Projectplan Kustversterking Noorderstrand, Schouwen-Duiveland. Datum : 18 januari 2012 Versie : 4.0



Vergelijkbare documenten
Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura gebieden

10 Wettelijke toetsingskaders natuur

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Kustversterking Noorderstrand bij Renesse

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta

Programma publieke avond 26 januari 2012

Uitbreiding Jachthavens Herkingen, gemeente Dirksland Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Dijkversterking Capelle aan den IJssel

Notitie. 1 Aanleiding

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Havenkwartier Zeewolde

Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

Waterkeringen Perkpolder

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Bekendmaking aanwijzingsbesluiten Natura 2000 in het Waddengebied

Hoofdzaken. Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog. Informatiebijeenkomst juni (handout)

Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis

Bestemmingsplan buitengebied Doetinchem

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld

Natura 2000 gebied Voordelta

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Bestemmingsplan buitengebied Etten-Leur

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Bergen (LB)

Datum 16 april 2012 Onderwerp aanbieding ter goedkeuring van het vaststellingsbesluit projectplan Perkpolder

Bestemmingsplan Duinen, gemeente Katwijk

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Bijlage 1 Overweging zandwinning Den Helder Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Den Helder (Noord-Holland)

Zandwinning Zwakke Schakels Noord-Holland

Referentienummer Datum Kenmerk ehv.N februari 2012 SKu/RvS

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen

Alternatieve locaties baggerberging, provincie Utrecht Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

WaterschapScheidestromen Provincie Zeeland, afdeling Water, Bodem en Natuur T.a.v. de heer P. Sinke Postbus AD MIDDELBURG

Uitbreiding en herstructurering recreatiepark Beekse Bergen, Hilvarenbeek

N266, Randweg Nederweert

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Verplaatsingsgebied Goedereede, De Klepperstee Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Hoogwaterkering Den Oever

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

SAMENVATTING PLANBESCHRIJVING BRUINISSEPOLDER, VLUCHTHAVEN ZIJPE, STOOFPOLDER TOT BRUINISSE PZDT-R ONTW. VERBETERING STEENBEKLEDING

Windpark Fryslân. Toetsingsadvies over de aanvullende notitie bij het milieueffectrapport. 14 juli 2016 / projectnummer: 2673

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Voortoets Natuurbeschermingswet Planstudie Projectplan en Legger Terschelling. Documentcode: 14M3041.RAP001.AC

Windpark Wieringermeer

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Varkenshouderij Van Deijne Zeeland BV, gemeente Landerd

Dijkversterking Hellevoetsluis

Uitbreiding opslagcapaciteit Maasvlakte Olie Terminal, Maasvlakte Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

BEOORDELING EFFECTEN OPSCHALING EN UITBREIDING WIND- PARK SLUFTER

Verbetering Waterkering Waalkade Nijmegen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

29 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE

Windvisie Gelderland. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 21 augustus 2014 / rapportnummer

Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Samenvatting aanvulling op Milieueffectrapport bij de Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer

Bestemmingsplan Kustzone Petten, gemeente Schagen

Bestemmingsplan Brouwerseiland, gemeente Schouwen-Duiveland

Welkom! Dijkdenkersbijeenkomst VI Masterclass Besluitvorming & MER

Uitbreiding golfbaan De Scherpenbergh te Lieren

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

Plusstrook A12 Zoetermeer Zoetermeer centrum

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Terneuzen

Pluimveehouderij Van Deurzen, gemeente Groesbeek

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 2.7 eerste lid, van het Besluit natuurbescherming.

Project Mainportontwikkeling Rotterdam Procedurewijzer

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Kampen

Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl

Nieuwe bedrijfslocaties

Directie Natuur en Biodiversiteit Team Vergunningen Nb-wet POV-dag 'het delen-durven-doen'festival donderdag 5 januari 2017

PLANBESCHRIJVING HOLLAREPOLDER, JOANNA-MARIAPOLDER PZDT-R ONTW. VERBETERING STEENBEKLEDING

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk

Windpark Krammer, Zeeland

Waterdunen. Waterdunen is een groot recreatienatuurproject

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

Ontwikkeling van een intergetijdengebied in Hedwige- en Prosperpolder: nota impact stikstofdepositie werkverkeer op Natura gebieden

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top,

Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer

Milieurapport ophoging Duin Oostvoornse Meer. Presentatie gemeente Westvoorne, 18 mei 2015

Berekening Situatie 1 Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur

Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie op natuur Provincie Utrecht

Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Golfbaan De Hooge Vorssel, Bernheze

Foodpark Veghel. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 21 juli 2016 / projectnummer: 3080

Stappenplan vergunningaanvraag

Zoekzones stedelijke functies gemeente Ede Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Bedrijvenpark IBF Heerenveen

Ruimtelijke onderbouwing. Aanleg carpoolvoorziening Noorderhogeweg Drachten

Bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Bestemmingsplan buitengebied Boxtel

Bestemmingsplan buitengebied Roosendaal - Nispen

Transcriptie:

Projectplan Kustversterking Noorderstrand, Schouwen-Duiveland Datum : 18 januari 2012 Versie : 4.0 1

Inleiding 1

Inleiding Inhoudsopgave Samenvatting.3 1 Inleiding...10 1.1 Aanleiding...10 1.2 Doel...11 1.3 Procesbeschrijving...11 1.4 Leeswijzer...14 2 Situatiebeschrijving...16 2.1 Situering...16 2.2 Opbouw van de huidige waterkering...16 2.3 Beheer en onderhoud...17 2.4 Bodem en water...17 2.5 Natuur...19 2.6 Recreatie...24 2.7 Landschap...25 2.8 Cultuurhistorie...26 2.9 Archeologie...27 3 Randvoorwaarden en uitgangspunten...28 3.1 Veiligheid...28 3.2 Hydraulische randvoorwaarden...28 3.3 Ecologische randvoorwaarden...28 3.4 Recreatie...28 3.5 Landschap...29 3.6 Cultuurhistorie en Archeologie...29 3.7 Kosten...29 3.8 Overige aspecten...29 4 Probleemstelling...30 4.1 Inleiding...30 4.2 Morfologische ontwikkelingen tot 2011...30 4.3 Verwachte morfologische ontwikkeling...35 4.4 Conclusie morfologisch onderzoek...37 5 Varianten en keuze voorkeursvariant...38 5.1 Proces van varianten tot voorkeursvariant...38 5.2 Varianten...38 5.3 Effecten...43 5.4 Keuze voorkeursvariant...45 6 Ontwerp van de voorkeursvariant...46 7 Effecten...50 7.1 Water...50 7.2 Natuur...51 7.3 Recreatie...58 7.4 Landschap...59 7.5 Archeologie en Cultuurhistorie...59 7.6 Explosieven...59 7.7 Grondverwerving...59 7.8 Sociale aspecten...59 2

Inleiding 8 Financiering...60 9 Procedures en vergunningverlening...62 9.1 M.e.r.-beoordeling...62 9.2 Planvaststelling en goedkeuringsprocedure...62 9.3 Vergunningen en/of ontheffingen...63 10 Uitvoering + planning...68 10.1 Inleiding...68 10.2 Natuurgerichte (mitigerende) werkzaamheden...68 10.3 Voorbereidende werkzaamheden...69 10.4 Versterkingswerkzaamheden...69 10.5 Nazorgfase...70 10.6 Monitoring...71 10.7 Aanvoerroutes tijdens werkzaamheden...71 10.8 Planning...72 11 Communicatie...74 12 Lijst van gebruikte literatuur...76 Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Tekeningen...78 Aanvoerroutes en locaties zanddepots...79 Plattegrond situatie...80 Bijlage 4 Doorsnedes en plattegrond duinversterking 1969...81 3

