Notitie Wet Kinderopvang



Vergelijkbare documenten
gemeente Steenbergen De Heen Dinteloord Kruisland Nieuw-Vossemeer Steenbergen Welberg

Nota aan burgemeester en wethouders

ons kenmerk BAOZW/U Lbr. 12/085

BELEIDSREGEL GEMEENTELIJKE TEGEMOETKOMING (KOA-kopje) IN DE KOSTEN KINDEROPVANG 2013 GEMEENTE MENTERWOLDE

Beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie

Beleidsregels kinderopvang gemeente Olst-Wijhe

Nadere regels tegemoetkoming kinderopvang sociaal medische indicatie Steenwijkerland

Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hoofdstuk 1 Aanvullende gemeentelijke tegemoetkoming

Verordening Tegemoetkoming Kosten Kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Groesbeek 2015

Vaststellen van de beleidsregel gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang

Stuknummer: AI

~atwijk. o Intern advies afd. Bedrijfsvoering o Extern advies. Overeenk",rr c;tiq het voorstat (Jc-ulv.Jn. Voorstel.

Beleidsregels betreffende. tegemoetkoming kosten kinderopvang. op grond van sociaal medische indicatie.

Beleidsregels Tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie (SMI) Gemeente Waalre

Beleidsregel vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang Hilversum Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum,

Beleidsregels Bijzondere bijstand Kinderopvang. 1 Algemeen. 2 Sociaal-medische indicatie

CVDR. Nr. CVDR302150_1. Verordening Kinderopvang Delft Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

b e s l u i t : vast te stellen de volgende: Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang Boxtel 2018

In artikel 1.1 vervalt in de begripsomschrijving gastouderopvang in onderdeel b: onderscheidenlijk een tegemoetkoming.

Gemeente Heerlen - Beleidsregel gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang 2018

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Beleidsregels Kinderopvang

VERGOEDING EIGEN BIJDRAGE KOSTEN KINDEROPVANG HILVERSUM 2016 Het college van burgemeester en wethouders van Hilversum,

Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een Sociaal Medische indicatie Boxtel b e s l u i t :

Beleidsregels Re-integratievoorzieningen en eigen bijdrage voorzieningen Gemeente Wijdemeren. College van burgemeester en wethouders

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet.

VERORDENING SOCIAAL MEDISCHE INDICATIE KINDEROPVANG LAARBEEK 2014

Onderwerp Wijziging Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen met betrekking tot compensatie ouderbijdrage doelgroepouders.

VERGOEDING EIGEN BIJDRAGE KOSTEN KINDEROPVANG HILVERSUM artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Bommelerwaard (hierna te noemen Sociale Dienst Bommelerwaard);

Verordening sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang Heemstede 2013

Beleidsregels inzake tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie

Verordening Tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Groesbeek 2015

DE VERORDENING HEET NU VERORDENING WET KINDEROPVANG gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Kerkrade d.d.

gemeente Eindhoven Subsidieregeling aanvulling kinderopvangtoeslag

Beleidsregels tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang Gemeente Súdwest-Fryslân

VERORDENING SOCIAAL MEDISCHE INDICATIE KINDEROPVANG HELMOND 2011

Raadsvoorstel agendapunt

De Verordening Wet kinderopvang 2014 gemeente Hellevoetsluis

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

Verordening Artikel 1 Begripsbepalingen

Verordening Wet Kinderopvang Gemeente Echt-Susteren 2006

Specifieke subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Overbetuwe 2014

Doelgroepen die recht hebben op een tegemoetkoming voor kinderopvang 'Aangewezen' doelgroepen

b. In het eerste lid, onderdeel l, wordt bij besluit als bedoeld in artikel 21 vervangen door: bij besluit als bedoeld in artikel 20.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Afdeling Samenleving Richtlijn 3.7 en KINDEROPVANG

Raadsnota. Aan de gemeenteraad,

Regeling tegemoetkoming kosten kinderopvang

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

* * Beleidsregels kinderopvang gemeente Waalwijk 2013 D

Algemene toelichting. Artikelsgewijze toelichting

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bökiñädf *) bij sociaal medische indicatie. Beleidsregels. Tegemoetkom i ng ki nderopva n g. Reg. nr. : l-52/2076/ 137 7

B en W. nr d.d

Gelet op de artikelen 1.7, derde en vierde lid, 1.8, eerste lid, en 1.9 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Evaluatie Nadere Regels subsidie aanvulling kinderopvangtoeslag + begeleiding kinderopvangklanten

Ontwerpbesluit. De raad van de gemeente Kerkrade;

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG GEMEENTE HOUTEN

Besluit van (datum) tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul; nr. verordening en beleidsregel Kinderopvang,

Gemeenteblad Nijmegen. Jaartal / nummer 2007 / 139. Naam Beleidsregels Wet Kinderopvang (2007) Publicatiedatum 28 november 2007.

Kabinetsplannen: informatie voor werkende ouders

1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder

Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang gelet op artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp);

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Toelichting. Algemeen. Verbeteren positie arbeidsmarkt arbeidsgehandicapten

Gelet op de artikelen 1.6, zevende lid, 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 1 ;

Verordening individuele studietoeslag gemeente Westland 2017

BELEIDSREGELS TEGEMOETKOMING KINDEROPVANGTOESLAG DEURNE Gelet op artikel 1.13 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (WK)

Beleidsregels inzake tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Dongen 2012

Toelichting Toeslagenverordening WWB gemeente Rijssen-Holten 2013

Gemeente Den Haag BELEIDSREGEL TEGEMOETKOMING KOSTEN KINDEROPVANG VOOR OUDERS MET EEN SOCIAAL MEDISCHE INDICATIE

Beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang 2013

Besluit nr.: Onderwerp: Verordening sociaal-medische indicatie kinderopvang Albrandswaard

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Renkum 2015

Verordening kinderopvang op sociaal-medische indicatie Bloemendaal De raad van de gemeente Bloemendaal;

de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang

Tegemoetkoming kinderopvangkosten sociaal medische indicatie

Betreft : RAADSVOORSTEL - Vaststelling Verordening langdurigheidstoeslag

AANVRAAGFORMULIER TEGEMOETKOMING KOSTEN KINDEROPVANG SOCIAAL MEDISCHE INDICATIE Geachte ouder(s),

Verordening langdurigheidstoeslag WWB gemeente Kaag en Braassem 2012.

Tijdelijke regels aanscherping Wet Werk en Bijstand

AANVRAAGFORMULIER TEGEMOETKOMING KOSTEN KINDEROPVANG SOCIAAL MEDISCHE INDICATIE Geachte ouder(s),

1. Wie krijgt kinderopvangtoeslag?

Officiële naam regeling Verordening Individuele Studietoeslag Participatiewet Breda 2015

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Castricum 2015

Beleidsregel gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 4.2 Maastricht-Heuvelland 2015

Verordening Sociaal Medische Indicatie 2019 gemeente Beverwijk Documentnummer INT

Verordening individuele studietoeslag Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard 2015

b e s l u i t : vast te stellen de Regeling tegemoetkoming sociaal-medische kinderopvang Oldenzaal:

"VERORDENING INDIVIDUELE STUDIETOESLAG 2015".

