5.4.3 EFFECTBEOORDELING



Vergelijkbare documenten
Samenvatting. Inleiding

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

Effectentoets Natura 2000 en vleermuizen windturbines Kampen

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

PASSENDE BEOORDELING OP HOOFDLIJNEN PLANMER WINDENERGIE GOEREE-OVERFLAKKEE. Provincie Zuid-Holland. Eindconcept november 2013

Windpark Wieringermeer

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Contrastrijke ontwikkelingen bij overwinterende ganzen in Nederland in de afgelopen 10 jaar

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

PROVINCIE FLEVOLAND. mr. drs. T. van der Wal - J.A. Windkoepel Groen De heer W.A.J. Luijkx Ketelweg PR DRONTEN. Geachte heer Luijkx,

Natura 2000 gebied Markiezaat

Effectbepaling ganzengebied Oosteinde en Westeinde 76 te Nieuwleusen

ONTWERP-BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 19D VAN DE NATUURBESCHERMINGSWET 1998 (NB-WET 1998)

MER Windpark Zeewolde Ecologie

Windplan Wieringermeer

Uitspraak /1/R2

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Projectnummer: B Opgesteld door: Gijs Kos Jan Beekman. Ons kenmerk: :A. Kopieën aan:

De wijziging betreft een verlenging van de periode dat werkzaamheden worden uitgevoerd.

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 19D VAN DE NATUURBESCHERMINGSWET 1998 (NB-WET 1998)

Martijn van de Pol afwezig

Consortium Windkracht Wieringermeer Nuon Windpark Wieringermeer B.V. (in oprichting) T.a.v. M.S. Deimel Hoekenrode DC AMSTERDAM

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen

HaskoningDHV Nederland B.V. Water Wouter Verweij, Eric de Graaf, Jan van Werven, Robin Hoenkamp

De opvallendste waarnemingen uit de. Dollard zijn de hoge. kokmeeuwen (1602). Van deze 3 soorten. zijn dit de hoogste Januari-waarden

Passende beoordeling. Structuurvisie Windenergie op Land. Ministerie van Infrastructuur en Ruimte

Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie op natuur Provincie Utrecht


Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg

Projectnummer: B Opgesteld door: Gijs Kos Jan Beekman. Ons kenmerk: :0.12. Kopieën aan:

NOTITIE. Aanvulling van KEC 3.0 berekeningen met OWEZ en PAWP

Watervogels in een deel van de uiterwaard langs de Boven-Rijn (Gld) in winter 2008/09

Natura essentietabellen Leeswijzer

Kenmerk: Uw kenmerk: Bijlage: Pondera Consult De heer P. Janssen Postbus AN Hengelo. S12091 A WP Nieuwe Waterweg V6.1.

Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk Pannerden [R SIH-evp-V03-NL] ten behoeve van de beoordeling voor een NB-wet vergunning

30 januari e bijeenkomst klankbordgroep

Besluit. TenneT TSO BV. Postbus AS Arnhem

4. GROEN; NATUUR. LANDSCHAP EN RECREATIE

BEREKENING KINDERALIMENTATIE

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

TM.2017 Onderwerp Wet natuurbescherming: ontwerp-vergunning voor Windpark Zeewolde

Windpark Avri Onderzoek slagschaduw

Passende beoordeling. Structuurvisie Windenergie op Land. Ministerie van Infrastructuur en Ruimte

Datum: 29 juli 2019 Onderwerp: Bezwaar goedkeuringsbesluit faunabeheerplan knobbelzwaan, DOS , PZH Kenmerk: SL 500/19.

Vogels en windenergie offshore: vogels in de Passende Beoordelingen voor ronde 2 op het NCP. Sjoerd Dirksen.

Betreft: Zienswijze ontwerp-aanwijzingsbesluit Natura2000-gebied #79 Lepelaarplassen

Analyse ruimtelijke mogelijkheden

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 14 september

^^^^^<^3^ der Wal 'htinsen bij Bolt. Nederlandse Vissersbond De heer D.J.T. Berends Postbus AB EMMELOORD. Geachte heer Berends,

Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura gebieden

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied IJsselmeer

Natura 2000 gebied 78 - Oostvaardersplassen

Advies over de kennisgevingsnota van het strategische MER voor een windturbinepark in het havengebied op de rechteroever van de Schelde in Antwerpen

innogy Windpower Netherlands B.V. Windpark Vermeer Noord B.V. Windpark Vermeer Midden B.V. Windpark Vermeer Zuid B.V.

