AZ EURÓPAI UNIÓ BIRÓSÁGA LUXEMBOURG. ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 7 april 2016



Vergelijkbare documenten
DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV,

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 november 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

7 april Vrije Door. zeggen

Jan Sneller. DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV, ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 november 2013

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H.

Recht op vrije advocaatkeuze rechtsbijstandsverzekering

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 30 april 2002 *

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 september 2006 *

Datum van inontvangstneming : 26/02/2015

samengesteld als volgt: J. L. da Cruz Vilaça (rapporteur), kamerpresident, E. Levits, A. Borg Barthet, M. Berger en F. Biltgen, rechters,

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ZVK. ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 23 november 2006*

BESCHIKKING VAN HET HOF (Vierde kamer) 25 september 2015

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 26 april 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 *

AIDE-MÉMOIRE VERZOEKSCHRIFT 1

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

AIDE-MÉMOIRE VERZOEKSCHRIFT 1 NEERGELEGD MET BEHULP VAN DE APPLICATIE E-CURIA ALGEMENE INFORMATIE

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 september 2017 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 september 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 21 februari 2002 *

ARKEST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *

Hof van Cassatie van België

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 november 2001 *

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vijfde kamer) 5 juli 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF 5 oktober 1988 *

Samenvatting van het arrest

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig geding tussen

ARREST VAN HET HOF 17 juni 1992*

ARREST VAN HET HOF 24 november 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 april 2005*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 maart 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 *

AIDE-MÉMOIRE VERZOEKSCHRIFT 1 NEERGELEGD IN PAPIEREN VORM ALGEMENE INFORMATIE

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 april 2015 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 mei 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 *

Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 9 november 2000 *

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Datum van inontvangstneming : 01/04/2014

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 27 juni 1989* betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag,

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 27 september 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 16 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 juni 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 *

Vertaling C-110/14-1. Zaak C-110/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer)

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 1 juli 1999 *

14448/1/14 REV 1 cle/roe/mt JUR

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Pers en Voorlichting. INFORMATIE VOOR DE PERS nr. 24/ maart 2009

ECLI:NL:GHARL:2017:4365

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004,

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 29 september 2011 (*)

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 9 juli 2015 (*)

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 2007 *

Transcriptie:

Ch~ HA EBPOIIERCKIDr ChI03 TRIBUNAL DE JUSTICIA DE LA UNIÓN EUROPFA SOUDNI DVÜR EVROPSKÉ UNIE DEN EUROP JEISKE UNIONS DOMSTOL GERICUTSHOF DER EUROPÄISCHEN UNION EUROOPA UIDU KOUUS Ä1KAl:'IHPIO nu; EYPillIAÏK.ill: ENm:m: COURT OF JUSTICE OF rae EUROPEAN UNION COUR DE JUSTICE DE L'UNION EUROPÉENNE CÛIRT BHRElTHIÛNAIS AN AONTAIS EORPAIGH SUDEUROPSKEUNUE CORTE DI GIUSTIZIA DELL'UNIONE EllROPEA LUXEMBOURG E1ROPAS SAVIENÏBAS TIESA EUROPOS SfttJUNGOS TEISINGUMO TEISMAS AZ EURÓPAI UNIÓ BIRÓSÁGA ll-qorti TAL-GUSTIZZJA TAL-UNJONI EWROPEA HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE TRYBlJNAL SPRAWlEDUWOSCllJNII ElJROPEJSKIEJ TRffiUNAL DE JUSTlÇA DA UNIÁO EUROPElA CURTEA DE JUSTITIE A UNIUNIi EUROPENE SÛDNY DVOR EURÓPSKEJ ÛNIE SODISCE EVROPSKE UNIJE EUROOPAN UNIONIN TUOMlOISTUIN EUROPEISKA UNIONENS DOMSTOL ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) - ).0/11-.,2,16-7 april 2016 "Prejudiciële verwijzing - Rechtsbijstandverzekering - Richtlijn 87/344/EEG - Artikel 4, lid 1 - Vrije keuze van advocaat door de verzekeringnemer - Gerechtelijke of administratieve procedure - Begrip - Bezwaar tegen een weigering van toegang tot zorg" In zaak C-5/15, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Gerechtshof Amsterdam Nederland bij beslissing van 23 december 2014, ingekomen bij het Hof op 12 januari 2015, in de procedure Gökhan Büyüktipi tegen Achmea Schadeverzekeringen NV, Stichting Achmea Rechtsbijstand, wijst HET HOF (Tiende kamer), samengesteld als volgt: F. Biltgen (rapporteur), kamerpresident, A. Borg Barthet en E. Levits, rechters, advocaat-generaal: M. Wathelet, griffier: A. Calot Escobar, gezien de stukken, gelet op de opmerkingen van: ProcestaaI: Nederlands,