Gezien van voorstel van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2014 met overneming van de daarin vermelde motieven;

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Betreft: Vaststellen Verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Tynaarlo 2015

Transcriptie:

Notitie Wet Kinderopvang 0

Inhoudsopgave: 2. Inleiding 2. De huidige verordening Kinderopvang. 3. Wijziging in de Wet Kinderopvang. 6. Budgettaire gevolgen. 6. Gegevensuitwisseling met de Belastingdienst. 8. De begeleiding van de klant. 9. Kinderopvang op sociaal medische indicatie ( SMI kinderopvang) 10. De wijzigingen: kort samengevat. 11. Beleidsvoorstellen inzake extra tegemoetkomingen in de kinderopvang. 16. Voorgesteld beleid kinderopvang o.g.v. sociaal medische indicatie (SMI Kinderopvang) 17. Eigen aandeel in de kosten van kinderopvang in relatie tot bijzondere bijstand en de minimaregelingen. 1

Inleiding: De kinderopvang is geregeld in de Wet kinderopvang. Deze wet zorgt ervoor dat ouders de zorg voor kinderen met hun werk kunnen (blijven) combineren. In de wet zijn regels vastgelegd over de kwaliteit en financiering van kinderopvang. De wet regelt dat ouders zelf voor kinderopvang moeten zorgen en een overeenkomst moeten sluiten met de instelling die de kinderen opvangt. Daarnaast regelt de wet dat de kosten van kinderopvang door ouders, werkgever en het Rijk ( via de Belastingdienst) gedeeld worden. De hoogte van de tegemoetkoming van het Rijk aan ouders is afhankelijk van het gezamenlijk inkomen, het aantal uren opvang, het aantal kinderen en de soort kinderopvang. Voor sommige ( gemeentelijk gerelateerde) doelgroepen fungeert de gemeente als werkgever en betaalt de gemeente het ontbrekende werkgeversdeel. De wet kinderopvang geldt alleen voor formele kinderopvang dat wil zeggen: - dagopvang in een kinderdagverblijf voor kinderen van 0 tot 4 jaar; - buitenschoolse opvang voor basisschoolkinderen; - opvang in crêches en - opvang door gastouders via een gastouderbureau. Kosten voor opvang buren, familie of vrienden worden niet vergoed. Ook kosten voor opvang in peuterspeelzalen en overblijven op school worden niet vergoed. Verordening Wet kinderopvang Artikel 25 van de Wet kinderopvang bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent de tegemoetkoming. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroep doen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. Tot de doelgroep behoren: - uitkeringsgerechtigden die gebruik maken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling; - inwoners die een inburgeringsvoorziening volgen; - studerenden en - inwoners die kinderopvang nodig hebben op grond van een sociaal medische indicatie. De regels in de verordening hebben betrekking op de verlening, de voorschotverstrekking en de vaststelling van de tegemoetkoming. De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht. 2

Wijziging in de Wet kinderopvang per 1 januari 2013 Aanleiding: Terwijl het aantal kinderen in de kinderopvang de laatste jaren meer dan verdubbeld is, zijn de overheidsuitgaven aan kinderopvangtoeslag verdrievoudigd. De economische crisis en oplopende begrotingstekorten maken hervormingen en bezuinigingen noodzakelijk. Het kabinet heeft als doelstelling om in 2015 de overheidsfinanciën op orde te hebben. Net zoals bij de andere kindregelingen zijn er in de kinderopvang maatregelen nodig om op de uitgaven te sturen. In 2012 zijn al een aantal maatregelen binnen de kinderopvangtoeslag doorgevoerd ( een verhoging van de ouderbijdrage met 16,25% en de koppeling van kinderopvanguren aan de gewerkte uren van de minstverdienende partner) Om aanvullende maatregelen in 2013 mogelijk te maken is de Wet kinderopvang op een aantal technische punten aangepast. Voor 2013 moet 205 miljoen worden bezuinigd. De bezuinigingen komen erop neer dat mensen met een gezamenlijk inkomen van ongeveer 118.000 en hoger, vanaf 2013 geen kinderopvangtoeslag meer ontvangen voor hun eerste kind. Ook wordt voor iedereen de vaste voet in de kinderopvangtoeslagentabel inkomensafhankelijk. Omdat gemeenten niet beschikken over de vereiste inkomensgegevens, wordt uitbetaling van de volledige toeslag voor doelgroepouders ( inburgeraars, studenten, tienermoeders of klanten met een re-integratietraject, totaal ca. 30.000) vanaf 2013 door de Belastingdienst gedaan. Overzicht wat een gezin maandelijks moet betalen aan kinderopvang. Uitgegaan wordt van de uitgaven in euro s per maand bij 2 dagen dagopvang voor 2 kinderen onder de 4 jaar. Verzamelinkomen 2011 2012 2013 Minimum 19.000 67 88 103 Modaal 35.000 116 153 168 Wijziging per 1 januari 2013 Met de wetswijziging is het volgende geregeld: Er wordt een grondslag gecreëerd om het recht op het aantal uren kinderopvangtoeslag voor doelgroepouders te koppelen aan het traject naar werk. Er wordt een grondslag gecreëerd om de bestaande vaste voet af te kunnen bouwen en een inkomensafhankelijke eigen bijdrage per gezin mogelijk te maken. De uitvoering van het uitkeren van de vaste voet voor doelgroepouders, nu uitgevoerd door gemeentes en het UWV gaat over naar de Belastingdienst/Toeslagen. De gehele uitvoering van de kinderopvangtoeslag komt daarmee voor rekening van de Belastingdienst/Toeslagen. De extra toelage die gemeenten uitkeren boven de kinderopvangtoeslag, aan de hand bij regeling vastgestelde percentages ( het zogenaamde KOA-kopje), wordt gewijzigd. Het vaststellen van de percentages wordt een beleidsvrijheid van individuele gemeenten. 3