Aantalsontwikkeling van vogels langs het Pannerdensch kanaal in

Documentnummer AMMD ( )

KOPPELDOCUMENT: SYNTHESEONTWERP

Toetsing Leeuwenveld III en IV te Weesp Onderzoek in kader van Natuurbeschermingswet en EHS

Betreft: Visie Vogelwerkgroep Arnhem e.o. op windmolenplannen Kleefse Waard / Koningspleij

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

uw aanvraag om een vergunning voor de Natuurbeschermingswet

Geachte griffie, Met vriendelijke groet, Dick van Dorp secretaris VWG Arnhem e.o.

Vogels in Nederland: toelichting op de vogelgegevens per soort, per provincie en per gebied op

Raedthuys Windenergie b.v. de heer G.A. Leever Postbus DC Enschede. Reactie op stukken van VWG Arnhem inzake windpark Koningspleij

Opbrengstberekening Windenergie A16

RWE Innogy Windpower Netherlands B.V. Windpark Vermeer Noord B.V. Windpark Vermeer Midden B.V. Windpark Vermeer Zuid B.V.

Werkbelevingsonderzoek 2013

Uitbreiding Windturbine Testpark Wieringermeer Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport

Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP

Twee groepen Omwonenden Windpark Weert

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN NOORDENVELD

provincie Noord-Holland

Technische fiche: indicatoren Relatieve vijfjaarsoverleving

Windpark Nieuwegein. Slagschaduwstudie

Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam. Augustus 2015

M E M O R A A D. ter kennisname/ter informatie informatie (algemeen) openbaar

Overzicht en korte beschrijving van beschikbare collision rate models

PROVINCIE FLEVOLAND. mr.drs. T. van der Wal - J. Lodders. Pondera Consult De heer J.F.W. Rijntalder Postbus AN HENGELO

Windsnelheidseffecten achter windturbines

gemeente Cromstrijen Investment Engineering De heer L. Schürmann Woudenbergseweg 19C HW ZEIST Datum 3 mei 2016 Verzonden o 9 MEI 2016 Kenmerk

Bijlage D WINDTURBINE OPSTELLING VARIANTEN

Advies betreffende het aantal aanvaringsslachtoffers bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010

Mortaliteit vogels Windmolenpark Hattemerbroek A&W-rapport 2334

de raad van de gemeente kampen de vereniging Vereniging voor Natuurstudie en -bescherming IJsseldelta, gevestigd te kampen, appellante,

Mortaliteit vogels Windmolenpark Hattemerbroek

Inleiding. Juridisch kader. Memo. memonummer datum 30 augustus 2017 Ton van Dortmont Els Joosten

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN NOORDENVELD

NOTITIE BEREKENING INVLOED WP DE KOOKEPAN OP STRAALVERBINDING TELE2

Notitie. 2 Effectbeschrijving Natura 2000

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Oostroute Lelystad Airport

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN EMMEN

Windpark Fryslân. Toetsingsadvies over de aanvullende notitie bij het milieueffectrapport. 14 juli 2016 / projectnummer: 2673

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN TYNAARLO

Berekeningswijze externe veiligheid van luchthavens

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen

Transcriptie:

