Toekomstige structuur Vlaams Hoger Onderwijs standpunt Vlaamse Hogescholenraad 17 maart 2010 Algemeen De VLHORA is tevreden dat de instellingen, die in eerste instantie verantwoordelijkheid dragen voor personeel en studenten, bij de debatten worden betrokken. Voor de doelstellingen van dit maatschappelijk debat stemt de VLHORA in met wat in de beleidsnota van de minister staat: Daarin zal de vraag naar de positie en de rol van het Vlaams hoger onderwijs in de Europese en globale kennissamenleving centraal staan. Het hoger onderwijs moet een antwoord kunnen bieden op de groeiende diversiteit van de studentenbevolking zowel in termen van kennisbehoeften, talenten, leeftijd, afkomst, vooropleiding, ervaring, interesses, motivatie en bekwaamheid. Ik vind het cruciaal dat het internationale perspectief en de vergelijking met andere systemen in Europa en in de wereld in het debat worden meegenomen. Tegelijk moeten we bij het voeren van dit debat ook rekening houden met een aantal cruciale randvoorwaarden, zoals de financiële haalbaarheid, de leefbaarheid van de hogescholen, het behoud van een voldoende scherpe profilering van aanverwante opleidingen, de beheersmodellen van de verschillende types instellingen (universiteiten en hogescholen, vrije en autonome instellingen) en een aangepast en aantrekkelijk personeelsstatuut. Scope De implementatie van de BAMA-hervorming is nu volop bezig. Met betrekking tot de rationalisatie, optimalisatie en integratie van het landschap hoger onderwijs is het rapport van de commissie-soete een goede vertrekbasis. (Regeerakkoord Vlaamse Regering 2009-2014) Aanbeveling 1. De Vlaamse Regering bevestigt zo spoedig mogelijk de politieke doelstelling om het academiseringsproces te voltooien door alle academische opleidingen in de universiteiten te integreren. (synthesenota Dirk Van Damme) Beide bovenstaande teksten laten weinig ruimte voor écht debat en concentreren zich op één duidelijke visie, namelijk de voltooiing van het academiseringsproces door de integratie van alle academische opleidingen in de universiteiten. De BAMA-hervorming betekent echter geen a priori keuze voor een binair hoger onderwijs. Heel wat landen kennen het onderscheid tussen hogescholen en universiteiten niet en in de landen waar er wel 1
meerdere soorten instellingen bestaan, zijn er verschillende keuzes gemaakt van welke opleidingen door de verschillende instellingen aangeboden worden. De scope mag zich in deze fase van het debat niet beperken tot één visie en moet het volledige continuüm van het hoger onderwijs behelzen met bijzondere aandacht voor een adequate samenwerking en wisselwerking. Dit betekent ook de integratie van het HBO 5 -opleidingen in de hogescholen. De kwalificatiegraden 5 tot en met 8 moeten een plaats krijgen in de nieuwe structuur van het hoger onderwijs. De bruggen tussen professioneel en academische opleidingen moeten versterkt worden ondermeer om de sociale mobiliteit te blijven waarborgen. Er kan geen sprake zijn van eerste- en tweederangsopleidingen. Het onderscheid naar professionele en academische gerichtheid kan niet in termen van hiërarchie omschreven worden. Rechtszekerheid en uniformiteit De Vlaamse Hogescholenraad waardeert de intentie van de Vlaamse regering om snel duidelijkheid te willen scheppen over de structuur en organisatie van het hoger onderwijslandschap na 2012. Dit is van het grootste belang voor alle betrokkenen: instellingen, studenten en personeel. Het is niet haalbaar en realistisch om elke instelling de vrijheid te geven zelf een model en tijdspad voor invoering te kiezen. De VLHORA wenst daarom een transparante eenduidige oplossing, waarbij iedere instelling het vooropgesteld model binnen eenzelfde tijdspad doorvoert. Structuur Vlaams hoger onderwijs 1. model De VLHORA wil een duidelijke keuze voor de toekomstige structuur van het Vlaams hoger onderwijs. Er is echter geen eenduidig standpunt voor één model op korte termijn. - de Vlaamse autonome hogescholen blijven voorstander van