Koppeling kinderopvangtoeslag aan participatietraject voor doelgroepouders In 2012 was voor werkende ouders de kinderopvangtoeslag gekoppeld aan de gewerkte uren van de minst werkende partner. Voor doelgroepouders gold in 2012 de koppeling van kinderopvangtoeslag aan het aantal benodigde uren nog niet. Dat betekende dat doelgroepouders gedurende het gehele jaar recht op kinderopvangtoeslag hadden, ook als zij slechts 1 maand aan een traject naar werk deelgenomen hadden. Om de financiële middelen voor de kinderopvangtoeslag zo doelmatig mogelijk in te zetten wordt ook voor de doelgroepouders de kinderopvangtoeslag beperkt tot de maanden waarin men daadwerkelijk aan een traject naar werk deelneemt. Daarmee wordt er een grondslag gecreëerd om het recht op kinderopvangtoeslag te koppelen aan het aantal uren naar een traject naar werk zoals de urenkoppeling voor werkenden. Vanwege de forse ingreep in de uitvoeringssystematiek die dat met zich meebrengt, zal de urenkoppeling voor doelgroepouders gefaseerd worden ingevoerd. Per 2013 zal via het besluit kinderopvangtoeslag de omvang van het recht van doelgroepouders worden beperkt. Alleen in de maanden waarin daadwerkelijk een traject naar werk wordt gevolgd bestaat er nog recht op kinderopvangtoeslag. Ongeacht het gebruik van kinderopvang bouwt de doegroepouder per maand 230 uur aan toeslagrechten op. Dat betekent dat een ouder die minder dan het maximale aantal uren kinderopvang per maand gebruikt, een buffer opbouwt voor de maanden na afloop van het traject. De opgebouwde rechten zijn overigens in hetzelfde jaar te gebruiken, Later zal bij algemene maatregel van bestuur invulling worden gegeven aan de koppeling van het aantal uren van een traject naar werk aan het aantal uren dat dit recht geeft op kinderopvangtoeslag. Het creëren van een grondslag voor het afbouwen van de bestaande voet en een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Onderdeel van het pakket bezuinigingsmaatregelen is het inkomensafhankelijk maken van het werkgeversaandeel in de kinderopvangtoeslag ( de zogenaamde vaste voet) vanaf 2013. Met deze wetswijziging wordt de gehele tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang opgenomen in de tabel in het Besluit KOT. Met de wetswijziging kan het Rijk naast neerwaartse aanpassingen van de toeslagentabel ook een vaste eigen bijdrage vaststellen die in mindering wordt gebracht op de kinderopvangtoeslag. De gehele uitvoering van de kinderopvangtoeslag gaat over naar de Belastingdienst De rol van de gemeenten en UWV in de uitbetaling van de kinderopvangtoeslag komt te vervallen. De ouder hoeft niet meer zowel bij de Belastingdienst/Toeslagen als de gemeente of UWV een aanvraag in te dienen maar kan voortaan bij één loket, namelijk de Belastingendienst/Toeslagen terecht. De overheveling van de vaste voet voor doelgroepouders levert efficiëntiewinst op. Vanaf 1 januari 2013 wordt de volledige kinderopvangtoeslag voor alle ontvangers op dezelfde ( inkomensafhankelijke) wijze uitgekeerd door de Belastingdienst. Om de koppeling van het recht op kinderopvangtoeslag aan het aantal uren van het traject naar werk mogelijk te maken moet de Belastingdienst informatie van de gemeenten, UWV en Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) krijgen. De Algemene wet 4

inkomensafhankelijke regelingen ( Awir) biedt voldoende grondslag voor de Belastingdienst om deze gegevens te verzamelen. Het KOA-kopje ( afkorting voor kinderopvang alleenstaande ouders) Tot 2013 was de gemeente verplicht om de kinderopvangtoeslag voor ouders in een traject naar werk aan te vullen met een door de rijksoverheid vastgesteld percentage ( 4,5% voor het eerste kind en 3,5% voor de overige kinderen). Hierdoor werden de kosten lager en hoefden ouders zelf minder bij te dragen aan de kosten voor kinderopvang. Deze extra bijdrage van de gemeente, het zogenaamde KOA-kopje, boven de vaste voet houdt wel verband met de kosten kinderopvang, maar betreft geen kinderopvangtoeslag. Het KOA-kopje wordt daarom niet overgeheveld naar de Belastingdienst/Toeslagen maar komt in aangepaste vorm terug in het nieuwe artikel 1.13 Wko. Artikel 1.13 Het college van burgemeester en wethouders kan aan een ouder als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel c, e, j, k, of l, een tegemoetkoming verstrekken in aanvulling op de kinderopvangtoeslag, zodanig dat het totaal van de kinderopvangtoeslag, zodanig dat het totaal van de kinderopvangtoeslag en de tegemoetkoming niet meer bedraagt dan de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 1.7, eerste lid. Artikel 1.6 1. Een ouder heeft voor een berekeningsjaar aanspraak op een kinderopvangtoeslag, indien de ouder in dat jaar: c. algemene bijstand, of een uitkering ontvangt op grond van de WWB, IOAW/IOAZ of de Anw, en gebruik maakt van een voorziening gericht op Arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de WWB, artikel 34, eerste lid, onder a IOAW/IOAZ die de noodzaak tot kinderopvang met zich brengt, e. de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, scholing of een opleiding volgt en met toepassing van artikel 16 of artikel 18, eerste en vierde lid, van de WWB algemene bijstand ontvangt of kan ontvangen, j. is ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4. van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000, k. behoort tot een algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie personen met een lichamelijk, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en voor wie bij besluit als bedoeld in artikel 23 is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken, l. een kind heeft ten aanzien van wie, bij besluit als bedoeld in artikel 23, is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is. k en l zijn nog niet inwerking getreden. Artikel 1.7 1. De hoogte van de kinderopvangtoeslag is afhankelijk van: a. de draagkracht, en b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door: 5

1. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar, 2. de voor de kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en 3. de soort kinderopvang. 2. De uurprijs die bij de hoogte van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen gaat een bij algemene maatregel van bestuur niet te boven. Dat bedrag kan per soort kinderopvang verschillend worden vastgesteld. De gemeente kan de extra bijdrage verstrekken, maar is daartoe niet verplicht. Het verstrekken van de extra bijdrage is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders, dat daarvoor zelf beleid maakt. Het past bij de doelstelling van de rijksoverheid om meer beleidsvrijheid bij gemeenten te creëren. Dit maakt ook maatwerk mogelijk zoals dit past op het terrein van re-integratie. Voor het KOA-kopje is in 2005 een bedrag van 4,8 miljoen in het Gemeentefonds gestort. ( voor Meppel is dit omgerekend 7.983,00). Het is echter mogelijk dat er door het loslaten van de door de rijksoverheid gestelde percentages voor het KOA-kopje inkomenseffecten voor doelgroepouders optreden. Het wordt nu mogelijk voor gemeenten om meer dan nu, tot aan 100%, van de kosten van kinderopvang te vergoeden. Aan de andere kant is het ook mogelijk dat doelgroepouders geen extra toelage bovenop de kindertoeslag meer ontvangen. Het loslaten van de percentages zorgt voor meer beleidsvrijheid voor gemeenten en maakt ook maatwerk op het terrein van re-integratie mogelijk. De regering blijft hetzelfde budget beschikbaar stellen voor het aanvullen van de kinderopvangtoeslag omdat zij van mening is dat gemeenten het beste kunnen inschatten voor welke groep personen het hoogste percentage van de kinderopvangtoeslag nog niet genoeg is om kinderopvang te kunnen betalen. Budgettaire gevolgen Als gevolg van de wetswijziging zullen de uitgaven kinderopvangtoeslag voor het rijk toenemen met 40 miljoen. Dit is het budget dat aan het gemeentefonds is toegevoegd voor de uitbetaling van het werkgeversdeel voor doelgroepouders. Omdat de rol van gemeenten en UWV in de uitbetaling van de kinderopvangtoeslag is komen te vervallen, zal het eerder toegekende budget voor de uitkeringslasten weer uit het Gemeentefonds worden gehaald. Voor Meppel gaat het dan om een bedrag van 66.532. Voor de Belastingdienst leidt deze maatregel niet tot extra uitvoeringskosten. Voor het KOA kopje blijft een bedrag van 4,8 miljoen in het Gemeentefonds gestort. Gegevensuitwisseling met de Belastingdienst Verklaring doelgroepouder De gemeente moet een verklaring afgeven voor de doelgroepouder die deelneemt aan een traject naar werk. De ouder dient zelf de aanvraag bij de Belastingdienst in. De doelgroepouder moet een officieel document van de gemeente kunnen overleggen waaruit blijkt dat de ouder doelgroepouder is. Dit kan een doelgroepverklaring zijn, maar ook een gemeentelijke beschikking. Deze verklaring/beschikking is voor de Belastingdienst leidend tot de eerstvolgende gegevensset van de gemeente door de Belastingdienst wordt ontvangen. Als er tussentijds iets wijzigt in de duur van het traject moet de verklaring / beschikking worden ingetrokken en moet de doelgroepouder een nieuwe verklaring ontvangen. 6