Inleiding Samenvatting Aanleiding In 2003 heeft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat het waterschap Scheldestromen gevraagd de gevolgen van een hogere golfbelasting te beoordelen om de veiligheid van onder andere het Noorderstrand te onderzoeken en vast te leggen in een beheerdersoordeel. Voor het Noorderstrand heeft het waterschap vastgesteld dat er in 2 raaien (doorsneden haaks op de primaire waterkering) onvoldoende zand aanwezig is om de veiligheid voor het achterland te garanderen. Omdat recent suppletie op het Noorderstrand was uitgevoerd, achtte Rijkswaterstaat de situatie veilig. Tijdens de tweede toetsronde [Inspectie Verkeer en Waterstaat (2006)] zijn de duinen bij het Noorderstrand afgekeurd en is het project opgenomen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). In samenspraak met Rijkswaterstaat heeft Waterschap Scheldestromen aan Deltares opdracht gegeven om een geavanceerde toetsing uit te voeren om een definitief oordeel te kunnen vellen over de veiligheid van de duinwaterkering. Deze geavanceerde toetsing heeft de noodzaak van een maatregel bij het Noorderstrand herbevestigd. Om de veiligheid te borgen is een kustversterking voorgesteld. De kustversterking moet leiden tot een primaire waterkering die 50 jaar voldoet aan de geldende normen zoals beschreven in de Leidraden, rekening houdend met de huidige inzichten in de effecten van zeespiegelrijzing. Alleen het kustvak Noorderstrand dient versterkt te worden. De aangrenzende trajecten voldoen aan de veiligheidsnormen. De voorgestelde maatregel is uitgewerkt in dit projectplan. Dit projectplan, het bijbehorende MER en de Natuurtoets zijn op 19 mei 2011 vastgesteld door het dagelijks bestuur van Waterschap Scheldestromen en hebben zes weken ter inzage gelegen. Daarnaast heeft de commissie-m.e.r. de juistheid en volledigheid van de inhoud van het MER getoetst [lit. 26]. Op basis van de inspraakreacties, het toetsingsadvies van de commissie-m.e.r., nader uitgevoerd onderzoek en wijzigingen van beleid is besloten om de reeds opgestelde stukken te herzien en te actualiseren. In dit kader is door Deltares opnieuw een morfologische studie uitgevoerd die de noodzaak voor kustversterking van het Noorderstrand op de zeer korte termijn heeft herbevestigd. Huidige situatie Het Noorderstrand is gelegen aan de noordkust van het Zeeuwse eiland Schouwen en bevindt zich ten oosten van Renesse (gemeente Schouwen-Duiveland) en ten westen van de Brouwersdam. Dit strand is voorzien van een smalle duinstrook, die onder beheer valt van het Waterschap Scheldestromen. Het natuurgebied in het plangebied (de Zoeten en Zouten Haard) is in beheer bij en in eigendom van Staatsbosbeheer. Variantenafweging Vanuit de Provincie Zeeland (bevoegd gezag Natuurbeschermingswet 1998) en het Rijk (HW- BP) is duidelijk gemaakt dat een goede afweging van varianten en effecten ter onderbouwing van een gekozen versterkingsvariant noodzakelijk is. Daarom heeft het Waterschap besloten om gezamenlijk met Provincie en Staatsbosbeheer een variantenafweging (alternatievenonderzoek) op te starten. In deze afweging is in eerste instantie gebrainstormd over varianten en effecten als basis voor een gedegen analyse. In 2010 is een inventarisatie naar de mogelijke varianten voor de kustversterking Noorderstrand uitgevoerd [lit. 7]. Dertien varianten zijn in gezamenlijkheid gedefinieerd. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar zes zeewaartse, vier landwaartse en drie consoliderende oplossingen. Vervolgens zijn op basis van een multicriteria analyse (MCA) de verschillende varianten kwalitatief beoordeeld op de meest belangrijke effecten (veiligheid, natuur en recreatie) en is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. 4

Inleiding Rekening houdend met zowel de meest belangrijke effecten (veiligheid, natuur en recreatie) als aspecten zoals aanlegkosten, beheer en onderhoud en uitvoering en planning kwamen vier varianten naar voren als keuze voor nader onderzoek; de overige varianten vielen af, hetgeen is besloten in gezamenlijk overleg tussen Waterschap, Staatsbosbeheer, Provincie Zeeland. Nader onderzoek door middel van MER Op basis van de ingekomen zienswijzen op het MER, alsmede het toetsingsadvies van de commissie-m.e.r. is besloten om naast de varianten 1a, 2a en 3c ook variant 1b als volwaardig alternatief mee te nemen in het MER. Ook is in het kader van het MER een zogenaamde 'nulplus variant' onderzocht. Een nulplus variant is een variant waarin met gerichte beheermaatregelen de ontwikkelingen in de bank- en slenkmorfologie van het strand (die voor de hoogwaterveiligheid ongewenst zijn) tijdig en doeltreffend kunnen worden gekeerd. Onderstaand volgen de belangrijkste conclusies ten aanzien van de variantenafweging. Effecten natuur Bij alle varianten zijn significante negatieve effecten te voorkomen door het nemen van natuurgerichte maatregelen. Deze maatregelen vormen een integraal onderdeel van de voorgenomen activiteit. Door deze maatregelen worden significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voorkomen. De maatregelen werken zodanig positief uit op de betreffende natuurwaarde(n) dat significante negatieve effecten van het project per saldo niet zullen optreden. Omdat er geen sprake is van significant negatieve effecten is de ADC-toets (zie hoofdstuk 9) niet aan de orde. Bij de alternatievenafweging had in dat geval alleen gekeken mogen worden naar mogelijke effecten op de instandhoudingsdoelen, en niet naar andere aspecten. Alleen indien kosten voor een variant een veelvoud hoger zijn, kan een dergelijke variant in de lijn van Backes et al., 2009 niet als reëel alternatief beschouwd (zie tekstkader onder). Handreiking Natuurbeschermingswet 1998 In de Handreiking Natuurbeschermingswet 1998 staat dat bij de beoordeling van de alternatieven (varianten) de bescherming van de het Natura2000-gebied voorop dient te staan. In de uitgevoerde Natuurtoets (zie bijlage 1) is hier invulling aan gegeven. In de Handreiking wordt tevens benadrukt dat bij de beoordeling de instandhouding van het gebied en de handhaving van de natuurlijke kenmerken en ecologisch functies voorop moeten staan. Backes et al., 2009 merkt op dat de plicht om alternatieven te onderzoeken wel beperkt is door hetgeen redelijkerwijs kan worden gevergd. Welke alternatieven in aanmerking komen hangt af van het doel en aard van het project en de wijze van uitvoering. De vergelijking van alternatieven moet betrekking hebben op het bewaren en in stand houden van de natuurlijke kenmerken van het gebied en van de betrokken ecologische functies. Andere beoordelingscriteria, waaronder economisch, kunnen niet prevaleren (Richtsnoeren, 2007). Het uitgangspunt van de Europese Commissie is dat economische criteria niet de doorslag mogen geven, financiële belangen geen rol mogen spelen bij de boordeling van alternatieven. Backes et al., 2009 menen dat deze conclusie niet mag worden getrokken. Indien de kosten van een alternatief voor het oorspronkelijke plan of project een veelvoud hoger zijn, of indien kan worden aangetoond dat uitvoering van het alternatief leidt tot een verliesgevend project, kan dit niet als een reëel alternatief worden aangemerkt. Effecten veiligheid Daarnaast is het doel van het project het vergroten van de veiligheid van de primaire waterkering en het daardoor beschermde achterland. Bij de varianten nulplus, 1c of 1b geldt dat meer onderhoud plaats dient te vinden dan bij variant 2a of 3c, om de gewenste veiligheid te behouden. Variant nulplus is negatief beoordeeld (--), variant 1b licht negatief (-), en 1c beperkt negatief (0/-). De overige varianten scoren neutraal (0). Daarbij dient opgemerkt te worden dat bij frequentere suppleties ten behoeve van onderhoud (bij de varianten nulplus, 1c of 1b) afspraken gemaakt dienen te worden met Rijkswaterstaat. De afhankelijkheid van Rijkswaterstaat vormt een risico voor het waterschap Scheldestromen. Overige milieueffecten Ten aanzien van de effecten op landschap, cultuurhistorie en recreatie zijn bij geen van de varianten permanente negatieve effecten als gevolg van de kustversterking. Variant 3c scoort licht negatiever op water dan de overige varianten. 5

