Paasmorgen 2016 Gedicht Annie M.G. Schmidt Aan een klein meisje van Annie M.G. Schmidt: Dit is het land, waar grote mensen wonen. Je hoeft er nog niet in: het is er boos. Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen, en altijd is er weer wat anders loos. En in dit land zijn avonturen hetzelfde, van een man en van een vrouw. En achter elke muur zijn an dre muren en nooit een eenhoorn of een bietebauw. En alle dingen hebben hier twee kanten en alle teddyberen zijn hier dood. En boze stukken staan in boze kranten en dat doen boze mannen voor hun brood. Een bos is hier alleen maar een boel bomen en de soldaten zijn niet meer van tin. Dit is het land waar grote mensen wonen Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in. Gebed om ontferming Heer, onze God, zoeken wij ons bestaan bij elkaar. hernemen wij ons leven. bidden wij om licht in ons leven en dat van anderen. Gij, Roep ons bij onze naam. Roep ons uit tot een bestaan volkomen. Raak ons aan en bemoedig ons vandaag, deze nieuwe dag 1
in dit nieuwe licht en alle dagen van ons leven. Amen. Verkondiging Gemeente van de Heer Jezus Christus, Elke Paasmorgen klinkt in deze kerk het Paasevangelie van Johannes. Maar elk jaar lees je dit evangelie toch weer anders. Dit jaar en hoe kan het ook anders valt mijn oog vooral op de paniek. Er is veel gedoe en veel misverstand naar aanleiding van het nieuws, het bericht dat Maria van Magdala komt brengen. Zij heeft het graf van haar Heer geschonden aangetroffen. De steen van het graf weggenomen. Zij denkt aan ontvoering. Zij denkt aan een daad van terreur. En dat bericht brengt op zijn beurt twee leerlingen van Jezus om het hardst aan het rennen. Niet onvergelijkbaar met de manier waarop mensen, overdekt met gruis en stof, zich een veilig heenkomen zoeken van vliegveld of metro. Welbeschouwd eindigt deze paniek het hele Paasevangelie niet. Ik had het u graag anders bericht. Anderzijds pleit het ook voor het realisme van het Bijbelse verhaal dat dit niet gebeurt. In de Paaswake lazen wij het opstandingsverhaal van Lucas. Verstandige leesroostermakers beëindigen deze lezing voortijdig. Laten we het maar bij het Paasbericht houden en de laatste zin van deze lezing niet melden. Natuurlijk hebben we dat toch gedaan: Deze woorden (de woorden van de vrouwen aan het graf) schenen de leerlingen van Jezus zotteklap en zij geloofden haar niet. En toch is dat precies wat Pasen is: zotteklap. Het absurde en volkomen tegendraadse 2
bericht van de dingen die wij niet zien maar de dingen waarop wij hopen en vertrouwen. De dingen die komen. Een ijverige journaliste interviewde de oude Huub Oosterhuis. Pasen, zei zij, dat is toch de doortocht van het leven door de dood?. Het zou zo ongeveer een tekst van Oosterhuis zelf hebben kunnen zijn. De oude dichter dacht diep na. Ik weet het niet, zei hij. Op een of andere manier vond ik het bemoedigend dat een man die zo ongeveer zijn hele leven over Pasen heeft nagedacht, dit antwoord gaf en mogelijk ook niet toevallig, dit jaar dit antwoord gaf. We weten het niet. Laten we op dit terrein niet al te stellig zijn. Want veel stelliger om ons heen, is het regime van de dood. Dat is wat wij zien en constateren. Een leeg graf is ondanks de zachte catechese van hun Heer reden voor paniek. Een bewijs van roof. Want dood is dood en stenen rollen niet voor graven weg. Hooguit is het nader onderzoek waard. Betere veiligheidsmaatregelen. Oproep tot oplettendheid, ook onder burgers onderling. Want de orde van het leven wordt uitgemaakt door de dood. En het woord is aan de makelaars