ARREST VAN 7. 4.2016 - ZAAK C-5/15 Achmea Schadeverzekeringen NV en Stichting Achmea Rechtsbijstand, vertegenwoordigd door F. E. Vermeulen, P. R. van der Vorst en A.1. M. van Mierlo, advocaten, de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door G. Eberhard als gemachtigde, de Europese Commissie, vertegenwoordigd door F. Wilman en K.-P. Wojcik als gemachtigden, gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten, het navolgende Arrest 1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering (PB L 185, blz. 77). 2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen G. Büyüktipi en Achmea Schadeverzekeringen NV alsook Stichting Achmea Rechtsbijstand (hierna, samen: "vennootschappen Achmea") betreffende de weigering, de kosten van een advocaat te vergoeden in het kader van een bezwaarprocedure voor een bestuursorgaan ter zake van een aanvraag voor toegang tot bijzondere medische zorg. Toepasselijke bepalingen Recht van de Unie 3 De elfde overweging van richtlijn 87/344 luidt: "Overwegende dat het belang van de voor rechtsbijstand verzekerde inhoudt dat deze zelf zijn advocaat moet kunnen kiezen of elke andere persoon met de kwalificaties die door het nationale recht worden toegestaan in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures en telkens wanneer er zich een belangenconflict voordoet". 4 Artikel 2, lid 1, van die richtlijn bevat de volgende bepaling: "Deze richtlijn is van toepassing op de verzekering voor rechtsbijstand. Deze verzekering bestaat erin dat tegen betaling van een premie de verbintenis wordt 1-2

BÜYÜKTIPI aangegaan om de kosten van gerechtelijke procedures te dragen en andere diensten te verlenen die voortvloeien uit de door de verzekering geboden dekking, met name met het oog op: het verhaal van door de verzekerde geleden schade, door middel van een minnelijke schikking of van een civielrechtelijke of strafrechtelijke procedure; de verdediging of vertegenwoordiging van de verzekerde in een civielrechtelijke, strafrechtelijke, administratieve of andere procedure of in geval van een tegen hem gerichte vordering." 5 Artikel 3, lid 2, van dezelfde richtlijn bepaalt het volgende:,,elke lidstaat doet het nodige om ervoor te zorgen dat de op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen, overeenkomstig de door de lidstaat gemaakte keuze, of naar eigen keuze indien de lidstaat zulks toestaat, ten minste een van de volgende alternatieve oplossingen aannemen: a) de onderneming draagt er zorg voor dat geen enkel lid van het personeel dat zich bezighoudt met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze regeling, terzelfder tijd een soortgelijke werkzaamheid uitoefent: [...] b) de onderneming vertrouwt de schaderegeling van de branche rechtsbijstand toe aan een juridisch zelfstandige onderneming. [...] c) de onderneming neemt in de overeenkomst de bepaling op dat de verzekerde, zodra hij uit hoofde van de polis het recht heeft het optreden van de verzekeraar te eisen, de behartiging van zijn belangen mag toevertrouwen aan een advocaat van zijn keuze of, voor zover het nationale recht zulks toestaat, een ander gekwalificeerd persoon." 6 Artikel 4, lid 1, van die richtlijn luidt: "In elke overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering moet uitdrukkelijk worden bepaald dat: a) indien een advocaat of andere persoon die volgens het nationaal recht gekwalificeerd is, wordt gevraagd de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, de verzekerde vrij is om deze advocaat of andere persoon te kiezen; 1-3