Inleiding Keuze landwaartse versterking Op basis van bovenstaande is door het waterschap Scheldestromen, besloten om op basis van financiële haalbaarheid alsmede duurzame veiligheid (benodigde beheersinspanning) variant 2a als definitieve voorkeursvariant te benoemen. De Provincie Zeeland en Staatsbosbeheer hebben hun voorkeur uitgesproken voor de zeewaartse variant 1c, maar zijn vanwege financiële haalbaarheid en duurzame veiligheid bereid om medewerking (positief kritisch) te verlenen aan de uitwerking van de landwaartse variant 2a. Dit wel met aantekeningen dat het eenmalig is en onder de voorwaarden van mitigatie en voldoende compensatie. De totale kosten van de variant 2a vallen respectievelijk ca. 7, 9 en 20 miljoen euro lager uit dan de varianten 1b, 1c en 3c. Ook zijn de kosten van variant 2a circa 10 miljoen euro lager dan de nulplusvariant. Bij alle varianten is de veiligheid gewaarborgd. Vanuit het aspect robuustheid is de variant 2a het meest passende alternatief. De overige milieueffecten geven weinig aanleiding tot wijziging van deze keuze. In dit projectplan vindt de uitwerking van een landwaartse uitbreiding van de duinen plaats. Het bestaande duin wordt over een lengte van ca. 1.200 m eenmalig versterkt. Er vindt over een lengte van ca. 460 m een maximaal extra ruimtebeslag plaats van 0,5 ha in de Zouten Haard. Om het ruimtebeslag in het achterliggende vroongebied te minimaliseren, is gekozen om zo veel mogelijk de versterking te realiseren en binnen het bestaande duingebied. Dit leidt tot een duintop van +13,00 m NAP. Uitvoering Het zand bij de landwaartse variant is afkomstig van vier locaties. 150.000 m 3 zand is afkomstig van de Punt (een locatie gelegen aan de damaanzet bij de Oosterscheldekering). Door Rijkswaterstaat is daarnaast een hoeveelheid van 70.000 m 3 zand toegezegd van zanddepots gelegen op de Brouwersdam en Neeltje Jans. Ten behoeve van het winnen van zand uit de natuurlijke depots, is het noodzakelijk de bestaande begroeiing (voor zover aanwezig) te verwijderen. De bestaande beplanting wordt afgevoerd. Het helmgras dient te worden opgenomen, tijdelijk elders te worden ingekuild en na het ontgraven van de depots weer te worden herplant. Voor de kustversterking wordt 220.000 m 3 ontzilt zand gebruikt. Het duin zal over een lengte van ca. 1.200 meter landwaarts moeten worden verbreed. Het bestaande struweel zal worden verwijderd, zodat dit hergebruikt kan worden. De gehele uitvoering van de duinversterking zal naar schatting ongeveer 7 maanden in beslag nemen. Het zand zal vervolgens door middel van vrachtwagens van de natuurlijke zanddepots naar het Noorderstrand worden getransporteerd en met behulp van kranen in het duingebied worden aangebracht. Het aanvoeren van het benodigde zand zal via de parallelweg van de Brouwersdam over het aangelegen strand plaatsvinden. De transportroutes worden onderhouden en na het transport hersteld. Tevens wordt het zand indien nodig met aangepast materieel in het duin gereden. Na het aanbrengen van het zand zullen aanplantwerkzaamheden worden uitgevoerd met een duinbegroeiing gelijk aan de huidige situatie. Hierdoor krijgt het geheel een natuurlijk uiterlijk. Daarnaast dienen de duinovergangen (Corazon en 't Klokje) aangepast te worden. Tot slot wordt een nieuwe afrastering aangebracht tussen de duinverzwaring en het achterliggende vroongebied. 6

Inleiding Effecten De belangrijkste effecten van de kustversterking zijn de natuureffecten. De kustversterking heeft geen effect of een positief effect op alle overige milieuthema's (veiligheid, water en bodem, landschap en cultuurhistorie, recreatie en sociale aspecten). Wel is er sprake van een tijdelijk negatief effect gedurende de aanleg van de kustversterking op recreatie, alsmede de visuele waarden van het landschap. Voor een uitgebreide beschrijving van de milieueffecten wordt verwezen naar hoofdstuk 7 van onderhavig Projectplan, het Milieueffectrapport en de Natuurtoets. Onderstaand wordt kort ingegaan op de effecten op natuur. Er blijken geen significante negatieve effecten op te treden op de Natura 2000 gebieden Kop van Schouwen, Voordelta en Grevelingen (zie tabel S.1). Randvoorwaarde bij deze effectbeoordelingen is de integrale uitvoering van het Maatregelpakket Noorderstrand [lit. 24]. Deze natuurgerichte maatregelen vormen een integraal onderdeel van de voorgenomen activiteit. Door deze maatregelen worden significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voorkomen. De maatregelen werken zodanig positief uit op de betreffende natuurwaarde(n) dat significante negatieve effecten van het project per saldo niet zullen optreden. Tabel S.1 Overzicht effecten NB-wet Tabel S.2 geeft een samenvattend overzicht van de effecten op beschermde soorten in het plangebied en de directe omgeving. Zichtbaar is dat negatieve effecten optreden. Ook is er sprake van een kwaliteitsvermindering van de Zouten Haart door de afname van de bijzondere vegetatie met 0,5 hectare. In het maatregelpakket Noorderstrand [lit. 24] zijn natuurgerichte maatregelen opgenomen die zorg dragen dat deze negatieve effecten niet leiden tot permanente aantasting van de natuurwaarden in het plangebied. Deze zijn ook beschreven in hoofdstuk 10 van onderhavig projectplan. 7

Inleiding Soortgroep FF-wet Flora Tabel 2 Zoog dieren Tabel 1 soort Vleeskleurige orchis Moeraswespen orchis Brede orchis Gevlekte orchis Harlekijn Alg. (spits-) muizen Konijn Mol Haas Ree Damhert Gewone dwergvleermuis Variant 2a T P ja ja Tabel 2 Tabel 3 Broed cat 4 Buizerd (jaarrond) nee ja vogels vogels Overige broedvogels ja nee Niet broed -- bijv. Bruine Kiekendief ja nee vogels Reptielen Tabel 2 Levendbarende hagedis ja nee Amfibieën Tabel 1 Algemeen voorkomende kikkers, ja nee Tabel 3 Gewone pad, Kleine watersalamander Rugstreeppad Heikikker Tabel S.2 Effecten op beschermde soorten in het plangebied en directe omgeving (toelichting op kolom FF-wet in hoofdstuk 8) (T= tijdelijk, P= permanent) ja nee 8