een volledige integratie van zowel de academisch als de professioneel gerichte opleidingen in de onderscheiden universiteiten waarbij de specifieke eindtermen van de geacademiseerde hogeschoolopleidingen moeten behouden blijven. De UVAH pleit ervoor dat alle instellingen de mogelijkheid krijgen in onderling overleg vrij te kiezen welke herschikking van het opleidingenaanbod ze wenselijk vinden en welke timing zij daarbij willen hanteren. - de vrije hogescholen en provinciale hogescholen steunen het model van integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten 2. hoger kunstonderwijs (cf. aanbeveling 4 - synthesenota, Dirk Van Damme) De VLHORA vindt dat het hoger kunstonderwijs op een volwaardige manier dient meegenomen te worden in het debat over academisering en integratie met het oog op een geëigende positionering van de kunstopleidingen in de BAMA-structuur. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de specificiteit van de diverse kunstopleidingen en van het onderzoek in de kunsten. 2
3. Hogere Zeevaartschool Gezien de specifieke situatie van de Hogere Zeevaartschool is deze ook onderwerp van het maatschappelijk debat. De VLHORA heeft geen moeite met het apart statuut van de Hogere Zeevaartschool o.m. omwille van de specifieke taalregeling. De VLHORA vraagt voor alle instellingen trouwens een versoepeling van de huidige taalregelingen in het licht van de noodzakelijke internationalisering. 4. internationale herkenbaarheid en transparantie De VLHORA vindt dat de organisatie van het hoger onderwijs voldoende transparantie moet bieden aan zowel de lerenden/studenten als aan het afnemend veld. De internationale herkenbaarheid is hierin belangrijk. De Vlaamse hogescholen pleiten hierbij voor bijkomende stimulansen om het hoger onderwijs verder te internationaliseren en willen dat het toekomstig hoger onderwijslandschap hierbij kansen biedt. 5. behoud diversiteit aan profielen (cf. aanbeveling 2 - synthesenota, Dirk Van Damme) De VLHORA vindt dat er in het licht van de sociale dimensie van het hoger onderwijs voldoende verschillende profielen moeten blijven in het aanbod van hoger onderwijs in Vlaanderen. Op die manier kan een antwoord geboden worden aan de diverse talenten van de studenten en aan de verschillende profielen gevraagd op de arbeidsmarkt. 6. samenwerking en wisselwerking (cf. aanbeveling 7 - synthesenota, Dirk Van Damme) De VLHORA vindt dat de samenwerking en de wisselwerking tussen opleidingen van het grootste belang is. De samenwerking tussen hogescholen en universiteiten is hierin van groot belang maar ook de band en samenwerking tussen niveaus 5 en 6 en 6 en 7 is essentieel. De vorm van samenwerking moet daarin vrij kunnen worden gekozen. De bruggen tussen professioneel en academische opleidingen moeten versterkt worden ondermeer om de sociale mobiliteit te blijven waarborgen. Zoals reeds gesteld zijn er geen eerste- en tweederangsopleidingen. Het onderscheid naar professionele en academische gerichtheid kan niet in termen van hiërarchie omschreven worden. De VLHORA benadrukt dat samenwerking in het hele hoger onderwijslandschap, inclusief HBO 5, moet worden gestimuleerd en begeleid. Dit kan eventueel, maar hoeft niet noodzakelijk, via de associaties georganiseerd worden. 7. financiering (cf. aanbeveling 10 - synthesenota, Dirk Van Damme) De VLHORA vindt dat voor het hoger onderwijslandschap voldoende middelen moeten worden voorzien. Dit betekent dat er, ongeacht de keuzes die gemaakt worden, extra middelen moeten worden vrijgemaakt voor de academisering, voor de professionele opleidingen en voor het HBO 5 -opleidingen. De VLHORA vindt dat de academiseringsmiddelen verder gekleurd moeten blijven. Bovendien moet de financiering van gelijke opleidingen ook gelijk zijn, ongeacht de instelling die ze aanbiedt. 3
