Soortenstandaarden Juridisch kader. Versie 1.0, oktober 2014



Vergelijkbare documenten
Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

De Vuurvogel B.V. J. van Lamoen en T. Etaoil Coninckstraat WD AMERSFOORT

Arcus Zuid Projectontwikkeling B.V. B.J.M. Mertens Dorpstraat JX OIRSBEEK

Quickscan Flora- en Faunawet. t.b.v. sloop Opstallen. Oude Maasstraat 18 gemeente Uden

Dienst Regelingen Team Natuur. Conny Krutzen Martijn van Opijnen

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer H. van der Meer Postbus HB AMSTERDAM

GEMEENTE M!D 7-EM-DELFLAND. 1 MGEKOVilN OP 2 2 NOV Zaaknum:\eí

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem

Lyaemer Wonen Y.A. Tiemensma Straatweg PZ LEMMER. Datum 7 augustus 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Gemeente Breda Postbus RH BREDA. Datum 13 januari 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer Petter,

Logchies Renovatie en Onderhoud B.V. Postbus AM BEVERWIJK. Datum 19 juli 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Uw aanvraag van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet wijs ik af

Gemeente Heerhugowaard M. Hoosbeek Postbus AJ HEERHUGOWAARD. Datum 22 december 2014 Betreft Beslissing op uw aanvraag Ruimtelijke ingrepen

Bijlage 1 Wettelijk kader

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

NWEA Winddagen Natuurwetgeving & Windenergie op land Aandachtspunten soortenbescherming

Stichting HOZO A.J.C. Ricke-Molleman Garbialaan LA HILLEGOM. Datum 16 december 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Woonstad Rotterdam Postbus CJ ROTTERDAM. Datum 23 augustus 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer/mevrouw,

Ymere Ontwikkeling B.V. V.A.C. Regout Postbus GG AMSTERDAM. Datum 28 oktober 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Woningstichting Haag Wonen A.S. Pronk Postbus CG S GRAVENHAGE. Datum 28 november 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

! " # $! % & '%(#(#%) * +,,, & -, ".,,,,,!

NATUURTOETS LANGE WEMEN HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO

J. Bosch Buntlaan MG DOORN. Datum 23 december 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer Bosch,

Tabel 1: Inventarisatieschema onderzoek Waterspitsmuis.

Van Hoogevest Architecten B.V. M. Bakker Westsingel BA AMERSFOORT. Datum 21 december 2015 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Nederlandse Hervormde Kerk te Meerkerk M. van Leeuwen Postbus BB MEERKERK

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Onze referentie Bijlagen De aanvraag Overwegingen

Telefoonnummer(s)

Witteveen+Bos C.M. Sluis-de Leeuw Postbus AE DEVENTER. Datum 28 oktober 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Eelerwoude B.V. S. Semmekrot Mossendamsdwarsweg AB GOOR. Datum 18 november 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Aanvraag. Ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet. Waarom dit formulier? Uw gegevens. In te vullen door Dienst Regelingen.

Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad

Aannemingsbedrijf Lagendijk B.V. G.J. Lagendijk Kade EP HARDINXVELD GIESSENDAM

Brinkstad Holding B.V. J.C. van de Wetering Emmalaan 33 A 2405 GA ALPHEN AAN DEN RIJN

Zorgpartners Friesland J.B.A. Lettink Postbus BR LEEUWARDEN. Datum 22 augustus 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Notitie. Inleiding. Wettelijk kader. Verbodsbepalingen. Voortplantingsplaatsen en andere vaste rust- en verblijfplaatsen

PROJECTPLAN ONTHEFFING AANSLUITING A9 - HEILOO Provincie Noord-Holland 16 DECEMBER 2016

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Cursus ontheffingverlening soortenbescherming onder de Wet natuurbescherming - introductie

Ecomilieu R. Gerritsen Bergweg 5A 7671 TA VRIEZENVEEN. Datum 16 maart 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Staatsbosbeheer T. Muusse Hilweg MT WERKENDAM. Datum 7 augustus 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Bouwbedrijf Boogert B.V. H. Schiettekatte Burgemeester van Eetenstraat CV NIEUWERKERK

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard S. Retel Postbus AB ROTTERDAM