daarvan. Zowel de makelaars van de dood als de makelaars van de angst. En wat moeten wij dan zeggen? Wat moeten wij dan doen? Wat wij als gemeente van de opgestane belijden en waarop wij vertrouwen, dat is van een andere orde. Een gans andere orde. Dat moet ons inderdaad toegezegd worden door hemelse boden. Het komt niet in ons mensenhart op. Het is niet om ons heen dan als een wonder en zoals onze cantor treffend over zijn lofzang schrijft het besef daarvan komt slechts stamelend tot stand. We hebben de feiten niet in handen. Die spreken dunkt mij wel andere taal. Waar wij op vertrouwen, dat wordt ons toegezegd. Dat wordt ons geleerd vanuit de Schriften. Dat is een ander verhaal. Een verhaal dat ons verkondigd wordt. En steeds weer is het aan ons om ons dat verhaal toe te 3
eigenen. Om het aan elkaar door te seinen als een ons wezensvreemd verhaal waarin wij toch heil vermoeden. Wij zelf komen niet voorbij de angst. Voorbij de zotteklap. Wij zullen de Heer voor de tuinman houden en hem angstig vragen waar hij toch onze doden heeft neergelegd. De doden om wie wij wenen. De doden van onze aarde. In Brussel maar ook in onze eigen kring. De doden van lang geleden of die van schrijnend dichtbij. En op de vraag of dat allemaal goed komt, kan ons enige antwoord slechts zijn dat we dat niet weten. Mogelijk hebben we een vermoeden. Een vermoeden van die God die ooit de zeemonsters sloeg en de draken doorboorde. Die de doodszeeën drooglegde en de diepten van de zee tot een weg maakte, een doortocht voor verlosten. De Schriften en de Schriften alleen zeggen het ons toe en niet de feiten van de dag. Die spreken van dood, die spreken van paniek en verwarring. Feiten zo groot en zo fataal dat we de opgestane niet eens zouden herkennen als wij hem tegenkwamen. We moeten het hebben van een ander verhaal. Een verhaal, steeds opnieuw verteld. Steeds opnieuw geboodschapt. Van een wereld die komt. Een wereld die breekt door aarde en door steen. De wereld van het wonder om ons heen. Amen. Dankgebed en voorbeden Heer, onze God, U danken wij voor dit wonderlijk woord waarmee Gij alle nood en dood keert. Gij roept licht en het wordt licht. Gij roept: Maria Gij noemt ons bij onze eigen naam en al wat ons bezwaart rolt weg. Heer, wij danken u voor dit woord dat als een goed licht 4
de duisternis doorklieft. Gij maakt, dwars door de dood, een doorgang naar het leven en legt een lied van bevrijding op onze mond. De Heer is waarlijk opgestaan. Maar nu bidden wij voor onszelf. dat wij uw wegen durven gaan. Geen aftocht, geen terugtocht maar een route vooruit uw Koninkrijk tegemoet. Dat wij het wagen met dit hoogste woord ons toegefluisterd van mens tot mens. Om wie niet meekomt, bidden wij. Om wie verwijlt in de mist van verdriet en dood, om wat geweest is en niet meer komt. Wie zomaar en in alle willekeur te horen krijgt ziek te zijn en nu moed en vertrouwen verzamelen moet. Laat het Pasen zijn, o Heer, laten ook zij zich bij hun naam geroepen weten en omkeren en zingen en zeggen dat de Heer is opgestaan! Om uw wereld bidden wij, dat verre van een tuin is. Geweld is alom en hemeltergend verdriet. In Brussel leefden mensen met een naam en een gezicht, op weg naar hun werk, een vakantie, met hun idealen en teleurstellingen, hun vrolijkheid en hun verdriet. Zij werden verdaan. Laat ons vanaf hier moed verzamelen en zingen dat het een lust heeft, dat de Heer is opgestaan tegen alle doodsmachten in en wij leven zullen en de wereld met ons. Hoe een mensenkind de dood deed vluchten en de aarde ons een goede woonplaats is. Stil gebed Onze Vader 5