Erratum passende beoordeling Windplan Wieringermeer, december 0 Aanleiding In de Passende Beoordeling Windplan Wieringermeer zijn onverhoopt enige fouten geslopen in paragraaf 5.4. Effectbeoordeling. Het gaat daarbij om een niet consequent aangegeven aantal (moet zijn: per dag) en een verkeerd aangegeven flu voor Kleine zwanen in tabel 5.6 bij het boogspantmodel (moet zijn: 0%). Het potentieel aantal in tabel 5.6 is tenminste een factor 0 te laag op basis van een correcte berekening. Op grond hiervan is hieronder een nieuwe versie van deze paragraaf opgenomen. Hiermee zijn genoemde fouten hersteld. 5.4. EFFECTBEOORDELING Methode Het aantal vogels dat met een windturbine in aanvaring komt, wordt bepaald door de kans dat een vogel met een turbine in aanvaring komt en het aantal vogels dat langs de turbines vliegt (de flu). Hoe groter de aanvaringskans en hoe groter het aantal vogels dat passeert, hoe groter het aantal te verwachten. De aanvaringskans is het aandeel van de vogels dat gegeven het aanbod aan vogels door het rotorvlak, slachtoffer wordt. Er is bij de berekeningen vanuit gegaan, dat de vogels per dag de lijnopstellingen zullen passeren: s morgens komen ze het gebied in en s avonds verlaten ze het gebied. De berekening van het aantal te verwachten per soort per model per jaar vindt plaats in stappen: Flu per slaaptrek = gemiddeld aantal Wieringermeer % flu. Aantal te verwachten = aanvaringskans flu per slaaptrek aantal dagen aanwezig. Uitgangspunten voor de aangegeven factoren: Gemiddeld aantal Wieringermeer: zie bijlage. Aanvaringskans: vanwege de grote variatie in aanwezigheid in het gebied, fluen door de geplande turbines en het geringe aantal met zekerheid vastgestelde, is het niet verantwoord onderscheid te maken in aanvaringskansen tussen zwanen en ganzen. Fijn et al. (007) stellen de aanvaringskans in de Wieringermeer op 0-0,0% (ofwel maimaal op de 0.000). Aantal dagen aanwezig: het aantal dagen dat de vogels per jaar aanwezig zijn is gemiddeld 00. Hierna wordt de flu per slaaptrek besproken en vindt de berekening van het aantal te verwachten plaats. Deze etra sterfte wordt vervolgens vergeleken met de zgn. %-norm voor additionele sterfte. De %-norm is geen significantie-drempel, waarboven per definitie en op voorhand sprake is van een significant negatief effect. Het overschrijden van de %-norm wordt gehanteerd als alarmbel, waarboven het effect dat optreedt nader moet worden geïnterpreteerd. Bij een additionele sterfte van minder dan % van de natuurlijke sterfte is er in het geheel geen effect merkbaar op de populatie. Flu per slaaptrek Voor de flubepaling worden alleen die vogels in aanmerking genomen, die de turbines passeren. De afzonderlijke lijnopstellingen per model zijn genummerd (figuur 5.4). In tabel

5.5 is aangegeven, in hoeverre deze lijnopstellingen op vliegroutes liggen van de betreffende soorten. Figuur 5.4 Nummering lijnopstellingen per model t.b.v. berekening flu Boemerang Tabel 5.5 Ligging lijnopstellingen (nummers zie figuur 5.4) op vliegroutes Brandgans Grauwe gans Kleine zwaan Kolgans Lepelaar Rotgans Toendrarietgans Polderrand 4 Boogspant

Het seizoensgemiddelde (maimaal effect) is verdeeld over de afzonderlijke delen van de Wieringermeer ten opzichte van Waddenzee en IJsselmeer en de lijnopstellingen. Het betreft hier schattingen, omdat de eacte verdeling niet bekend is. Aantal te verwachten In tabel 5.6 is de berekening van het aantal te verwachten op basis van de voorgaande beschrijving aan de hand van de kaartjes met waarnemingen van VWG Wierhaven op puntlocaties gemaakt (gem. aantal %flu 0,000). Tabel 5.6 Berekening potentieel aantal Soort Polderrandmodel Boemerangmodel Boogpsantmodel per model Gem. aantal Wieringermeer % flu % flu % flu Brandgans 5 00% 00,06 0% 00 0, 5% 00 0,5 Grauwe gans 4,5 75% 00 64,69 5% 00 4, 0% 00 8,6 Kleine zwaan 0 50% 00,0 75% 00,45 0% 00 4,46 Kolgans 05,5 75% 00 5, 5% 00 5,08 5% 00,0 Lepelaar 5,6 5% 00 0,75 0% 00,5 0% 00,0 Rotgans 65,5 00% 00, 0% 00 0,00 0% 00 0,00 Toendrarietgans 59 70% 00 0% 00 9,7 0% 00 0,46 Het aantal geschatte ligt in de meeste gevallen hoger bij model Polderrand, dan bij model Boemerang. Dit komt omdat veel vogels vanuit het IJsselmeer (op basis van de puntlocaties) nog voor de lijnopstelling van model Boemerang foerageren en deze lijnopstelling dus niet hoeven te passeren. Het aantal bij Grauwe gans en Toendrarietgans is daarbij relatief het grootst. Vergelijking met % mortaliteitsnorm De %-norm voor additionele sterfte (%-mortaliteitsnorm) is een door de Raad van State geaccepteerde werkwijze om om te gaan met het mogelijke onbedoeld veroorzaken van sterfte door windturbines. Per vogelsoort wordt de gemiddelde jaarlijkse sterfte bepaald voor het betreffende gebied: % mortaliteitsnorm = jaarlijkse sterfte draagkracht Natura 000-gebied 0,0 De jaarlijkse sterfte is gebaseerd op de soortspecifieke data op www.bto.org) met betrekking tot de jaarlijkse overleving. Voor IJsselmeer en Waddenzee is de aldus berekende %-mortaliteitsnorm weergegeven in tabel 5.7. Tabel 5.7 Berekening % mortaliteitsnorm op basis van jaarlijkse sterfte (www.bto.org) en draagkracht (instandhoudingsdoelstelling) per Natura 000-gebied Soort IJsselmeer Waddenzee Jaarlijkse sterfte Draagkracht % mortaliteitsnorm Draagkracht %-mortaliteitsnorm Brandgans 0,09 600,85 6800, Grauwe gans 0,7 580 0,99 7000,90 Kleine zwaan 0,78 600,85 600,85 Kolgans 0,76 9000 5,44 Lepelaar Onbekend Rotgans 0, 6400 6,40 Toendrarietgans 0, 7740 40,80 7740 40,80