De VLHORA onderschrijft volgende prioriteiten: (1) een correcte en afdwingbare indexering van de globale bedragen, (2) het kliksysteem dient onverkort te worden uitgevoerd, (3) de 10 % extra middelen vermeld in het regeerakkoord zijn bovenop de eerste twee elementen en dienen uitgevoerd met evenredige toepassing op alle deelbudgetten en met voldoende middelen beschikbaar om de opdracht van de academisering uit te werken. De VLHORA vraagt speciale aandacht voor volgende punten: - de financiering van het hoger kunstonderwijs - het hoger onderwijs in Brussel - indien de integratie van de academische opleidingen in de universiteiten als uitkomst van het debat naar voor wordt geschoven dienen de daarbij horende niet-afgeschreven investeringen te worden overgenomen 8. personeel (cf. aanbeveling 8 - synthesenota, Dirk Van Damme) De VLHORA is van mening dat het hoger onderwijs een zo optimaal mogelijke omgeving moet kunnen bieden voor het functioneren van de personeelsleden. Een geharmoniseerd personeelsstatuut is nodig om talenten maximaal te kunnen valoriseren en om de samenwerking en mobiliteit tussen instellingen te verhogen. Indien de integratie van de academische opleidingen in de universiteiten als uitkomst van het debat naar voren wordt geschoven dient het daarbij horende personeel te worden overgenomen. De hogescholen kunnen in deze niet geconfronteerd worden met een resterend sociaal passief. 9. belang professionele bacheloropleidingen In een toekomstig hoger onderwijslandschap moet versterkt belang gehecht worden aan de professionele bacheloropleidingen en de omgeving waarin die worden aangeboden. Dit uit zich in financiering maar ook in relatie tot praktijkgebaseerd onderzoek en in samenwerking met academische opleidingen. De VLHORA blijft dan ook pleiten voor een inhaalbeweging inzake de financiering van deze opleidingen en de erkenning van praktijkgebaseerd onderzoek als een volwaardige vorm van onderzoek en een onontbeerlijke schakel in de innovatieketen. Het belang van dit onderzoek mag niet onderschat worden in de omzetting van onderzoek in innovatie en producten en processen die een maatschappelijke en economische meerwaarde leveren; daar waar het gaat om valorisatie dus. Hogescholen spelen een belangrijke rol vanwege hun specifieke relatie met KMO s, de not-for-profitsector, de culturele wereld en de kunstensector. Praktijkgebaseerd onderzoek levert bovendien een bijdrage aan de verbetering en innovatie van de opleidingen en draagt, vervat in de curricula, bij tot het gevoelig maken van jonge mensen voor innovatie. De wisselwerking tussen de drieledige opdracht van het hoger onderwijs, namelijk onderwijs, onderzoek en dienstverlening, wordt hiermee verzekerd. De VLHORA vraagt ten minste een verdubbeling van de middelen voor praktijkgebaseerd onderzoek en de nodige aandacht voor onderzoek in niet-technologische domeinen en kunsten. 10. rationalisatie van het opleidingenaanbod (cf. aanbeveling 6 - synthesenota, Dirk Van Damme) Voorheen, bij de omzetting naar de BAMA-structuur, zijn op het vlak van rationalisatie door de hogescholen al verschillende stappen ondernomen (herschikking en rationaliseren van opleidingen en van opties naar afstudeerrichtingen, de gezamenlijke opleiding Revalidatie en kinesitherapie, de besprekingen over de academische bachelors in het studiegebied Industriële wetenschappen en technologie, ). 4
De VLHORA aanvaardt de rationalisatienormen van de commissie Soete niet als dwingende normen, maar slechts als richtinggevend. De mogelijkheid tot programmatie moet blijven. Het is aan de instellingen zelf om de mogelijkheden en beperkingen te bepalen binnen het financieel kader. De VLHORA is geen vragende partij voor een algemene studieduurverlenging van de professionele bacheloropleidingen, maar wil dit niet uitsluiten voor opleidingen waar een duidelijke maatschappelijk behoefte is tot studieduurverlenging. Studieduurverlening van academische opleidingen is gewenst (toegepaste taalkunde, Industriële wetenschappen en technologie). Elke verlenging van studieduur moet gepaard gaan met bijkomende financiële middelen ten einde de waarde per financieringspunt ten minste te kunnen behouden. ---- 5