsverplichtingen in M. STORME (ed.), Gezin en recht in een postmoderne samenleving, Gent, Mys en Breesch, 1944, 178, nr. 34. 51 T. ROBERT, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen in P. SENAEVE en F. SWENNEN (eds.), De hervormingen in het personen- en familierecht 2002-2003, Antwerpen, Intersentia, 2003, 299, nr. 618. 52 Artikel 6, tweede wet Dienst alimentatievorderingen. 53 Verslag, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/018, 48. 54 In de praktijk zal het vrijwel altijd om maandelijkse termijnen gaan. Wanneer de titel of de overeenkomst, waarin het onderhoudsgeld wordt vastgesteld, echter voorziet in een andere termijn dan een maandelijkse, dan zal de DAVO alleen tegemoetkomen indien aan de wettelijke voorwaarde is voldaan, namelijk zich tweemaal geheel of gedeeltelijk onttrekken aan de verplichting tot betaling van het onderhoudsgeld. J. MASSON, La loi du 21 février 2003 créant un service des créances alimentaires au sein du Service public fédéral des Finances, JT 2004, 192, nr. 11. 55 Artikel 6, eerste lid wet Dienst alimentatievorderingen. 12

Voorbeeld: het onderhoudsgeld werd vastgesteld op 200 euro per maand. De onderhoudsplichtige betaalt in de maand oktober 150 euro. In de maanden november tot en met april betaalt hij de volledige som. In de maand mei betaalt hij niets. Vanaf de maand juni kan de onderhoudsgerechtigde een aanvraag bij de DAVO indienen. 56 26. Opdat zou kunnen worden overgegaan tot invordering moet de onderhoudsplichtige over bestaansmiddelen beschikken die hoger liggen dan het bedrag van het leefloon waarop hij aanspraak zou kunnen maken. 57 Om, dan weer, in aanmerking te komen voor de betaling van een voorschot op de onderhoudsbijdrage mag het inkomen van de onderhoudsgerechtigde een welbepaalde bovengrens niet overschrijden. 58 2: Werkingskosten 27. De tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen geeft aanleiding tot de betaling van een bijdrage in de werkingskosten van deze dienst. 59 De onderhoudsplichtige moet een bijdrage van 10% op het bedrag van de te innen of in te vorderen hoofdsommen betalen. Dit geldt zowel voor degene ten aanzien van wie de DAVO zich genoodzaakt ziet om tot de invordering over te gaan, als voor degene die, na de tussenkomst van de DAVO, vrijwillig en regelmatig betaalt. Om de werkingskosten van de DAVO te dekken, moet ook de onderhoudsgerechtigde een bijdrage betalen. Deze is vastgesteld op 5% van het bedrag van de geïnde of ingevorderde sommen. Voor deze laatste wordt de bijdrage berekend op het resultaat, wat met zich meebrengt dat het, in tegenstelling tot voor de onderhoudsplichtige, om een toepassing van no cure, no pay gaat. 28. De bijdrage ten laste van de onderhoudsplichtige lijkt evident. Het is immers door zijn nalatigheid dat de Dienst voor alimentatievorderingen moest optreden. 60 De bijdrage moet de onderhoudsplichtige er toe aanzetten zijn verplichtingen vrijwillig na te komen zodat de onderhoudsgerechtigde geen beroep (meer) moet doen op de DAVO. 61 56 http://koba.minfin.fgov.be/commande/pdf/brochure-davo-2011.pdf, 9. 57 Artikel 16, 2 wet Dienst alimentatievorderingen. 58 Artikel 4, 1 wet Dienst alimentatievorderingen. 59 Artikel 5 wet Dienst alimentatievorderingen. 60 Verslag, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/018, 95. 61 http://koba.minfin.fgov.be/commande/pdf/brochure-davo-2011.pdf, 13. 13