ARREST VAN 7. 4. 2016 - ZAAK C-5/15 b) de verzekerde vrij is om een advocaat of, indien hij daar de voorkeur aan geeft en voor zover het nationale recht zulks toestaat, een andere gekwalificeerde persoon te kiezen om zijn belangen te behartigen wanneer zich een belangenconflict voordoet." Nederlands recht 7 Artikel 4:67, lid 1, van de Wet op het financieel toezicht luidt als volgt: "Een rechtsbijstandverzekeraar draagt er zorg voor dat in de overeenkomst inzake de rechtsbij standdekking uitdrukkelijk wordt bepaald dat het de verzekerde vrij staat een advocaat of een andere rechtens bevoegde deskundige te kiezen indien: a. een advocaat of andere rechtens bevoegde deskundige wordt verzocht de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen; of b. zich een belangenconflict voordoet." Hoofdgeding en prejudiciële vraag 8 Uit het verwijzingsarrest volgt dat Büyüktipi een rechtsbijstandverzekering heeft afgesloten bij Achmea Schadeverzekeringen NV, die de behandeling van schadegevallen met betrekking tot die verzekering heeft overgedragen aan Stichting Achmea Rechtsbij stand. 9 Büyüktipi lijdt aan verschillende psychische en fysieke aandoeningen en heeft in november 2013 bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: "CIZ") een indicatie voor zorg uit hoofde van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aangevraagd. 10 Bij besluit van 12 december 2013 heeft het CIZ afwijzend op de aanvraag van Büyüktipi van een zorgindicatie beslist. Büyüktipi wenste tegen die weigering bezwaar te maken bij het CIZ en heeft zich tot de vennootschappen Achmea gewend met het verzoek dat deze de kosten van een in AWBZ-indicatiezaken gespecialiseerde advocaat van zijn keuze zouden dragen. 11 De vennootschappen Achmea hebben dat verzoek van Büyüktipi afgewezen, waarop deze laatste die afwijzing in rechte heeft aangevochten. 12 De zaak is voor het Gerechtshof Amsterdam gebracht ter verkrijging van een beslissing over de vraag of de bezwaarprocedure ter zake van de weigering van het CIZ om een zorgindicatie af te geven gekwalificeerd dient te worden als een gerechtelijke of administratieve procedure in de zin van artikel 4:67, lid 1, van de Wet op het financieel toezicht, waarmee uitvoering wordt gegeven aan artikel 4, 1-4

BÜYÜKTIPI lid 1, van richtlijn 87/344, en of Büyüktipi bijgevolg vrij een advocaat kan kiezen waarvoor de kosten door de vennootschappen Achmea moeten worden gedragen. 13 In dit verband preciseert de verwijzende rechterlijke instantie dat bij het CIZ bezwaar kan worden gemaakt tegen een besluit van dat orgaan om een aanvraag van een zorgindicatie af te wijzen en dat tegen een besluit op bezwaar beroep openstaat bij de rechtbank en vervolgens hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. 14 In die omstandigheden heeft het Gerechtshof Amsterdam de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld: "Dient het begrip,administratieve procedure' in artikel 4, lid 1, aanhef en onder a, van [richtlijn 87/344] aldus te worden uitgelegd dat daaronder is begrepen de fase van bezwaar bij het CIZ, waarin degene die op een verzoek om een indicatiestelling een afwijzend besluit van het CIZ heeft gekregen een bezwaarschrift indient bij het CIZ met het verzoek het besluit te herzien?" Beantwoording van de prejudiciële vraag 15 Met haar vraag wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of artikel 4, lid 1, onder a), van richtlijn 87/344 aldus moet worden uitgelegd dat het in die bepaling bedoelde begrip "administratieve procedure" mede omvat de fase van bezwaar bij een bestuursorgaan waarin dat orgaan een voor beroep in rechte vatbaar besluit geeft. 16 Dienaangaande moet in de eerste plaats in herinnering worden gebracht dat volgens artikel 4, lid 1, onder a), van richtlijn 87/344 in elke overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering uitdrukkelijk moet worden bepaald dat indien een vertegenwoordiger wordt gevraagd de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, de verzekerde vrij is om deze vertegenwoordiger te kiezen. 17 Daarmee volgt reeds uit de bewoordingen van voormelde bepaling dat het begrip "administratieve procedure" moet worden gelezen in tegenstelling met het begrip "gerechtelijke procedure". 18 Een uitlegging van het begrip "administratieve procedure" in de zin van artikel 4, lid 1, onder a), van richtlijn 87/344 zoals verweersters in het hoofdgeding die bepleiten, waarbij dat begrip enkel gerechtelijke procedures in bestuursaangelegenheden zou omvatten, dat wil zeggen procedures voor een gerecht in eigenlijke zin, die ertoe strekken de rechtmatigheid van het bestreden besluit te doen toetsen en die de rechtspositie van de belanghebbende definitief bepalen, zou dus de door de wetgever van de Europese Unie met zoveel woorden gebruikte uitdrukking "administratieve procedure" haar betekenis ontnemen. 1-5