In de verklaring staan de volgende gegevens opgenomen: BSN Startdatum re-integratietraject Einddatum re-integratietraject Informatieplicht Gemeente Iedere gemeente moet via het Inlichtingenbureau per kwartaal ( op 1 januari, 1 april,1 juli en 1 oktober) informatie verstrekken aan de Belastingdienst. De gemeente meldt wie de doelgroepouder is en welke periode deze ouder deelneemt aan een traject naar werk. Het gaat om de volgende gegevens: 1. Gemeentecode: het 4-cijferige gemeentenummer is gebaseerd op de CBS- Codelijst Nederlandse gemeenten en bevat de code van de gemeente die het re- Integratietraject bekostigt en uitvoert dan wel uitbesteedt. 2. BSN van de doelgroepouder. 3. Registratienummer van het traject, het unieke nummer dat door de gemeente aan één traject wordt toegekend. Eén BSN kan meerdere trajecten hebben die elk afzonderlijk kenbaar gemaakt worden. 4. Datum aanvang traject: de datum per wanneer de eerste voorziening gericht op arbeidsinschakeling binnen een traject, wordt ingezet. 5. Datum einde traject: de datum per wanneer de gemeente alle reintegratieactiviteiten voor de klant besluit te bede datum per wanneer de gemeente alle re-integratieactiviteiten voor de klant besluit te beëindigen. Optioneel, dit veld kan leeg zijn wat betekent dat het traject nog loopt. De eerste aanlevering van een bestand vindt plaats in januari 2013 over de dan lopende trajecten van doelgroepouders ( einddatum ligt na 1 januari 2013). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de juiste registratie, de informatielevering aan de Belastingdienst en begeleiding van de doelgroep bij het aanvragen van de toeslag bij de Belastingdienst. Ook moet de doelgroep inzage hebben in de gegevens die uitgewisseld worden. Van gemeenten wordt uitdrukkelijk gevraagd aandacht te besteden voor het grondig inregelen van het proces van het correct en actueel registreren van de gegevens van de doelgroepouders. Voor de juiste uitbetaling van de kinderopvangtoeslag is de Belastingdienst afhankelijk van de informatievoorziening van de gemeente. Het niet correct en actueel registreren van de informatie kan doelgroepouders voor financiële problemen plaatsen. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het tijdig aanleveren van de bestanden bij het Inlichtingenbureau. Het Inlichtingenbureau zal dit niet bij gemeenten afdwingen. Het vraagt van de gemeenten ook alertheid om cliënten in een re-integratietraject te wijzen op de mogelijkheden van het (tijdig) aanvragen van kinderopvangtoeslag. Er bestaat recht op kinderopvangtoeslag vanaf de maand waarin de toeslag wordt aangevraagd en de maand ervoor. Ook bij beëindiging van het traject moet de gemeente er op toezien dat deze doelgroepouder de Belastingdienst hierover informeert. Zowel de start- én de einddatum van traject moet geregistreerd staan. 7

Met een open einddatum spreidt de Belastingdienst de betaling van de kinderopvangtoeslag namelijk over het gehele jaar. De begeleiding van de klant De klant kan voor zijn aanvraag kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst. De doelgroep waar het hier om gaat zal in meer of mindere mate vragen om begeleiding bij die aanvraag. De klantmanager zal de klant moeten wijzen op het feit dat hij behoort tot de doelgroep en een aanvraag in moet dienen voor kinderopvangtoeslag. En dat moet ook vooral tijdig plaatsvinden, omdat de Belastingdienst niet verder dan 1 kalendermaand teruggaat bij de toekenning. Omdat de gegevens bij de gemeente bepalend zijn voor de beslissing van de Belastingdienst is het noodzakelijk dat de gemeente de doelgroepouder ook inzage geeft in die registratie. De gemeente zal dan ook aandacht moeten hebben voor de wijze waarop de Belastingdienst de klant betaalt en de klant daarin zo goed mogelijk moet begeleiden. Gangbaar is dat de Belastingdienst aan het begin van het jaar het voorschotbedrag vaststelt voor het gehele jaar en dat deelt door het aantal maanden. Als de gemeente een traject doorgeeft met een open einde datum spreid de Belastingdienst de betaling over de maanden die in dat jaar nog resteren. Als de gemeente op voorhand de aanvang- en einde datum van het traject weet en ook doorgeeft in de gegevensuitwisseling dan zal de betaling, mits tijdig aangevraagd, plaatsvinden in de maanden waarin het traject loopt en ook de kinderopvang wordt genoten. Om het ontstaan van schulden te voorkomen moeten mutaties in het traject direct door de klant gemeld worden bij de Belastingdienst. Afhankelijk van de snelheid en de wijze waarop de Belastingdienst hier mee om gaat, kan de doelgroepouder te maken krijgen met het ontstaan van grote of minder grote financiële (tijdelijke) tegenvallers die vanwege het inkomen op bijstandsniveau niet zelf kan worden opgevangen. Schulden of de kans daarop zijn ernstige belemmeringen voor het slagen van een traject en het uitstromen naar werk. De gemeente heeft ook een zorgplicht voor klanten en daarbij behoort ook het voorkomen van schulden. 8

Kinderopvang op sociaal medische indicatie ( SMI kinderopvang) Gemeenten mogen vanaf 2005 naar eigen inzicht ouders met sociaal medische problematiek ondersteunen bij het gebruik van kinderopvang ( dit wijzigt niet per 1 januari 2013). Het gaat om: De ouder met een lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijke of psychische beperking. De ouder van een kind dat op grond van sociaal medische problemen kinderopvang nodig heeft voor een goede gezonde ontwikkeling van dat kind. In de Wet kinderopvang staan een aantal artikelen die betrekking hebben op de doelgroep met een sociaal medische indicatie ( artikel 1.6 lid 1 onderdeel k en l). Deze artikelen zijn echter niet in werking getreden. Aanleiding was dat de Minister in 2004 één organisatie wilde aanwijzen voor de indicering van sociaal medische problematiek vanwege budgettaire en efficiency redenen, namelijk het CIZ. Het CIZ was hier niet klaar voor waarna SMI kinderopvang is gedelegeerd aan gemeenten. Gemeenten worden naar eigen inzicht in de gelegenheid gesteld huishoudens met sociaal medische problematiek financieel te ondersteunen voor het benodigde kinderopvanggebruik. Advies VNG 2005 De VNG adviseerde destijds om voor deze doelgroep op relatief eenvoudige wijze een ouderbijdrage vast te stellen door te kiezen voor een ouderbijdrage voor alle ouders ter hoogte van 6% van de kosten van kinderopvang. Er is een aantal argumenten om van ouders een eigen bijdrage te vragen in de kosten van kinderopvang. Ouders besparen enigszins op de kosten van levensonderhoud ( verblijf, voeding) In veel situaties waar de overheid diensten aanbiedt en meefinanciert wordt van burgers in het algemeen een eigen bijdrage gevraagd, omdat zij er in meer of mindere mate van profijt van hebben. Een eigen bijdrage verhoogt het kostenbewustzijn en hierdoor wordt een prikkel ingebouwd om het gebruik van kinderopvang te beperken en zo de kosten te kunnen beheersen. In de door de VNG voorgestelde methode wordt geen rekening gehouden met draagkracht, dit om redenen van efficiency en het gegeven dat de regeling vooralsnog voor één jaar zou gaan gelden. Het berekenen van een inkomensafhankelijke bijdrage maakt een uitgebreid onderzoek naar de inkomenssituatie en berekening van de eigen bijdrage voor en achteraf noodzakelijk. Door een vast tarief te heffen kan dit onderzoek achterwege blijven. Dit beleid is voor gemeenten administratief eenvoudig uitvoerbaar. Jurisprudentie Het gemeentebestuur hoeft de nadelige gevolgen van het niet in werking treden van de artikelen over de sociaal medische indicatie niet te compenseren. Het is niet onredelijk als ouders met een SMI kinderopvang een hogere bijdrage betalen dan ouders met kinderopvangtoeslag. Ook doet niet ter zake als de ene gemeente een lagere 9