Inleiding 9

Inleiding 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Sinds 1996 kent ons land een vijfjaarlijkse toetsing op de veiligheid van de primaire waterkeringen. Deze wettelijke toetsing beoordeelt of de keringen voldoen aan de veiligheidsnorm. Op het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) staan de waterkeringen die bij deze wettelijke toetsing als onvoldoende zijn gekwalificeerd. Het HWBP is een omvangrijk programma van projecten, samengesteld op basis van de resultaten uit de eerste en tweede toetsronde (in 2001 en 2006). Realisatie van het HWBP dient in 2015 gereed te zijn, mogelijk in 2017. Kustversterking Noorderstrand staat op het HWBP voor realisatie in 2013. De versterkingen bestaan uit maatregelen die ertoe leiden dat de primaire waterkeringen ter plekke weer gaan voldoen aan de voorgeschreven veiligheidsnorm. Ze betreffen altijd een fysieke versterking van de waterkering, bijvoorbeeld een verhoging en/of verbreding van de kering. Noorderstrand In 2003 heeft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat het waterschap Scheldestromen gevraagd de gevolgen van een hogere golfbelasting te beoordelen om de veiligheid van onder andere het Noorderstrand te onderzoeken en vast te leggen in een beheerdersoordeel. Voor het Noorderstrand heeft het waterschap vastgesteld dat er in 2 raaien (doorsneden haaks op de primaire waterkering) onvoldoende zand aanwezig is om de veiligheid voor het achterland te garanderen. Omdat recent suppletie op het Noorderstrand was uitgevoerd, achtte Rijkswaterstaat de situatie veilig. Tijdens de tweede toetsronde [Inspectie Verkeer en Waterstaat (2006)] zijn de duinen bij het Noorderstrand afgekeurd en is het project opgenomen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). In samenspraak met Rijkswaterstaat heeft Waterschap Scheldestromenaan Deltares opdracht gegeven om een geavanceerde toetsing uit te voeren om een definitief oordeel te kunnen vellen over de veiligheid van de duinwaterkering. Deze geavanceerde toetsing heeft de noodzaak van een maatregel bij het Noorderstrand herbevestigd. Om de veiligheid te borgen en de primaire waterkering weer te laten voldoen aan de veiligheidsnorm is een ingreep noodzakelijk. Daarom is een kustversterking voorgesteld. De kustversterking moet leiden tot een primaire waterkering die 50 jaar voldoet aan de geldende normen zoals beschreven in de Leidraden, rekening houdend met de huidige inzichten in de effecten van zeespiegelrijzing. Alleen het kustvak Noorderstrand dient versterkt te worden. De aangrenzende trajecten voldoen aan de veiligheidsnormen. In een variantenstudie [lit. 7] en het MER [lit. 10] zijn diverse versterkingsvarianten op zowel milieueffecten als financiële haalbaarheid en duurzame veiligheid (robuustheid van de kustversterking) beoordeeld. Door het waterschap Scheldestromen is op 14 oktober 2010 en 19 mei 2011 besloten om op basis van financiële haalbaarheid alsmede duurzame veiligheid (robuustheid van de kustversterking) variant 2a als definitieve voorkeursvariant te benoemen. De Provincie Zeeland en Staatsbosbeheer hebben hun voorkeur uitgesproken voor de zeewaartse variant 1c, maar hebben aangegeven dat zij vanwege financiële haalbaarheid en duurzame veiligheid bereid zijn om medewerking (positief kritisch) te verlenen aan de uitwerking van de landwaartse variant 2a. Dit wel met aantekeningen dat het eenmalig is en onder de voorwaarden van mitigatie en voldoende compensatie. De voorgenomen kustversterking is vastgelegd in een ontwerp-projectplan. Door het waterschap Scheldestromen is besloten om gekoppeld aan dit projectplan een MER met bijbehorende Natuurtoets op te stellen. Dit ontwerp-projectplan, het MER en de Natuurtoets zijn op 19 mei 2011 10

Inleiding vastgesteld door het dagelijks bestuur van Waterschap Scheldestromen en hebben zes weken ter inzage gelegen. Tevens heeft de commissie-m.e.r. de juistheid en volledigheid van de inhoud van het MER getoetst [lit. 26]. Op basis van de inspraakreacties, het toetsingsadvies van de commissie-m.e.r., nader uitgevoerd onderzoek en wijzigingen van beleid is besloten om de reeds opgestelde stukken te herzien en te actualiseren. Onderhavig projectplan betreft derhalve een actualisatie van het ontwerp-projectplan van 5 mei 2011. In paragraaf 1.3 is uitgebreid toegelicht waarom en op welke punten het ontwerp-projectplan is geactualiseerd. In dit projectplan wordt kort nut en noodzaak van het project toegelicht en wordt vervolgens beschreven hoe het duin in landwaartse richting versterkt zal worden. Veiligheid is hierbij de eerste prioriteit, maar daarnaast is er ook aandacht voor de effecten van de maatregel op de natuurwaarden, hydrologie, recreatie, landschap, cultuurhistorie (de LNC-waarden) en overige belangen. Tevens wordt beschreven welke maatregelen worden genomen om bepaalde effecten te mitigeren/compenseren. 1.2 Doel Het voorliggende plan heeft uitsluitend betrekking op de verbetering van het kusttraject Noorderstrand. Het geeft precies aan wat de bedoeling van het werk is, hoe en wanneer het werk wordt uitgevoerd, welke gevolgen het werk heeft op de omgeving in de ruimste zin van het woord en hoe wordt omgegaan met de eventuele gevolgen van de werkzaamheden. Het projectplan is een samenvatting van het technisch ontwerp (ontwerpnota) en bevindingen uit aanvullende studies en dient in combinatie met het MER als basis voor de inspraak en de besluitvorming. Dit projectplan heeft verschillende doelen: Als basis voor de inspraak; Als basis voor de goedkeuring door Gedeputeerde Staten van het uit te voeren werk op basis van de Waterwet; Voor de goedkeuring door Gedeputeerde Staten is het noodzakelijk dat een passende beoordeling is uitgevoerd. De resultaten van deze toets en passende beoordeling zijn in dit projectplan en het MER opgenomen (zie ook [lit. 11]); Als basis voor het aanvragen van andere vergunningen of ontheffingen, waaronder de vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Flora & Faunawet. 1.3 Procesbeschrijving Reeds doorlopen proces Voorafgaand aan dit projectplan is het volgende traject doorlopen: In najaar 2009 heeft waterschap Zeeuwse Eilanden in eerste instantie de landwaartse duinversterking uitgewerkt als voorkeursoplossing voor de kustversterking. Uit de natuurtoets (uitgevoerd door Arcadis [lit. 2] in september 2009) bleek dat de landwaartse duinversterking significante effecten op de natuurwaarden zal hebben. Op basis daarvan is in overleg met het HWBP en provincie Zeeland besloten om een variantenstudie uit te voeren. In januari t/m maart 2010 is door waterschap Zeeuwse Eilanden, in samenwerking met Staatsbosbeheer en provincie Zeeland, een variantenstudie uitgevoerd. Het resultaat van deze studie is vastgelegd in de variantennotitie Noorderstrand [lit. 7]. 11