Gemeente Almere A.R.M. Loijer Postbus AE ALMERE. Datum 18 augustus 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Stichting RAVON R. van Westrienen Postbus BK NIJMEGEN. Datum 17 november 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Moerhave B.V. R.J. Noordman Raadhuisstraat 1b 4835 JA BREDA. Datum 30 november 2015 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

TOELICHTING FLORA- EN FAUNAWET

Wildernistrek E.G.C. van Uchelen Reeweg GA VLEDDER. Datum 19 juni 2015 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Op 6 maart 2014 heb ik uw aanvraag voor een ontheffing voor Gagel knippen ontvangen. In deze brief stel ik u op de hoogte van mijn beslissing.

Toelichting Stroomschema soortbescherming Wet Natuurbescherming

De das in de nieuwe wet natuurbescherming. Beleven, benutten en beschermen

Bouwbedrijf J. Heldoorn B.V. P. Rosier Pascalweg RC ZWOLLE. Datum 5 augustus 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Amarant Groep K. Hermens Postbus AS TILBURG. Datum 12 januari 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer Hermens,

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen

MEMO. Vleermuizen Sportlaan 2 4 te Gemert

Gemeente Njmegen Directie Grondgebied T. Martens Postbus HG NIJMEGEN

Woningstichting Brummen A. Schreuder Postbus AC BRUMMEN. Datum 8 september 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Aanvraag Ontheffing Soortenbescherming

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Gemeente Dordrecht R.P.E. Koppelaar Postbus AA DORDRECHT. Datum 7 november 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Gemeente Lansingerland J. Koch Postbus AA BERKEL EN RODENRIJS. Datum 16 december 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Notitie aanvullend onderzoek

Gemeente Utrechtse Heuvelrug R. ter Horst Postbus AE DOORN. Datum 7 december 2015 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Stichting Friese Milieufederatie G. Bergstra Agora CJ LEEUWARDEN. Datum 27 januari 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte heer Bergstra,

Dienst Landelijk Gebied J.M.H. van Erp Postbus JA LEEUWARDEN. Datum 10 oktober 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Notitie. Inleiding. Figuur 1. De negen lindes weergegeven met de groene stippen. Bijgevoegd het jaar van aanplanten.

BVR Groep B.V. A. Oomen Postbus BJ ROOSENDAAL. Datum 11 januari 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer Oomen,

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Woningstichting Eigen Haard Arlandaweg EX AMSTERDAM. Datum 30 januari 2015 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Saksen Weimar fase 5 en verder Ecologische check

Biodivers B.V. P.J.L. de Groot Hoenkoopse Buurtweg GB OUDEWATER. Datum 3 augustus 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Staatsbosbeheer Divisie Ontwikkeling en Beheer S. Thijsen Smallepad MG AMERSFOORT

Aanvullend natuuronderzoek voormalig Zoutdepot Breukelen

Ecologische quick scan Charloise Lagedijk 610-B, Rotterdam

Natuurbalans - Limes Divergens B.V. G. Hoogerwerf Toernooiveld ED NIJMEGEN

Stichting Parteon Postbus AA WORMERVEER. Datum 22 december 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer/mevrouw,

Gemeente Renkum Postbus HA OOSTERBEEK. Datum 1 november 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer/mevrouw,

Ik verleen u deze ontheffing voor de periode van 24 februari 2015 tot en met 1 januari 2018.

Gemeente Nijmegen Directie Grondgebied T. Martens Postbus HG NIJMEGEN

Notitie. Inleiding. Methodiek

Sportstichting De Wiel T. van Dortmont Leerdamseweg BM ASPEREN. Datum 10 februari 2015 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Vleermuisonderzoek locatie Merenhoef te Maarssen

Waterschap Roer en Overmaas M. Smits Parklaan KG SITTARD. Datum 15 januari 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Eelerwoude B.V. S. Semmekrot Mossendamsdwarsweg AB GOOR. Datum 12 augustus 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Dijkhuis Aannemersbedrijf B.V. G.J. Horsman Molensteen NM HARDENBERG. Datum 11 november 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Rijksvastgoedbedrijf Directie Transactie en Ontwikkeling J. de Lange Postbus BS DEN HAAG