29. Dat ook van de onderhoudsgerechtigde een bijdrage in de werkingskosten wordt gevraagd, wat niet het geval was onder de gelding van de OCMW-regeling 62, wordt verantwoord doordat de onderhoudsgerechtigde ontheven is van heel het invorderingsluik. 63 De DAVO maakt het de onderhoudsgerechtigde veel gemakkelijker doordat hij zelf alle initiatieven neemt om het onderhoudsgeld en eventuele achterstallen in te vorderen. De onderhoudsgerechtigde dient hiertoe dus zelf geen gerechtelijke stappen te zetten. Weliswaar is de onderhoudsgerechtigde geen bijdrage verschuldigd op de bedragen die hij als voorschot krijgt. 64 Voorbeeld: Het onderhoudsgeld is vastgesteld op 200 euro per maand. Volgens de ingediende aanvraag heeft de onderhoudsplichtige vier maanden niet betaald. De onderhoudsgerechtigde heeft de tussenkomst van de DAVO gevraagd en verkregen. Vanaf het moment dat de DAVO de onderhoudsplichtige in kennis heeft gesteld van zijn beslissing tot tussenkomst, vraagt de DAVO aan de onderhoudsplichtige de betaling van: - Het maandelijks onderhoudsgeld, voor een bedrag van 200 euro + 10% als bijdrage in de werkingskosten (=20 euro), dus in totaal 220 euro per maand; - De achterstallen, voor een bedrag van 200 euro per maand x 4 maanden, of 800 euro + 10% als bijdrage in de werkingskosten (=80 euro), of in totaal 880 euro. In het geval dat de onderhoudsplichtige aan de DAVO zonder problemen de verschuldigde bedragen betaalt, krijgt de onderhoudsgerechtigde: - Maandelijks het onderhoudsgeld ten bedrage van 200 euro, te verminderen met 5% als bijdrage in de werkingskosten (=10 euro), dus 190 euro. Indien de onderhoudsgerechtigde nu een voorschot heeft verkregen van bv. 175 euro 65, stort de DAVO hem of haar het saldo door van (200 euro 175 euro =) 25 euro, te verminderen met 5% als bijdrage in de werkingskosten (= 1,25 euro), dus 23,75 euro. - Het bedrag van de achterstallen (800 euro), te verminderen met 5% als bijdrage in de werkingskosten (=40 euro), dus 760 euro. 66 62 Artikel 68ter, 5, tweede lid OCMW-wet (opgeheven bij artikel 341 tweede programmawet). 63 Verslag, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/018, 14: Wie op eigen initiatief de uitbetaling van de alimentatievergoeding moet afdwingen, wordt geconfronteerd met veel hogere invorderingskosten. De bijdrage die van de onderhoudsgerechtigde wordt gevraagd, is dan ook niet overdreven, aangezien het Fonds een gewaarborgde uitbetaling van de alimentatievergoedingen mogelijk maakt, waardoor de precaire situatie waarin sommige onderhoudsgerechtigden zich bevinden, aanzienlijk wordt verbeterd. Hierdoor zullen ze minder snel in een schuldspiraal terechtkomen en zullen ze geen beroep moeten doen op de dienstverlening van het OCMW inzake schuldbemiddeling. 64 http://koba.minfin.fgov.be/commande/pdf/brochure-davo-2011.pdf, 13. 65 Op deze som is dus geen 5% als bijdrage in de werkingskosten verschuldigd. 66 http://koba.minfin.fgov.be/commande/pdf/brochure-davo-2011.pdf, 14. 14

30. De inning van de bijdragen in de werkingskosten moet worden beschouwd als een eigen recht van de Dienst voor alimentatievorderingen. 67 In tegenstelling tot het OCMW 68, dat zelden kosten aanrekende, is de DAVO verplicht om deze wettelijk bepaalde bijdragen te vragen. 69 De betaling van de 5%-bijdrage zal echter afhankelijk zijn van de solvabiliteit van de onderhoudsplichtige, aangezien dit gebeurt in de vorm van voorafneming bij de doorstorting van de geïnde of ingevorderde bedragen. 70 31. De Koning mag de bijdragen van de onderhoudsplichtige in de werkingskosten niet wijzigen. Er moet namelijk aangenomen worden dat de verplichte bijdrage in de werkingskosten ten laste van de onderhoudsplichtige een belasting is. Op grond van het legaliteitsbeginsel 71 is het dan ook aan de wetgever om de grondslag, het tarief en de vrijstellingen van de belasting te bepalen. 