tegemoetkoming verstrekt dan een andere gemeente. De gemeente heeft beleidsvrijheid omtrent die tegemoetkoming. Wetswijziging per 1 januari 2013 Het oude artikel 1.23 wordt vernummerd tot artikel 1.12 Wet kinderopvang: 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt op aanvraag van de ouder vast of hij of zijn partner dan wel het kind van de ouder een geïndiceerde persoon is als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid onderdeel k of l, en in welke mate uit dien hoofde, voor zover andere voorzieningen geen passender oplossing kunnen bieden, kinderopvang in de zin van deze wet noodzakelijk is. 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de ouder zijn woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek1 van het Burgerlijk Wetboek. 3. Alvorens te besluiten, wint het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang als bedoeld in het eerste lid advies in van een onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid. 4. Het besluit van burgemeester en wethouders vermeldt de geldigheidsduur van de indicatie. 5. Het college van burgemeester en wethouders kan periodiek herindicatie verrichten van personen als bedoeld in het eerste lid. De herindicatie vindt plaats overeenkomstig het derde lid. 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen: a. nadere regels worden gesteld met betrekking tot de krachtens dit artikel aan de gemeente opgedragen taken en de wijze van uitoefening daarvan; b. organisaties als bedoeld in het derde lid worden aangewezen, waarbij tevens regels kunnen worden gesteld omtrent de door de organisatie te hanteren werkwijze. Budgettering en gemeentelijk beleid SMI kinderopvang wordt door het rijk vergoed door een storting van 28 miljoen in het gemeentefonds. Voor de gemeente Meppel gaat het dan om een bedrag van 46.572,00. De storting in het gemeentefonds wordt aangemerkt als een algemene uitkering, waaraan geen voorwaarden of beperkingen worden gesteld bij de vormgeving van het gemeentelijk beleid. De beleidsvrijheid wordt begrensd door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het betreft hier geen geoormerkt budget. Gemeenten hoeven over de (rechtmatige) besteding van deze middelen uit het gemeentefonds geen verantwoording af te leggen aan het rijk. De wijzigingen kort samengevat Vanaf 1 januari 2013 is de Wet kinderopvang op een aantal punten gewijzigd. Ouders die gebruik maken van kinderopvang kunnen nu bij één instantie terecht t.w. de Belastingdienst. Een uitzondering hierop zijn ouders die kinderopvang nodig hebben op grond van een Sociaal Medische Indicatie (SMI). De gemeente blijft voor deze groep verantwoordelijk. Een belangrijke taak die de gemeente krijgt is de informatieplicht aan de Belastingdienst. Dit loopt via het Inlichtingenbureau en is een belangrijk punt voor 10

een goede uitvoering van de kinderopvangtoeslag. Daarnaast kan de gemeente aan doelgroepouders, die benoemd zijn in de wet een extra tegemoetkoming verstrekken. De kinderopvangtoeslag is namelijk niet kostendekkend. Ook ouders met lage inkomens zijn een eigen bijdrage verschuldigd wanneer gebruik wordt gemaakt van kinderopvang. Beleidsvoorstellen inzake extra tegemoetkomingen in de kinderopvang Zoals in de notitie al is aangegeven kan aan doelgroepouders een tegemoetkoming worden verstrekt in aanvulling op de kinderopvangtoeslag. Dit is geregeld in artikel 1.13 Wet kinderopvang. Het betreft een kanbepaling, de gemeente is derhalve niet verplicht een dergelijke tegemoetkoming te verstrekken. Budgettaire overwegingen zouden hieraan ten grondslag kunnen liggen. Het niet toekennen van een extra tegemoetkoming is in strijd met het huidige beleid, kan inschakeling in arbeid belemmeren en is uit sociaal oogpunt onrechtvaardig. Tot de doelgroepouders ( artikel 1.6 Wet kinderopvang) behoren: 1. ouders die via de gemeente een traject volgen gericht op arbeidsinschakeling, waarbij kinderopvang noodzakelijk is. 2. tienermoeders jonger dan 18 jaar die nog naar school gaan en bijstand ontvangen of kunnen ontvangen. 3. ouders die studeren en studiefinanciering ontvangen of een tegemoetkoming krijgen volgens de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten. 1. Ouders die via de gemeente een traject volgen gericht op arbeidsinschakeling. Huidig beleid (2012): Vanuit het re-integratiebudget worden de volledige kosten kinderopvang minus de kinderopvangtoeslag vergoed. Ter verduidelijking 2 voorbeelden. Een oudergezin met 2 kinderen volgt gedurende 4 dagen per week een traject ( benodigde kinderopvang: dagopvang 140 uur en buitenschoolse opvang 40 uur per maand). De kosten die hiervoor in rekening worden gebracht zijn resp. 7,50 en 7,00 per uur Het toetsingsinkomen is 18.023 (minimum) en de maximale uurtarieven die gelden zijn: 6,36 resp. 5,93 Totale kosten 140 x 7,50+ 40 x 7,00= 1.330 11 Een eenoudergezin met 1 kind volgt gedurende 2 dagen per week een traject ( benodigde kinderopvang: 80 uur per maand dagopvang per maand) De kosten die hiervoor in rekening worden gebracht zijn 7,50 per uur. Het toetsingsinkomen is 18.023 (minimum). Het maximale uurtarief is 6,36 Totale kosten 80 x 7,50 = 600 Kinderopvangtoeslag: 841,00 per maand Kinderopvangtoeslag : 376,00 Het eigen aandeel is 1.330,00 841,00= 489,00 Uitleg eigen aandeel: hierin is begrepen het werkgeversdeel ( 1/6 deel), het verschil tussen de werkelijke kosten per uur en het maximale uurtarief en de eigen bijdrage die ook verschuldigd is bij een minimum inkomen Het eigen aandeel is 600,00 376,00= 224,00 Uitleg eigen aandeel: hierin is begrepen het werkgeversdeel ( 1/6 deel, het verschil tussen de werkelijke kosten per uur en het maximale uurtarief en de eigen bijdrage die ook verschuldigd is bij een minimum inkomen.