Gemeente Den Haag M. Schalk Postbus DP DEN HAAG. Datum 12 november 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Gemeente Rotterdam P. Heuvelman Wilhelminkade AP ROTTERDAM. Datum 13 november 2015 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Dimensis B.V. A. van der Zaan Kerkplein BM OLST. Datum 22 juli 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Gemeente Elburg W. Jager Postbus AB ELBURG. Datum 28 oktober 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer Jager,

Van Wijnen Projectontwikkeling Midden B.V. P. Koppejan Postbus AJ WEESP. Datum 6 maart 2017 Betreft Beslissing op uw aanvraag

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Onze referentie Bijlagen De aanvraag Overwegingen

Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland A. Oosterhoff Hoofdweg BL VEENHUIZEN

Gemeente Naarden P. Schrijver Raadhuisstraat EC NAARDEN. Datum 31 juli 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Servatius Woningstichting L. Hupperts Postbus BD MAASTRICHT. Datum 31 maart 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Rijsenburgsehof V.o.f. S.J. van Dijk Menno van Coehoornsingel XA ZWOLLE. Datum 7 maart 2017 Betreft Beslissing op uw aanvraag

Notitie. Inleiding. Methodiek. Delfland S. Jaarsma & M.A.J. Grutters. Vervolgonderzoek Dijkhoornseweg Den Hoorn. Projectnummer: 1029

Transcriptie:

Soortenstandaarden Juridisch kader Versie 1.0, oktober 2014

Juridisch kader Soortenstandaarden Versie 1.0 Oktober 2014 Inleiding 3 1 Wettelijke bescherming en beoordelingskader 5 2 De zorgplicht en het zorgvuldig handelen in het algemeen 7 3 Verbodsartikelen 8 3.1 Het vernielen, beschadigen, ontwortelen van planten etc. (artikel 8) 8 3.2 Het doden of verwonden van dieren etc. (artikel 9) 8 3.3 Het opzettelijk verontrusten van dieren (artikel 10) 9 3.4 Het verstoren, aantasten of het vernietigen van voortplantingsplaatsen en van vaste rust- of verblijfplaatsen (artikel 11) 9 3.5 Het zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of te vernielen van eieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort (artikel 12) 11 3.6 Het vervoeren en het onder bezit hebben van dieren (artikel 13) 12 4 Gunstige staat van instandhouding 13 5 Het belang van de activiteiten 14 6 Andere bevredigende oplossing 15 7 Vrijstellingen en bijzondere ontheffingen 16 Colofon 18 Pagina 2 van 18

Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Inleiding De Flora- en faunawet algemeen De Flora- en faunawet is er om planten- en diersoorten die in Nederland in het wild voorkomen te beschermen. Ongeveer 500 van de 36.000 soorten die in Nederland voorkomen, vallen onder de bescherming van deze wet. De wet kent een aantal verboden, bijvoorbeeld het verwijderen van bepaalde planten en het verstoren of doden van sommige dieren. In bepaalde situaties en onder bepaalde voorwaarden mag dit wel, maar daarvoor is dan een ontheffing (mogelijk als onderdeel van een omgevingsvergunning) of vrijstelling nodig. In de soortenstandaards wordt voor de betreffende soort ecologische informatie vermeld, evenals de wijze waarop aanwezigheid, maar ook afwezigheid, aangetoond kan worden. Daarnaast staan onder andere ook maatregelen genoemd die genomen kunnen worden om negatieve effecten van voorgenomen activiteiten op de betreffende soort te verminderen of geheel te voorkomen. Waarom het juridisch kader soortenstandaards Bij het opstellen van de eerste versies van soortenstandaards was behoefte om naast de ecologische inhoud ook informatie te hebben over de juridische aspecten van soortbescherming. Uit oogpunt van overzichtelijkheid en uniformiteit is er voor gekozen om het juridische deel in dit afzonderlijk document te plaatsen. Wat staat erin Het juridisch kader soortenstandaards bevat informatie over de interpretatie van de relevante verbodsartikelen van de Flora- en faunawet. Daarnaast beschrijft het document wat in de Flora- en faunawet wordt verstaan onder voortplantingsplaatsen en vaste rust- of verblijfplaatsen. Ook vindt u hier informatie over wat met de gunstige staat van instandhouding bedoeld wordt, welke wettelijke belangen gelden en in welke gevallen gewerkt kan worden onder de voorwaarden van een vrijstelling, zoals een gedragscode. In dit document is jurisprudentie tot april 2014 zoveel mogelijk verwerkt. Nadien kunnen er wijzigingen zijn opgetreden. Er kunnen geen rechten ontleend worden aan de inhoud van dit document. Dit document behoort altijd in samenhang te worden bezien met een soortenstandaard. Pagina 3 van 18