Inleiding Op 19 april 2010 is door de Provincie Zeeland aangegeven dat zij meegaat in de verdere ontwikkeling van de landwaartse versterkingsvariant, echter eenmalig en onder voorwaarde van voldoende mitigerende en compenserende maatregelen. In het najaar van 2010 is een onderzoek opgestart naar compenserende en mitigerende maatregelen als gevolg van de landwaartse versterking. Er is in het kader van juridische haalbaarheid alsnog gekozen voor het opstellen van een gecombineerde plan/project milieueffectrapport en daarbij de procedure voor projectm.e.r. te doorlopen. De m.e.r. procedure ging op 6 december 2010 van start met de schriftelijke mededeling van het waterschap Scheldestromen aan de provincie Zeeland dat het voornemens is om voor het uitvoeren van de kustversterking Noorderstrand een milieueffectrapport op te stellen. Bij deze mededeling is de notitie Reikwijdte en Detailniveau kustversterking Noorderstrand gevoegd [lit. 9]. Deze notitie is daarnaast opengesteld voor openbare inspraak en heeft gezamenlijk met de Variantennotitie [lit. 7] ter inzage gelegen (van 17 januari tot en met 25 februari 2011). Er zijn vier zienswijzen ingediend. In het MER zijn de milieueffecten van de beschouwde varianten beschreven en is toegelicht welke keuze voor de voorkeursvariant is gemaakt. Ook is in het MER invulling gegeven aan het advies van de commissie m.e.r. op de notitie Reikwijdte en Detailniveau. Het ontwerp-projectplan, het MER en de Natuurtoets zijn op 19 mei 2011 vastgesteld door het dagelijks bestuur van Waterschap Scheldestromen en hebben zes weken ter inzage gelegen. Tevens heeft de commissie-m.e.r. de juistheid en volledigheid van de inhoud van het MER getoetst en op 3 november 2011 advies uitgebracht [lit. 26]. De commissie-m.e.r. heeft enkele tekortkomingen geconstateerd, die zij essentieel acht voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming. Inhoud zienswijzen en toetsingsadvies commissie-m.e.r. De geconstateerde tekortkomingen volgens het toetsingsadvies van de commissie-m.e.r. betroffen: Het gebrek aan inzicht in de autonome ontwikkeling, waardoor een onderbouwing van de nut en noodzaak voor het voornemen vanuit veiligheid onvoldoende kan worden gegeven en de volgende alternatieven uit het MER onvoldoende op relevantie kunnen worden beoordeeld: o Een nulplus-alternatief waarin met gerichte beheermaatregelen ontwikkelingen in de bank- en slenkmorfologie van het strand die voor de hoogwaterveiligheid ongewenst zijn, tijdig en doeltreffend kunnen worden gekeerd. o variant 1b uit het MER (zeewaartse oplossing, duinverzwaring + suppletie strand) de beschrijving van de compenserende maatregelen voor de natuur in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Flora- en faunawetgeving. De belangrijkste zienswijzen gingen in op: het nader onderzoeken van de gunstige morfologische ontwikkelingen van de kust en daarmee samenhangend de nut en noodzaak van de kustversterking; het nader uitwerking van compensatie en mitigatiemaatregelen en de effecten op hydrologie; het aanleggen van een recreatief fietspad over de duinen; het verder uitwerken van de (onderhouds)kosten voor de kustversterking; Overige inhoudelijke opmerkingen in de zienswijzen hadden met name betrekking op de ecologische waarden van het gebied. Actualisatie Projectplan en MER Mede naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen en het toetsingsadvies van de commissie-m.e.r. heeft het waterschap Scheldestromen het projectplan en het MER aangepast en verder uitgewerkt. 12

Inleiding De belangrijkste aanvullingen en wijzigingen in dit projectplan ten opzichte van de versie van 5 mei 2011 betreffen: Onderbouwing nut en noodzaak aan de hand van morfologisch onderzoek; Op basis van morfologisch onderzoek [lit. 24] is het huidige en autonome morfologische gedrag van het Noorderstrand aanvullend onderzocht en beschreven. Het onderzoek heeft daarnaast geresulteerd in een gedetailleerde en verfijnde uitwerking van de zeewaartse varianten in het MER (variant 1b en 1c) en in de totstandkoming van een nulplus variant (0+). Variant 1b en 0+ zijn als volwaardig alternatief in het MER meegenomen. Voor alle varianten is in het MER bepaald wat de mate van duurzame veiligheid is. Inzicht geven in de maatregelen voor natuur (mitigatie, compensatie en translocatie); In het maatregelenplan Noorderstrand [lit. 25] is inzicht gegeven in de maatregelen die benodigd zijn voor het tenietdoen of zoveel mogelijk verminderen van de negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden bij realisatie van de voorkeursvariant. De resultaten van het plan zijn gebruikt bij het tot stand komen van de Natuurtoets [lit. 11] en zijn verwerkt in dit projectplan. Hanteren meest actuele habitatrichtlijn kaart [Provincie Zeeland, 2011]; Voor het opstellen van de Natuurtoets en het MER (d.d. 5 mei 2011) is gebruik gemaakt van de concept habitattypenkaart van de provincie Zeeland. Op basis van vegetatieopnames (voorjaar 2011) is deze kaart gewijzigd. De kaart is in oktober 2011 vastgesteld door het ministerie van EL&I. In de Natuurtoets, MER en onderhavig projectplan wordt uitgegaan van deze meest actuele habitattypenkaart. Nadere beschrijving effecten hydrologie op basis van peilbuisonderzoek; Als onderdeel van het maatregelenplan Noorderstrand [lit. 25] vindt peilbuisonderzoek plaats. De reeds beschikbare resultaten van dit onderzoek zijn meegenomen in de Natuurtoets, MER en onderhavig projectplan. Toevoegen effectbeoordeling zanddepots in het kader van Nb-wet; Voor van de aanleg van de voorkeursvariant wordt zand gebruikt afkomstig van verschillende zanddepots. In het kader van de Nb-wet is in de Natuurtoets en MER nagegaan of eventueel sprake is van effecten op Natura-2000 gebieden aldaar. Deze bevindingen zijn verwerkt in onderhavig projectplan. Nadere onderbouwing kosten aanleg en onderhoud varianten; Door het waterschap Scheldestromen is op basis van het morfologisch onderzoek [lit. 24] een meer gedetailleerde uitwerking gegeven van de kosten voor aanleg en onderhoud. Deze bevindingen zijn verwerkt in onderhavig projectplan. Het projectplan is voorbereid door waterschap Scheldestromen in overleg met Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, provincie Zeeland en gemeente Schouwen-Duiveland. Nog te doorlopen proces Dit projectplan wordt samen met het MER aangeboden aan het Dagelijks Bestuur (DB) van waterschap Scheldestromen. Na vrijgave door bevoegd gezag (Waterschap Scheldestromen) wordt het MER samen met het Projectplan en de aanvraag NB-wet vergunning ingediend bij de provincie Zeeland. De juistheid en volledigheid van de inhoud van het MER wordt ook getoetst door de Commissie voor de milieueffectrapportage (c-m.e.r.). Na de toetsing door de Commissie voor de milieueffectrapportage wordt de besluitvorming verder afgewikkeld volgens de procedures van de Waterwet. Het definitieve Projectplan wordt ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten van de Provincie gezonden. Na goedkeuring worden het goedkeuringsbesluit en de overige besluiten bekend gemaakt. Het Projectplan Kustversterking en de besluiten liggen daarna voor 6 weken ter inzage (beroepstermijn). Binnen deze termijn kan beroep worden ingesteld bij de Raad van State. De planstudie wordt afgerond met een evaluatie van de m.e.r.-procedure. Parallel daaraan kunnen de voorbereiding en uitvoering van de kustversterking starten. 13

Inleiding 1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie. Hoofdstuk 3 bevat een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten voor de nieuwe waterkering. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de nut en noodzaak van de verbetering van de waterkering. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de in het MER onderzochte varianten en de onderbouwing van de keuze van de in dit projectplan uitgewerkte voorkeursvariant. In hoofdstuk 6 worden de aanpassingen aan de waterkering beschreven en wordt onderbouwd waarom die keuze is gemaakt. Hoofdstuk 7 bevat een omschrijving van de effecten van de landwaartse versterking op aspecten als landschap, natuur en recreatie. De kosten van het werk worden inzichtelijk gemaakt in hoofdstuk 8. De procedurele aspecten worden omschreven in hoofdstuk 9 en in hoofdstuk 10 wordt ingegaan op de uitvoeringsaspecten en compenserende en mitigerende maatregelen. Hoofdstuk 11 beschrijft de wijze waarop het waterschap als initiatiefnemer van plan is te communiceren over het project. In hoofdstuk 12 wordt een lijst van gebruikte literatuur weergegeven. Deze literatuur is in te zien bij het waterschap. Gedetailleerde tekeningen van de kustversterking zijn terug te vinden in Bijlage 1. Een overzicht van de zanddepots en transportroutes is te zien in Bijlage 2. Bijlage 3 is een bovenaanzicht van de versterking en Bijlage 4 bevat informatie over de duinversterking in 1969. 14