Beleid gemeente: de gemeente betaalt vanuit het re-integratiebudget 489,00 per maand Beleid gemeente betaalt van uit het reintegratiebudget 224,00 per maand. In 2013 wijzigt zoals in de notitie al is aangegeven de kinderopvangtoeslag. Het werkgeversdeel vervalt en de Belastingdienst betaalt de volledige kinderopvangtoeslag ( een loket), de eigen bijdragen zijn in 2013 verhoogd. Ter verduidelijking dezelfde twee voorbeelden als hierboven. Een oudergezin met 2 kinderen volgt gedurende 4 dagen per week een traject ( benodigde kinderopvang: dagopvang 140 uur en buitenschoolse opvang 40 uur per maand). De kosten die hiervoor in rekening worden gebracht zijn resp. 7,50 en 7,00 per uur Het toetsingsinkomen is 18.023 (minimum) en de maximale uurtarieven die gelden zijn: 6,46 resp. 6,02 Totale kosten 140 x 7,50+ 40 x 7,00= 1.330 Kinderopvangtoeslag: 1.030,00 per maand Het eigen aandeel is 1.330,00 1.030,00 = 300,00 per maand Uitleg eigen aandeel: hierin is begrepen het verschil tussen de werkelijke kosten per uur en het maximale uurtarief en de eigen bijdrage die ook verschuldigd is bij een minimum inkomen Een eenoudergezin met 1 kind volgt gedurende 2 dagen per week een traject ( benodigde kinderopvang: 80 uur per maand dagopvang per maand) De kosten die hiervoor in rekening worden gebracht zijn 7,50 per uur. Het toetsingsinkomen is 18.023 (minimum). Het maximale uurtarief is 6,46 Totale kosten 80 x 7,50 = 600 Kinderopvangtoeslag : 460,00 per maand Het eigen aandeel is 600,00 460,00 = 140,00 per maand Uitleg eigen aandeel: hierin is begrepen het verschil tussen de werkelijke kosten per uur en het maximale uurtarief en de eigen bijdrage die ook verschuldigd is bij een minimum inkomen. De gemeente heeft beleidsvrijheid om in de situaties zoals hierboven staan omschreven een aanvullende tegemoetkoming te verstrekken. Het gaat dan om uitkeringsgerechtigden die een traject volgen gericht op arbeidsinschakeling. Optie 1: de gemeente verstrekt geen aanvullende tegemoetkoming. In de situaties zoals hierboven omschreven, is het eigen aandeel in de kosten: Voor een ouder met 2 kinderen in de opvang ( 140 uur dagopvang en 40 uur buitenschoolse opvang Voor een ouder met 1 kind in de opvang ( 80 uur dagopvang) 300,00 per maand eigen aandeel 140,00 per maand eigen aandeel Redelijkerwijs mag er vanuit worden gegaan dat uitkeringsgerechtigden onvoldoende financiële ruimte hebben om het eigen aandeel in de kosten kinderopvang te betalen. 12

Los van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden om zich in te spannen zelf in hun onderhoud te voorzien cq deel te nemen aan trajecten die gericht zijn op arbeidsinschakeling kan van hen niet verwacht worden zelf een eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang te betalen variërend van 140,00 tot 300,00 per maand. Optie 2: de gemeente verstrekt een tegemoetkoming en hanteert daarbij de maximale uurtarieven zoals die in de Wet kinderopvang gelden. Voor 2013 voor dagopvang 6,46 en buitenschoolse opvang 6,02 Voor een ouder met 2 kinderen in de opvang ( 140 uur dagopvang en 40 uur buitenschoolse opvang Voor een ouder met 1 kind in de opvang ( 80 uur dagopvang) 184,80 per maand eigen aandeel 83,20 per maand eigen aandeel Het eigen aandeel is het verschil tussen het uurtarief dat de kinderopvanginstelling in rekening brengt en het maximale uurtarief dat geldt volgens de Wet kinderopvang geldt. In de praktijk blijkt dat kinderopvanginstellingen hogere tarieven hanteren dan de wettelijk vastgestelde tarieven volgens de Wet kinderopvang. Voor ouders met een inkomen op bijstandsniveau blijft het een forse uitgave die redelijkerwijs niet uit het inkomen betaald kan worden. Optie 3: de gemeente verstrekt een tegemoetkoming en gaat daarbij uit van de tarieven zoals die door de kinderopvangstelling gehanteerd worden. Het kan daarbij gaan om dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang. Deze optie sluit aan bij het huidige beleid, waarbij het volledige eigen aandeel vanuit het re-integratiebudget betaald wordt. Er is dan geen beletsel een traject te volgen, wanneer daarnaast kinderopvang nodig is. Bij dezelfde aantallen en het aantal uren kinderopvang zullen de kosten lager zijn omdat het werkgeversdeel vanaf 2013 uitbetaald wordt door de Belastingdienst. Voorstel 1: het volledige eigen aandeel in de kosten van kinderopvang van uitkeringsgerechtigden die een traject volgen gericht op arbeidsinschakeling betalen uit het re-integratiebudget. ( artikel 26 van de re-integratieverordening). Tot de kosten worden ook gerekend eventuele overblijfkosten op school. 1.a Uitkeringsgerechtigden die part-time werkzaamheden verrichten en kinderopvang nodig hebben. Uitgangspunt is dat uitkeringsgerechtigden voor zover mogelijk zelf in hun eigen onderhoud voorzien. Werk staat daarbij voorop. Het is echter niet altijd mogelijk om een volledige dienstbetrekking te vinden of het aantal uren uit te breiden. Ook kan het zijn dat een volledige baan gezin de belastbaarheid van de betrokkene voorlopig niet aan de orde is. Het kan zijn dat de betrokkene gedurende de uren dat gewerkt wordt kinderopvang nodig is. Hiervoor kan een beroep worden gedaan op de kinderopvangtoeslag. Zoals in deze notitie al is aangegeven zal de betrokkene een eigen aandeel verschuldigd zijn. Dit draagt zeker niet bij aan arbeidsinschakeling. Een 13