72 3: Procedure 32. De onderhoudsgerechtigde heeft de mogelijkheid om de tussenkomst van de DAVO te vragen voor de invordering van de achterstallen, de inning van de nog te vervallen maandelijkse onderhoudsgelden en de betaling van voorschotten op onderhoudsgeld. 73 Anders dan het OCMW 74, kan de Dienst voor alimentatievorderingen de voorschotten niet ambtshalve toekennen. 75 67 Verslag, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/018, 154. 68 Op basis van artikel 68ter, 5, eerste lid OCMW-wet (opgeheven bij artikel 341 tweede programmawet) beschikte het OCMW op dit vlak over een beoordelingsbevoegdheid. 69 P. TAELMAN en B. WYLLEMAN, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën: een kritische analyse in Gandaius Actueel X, Mechelen, Kluwer, 2004, 123, nr. 21. 70 P. SENAEVE en D. SIMOENS, De wet van 8 mei 1989 inzake het verlenen van voorschotten op en het invorderen van onderhoudsgelden door het OCMW, RW 1990, afl. 36, 1243; T. ROBERT, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen in P. SENAEVE en F. SWENNEN (eds.), De hervormingen in het personen- en familierecht 2002-2003, Antwerpen, Intersentia, 2003, 307, nr. 640. 71 Artikel 170 GW. 72 De door de onderhoudsgerechtigde verschuldigde bijdrage, daarentegen, kan als een retributie worden beschouwd, omdat de dienstverlening door de DAVO uitsluitend geschiedt ten voordele van de onderhoudsgerechtigd. Advies, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1627/011, 10. 73 www.davo.belgium.be/pdf/rapport-2009.pdf, 21. 74 Artikel 68ter, 1, eerste lid OCMW-wet (opgeheven bij artikel 30 wet Dienst alimentatievorderingen). 75 T. ROBERT, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen in P. SENAEVE en F. SWENNEN (eds.), De hervormingen in het personen- en familierecht 2002-2003, Antwerpen, Intersentia, 2003, 310, nr. 645. 15

33. Voor de aanvraag tot tegemoetkoming van de DAVO, die schriftelijk opgesteld dient te worden, stelt de FOD Financiën, onder meer via de website www.davo.belgium.be, een aanvraagformulier 76, een handleiding bij die aanvraag, een brochure en een folder ter beschikking. 77 De onderhoudsgerechtigde kan voor zijn aanvraag, die moet worden ingediend in tweevoud, terecht bij één van de plaatselijke kantoren. De DAVO zit verspreid over 30 locaties (14 in Wallonië, 14 in Vlaanderen en 2 in Brussel). Deze 30 kantoren zijn bevoegd om aanvragen te ontvangen, om bijstand te leveren en als dossierbeheerder op te treden. 78 Daarnaast kon een onderhoudsgerechtigde tot voor kort ook de aanvraag tot tussenkomst afgeven in of verzenden naar 145 registratiekantoren. Zij vervulden de rol van postbus om het principe van de lokale bereikbaarheid zoveel als mogelijk te garanderen. 79 Sinds 1 december 2010 zijn de DAVO-kantoren de enige contactpunten om een aanvraag af te geven of in te dienen, omdat men vaststelde dat er geen gebruik werd gemaakt van de laatstgenoemde mogelijkheid. 80 In artikel 7, 1, tweede lid wet Dienst alimentatievorderingen worden de vermeldingen opgesomd die de aanvraag verplicht moet bevatten. Het artikel bepaalt eveneens dat de aanvraag ondertekend moet worden door de onderhoudsgerechtigde, zijn wettelijke vertegenwoordiger 81 of zijn advocaat. Luidens artikel 7, 1, derde lid van de wet moeten de uitgifte of de minuut voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging van de gerechtelijke beslissing, de schikking of de notariële akte waarin de onderhoudsuitkering wordt vastgelegd of gewijzigd, en de stukken van betekening en tenuitvoerlegging van de gerechtelijke beslissing, bij de aanvraag worden gevoegd. Deze vereiste kan, in de praktijk, moeilijkheden opleveren wanneer de titel ook andere verplichtingen bevat, bijvoorbeeld inzake omgangsrecht en recht op persoonlijk contact. 