Inleiding 15

Situatiebeschrijving 2 Situatiebeschrijving 2.1 Situering Het Noorderstrand is gelegen aan de noordkust van het Zeeuwse eiland Schouwen-Duiveland en bevindt zich ten oosten van Renesse (gemeente Schouwen-Duiveland) en ten westen van de Brouwersdam. Direct ten zuiden van het duin ligt de Rampweg, een dijk met een hoogte van 3,5 a 4,5 m +NAP. Het strand is voorzien van een smalle duinstrook, die onder beheer valt van het Waterschap Scheldestromen. In het plangebied bevindt zich het natuurgebied 'Zoeten en Zouten Haard', en is in beheer bij en eigendom van Staatsbosbeheer. Tussen de Rampweg en het strand bevinden zich een tweetal wandelpaden, op het strand is in de zomerperiode een strandpaviljoen gelegen. Afbeelding 1 Overzicht plan- en studiegebied incl. Rijksstrandpalen raaien; RSP [Deltares, 2011] 2.2 Opbouw van de huidige waterkering Rampweg In het projectgebied bestaat de waterkering uit een onverdedigd duin. Het duingebied bestaat uit een enkelvoudige duinregel met een breedte tussen 65 en 120 meter. De hoogte van het duin varieert tussen de 10 en 17 meter. Gezien vanaf de Brouwersdam wordt het duin eerst smaller en lager en vervolgens weer breder en hoger. Ter plaatse van de Zouten Haard is er sprake van een inscharing aan de landzijde. Ter plaatse van de inscharing is het duin 10 à 12 meter hoog en 65 à 80 meter breed, Ten westen van de inscharing heeft het duin een breedte van 80 à 100 meter en een hoogte van 13 à 17 meter. Ten oosten van de inscharing is dit respectievelijk 80 à 120 meter breed en 13 à 18 meter. Uit historische gegevens van het Noorderstrand blijkt dat er vele malen dreiging is geweest vanuit zee. Tussen 1883 en 1929 werd een duinvoetverdediging over 2,5 kilometer aangelegd, bestaande uit deels basalt en deels beton. Tijdens de zware storm van 23 november 1908 sloegen golven over de top van de verdediging heen, waardoor deze verhoogd werd met een verticale Muralt betonmuur. Deze muur bestaat uit betonnen staanders met tussenliggende betonplaten en is ongeveer 1 meter hoog. In 1953 bleven de duinen intact. Er werd in 1954 een duinversterking uitgevoerd aan de binnenzijde van de duinenrij die destijds aanwezig was (zie Afbeelding 2). Afbeelding 2 Duinversterking 1954 16

Situatiebeschrijving Na aanleg van de Brouwersdam is in 1969 bij de aansluiting van de dam, het duin aan de zeezijde uitgebouwd en is een deel van het duin verder landwaarts verbreed (zie bijlage 5). In de tachtiger jaren is de werking van duinvoetverdediging onderzocht. Uit proeven is destijds gebleken dat deze constructies onder de normomstandigheden geen bijdragen leveren aan de veiligheid. Daarom is in 1990 het duin opnieuw verzwaard, hoofdzakelijk aan de zeezijde. Ter plaatse van de inscharing is de zeewaartse duinverbreding van 20 meter vanaf 1995 bijna volledig verdwenen. In hoofdstuk 4 "Probleembeschrijving" wordt verder ingegaan op de morfologische ontwikkelingen tot 2011 en in de toekomst. Direct achter het duin ligt de Rampweg, een dijk met een hoogte van 3,5 a 4,5 m+nap, die na de ramp van 1953 is aangelegd. 2.3 Beheer en onderhoud De waterkering is in beheer en onderhoud bij waterschap Scheldestromen. De waterkering is eigendom van het waterschap. Het natuurgebied 'Zoeten en Zouten Haard' is in beheer bij - en eigendom van - Staatsbosbeheer. Het onderhoud van de kustlijn valt onder de verantwoordelijkheid van het Rijk. In het kader van de Kustlijnzorg worden periodiek suppleties uitgevoerd. De laatste suppletie in dit kader is uitgevoerd in het najaar van 2011. 2.4 Bodem en water Geohydrologische opbouw Het maaiveld ter hoogte van de Zouten en Zoeten Haard ligt tussen circa NAP +1,20 m en NAP +1,80 m. Het betreft een vroongebied, ofwel een gebied dat in het verleden overstoven is met zand vanuit het duin. Het oorspronkelijke maaiveld (van een paar eeuwen geleden) ligt ongeveer op NAP. Op dat niveau begint de oorspronkelijke deklaag die een stuk landinwaarts, in de polder, aan de oppervlakte ligt. Uit het geotechnische onderzoek [lit. 6] en uit de boringen die voor het Maatregelpakket Noorderstrand [lit. 25] zijn geplaatst, blijkt dat in het gebied van de Zouten en Zoeten Haard van boven naar beneden de volgende bodemopbouw aanwezig is: Duinzand vanaf maaiveld tot ca. NAP 0,0 à -0,5 m met een doorlatendheid van 2 à 3 m/d; Slecht doorlatende laag, bestaande uit klei, veen en ingesloten zand tot ca. NAP -4 m, de bovenkant van deze laag is het oorspronkelijke maaiveld; Eerste watervoerende pakket tot ca. NAP -53 m, bestaande uit fijn, kleiïg zand. Bodem Het plangebied bestaat voornamelijk uit jonge duin- en zandstranden. De afzettingen zuidelijk van het plangebied (met name klei en veen) zijn deels overstoven door dit jonge duinzand. Uit de bodemkwaliteitskaarten Zeeland wordt de grond omschreven als achtergrondwaarde 'schoon'. Er worden geen grootschalige graafwerkzaamheden voorzien, waardoor het niet noodzakelijk is om de aangelegen gronden verder te onderzoeken op kwaliteit. Eventueel vrijkomende grond zal door het verplaatsen van een toplaag (ten behoeve van kwetsbare planten) binnen het projectgebied worden verwerkt. Grondwater In de duinenrij vormt de neerslag een zoetwaterlens, die drijft op het onderliggende zoute water. In de zuidkant van de duinen stroomt het geïnfiltreerde neerslagwater over de slecht doorlatende klei- en veenlaag naar de lager gelegen Zoeten en Zouten Haard en kwelt daar op (Afbeelding 3). De hydrologische term hiervoor is een doorstroomsysteem: infiltratie van water aan de ene zijde van het gebied die opkwelt aan de andere zijde. Omdat het zand van mariene 17