ARREST VAN 7. 4. 2016 - ZAAK C-5/15 19 Voor het overige moet worden geconstateerd dat hoewel de differentiatie tussen de voorbereidende fase en de besluitfase van een gerechtelijke of administratieve procedure wellicht voorwerp van discussie is geweest bij de totstandkoming van richtlijn 87/344, de bewoordingen van artikel 4, lid 1, van deze laatste in dat opzicht geen onderscheid maken, zodat de uitlegging van het begrip "administratieve procedure" niet in die zin kan worden beperkt. 20 In de tweede plaats moet volgens vaste rechtspraak voor de uitlegging van een bepaling van Unierecht niet enkel rekening worden gehouden met de bewoordingen van die bepaling, maar ook met de context en dé doelstellingen die de regeling waarvan zij deel uitmaakt, nastreeft (zie in die zin arresten St. Nikolaus Brennerei und Likörfabrik, 337/82, EU:C:1984:69, punt 10; VEMW e.a., C-17/03, EU:C:2005:362, punt 41, en Eschig, C-199/08, EU:C:2009:538, punt 38). 2~ In dit verband zij in herinnering gebracht dat richtlijn 87/344, in het bijzonder artikel4 van deze laatste, betreffende de vrije keuze van de advocaat of de vertegenwoordiger, tot doel heeft de belangen van de verzekerde ruime bescherming te bieden. De algemene strekking en de verbindendheid van het recht om zijn advocaat of vertegenwoordiger te kiezen, staan in de weg aan een restrictieve uitlegging van artikel 4, lid 1, onder a), van die richtlijn (zie in die zin arresten Eschig, C-199/08, EU:C:2009:538, punten 45 en 47, en Sneller, C-442/12, EU:C:2013:717, punt 24). 22 In het onderhavige geval volgt uit de gegevens in het dossier dat aan het Hof is overgelegd dat de rechten van de verzekerde zowel worden geraakt door het oorspronkelijke besluit van het CIZ als door het besluit op bezwaar, daar het feitenonderzoek plaatsvindt in die administratieve procedure en dit de grondslag vormt voor de besluitvorming in het kader van de eropvolgende administratieve gerechtelijke procedure. 23 In die omstandigheden kan niet worden betwist dat de verzekerde behoefte heeft aan rechtsbescherming in een procedure die onmisbaar is om beroep te kunnen instellen bij de bestuursrechter. 24 Aan een dergelijke uitlegging kan niet worden getornd door het argument van verweersters in het hoofdgeding dat een ruime uitlegging van het recht van vrije keuze van een advocaat of een vertegenwoordiger ertoe zou leiden dat iedere rechtsbijstandverzekering een op het beginsel van kostendekking in de zin van artikel 3, lid 2, onder c), van richtlijn 87/344 gebaseerde verzekering wordt. Het Hof heeft immers reeds geoordeeld dat de werkingssfeer van de in artikel 3, lid 2, onder a) en b), van richtlijn 87/344 bedoelde maatregelen ongewijzigd blijft, ook indien uit artikel 4, lid 1, onder a, van deze richtlijn een autonoom recht van de rechtsbijstandverzekerde op vrije keuze van zijn vertegenwoordiger wordt afgeleid (zie in die zin arrest Eschig, C-199/08, EU:C:2009:538, punt 49). 1-6

BÜYÜKTIPI 25 Bovendien zij aangaande de eventuele financiële gevolgen voor de stelsels van rechtsbijstandverzekering in herinnering gebracht dat, gesteld al dat dergelijke financiële gevolgen zich kunnen voordoen, zij niet tot een restrictieve uitlegging van artikel 4, lid 1, onder a), van richtlijn 87/344 kunnen leiden. Richtlijn 87/344 beoogt immers geen volledige harmonisatie van de regels die van toepassing zijn op overeenkomsten inzake rechtsbijstandverzekering en de lidstaten blijven bij de huidige stand van het Unierecht vrij om de op deze overeenkomsten toepasselijke regeling vast te stellen, voor zover de in die richtlijn neergelegde beginselen niet van hun wezenlijke inhoud worden beroofd (zie in die zin arrest Stark, C-293/10, EU:C:2011:355, punt 31). Zo sluit de omstandigheid dat de verzekerde zijn recht op vrije keuze van zijn vertegenwoordiger uitoefent niet uit dat in bepaalde gevallen beperkingen kunnen worden gesteld aan de kosten die door de verzekeraars worden vergoed (zie arrest Sneller, C-442/12, EU:C:2013:717, punt 26). 26 Gelet op het voorgaande moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 4, lid 1, onder a), van richtlijn 87/344 aldus moet worden uitgelegd dat het in die bepaling bedoelde begrip "administratieve procedure" mede omvat de fase van bezwaar bij een bestuursorgaan waarin dat orgaan een voor beroep in rechte vatbaar besluit geeft. Kosten 27 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Het Hof (Tiende kamer) verklaart voor recht: Artikel 4, lid 1, onder a), van richtlijn 871344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering, moet aldus worden uitgelegd dat het in die bepaling bedoelde begrip "administratieve procedure" mede omvat de fase van bezwaar bij een bestuursorgaan waarin dat orgaan een voor beroep in rechte vatbaar besluit geeft. Biltgen Borg Barthet Levits 1-7

ARREST VAN 7. 4. 2016 - ZAAK C-5/I5 Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 7 april 2016. De griffier De president van de Tiende kamer A. Calot Escobar F. Biltgen \OOr eensluidend afschrift. 07.04.~ De Griffiet Maria ManueIa Feneira Hoofdadministra 1-8