eventuele vrijlating cq premie die men ontvangt in verband met het aanvaarden van een part-time baan zou daarmee teniet worden gedaan. Het huidige beleid is dat het eigen aandeel in de kosten kinderopvang vanuit het re-integratiebudget wordt betaald. Voorstel 2: het volledige eigen aandeel in de kosten van kinderopvang van uitkeringsgerechtigden die part-time werkzaamheden verrichten betalen uit het reintegratiebudget ( artikel 26 van de verordening). Tot de kosten worden ook gerekend eventuele overblijfkosten op school. 2. Tienermoeders jonger dan 18 jaar die nog onderwijs volgen en bijstand ontvangen. In de praktijk komen dergelijke situaties nauwelijks voor. Personen jonger dan 18 jaar hebben geen zelfstandig recht op bijstand. Ouders zijn voor hen financieel verantwoordelijk. Bijstand is slechts mogelijk indien er sprake is van zeer dringende redenen, bijvoorbeeld ouders zijn overleden. Ten behoeve van het kind is wel bijstand mogelijk, omdat grootouders daarvoor niet financieel verantwoordelijk zijn. Opvang van het kind wordt dan ook meestal binnen het gezin opgelost. Belangrijk is wel dat tienermoeders hun opleiding afmaken en mocht daarvoor kinderopvang nodig zijn, dan ligt het voor de hand dat maatwerk wordt aangeboden en dat voor de kosten van kinderopvang bijzondere bijstand wordt verstrekt. Voorstel 3: ten aanzien van tienermoeders kiezen voor maatwerk, indien er binnen het gezin geen oplossingen ( oppassen door grootouders) is bijzondere bijstand voor het eigen aandeel in de kosten voor kinderopvang mogelijk. 3. Ouders die studeren, WSF ontvangen en kinderopvang nodig hebben. Met de aanscherping van de Wet werk en bijstand geldt ten aanzien van jongeren tot 27 jaar dat zij geen recht hebben op algemene bijstand wanneer zij uit s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen. Dit heeft ertoe geleid dat een aantal uitkeringen zijn beëindigd en een aantal aanvragen van jongeren zijn beëindigd, omdat zij konden terugkeren naar school of nog een vervolgopleiding konden volgen. De aanscherping heeft geleid tot een besparing op de uitgaven. Onder de jongeren zijn ook een aantal eenoudergezinnen. Voor wat betreft het inkomen zijn studerenden aangewezen op de Wet studiefinanciering. De hoogte van de studiefinanciering is o.a. afhankelijk of men inwonend of uitwonend is, ook de vorm van onderwijs is van belang. Een deel van de studiefinanciering wordt verstrekt in de vorm van een lening, die later terugbetaald moet worden. Eenoudergezinnen en gehuwden kunnen een toeslag krijgen resp. de eenoudertoeslag en de partnertoeslag. In de Wet werk en bijstand zijn vaste normbedragen voor levensonderhoud opgenomen. De in aanmerking te nemen te nemen inkomsten voor eenoudergezinnen zijn: Omschrijving 14 Hoger onderwijs: inwonend p.m. Hoger onderwijs: uitwonend p.m. Beroepsonderwijs Inwonend p.m. Beroepsonderwijs Uitwonend p.m. WSF 618,29 813,29 472,89 667,89 Eenoudertoeslag 456,36 456,36 456,36 456,36

Totaal 1.074,65 1.269,65 929,25 1.124,25 Bijstandsnorm * 1.057,57 1.189,76 1.057,57 1.189,76 Surplus/ negatief 17,08 + 79,89 + 128,32-65,51- Ter vergelijking is uitgegaan van de bijstandsnorm van eenoudergezinnen van 21 jaar en ouder. De bijstandsnorm voor eenoudergezinnen van 18,19 en 20 jarigen is beduidend lager t.w. 492,78 per maand. De reden hiervan is dat ouders financieel onderhoudsplichtig zijn t.o.v. kinderen tot zij de leeftijd van 21 jaar bereiken. De Wet studiefinanciering wordt gezien als een passende voorliggende, een aanvulling tot de van toepassing zijn de bijstandsnorm is niet mogelijk o.g.v. de Wet werk en bijstand (artikel 13 lid 2 sub c). Ook de kinderopvangtoeslag kan als een passende voorliggende voorziening worden aangemerkt. De kinderopvangtoeslag is zoals al eerder is aangegeven niet kostendekkend. Studerenden die kinderopvang nodig hebben kunnen het eigen aandeel redelijkerwijs niet uit het inkomen betalen. Er zijn 2 opties: Optie 1: geen aanvullende tegemoetkoming vertrekken, de kinderopvangtoeslag wordt gezien als een passende voorliggende voorziening. Voor: het kost de gemeente geen geld ( budgettaire overwegingen). Tegen: in sommige situaties, kan men i.v.m. het eigen aandeel dat kan variëren van 100 tot 200 per maand over een inkomen dat ruimschoots onder het bijstandsniveau ligt. Optie 2: de gemeente vergoedt onder bepaalde voorwaarden het eigen aandeel in de kosten uit de bijzondere bijstand, Voor: uit sociaal oogpunt rechtvaardig en te verdedigen, het voorkomt dat studerenden financieel in de problemen komen. Tegen: de uitgaven die ten laste komen van de bijzondere bijstand zullen licht stijgen. Het gaat namelijk om geringe aantallen ( 3 tot 5 op jaarbasis). Voorstel 4: indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, het eigen aandeel voor benodigde kinderopvang via de bijzondere bijstand vergoeden. Voorwaarden die van toepassing zijn: 1. er moet sprake zijn van een noodzaak van opvang bij kinderopvangstelling ( oplossingen zoals oppas door grootouders is niet mogelijk) 2. het aantal uren zoveel mogelijk beperken ( geen uren vergoeden om thuis ongestoord kunnen studeren, geen opvang tijdens vakanties of vrije dagen) 3. de mogelijkheid bezien of peuterspeelzaal (deels) een oplossing biedt. De hoogte van de bijzondere bijstand: Hierbij kan aangesloten worden bij het bestaande beleid ten aanzien van aanvullende bijstand voor woonkostentoeslag/huurtoeslag en zorgtoeslag. Dit houdt in dat als draagkracht 100% in aanmerking wordt genomen. Het volledige inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt dan in aanmerking 15

genomen. Hieronder valt ook het surplus voor studerenden die hoger of wetenschappelijk onderwijs volgen en eventuele bijverdienste of een stagevergoeding. Uitbetaling van de bijstand ( aanvullende tegemoetkoming): Na inlevering van een nota van de kinderopvanginstelling en beschikking van de belastingdienst Toeslagen wordt het eigen aandeel aan de ouder uitbetaald. Aan het besluit tot toekenning dient wel een aanvraag vooraf te worden gegaan. Voorgesteld beleid kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie ( SMI kinderopvang). Het gaat hier om ouders met een lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijke of psychische beperking, die kinderopvang nodig hebben. Externe opvang is nodig voor een goede gezonde ontwikkeling van dat kind. Voor dergelijke opvang is geen kinderopvangtoeslag mogelijk. De gemeente is en blijft volledig verantwoordelijk voor deze doelgroep. Het huidige beleid is als volgt: Een aanvraag wordt zoals voorgeschreven ter advisering voorgelegd aan een onafhankelijke instantie t.w. de MO-Zaak die advies uitbrengt over het te nemen besluit. Er kan dan een indicatie afgegeven om gedurende een bepaalde periode voor een aantal uren kinderopvang in te zetten. Bij de advisering wordt ook gekeken naar andere mogelijke oplossingen om in het probleem te voorzien. Uitgangspunt is dat gekozen wordt voor de adequaat goedkoopste oplossing. Kinderopvang in een kinderopvangstelling is altijd tijdelijk. Een plan van aanpak waarbij ouders op zo kort mogelijke termijn zelf weer de regie kunnen voeren is het doel. De volledige kosten van kinderopvang worden vanuit de bijzondere bijstand betaald. Er wordt geen rekening gehouden met eventuele financiële draagkracht. De gemeente heeft en had hierin beleidsvrijheid. Achteraf blijkt dat niet zoals verwacht er een landelijke regeling zou komen waarbij de kinderopvangtoeslag voor deze doelgroep overgeheveld zou worden naar de Belastingdienst. Zoals het er nu naar uit ziet zal dit voorlopig ook niet gebeuren. Er zijn een drietal opties denkbaar: Optie 1: Het huidige beleid wordt voortgezet, de volledige kosten van kinderopvang worden vergoed vanuit de bijzondere bijstand. Voor: Er hoeft geen inkomensonderzoek plaats te vinden. ( eenvoudig uitvoerbaar) Tegen: 1. Het huidige beleid is in strijd met het beleid ten aanzien van bijzondere bijstand, waarbij rekening wordt gehouden met de middelen van aanvrager. ( draagkracht). Een eigen aandeel in kinderopvangtoeslag verschilt bijvoorbeeld niet van een situatie waarbij een eigen bijdrage in het kader van de AWBZ of Wmo. 2. Werkenden die in dezelfde financiële positie verkeren zijn wel een eigen aandeel verschuldigd. 3. Het is algemeen gebruikelijk dat voor voorzieningen die worden aangeboden een eigen bijdrage verschuldigd is. 4. De uitgaven zijn hoger dan in situaties waarbij een eigen bijdrage in rekening gebracht wordt. 16