Situatiebeschrijving oorsprong is met schelpresten, is het gebufferd en kalkrijk. Gerealiseerd moet worden dat de toevoer van gebufferd water (toevoer van calciumionen) belangrijker is dan de grondwaterstanden: de kwaliteit van het water is essentieel voor de soorten die in het gebied voor kunnen komen. De toestroom van calciumhoudend grondwater dient dus gelijk te blijven om te voorkomen dat kritische soorten bij een vernatting van de omstandigheden (langere inundatie in de winter of meer inundatie in het groeiseizoen) risico lopen te verdrinken. Verwacht wordt dat dit risico door te toepassing van een lichte begreppeling en daarmee de afvoer van water is te minimaliseren. Afbeelding 3 Hydrologische situatie In het gebied zijn twee peilbuizen aanwezig die al sinds 1995 worden waargenomen. Verder zijn voor het Maatregelpakket [lit. 25] vier peilbuizen geplaatst, waarvan één peilbuis met een filter boven de kleilaag en een filter onder de kleilaag. Deze peilbuizen zijn van februari t/m september 2011 waargenomen. De peilbuizen worden nog steeds gemonitord voor het verkrijgen van een jaarrondmeting. De waarnemingen van deze peilbuizen bevestigen het beeld dat op basis van de langjarige waarnemingen is verkregen. Uit de peilbuismetingen blijkt dat de freatische grondwaterstand in de winter vaak dicht onder het maaiveld reikt of soms boven het maaiveld uitkomt. In de zomer daalt de grondwaterstand tot ca. 0,7 à 0,8 m beneden maaiveld. Bij een zware neerslagbui (eind juli) stijgen de grondwaterstanden in een dag tijd weer tot maaiveld, om daarna weer weg te zakken. Door het ondiepe zandpakket boven de kleilaag zijn de reacties op neerslag waarschijnlijk ook relatief groot. Op basis van analyses en metingen die in het Maatregelpakket [lit. 25] zijn gedaan, wordt geconcludeerd dat het zoutgehalte in het grondwater onder de kleilaag maar iets hoger is dan in het freatische grondwater (zie ook verderop bij 'waterkwaliteit'). Een correctie voor dichtheid is daarom niet van toepassing. Deze stijghoogte fluctueert globaal tussen NAP en NAP -0,5 m. Geconcludeerd wordt dat de stijghoogte vooral bepaald wordt door het waterpeil in de zee en in de polder landinwaarts van de Zoeten en Zouten Haard. Uit de freatische grondwaterstanden en de stijghoogte in het watervoerende pakket blijkt dat er sprake is van een infiltratiesituatie. Er is dus geen toestroom van (zoute) kwel vanuit de ondergrond. Oppervlaktewater In het plangebied liggen twee plasjes, de Zoeten Haard (westelijk) en de Zouten Haard (oostelijk). Deze plasjes zijn met elkaar verbonden middels een kleine duiker, die mogelijk verstopt zit of afgesloten is. De Zoeten Haard heeft een afvoerpunt (duiker met afsluiter) naar een waterloop buiten het gebied bij de Rampweg (bron: Memo WS Zeeuwse Eilanden, 26 maart 1998). Beide plassen hebben een peilschaal waarvan wordt aangenomen dat deze de NAP-hoogte niet correct weergeven en dat de plasjes hoofdzakelijk door grondwater worden gevoed. Waterkwaliteit Oppervlaktewater Uit beschikbare kwaliteitsgegevens van de voorgaande jaren kan worden geconcludeerd dat de beide plasjes vanuit oppervlaktewaterkwaliteitsoogpunt niet wezenlijk van elkaar verschillen. De 18

Situatiebeschrijving chloridegehalten in het ondiepe water zijn typerend voor zoet water, de zuurgraad (ph) wijst op een invloed van kalkaanvoer vanuit de duinen en ligt tussen 7 en 8. Grondwater In alle boringen is een laag nutriëntengehalte gemeten en een laag kalkgehalte. Ook in de duinen is een laag kalkgehalte gemeten. Dit betekent dat het aanwezige duinzand door de regen in de ondiepe bodem al is uitgeloogd. Gezien het lage chloridegehalte in de Zoeten en Zouten Haard kan worden geconcludeerd dat in beide gebieden alleen zoet water aan de oppervlakte aanwezig is, dat bestaat uit neerslag en afstromend water uit de duinen. 2.5 Natuur 2.5.1 Beschermde gebieden Het plangebied ligt in de Natura 2000-gebieden Kop van Schouwen en Voordelta. Daarnaast ligt 500 m ten oosten van het plangebied het Natura 2000-gebied Grevelingen (zie Afbeelding 4). In deze paragraaf volgt een toelichting van de gebieden. Afbeelding 4 Ligging Natura-2000 gebieden Natura 2000-gebied Kop van Schouwen Het Natura 2000-gebied Kop van Schouwen bestaat uit het duingebied aan de westkant van Schouwen-Duiveland. De Zoeten en Zouten Haard maken onderdeel uit van dit Natura 2000- gebied. Het gebied bestaat uit verschillende delen met een verschillende ontstaansgeschiedenis, waardoor een brede variatie aan duinhabitattypen voorkomt (kalkrijke jonge duinen, kalkarme oude duinen, klifduinen en stuifduinen). De Kop van Schouwen is in het verleden onder de oude Natuurbeschermingswet aangewezen als natuurmonument. Deze aanwijzing vervalt voor zover het binnen een aangewezen Natura 2000-gebied valt (dat is grotendeels het geval). De Kop van Schouwen is alleen aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn. In Tabel 1 is aangegeven voor welke instandhoudingsdoelen het gebied is aangewezen en of welke van deze habitattypen en -soorten in het plangebied voorkomen. In Afbeelding 5 is aangegeven waar de habitattypen in het plangebied voorkomen. 19

Situatiebeschrijving Habitattypen voorkomen in plangebied H2110 Embryonale duinen nee H2120 Witte duinen ja H2130A *Grijze duinen (kalkrijk) ja H2130B *Grijze duinen (kalkarm) ja H2130C *Grijze duinen (heischraal) ja H2150 Duinheiden met struikhei nee H2160 Duindoornstruwelen ja H2170 Kruipwilgstruwelen nee H2180A Duinbossen (droog) nee H2180B Duinbossen (vochtig) nee H2180C Duinbossen (binnenduinrand) nee H2190A Vochtige duinvalleien (open water) nee H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) ja H2190C Vochtige duinvalleien (ontkalkt) nee H6410 Blauwgraslanden nee Habitatsoorten H1014 Nauwe korfslak nee H1340 Noordse woelmuis nee H1903 Groenknolorchis nee Tabel 1 Voorkomen in plangebied van habitattypen Natura-2000 Kop van Schouwen Afbeelding 5 Ligging van de habitattypen in en nabij het plangebied (bron: concept habitattypenkaart provincie Zeeland, nov 2011) Natura 2000-gebied Voordelta De Voordelta beslaat het ondiepe zeegedeelte voor de kust van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Delta. Het gebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een gevarieerd en dynamisch milieu van kustwateren (zout), intergetijdengebied en stranden, dat een relatief beschutte overgangszone vormt tussen de (voormalige) estuaria en volle zee. De waterkwaliteit wordt beïnvloed door met name de uitstroming van Rijn en Maas. Mede door deze aanvoer van voedingsstoffen kent de Voordelta een hoge voedselrijkdom. In het aanwijzingsbesluit is de begrenzing 20