82 Daarom volstaat het om een kopie van de stukken bij de aanvraag te voegen. Indien nodig kan de DAVO later de originele stukken 76 Verslag, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/018, 151: Hoewel de administratie een zo eenvoudig mogelijk modelformulier zal opstellen, geldt voor de onderhoudsgerechtigde geen enkele verplichting om zijn aanvraag door middel van dat formulier in te dienen. 77 P. TAELMAN en B. WYLLEMAN, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën: een kritische analyse in Gandaius Actueel X, Mechelen, Kluwer, 2004, 123, nr. 23. 78 Infra 35, nr. 59. 79 www.davo.belgium.be/pdf/rapport-2009.pdf, 14. 80 Verslag namens de commissie voor de financiën en de begroting uitgebracht door mevrouw Maya Detiège betreffende de hoorzitting over de Dienst voor alimentatievorderingen, Parl.St. Kamer 2010-11, nr. 53K1315/001, 3. 81 Indien de onderhoudsgerechtigde minderjarig is, dan moet de aanvraag ondertekend worden door de niet onderhoudsplichtige ouder. 82 P. TAELMAN en B. WYLLEMAN, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën: een kritische analyse in Gandaius Actueel X, Mechelen, Kluwer, 2004, 125, nr. 25. 16

opvragen. 83 De titel van de onderhoudsuitkering dient in de eerste plaats ter staving van het bestaan van de uitkering. 84 Ook is het de bedoeling dat met de afgifte van de titel wordt vermeden dat de onderhoudsgerechtigde na de aanvraag, in een parallelle procedure met de DAVO, tot de gedwongen tenuitvoerlegging zou overgaan. 85 Er is immers geopteerd voor een exclusief optreden van de DAVO. 86 Wanneer de onderhoudsgerechtigde zich tot de Dienst wendt, moet hij zich ertoe verbinden geen gebruik te maken van zijn originele titel om zelf uitvoeringsmaatregelen te treffen. 87 Het indienen van de aanvraag impliceert dat de onderhoudsgerechtigde, zolang de Dienst zijn dossier behandelt, verzaakt aan elk initiatief tot uitvoering van zijn vordering. 88 34. In de praktijk zal de DAVO de aanvraag na ontvangst eerst analyseren en de gegevens ervan verwerken. De aanvragen worden onderzocht om na te gaan of aan de vorm- en de grondvoorwaarden is voldaan. Ofwel zijn opzoekingen en bijkomende documenten vereist om het dossier te vervolledigen, ofwel is het dossier volledig. In dit laatste geval wordt het in een geautomatiseerd systeem ingebracht. 89 Eenmaal dit gebeurd is, stuurt de DAVO aan de aanvrager een voorstel tot mandaat voor akkoord op. Dat is een document waarop de betrokkene de verwerkte informatie uit zijn aanvraagformulier terugvindt. Zo kan hij alles controleren. Dit voorstel wordt dan door de aanvrager, gedateerd en ondertekend, teruggestuurd naar de DAVO. Ook het mandaat wordt na ontvangst verwerkt in het geautomatiseerde systeem en het is pas na die ontvangst dat de DAVO de kennisgeving van de aanvraag verstuurt aan de onderhoudsplichtige, die zo op de hoogte gesteld wordt van de opening van het dossier. 90 Dit gebeurt bij een ter post aangetekende brief. De kennisgeving aan de onderhoudsplichtige van de aanvraag vermeldt uitdrukkelijk dat, indien de tegemoetkoming wordt toegestaan, de Dienst voor alimentatievorderingen in de plaats van de onderhoudsgerechtigde zal overgaan tot inning en invordering van de alimentatievorderingen. De onderhoudsplichtige beschikt vervolgens over een termijn van 15 83 www.davo.belgium.be/pdf/formulaire-nl.pdf, 6, nr. 8. 84 Verslag, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/018, 60. 