Optie 2: Aanvragen worden afgehandeld als aanvragen bijzondere bijstand, waarbij de draagkrachtbepalingen zoals die bij bijzondere bijstand gelden onverkort worden toegepast. Dat wil zeggen het surplus aan vermogen ( vermogen boven de vrijlatingsgrens wordt volledig in aanmerking genomen) en bij het inkomen vanaf 120% gelden de draagkrachtbepalingen. Voor: 1. Het past binnen de huidige systematiek dat voor bijzondere uitgaven rekening wordt gehouden met de eigen middelen van aanvrager. ( eenduidigheid in de uitvoering). 2. De uitgaven zullen dalen omdat er in situaties waarbij er sprake is van draagkracht een eigen bijdrage verschuldigd is cq aanvragen kunnen worden afgewezen omdat zelf in de kosten kan worden voorzien. Tegen: 1. In situaties waarbij er voldoende middelen zijn om de kosten kinderopvang zelf te betalen, bijvoorbeeld een surplus aan vermogen kan afgezien worden van kinderopvang. Het kind is dan de dupe en wordt belemmerd in een gezonde ontwikkeling. Dit is een zwaarwegend argument. 2. De uitvoering is lastiger ( zoals situaties waarbij er sprake is van een eigen woning met een overwaarde, hoger dan de vermogensgrens). Optie 3: Aanvragers van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie worden gelijkgesteld met werkenden die kinderopvang nodig hebben. De hoogte van de gemeentelijke tegemoetkoming is gelijk aan de kinderopvangtoeslag, berekend aan de hand van een proefberekening Toeslagen belastingdienst. Onder de restrictie dat aanvrager na betaling van het eigen aandeel moet kunnen blijven beschikken over een inkomen op bijstandsniveau. Aanvragers met een laag inkomen zijn dan ook geen eigen aandeel verschuldigd. Voor: 1. Rechtvaardig ten opzichte van werkenden die in dezelfde financiële positie verkeren. 2. Het is algemeen gebruikelijk dat voor aangeboden voorzieningen een eigen bijdrage gevraagd wordt. 3. Financieel voordeliger. 4. Het hanteren van een financiële bijdrage verhoogt het kostenbewustzijn van aanvrager. 5. Het vermogen van aanvrager is geen beletsel om toch voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen. Tegen: Uit oogpunt van aanvrager is men een eigen aandeel in de kosten verschuldigd. Voorstel 5: Bij kinderopvang op grond van medische gronden wordt een tegemoetkoming verstrekt die gelijk is aan de kinderopvangtoeslag van werkenden die in dezelfde financiële positie verkeren, met de restrictie dat aanvrager na aftrek van het eigen aandeel minimaal blijft beschikken over een inkomen op bijstandsniveau. De kosten kunnen net als nu vanuit de bijzondere bijstand worden betaald. Eigen aandeel in de kosten van kinderopvang in relatie tot bijzondere bijstand en de minimaregelingen. 17

Mensen die werken en kinderopvang nodig hebben behoren niet tot de doelgroep en hebben derhalve geen recht op een tegemoetkoming van de gemeente. Het eigen aandeel in de kinderopvang is ook voor hen van grote invloed op het feitelijk te besteden inkomen. Voor alleenstaande ouders kan dit problemen geven omdat zij in het algemeen meer uren kinderopvang nodig hebben te opzichte van gehuwden. Uitgaande van een situatie dat een alleenstaande ouder 5 dagen per week werkt tegen het minimumloon. Dan heeft zij inclusief heffingskortingen ± 1.580 per maand netto. Aan de hand van een drietal voorbeelden wordt inzichtelijk gemaakt wat de financiële gevolgen zijn. Omschrijving 1 kind in dagopvang 1 kind buitenschoolse opvang Inkomen % van de bijstandsnorm Eigen aandeel kinderopvang Besteedbaar inkomen 1.580,00 133% 1.580,00 133% 1 kind dagopvang en 1 kind buitenschoolse opvang 1.580,00 133% 280,00 70,00 335,00 1.300,00 < 110% 1.510,00 120% 1.245,00 < 110% Bijstandsnorm 1.190,00 1.190,00 1.190,00 Surplus 110,00 420,00 55,00 Uit de 3 geschetste voorbeelden blijkt dat in 2 situaties het feitelijk besteedbaar inkomen lager is dan 110% van de bijstandsnorm. Op grond van het huidig vastgesteld beleid komt men niet in aanmerking voor regelingen voor minima waarvoor een inkomensgrens geldt van 110%. Bij aanvragen bijzondere bijstand zal nog rekening worden gehouden met draagkracht. Er zijn 2 opties denkbaar: Optie 1: voor kennisgeving aannemen, de financiële gevolgen zijn het gevolg van het rijksbeleid ( verhoging van de eigen bijdragen), de gemeente heeft hier geen invloed op. Voor: het huidige beleid hoeft niet aangepast te worden. Tegen: 1. Onrechtvaardig omdat anderen die in dezelfde financiële positie verkeren wel recht hebben op de minimavoorzieningen en bijzondere bijstand volledige vergoed krijgen. 2. Werken loont niet, er dreigt een armoedeval. Optie 2 Bij de beoordeling van aanvragen voor minimaregelingen en bijzondere bijstand rekening houden met het eigen aandeel kinderopvang en uitgaan van het feitelijk besteedbaar inkomen. Voor: 1. Uit sociaal oogpunt rechtvaardig. 2. Beperkt de armoedeval 3. Het sluit aan bij het voorgenomen beleid ten aanzien van kwijtscheldingsaanvragen om rekening te houden met het eigen aandeel kinderopvang. 18

Tegen: Een lichte stijging van het aantal toekenningen* Een lichte stijging omdat in de praktijk blijkt dat de CAO lonen hoger liggen, en er sprake kan zijn van andere inkomsten zoals alimentatie. Voorstel 6: Bij het beoordelen van aanvragen voor minimaregelingen en bijzondere bijstand rekening houden met het eigen aandeel kinderopvang. Financiële paragraaf: Door de overheveling van het werkgeversdeel van de kinderopvangtoeslag naar de Belastingdienst zullen de uitgaven voor het rijk stijgen met 40 miljoen. Dit bedrag is uit het gemeentefonds gehaald. Voor Meppel gaat het dan om een bedrag van 66.532,00. Er blijft nog over in het gemeentefonds 32,8 miljoen voor eventuele toeslagen en Sociaal Medische Indicatie ( voor Meppel 54.555,00). In de begroting is geen post opgenomen waaruit de kinderopvang betaald wordt. De kosten van kinderopvang voor ouders die een traject volgen worden betaald vanuit het reintegratiebudget, de kosten. Aldus vastgesteld in de vergadering van het College van burgemeester en wethouders: Datum: De secretaris, de burgemeester, 19