Juridisch kader Soortenstandaarden Versie 1.0 Oktober 2014 Vragen of reageren Bij het ontwikkelen van dit juridisch kader behorende bij de soortenstandaards, gecoördineerd vanuit Dienst Landelijk Gebied, werd gebruik gemaakt van de juridische expertise van verschillende diensten. Ondanks de zorgvuldige wijze waarop dit juridisch kader is opgesteld, kan bijvoorbeeld actuele jurisprudentie leiden tot een andere zienswijze of interpretatie of nieuwe informatie. Deze nieuwe informatie zal weergegeven worden in een volgende versie van dit juridisch kader. Raadpleeg daarom altijd deze site voor de meest actuele versie. Heeft u verbetersuggesties of aanvullende informatie? Stuur ons een e-mail. Hiervoor kunt u gebruik maken van het contactformulier van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (www.mijn.rvo.nl). Heeft u andere vragen? U kunt bellen met het klantcontactcentrum op telefoonnummer 088 042 42 42. Pagina 4 van 18

Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ 1 Wettelijke bescherming en beoordelingskader In de Flora- en faunawet staan verbodsbepalingen. Het is ondermeer verboden: planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8) dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9) dieren opzettelijk te verontrusten (artikel 10) voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, te vernielen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11) eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen (artikel 12) planten en dieren e.d. te vervoeren of onder zich te hebben (artikel 13). Binnen de context van ruimtelijke ingrepen zijn er drie mogelijkheden om van bovenstaande verboden af te mogen wijken: ontheffing, verleend door of namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, omgevingsvergunning, afgegeven door het daartoe bevoegd gezag (college van B&W), met in achtneming van een door of namens de Staatssecretaris van Economische Zaken afgegeven verklaring van geen bedenkingen vrijstelling, gebaseerd op de Flora- en faunawet (o.a. tabel 1 soorten, gedragscodes). Een ontheffing is een besluit (mogelijk onderdeel van een omgevingsvergunning) waarbij in een individueel concreet geval een uitzondering op een wettelijk verbod wordt gemaakt. Een vrijstelling is een algemeen geldende, zij het geclausuleerde uitzondering op een verbod. Deze geldt voor iedereen die aan de voorwaarden van de vrijstelling voldoet. Als er een ruimtelijke ingreep plaatsvindt waarbij een soort die beschermd wordt door de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn of beschermd is via een Algemene maatregel van bestuur aan de orde is, beoordeeld het bevoegd gezag een aanvraag voor het overtreden van één of meer van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet met de volgende meer uitgebreide toets: is er sprake van een overtreding van de verboden van de Flora- en faunawet van de in de aanvraag genoemde artikelen (zie 2.1 tot en met 2.6)? wordt er voldoende invulling gegeven aan de zorgplicht en het zorgvuldig handelen (zie 3)? komt de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie niet in gevaar (zie 4)? is er sprake van een wettelijk belang voor de uitvoering van de activiteiten die tot overtreding van het verbod leiden (zie 5)? Pagina 5 van 18

Juridisch kader Soortenstandaarden Versie 1.0 Oktober 2014 is er een andere, meer bevredigende oplossing voor de activiteiten (zie 6)? Als het gaat om een soort die niet beschermd wordt door de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn, maar wel door de Flora- en faunawet, beoordeeld het bevoegd gezag een aanvraag voor het overtreden van één of meer van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet aan de hand van de volgende toets: is er sprake van een overtreding van de verboden van de Flora- en faunawet van de in de aanvraag genoemde artikelen (zie 2.1 tot en met 2.6), wordt er voldoende invulling gegeven aan de zorgplicht en het zorgvuldig handelen (zie 3), komt de gunstige staat van instandhouding van de landelijke populatie niet in gevaar (zie 4). Pagina 6 van 18

Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ 2 De zorgplicht en het zorgvuldig handelen in het algemeen Artikel 2 Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. De zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover dat in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Voor alle soorten planten en dieren geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat nadelige gevolgen voor exemplaren van planten of dieren zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Bij een vrijstelling of een ontheffing geldt de zorgplicht ten aanzien van de overige soorten waar het besluit niet op toeziet én de soorten waar het besluit wel op toeziet. Zorgvuldig handelen houdt in dat de best mogelijke handelingen worden gedaan om nadelige effecten op soorten te voorkomen. Door zorgvuldig te handelen kan een wezenlijk negatieve invloed op soorten worden voorkomen. Dat betekent dat er voorafgaand en tijdens de activiteiten in redelijkheid alles wordt gedaan om schade aan de soorten te voorkomen. Ten aanzien van diersoorten betekent dit dat er bij uitvoering van activiteiten maatregelen genomen moeten worden om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te voorkomen dat: exemplaren van de diersoort gedood of verwond worden, de functionaliteit van bewoonde voortplantingsplaatsen en van vaste rust- of verblijfplaatsen van de soort tijdens de activiteiten verstoord, aangetast of vernietigd worden, er een negatief effect op de populatie zal optreden. Pagina 7 van 18

Juridisch kader Soortenstandaarden Versie 1.0 Oktober 2014 3 Verbodsartikelen 3.1 Het vernielen, beschadigen, ontwortelen van planten etc. (artikel 8) Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Hier worden alle handelingen bedoeld die er toe leiden dat een plant geheel of gedeeltelijk beschadigd wordt. Ook alle handelingen die ertoe leiden dat de plant zich niet meer kan handhaven op zijn groeiplaats behoren hier toe. Op dit moment zijn er geen soortenstandaards voor plantensoorten opgesteld. 3.2 Het doden of verwonden van dieren etc. (artikel 9) Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. In het artikel worden twee typen handelingen genoemd: doden en verwonden vangen, bemachtigen en opsporen. Doden en verwonden Onder de verboden van artikel 9 van de Flora- en faunawet vallen in principe alle handelingen waardoor dieren gedood of verwond worden. Hierbij moet zowel rekening worden gehouden met de effecten in de uitvoeringsfase van de activiteiten (bijvoorbeeld het slopen of renoveren van een gebouw) als in de gebruiksfase die hierop volgt (bijvoorbeeld het exploiteren van windmolens). Pagina 8 van 18

Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Vangen, bemachtigen of opsporen Dit onderdeel is bij beheer, onderhoud, gebruik en ruimtelijke ontwikkeling vooral relevant als er dieren weggevangen worden om ze elders weer uit te zetten. Het wegvangen van dieren, om ze vervolgens te brengen naar geschikt leefgebied in de directe omgeving binnen hun natuurlijke leefomgeving, wordt niet gezien als het vangen, bemachtigen of opsporen in de zin van artikel 9. Bij een aantal diersoorten is het vangen en verplaatsen van dieren geen effectieve maatregel, ondermeer vanwege de stressgevoeligheid van deze dieren. Het betreft ondermeer alle soorten vleermuizen en diverse soorten muizen en woelmuizen. In beginsel wordt er bij deze dieren geen ontheffing verleend bij overtreding van deze artikelen. In de soortenstandaard wordt aangegeven of dit voor de betreffende soort het geval is. 3.3 Het opzettelijk verontrusten van dieren (artikel 10) Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Er is sprake van opzettelijk verontrusten als dieren actief verjaagd worden van een bepaalde locatie. De activiteit heeft dan uitsluitend tot doel het daadwerkelijk verjagen van soorten. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld het inzetten van knalapparaten om spreeuwen te verjagen in het kader van beheer en schadebestrijding. In beginsel hebben activiteiten die gerekend kunnen worden tot beheer, onderhoud, gebruik en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling niet het doel dieren opzettelijk te verontrusten; het doel van de activiteit is immers het beheer, onderhoud of een ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van een bepaald gebied. Deze verbodsbepaling is in beginsel ook niet aan de orde bij dit soort activiteiten. Het verstoren van voortplantingsplaatsen of van vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren valt onder artikel 11 (zie 2.4). 3.4 Het verstoren, aantasten of het vernietigen van voortplantingsplaatsen en van vaste rust- of verblijfplaatsen (artikel 11) Artikel 11 Het is verboden voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, weg te nemen of te verstoren. Pagina 9 van 18