85 Verslag, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/018, 50. 86 Dit is tegelijk de meest doeltreffende en goedkoopste werkwijze. Verslag, Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50K1627/018, 73. 87 I. ANNE, De wet van [21] februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor Alimentatievorderingen bij de FOD Financiën: veel geblaat, weinig wol?, EJ 2004, afl. 6, 100, nr. 43. 88 N. GALLUS, Les aliments in Rép.not., Brussel, De Boeck-Larcier, 2006, 353, nr. 469. 89 www.davo.belgium.be/pdf/rapport-2004.pdf, 12. 90 P. TAELMAN en B. WYLLEMAN, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën: een kritische analyse in Gandaius Actueel X, Mechelen, Kluwer, 2004, 126, nr. 26. 17

dagen, te rekenen vanaf de datum van het aangetekend versturen van de kennisgeving, om aan te tonen dat hij de gerechtelijke beslissing of de overeenkomst regelmatig heeft uitgevoerd of dat de door de onderhoudsgerechtigde ingeroepen titel van de alimentatievordering niet meer actueel is. 91 De DAVO beschikt over een termijn van dertig dagen, na de ontvangst van het mandaat, om te beslissen of de onderhoudsgerechtigde al dan niet recht heeft op de tegemoetkoming van de Dienst. 92 De beslissing wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van zowel de onderhoudsgerechtigde 93 als de onderhoudsplichtige 94. De Dienst is niet verplicht de aanvrager te horen vooraleer een beslissing te nemen, wel is de wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen 95 principieel van toepassing op de beslissing van DAVO. 96 De facto blijkt de termijn binnen dewelke de DAVO zijn beslissing moet nemen dus gereduceerd tot maximaal 15 dagen. Op het ogenblik dat het dossier volledig is in de zin van artikel 9, 1 wet Dienst alimentatievorderingen, moet de DAVO immers nog de reactie van de onderhoudsplichtige inwinnen op de wijze voorzien in artikel 8 van de wet. 35. De DAVO beschikt bij het nemen van zijn beslissing tot tegemoetkoming slechts over een beperkte appreciatiebevoegdheid. De Dienst houdt rekening met de gegevens die vermeld zijn in het mandaat en met de reactie van de onderhoudsplichtige op deze gegevens, maar indien de aanvraag voldoet aan alle wettelijke voorwaarden en de schuldenaar kan niet aantonen dat hij regelmatig zijn onderhoudsverplichtingen heeft uitgevoerd of dat de titel zijn actualiteit heeft verloren, dan moet de aanvraag worden ingewilligd. 97 Redenen waarom de DAVO een negatieve beslissing neemt kunnen bijvoorbeeld zijn dat de aanvrager niet behoort tot de categorieën van personen die recht hebben op de 91 Artikel 8 wet Dienst alimentatievorderingen. Volgens D. Scheers ware het coherenter geweest met de regeling in randnummer 36 beschreven, om dit beroep bij de beslagrechter te brengen en aldus onmiddellijk te laten oordelen over de tussenkomst van de Dienst. D. SCHEERS, Dienst alimentatievorderingen bezorgt beslagrechter werk, Juristenkrant 2003, afl. 70, 16. 92 Artikel 9, 1 wet Dienst alimentatievorderingen. 93 Artikel 9, 2 wet Dienst alimentatievorderingen. 94 Artikel 10, 1 wet Dienst alimentatievorderingen. 95 Wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, BS 12 september 1991. 96 T. ROBERT, De wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een dienst voor alimentatievorderingen in P. SENAEVE en F. SWENNEN (eds.), De hervormingen in het personen- en familierecht 2002-2003, Antwerpen, Intersentia, 2003, 312, nr. 650. 97 J. MASSON, La loi du 21 février 2003 créant un service des créances alimentaires au sein du Service public fédéral des Finances, JT 2004, 193, nr. 14. 18