In tabel 5.8 zijn de slachtofferaantallen (tabel 5.6) vergeleken met de %-mortaliteitsnormen Indien er minder dan % additionele sterfte optreedt, is er geen significant negatief effect. Wanneer er wel een overschrijding plaatsvindt, dan kan een nadere analyse noodzakelijk zijn om de relatie nader te onderzoeken ( alarmbel ). Tabel 5.8 Slachtofferaantallen vergeleken met %-mortaliteitsnorm. Als de berekende sterfte hoger ligt dan de %-norm, is dit aangegeven met een rode markering ( alarmbel ). In de beide laatste kolommen is aangegeven bij welke modellen de berekende sterfte boven de %-norm komt. % IJsselmeer % Waddenzee Polderramd Boemerang boogpant Overschrijding IJsselmeer Overschrijding Waddenzee Brandgans,85,,06 0, 0,5 Geen Geen Grauwe gans 0,99,90 64,69 4, 8,6 Alle P Kleine zwaan,85,85,0,45 4,46 Alle Alle Kolgans 5,44 5, 5,08,0 Geen Geen Lepelaar 0,75,5,0?? Rotgans 6,40, 0,00 0,00 Geen Geen Toendrarietgans 40,80 40,80 9,7 0,46 P+Boe P+Boe In tabel 5.8 zijn alarmbellen aangegeven voor drie soorten: grauwe gans, kleine zwaan en toendrarietgans. Voor het boogspantmodel (voorkeursmodel) gaat het alleen om grauwe gans en kleine zwaan. Voor deze twee soorten is een nadere analyse vereist (op de beide andere modellen wordt hier niet verder in gegaan). Grauwe gans Bij de grauwe gans is sprake van een zeer sterk toenemende landelijke populatie, die (landelijk en voor de afzonderlijke Natura 000-gebieden) ver boven de instandhoudingsdoelstelling ligt. De sterfte als gevolg van mogelijke aanvaringen met de te plaatsen windturbines in de Wieringermeer neemt waarschijnlijk iets toe, maar dit effect kan in relatie tot de populatie en de instandhoudingsdoelstelling voor de soort, nooit significant negatief zijn. Kleine zwaan Voor de kleine zwaan ligt dit genuanceerder. De staat van instandhouding wordt beoordeeld als matig ongunstig, vanwege een duidelijke afname van de populatie in de afgelopen jaren en een onzeker toekomstperspectief. Het berekende aantal voor de kleine zwaan bedraagt 4,46 per jaar. Dit aantal is in de tabellen 5.6 en 5.8 echter zowel gehanteerd voor het IJsselmeer als voor de Waddenzee. Dit houdt feitelijk een dubbeltelling in. Het berekende aantal van 4,46 per jaar betreft het maimale aantal op soortniveau en niet zowel 4,46 op de populatie van het IJsselmeer en daarnaast ook nog 4,46 op de populatie van de Waddenzee (welke vogels feitelijk ook nog eens deel uitmaken van dezelfde populatie). Op grond van de gemaakte aannames dient 60% toegerekend te worden aan de populatie van het IJsselmeer (,68) en 40% aan de populatie van de Waddenzee (,78). Beide aantallen liggen beneden de gehanteerde %-norm voor IJsselmeer en Waddenzee. Voor de kleine zwaan is daarom geen sprake van een significant negatief effect. Overigens is op alle in deze paragraaf genoemde soorten wel sprake van een negatief effect van model boogspant, behalve op de rotgans. Aangezien het lager ligt dan de gehanteerde

%, is er geen effect op populatieniveau, alleen een effect op individueel niveau. Het effect is niet significant.