Situatiebeschrijving van het Habitat- en Vogelrichtlijngebied gecombineerd, waarbij de meest ruime begrenzing is aangehouden. In Tabel 2 is aangegeven voor welke instandhoudingdoelen het Natura-2000 gebied is aangewezen en welke van deze habitattypen en soorten er voorkomen binnen het plangebied. Habitattypen Voorkomen in plangebied H1110A Permanent overstroomde zandbanken (getijdengebied) nee H1110B Permanent overstroomde zandbanken (Noordzee-kustzone) ja H1140A Slik- en zandplaten (getijdengebied) nee H1140B Slik- en zandplaten (Noordzee-kustzone) nee H1310A Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal) nee H1310B Zilte pionierbegroeiingen (zeevetmuur) nee H1320 Slijkgrasvelden nee H1330A Schorren en zilte graslanden (buitendijks) nee H2110 Embryonale duinen nee Habitatsoorten H1095 Zeeprik ja H1099 Rivierprik ja H1102 Elft ja H1103 Fint ja H1364 Grijze zeehond ja H1365 Gewone zeehond ja Niet-broedvogels A001 Roodkeelduiker ja A005 Fuut ja A007 Kuifduiker ja A017 Aalscholver ja A034 Lepelaar nee A043 Grauwe gans nee A048 Bergeend ja A050 Smient ja A051 Krakeend nee A052 Wintertaling nee A054 Pijlstaart nee A056 Slobeend nee A062 Toppereend nee A063 Eider ja A065 Zwarte zee-eend ja A067 Brilduiker ja A069 Middelste zaagbek ja A130 Scholekster ja A132 Kluut nee A137 Bontbekplevier ja A141 Zilverplevier ja A144 Drieteenstrandloper ja A149 Bonte strandloper ja A157 Rosse grutto nee A160 Wulp nee A162 Tureluur ja A169 Steenloper ja A177 Dwergmeeuw nee A191 Grote stern nee A193 Visdief nee Tabel 2 Voorkomen in plangebied van habitattypen Natura-2000 Voordelta Natura 2000-gebied Grevelingen De Grevelingen is een voormalige zeearm gelegen tussen Goeree-Overflakkee en Schouwen- Duiveland. Het is sinds de afsluiting door de Deltawerken het grootste zoutwatermeer van Europa en bevat een aantal eilanden waar uitgestrekte, soortenrijke duinvalleibegroeiingen en zilte pioniergemeenschappen voorkomen, alsmede uitgestrekte oeverlanden met zilte begroeiingen, graslanden, ruigten, struwelen en bos. De Grevelingen vormt een van de belangrijkste leefge- 21

Situatiebeschrijving bieden voor de noordse woelmuis en is van uitzonderlijk belang voor visetende watervogels. Voor een groot aantal vogelsoorten heeft de Grevelingen een functie als overwinteringsgebied, ruigebied en foerageergebied. Het is tevens een belangrijk broedgebied voor kustbroedvogels van zandplaten en schelpenstrandjes. In het ontwerpaanwijzingsbesluit is de begrenzing van het Habitat- en Vogelrichtlijngebied zoveel mogelijk gecombineerd, waarbij de meest ruime begrenzing is aangehouden. De kwetsbare habitattypen in de Grevelingen die zich het dichtst bij het plangebied bevinden, liggen aan de noordkant van Schouwen-Duiveland ten oosten van de Brouwersdam. Mogelijk bevinden zich hier eenjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia spp. en andere zoutminnende planten (H1310). Overige habitattypen bevinden zich voornamelijk op de eilanden en enkele polders en binnendijkse natuurgebieden. 2.5.2 Beschermde soorten In en rond het plangebied komen diverse beschermde soorten voor. In Tabel 3 is een overzicht gegeven van deze beschermde soorten per soortgroep en hun wettelijke beschermingsstatus. Voor de locatie en de (uitgebreide) beschrijving van de aanwezige soorten wordt verwezen naar de Natuurtoets [lit. 11]. Soortgroep Beschermde soorten Beschermingscategorie Flora Brede orchis Tabel 2 Gevlekte orchis Harlekijn Moeraswespenorchis Vleeskleurige orchis Zoogdieren Algemeen voorkomende (spits-)muizen Tabel 1 Konijn Mol Haas Ree Damhert Tabel 2 Gewone dwergvleermuis Tabel 3 Vogels Buizerd Categorie 4 Broedvogels Vogels Reptielen Levendbarende hagedis Tabel 2 Amfibieën Algemeen voorkomende kikkers Tabel 1 Gewone pad Kleine watersalamander Rugstreeppad Tabel 3 Heikikker Tabel 3 Beschermde soorten in het plangebied 22

Situatiebeschrijving 2.5.3 Ecologische Hoofdstructuur Het plangebied valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (zie Afbeelding 6). Afbeelding 6 Ligging van de EHS in het plangebied. Bestaande natuur (paars), bestaande natuur en bosgebied (groen) (bron: provincie zeeland, 2011) De begrenzing van de EHS is door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland 2006. In het Omgevingsplan staan ook de spelregels hoe om te gaan met de EHS. De wijzigingen van de EHS-begrenzing zijn door GS vastgesteld in het Natuurbeheerplan Zeeland. Het plan wordt jaarlijks geactualiseerd. Op 27 september 2011 heeft het college van Gedeputeerde Staten de planwijziging 2011 vastgesteld. Het provinciale beleid is gericht op het bevorderen en in stand houden van natuurwaarden en van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Gestreefd wordt naar een toename van de oppervlakte en naar een verbetering van de kwaliteit van natuur en landschap. Hierbij gaat het zowel over natuur in natuurgebieden, als om het stimuleren van natuur- en landschapswaarden daar buiten. Daarnaast wil de provincie het duurzaam beheer van de groene ruimte bevorderen door o.a. een betere afstemming tussen natuur-, landschap- en recreatiebeheer op basis van integrale samenwerking en het betrekken van particuliere ondernemers bij het beheer. Het plangebied ligt binnen delen die zijn aangewezen als Bestaande natuur, in eigendom van (semi-) overheid. Bovendien grenst het plangebied aan Bestaande natuur en bosgebied, in eigendom bij terrein beherende organisatie of particulier terreinbeheer. Zie Afbeelding 6 voor de begrenzing van deze gebieden. Het plangebied is in het natuurbeheerplan aangewezen voor de volgende beheertypen: Duin- en kwelderlandschap, Vochtig schraalland en Moeras (zie Afbeelding 7). Deze beheertypen uit het natuurbeheerplan (2011) worden in het kader van de Verordening Ruimte gebruikt om de wezenlijke kenmerken en waarden te bepalen. De beheertypen geven echter geen inzicht in de kwaliteit van de natuurwaarden. 23

Situatiebeschrijving 3 2 1 Afbeelding 7 Beheertypen in het plangebied. 1: Duin- en kwelderlandschap, 2: Vochtig schraalland, 3: Moeras. (bron: Natuurbeheerplan zeeland, 2011) 2.6 Recreatie Het Noorderstrand ligt midden in een recreatief gebied met campings, hotels, vakantiewoningen en strandpaviljoens. Voornamelijk in de zomermaanden wordt van deze faciliteiten gebruik gemaakt. Binnen het plangebied lopen twee paden van de Rampweg door de duinen naar het strand. Het betreft duinovergang 't Klokje aan de westkant en de duinovergangen Corazon in het oosten. Ter plaatse van duinovergang Corazon bevinden zich strandpaviljoen Corazon en strandpaviljoen de Strandtent. De paviljoens worden in de winter afgebroken en zijn alleen tijdens het strandseizoen geopend. Bij de westelijke duinovergang 't Klokje is geen strandpaviljoen aanwezig. Het gebied wordt gebruikt voor wandelen, strandrecreatie (zonnen en zwemmen) en watersportrecreatie (surfen en jetskiën). Een autonome ontwikkeling betreft de aanleg van de Recreatieverdeelweg tussen Haamstede en Scharendijke. Deze weg moet zorgen voor een afnemende druk van het autoverkeer op kwetsbare gebieden, met name in het hoogseizoen. Maatregelen zijn niet alleen het aanleggen van de weg, maar ook het aanbieden van varianten, waardoor het gebruik van de auto ontmoedigd wordt. De aanleg van de Recreatieverdeelweg is voorzien in drie delen. Het eerste deel is in 2003 in gebruik genomen. Aanleg van de tweede fase is gepland in 2012/2013. Het vastgestelde traject is aangegeven in Afbeelding 8. Voorzien is verder de aanleg van rotondes, verbreden van zijwegen en aanleg van ruiterpaden langs zijwegen. De huidige oprit met de N57 komt te vervallen en een nieuwe oprit wordt aangelegd (RBOI- Middelburg, 2009). Afbeelding 8 Ligging recreatieverdeelweg ten opzichte van het plangebied 24