Juridisch kader Soortenstandaarden Versie 1.0 Oktober 2014 Het artikel ziet toe op de voortplantingsplaatsen of de vaste rust- of verblijfplaatsen zelf, inclusief de functionele leefomgeving van die plaatsen, voor zover die essentieel is voor het functioneren van voornoemde plaatsen. Binnen dit artikel moet onderscheid worden gemaakt tussen: - Beschadigen, vernielen of wegnemen van voortplantings- of vaste rustof verblijfplaatsen en; - Verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen. Beschadigen, vernielen of wegnemen Tot voortplantingsplaatsen of vaste rust- of verblijfplaatsen als bedoeld in artikel 11 van de Flora- en faunawet worden locaties gerekend waarin zich bijvoorbeeld kraamkolonies, paarverblijven, overwinteringplaatsen en verblijven van kleine groepen bevinden, afhankelijk van de soort, nesten van vogels met een permanent nest, permanente burchten of holen maar ook de functionele leefomgeving van die plaatsen. Daarnaast vallen ook hieronder: tijdelijke, seizoensgebonden, verblijfplaatsen (bijvoorbeeld nesten van vogels, holen, burchten) of standplaatsen die van belang zijn voor de gunstige staat van instandhouding van een soort op populatieniveau. Sommige soorten gebruiken een netwerk van verblijfplaatsen. Daardoor kan een voortplantingsplaats of een vaste rust- of verblijfplaats tijdelijk niet bewoond zijn. Een voortplantingsplaats of een vaste rust- of verblijfplaats is verlaten als aangetoond is dat deze niet meer als zodanig gebruikt wordt. Dit betekent dat niet elke verblijfplaats zonder meer beschermd is. Elke (functionele) verblijfplaats en elke migratie- en vliegroute en foerageergebied binnen een netwerk die op enig moment essentieel is om de betreffende functie blijvend te vervullen, en daarmee het voortbestaan van het netwerk en de populatie garanderen, zijn beschermd. Er is sprake van beschadigen, vernielen of wegnemen van een voortplantingsplaats of vaste rust- of verblijfplaats van een diersoort als door de activiteiten de functie waarvoor die plek gebruikt wordt niet meer vervuld kan worden. Dit geldt zowel voor de voortplantingsplaatsen of de vaste rust- of verblijfplaatsen zelf en de essentiële functionele leefomgeving van de verblijfplaats. Op geen enkel moment, ook niet tijdelijk, mag er een achteruitgang van de functionaliteit van een voortplantingsplaats en/of van een vaste rust- of verblijfplaats en/of essentiële functionele leefomgeving optreden. Verstoring Er is sprake van verstoring van een voortplantingsplaats of van een vaste rust- of verblijfplaats of de essentiële functionele leefomgeving als deze plaatsen fysiek, al dan niet voorlopig, wel in stand blijven, maar de activiteiten wel tot gevolg hebben dat de betreffende functie tijdelijk niet of minder goed vervuld kan worden. Dit kan ondermeer gebeuren door aanwezigheid van mensen, gebruik van materieel of door effecten van geluid of licht. Of er een wezenlijke verstoring optreedt, is afhankelijk van de intensiteit, duur en frequentie van de herhaling van de verstoring. Pagina 10 van 18

Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Ook het dwingen om individuen van een soort te laten verhuizen naar een andere of nieuwe vooraf gerealiseerde (aantoonbaar) functionele voortplantingsplaats of vaste rust- of verblijfplaats is een vorm van verstoring van een voortplantingsplaats of vaste rust- of verblijfplaats. Ook in het geval dat er vooraf maatregelen worden genomen ter voorkoming van de overtreding om de functionaliteit van voortplantingsplaatsen of vaste rust- of verblijfplaatsen te behouden, bijvoorbeeld door het nemen van maatregelen ten gunste van de soort, betekent dat er verstoring van voortplantingsplaatsen of vaste rust- of verblijfplaatsen plaatsvindt. Het beschadigen, vernielen, verstoren, wegnemen of van voortplantingsplaatsen of vaste rust- of verblijfplaatsen kan op verschillende manieren mogelijk voorkomen worden. Bijvoorbeeld door het op een andere wijze of plek uitvoeren van de activiteiten, door het toepassen van zorgplichtmaatregelen of door het nemen van activiteitspecifieke maatregelen gericht op de betreffende soort. Ook door het afzien van het uitvoeren van de activiteiten op de betreffende plek kan dit voorkomen worden. Als hiermee het beschadigen, vernielen of verstoren volledig wordt voorkomen is er geen sprake van een overtreding van dit verbodsartikel. Als alleen het beschadigen of vernielen wordt voorkomen kan ontheffing voor verstoren alsnog aan de orde zijn, dit hangt af van de omstandigheden. In de soortenstandaards staat voor de betreffende soort aangegeven wat voor die soort gerekend moet worden tot voortplantingsplaats, vaste rustof verblijfplaats en essentiële leefomgeving en wanneer er sprake is van beschadigen, vernielen of verstoren. 3.5 Het zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of te vernielen van eieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort (artikel 12) Artikel 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Activiteiten die plaatsvinden in de periode dat er eieren (niet slechts vogeleieren) aanwezig zijn, kunnen tot gevolg hebben dat er eieren beschadigd of vernield worden. Het voorkomen van het beschadigen of vernielen van eieren is mogelijk door buiten de voortplantingsperiode te werken. In de soortenstandaard staat aangegeven wat voor die soort de voortplantingsperiode is. Pagina 11 van 18

Juridisch kader Soortenstandaarden Versie 1.0 Oktober 2014 3.6 Het vervoeren en het onder bezit hebben van dieren (artikel 13) Artikel 13 Het is verboden dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te vervoeren of onder zich te hebben. Dit artikel is bij beheer, onderhoud, gebruik en ruimtelijke ontwikkeling vooral relevant als er dieren weggevangen worden, maar ze niet direct elders weer uit kunnen worden gezet. Het verplaatsen van dieren naar geschikt leefgebied in de directe omgeving binnen hun natuurlijke leefomgeving wordt namelijk niet gezien als het vervoeren en onder zich hebben in de zin van artikel 13. Er is in dat geval geen ontheffing nodig van artikel 13. Er is wel ontheffing nodig als de dieren definitief aan de natuur worden onttrokken, als ze voor langere tijd (meer dan een dag) onder zich worden gehouden of als ze niet in de directe omgeving van de oorspronkelijke plek worden losgelaten. Pagina 12 van 18

Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ 4 Gunstige staat van instandhouding Het bevoegd gezag kan een ontheffing (mogelijk via een omgevingsvergunning) van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet afgeven als het zeer aannemelijk is dat de activiteiten de gunstige staat van instandhouding van de soort niet nadelig beïnvloed. De Habitatrichtlijn beschouwt de staat van instandhouding gunstig als: uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op langere termijn zal blijven, en het natuurlijk verspreidingsgebied van de soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populatie van de soort op lange termijn in stand te houden. Bij het bepalen van de gevolgen van de uit te voeren activiteiten op de gunstige staat van instandhouding van de soort moet ook rekening gehouden worden met eventuele andere activiteiten in of in de omgeving van het plangebied die tegelijkertijd worden uitgevoerd (cumulatieve effecten). Niet elke afname in verspreiding of afname in aantallen exemplaren hoeft te betekenen dat de staat van instandhouding achteruit gaat. Immers dit hangt o.a. af van de verwachting of de populatie de kans krijgt zich voldoende te herstellen. Slechts als de verwachting is dat de populatie zich niet of onvoldoende zal kunnen herstellen, waardoor de gunstige staat van instandhouding niet gegarandeerd kan worden, zal bevoegd gezag geen ontheffing verlenen. Pagina 13 van 18

Juridisch kader Soortenstandaarden Versie 1.0 Oktober 2014 5 Het belang van de activiteiten Het bevoegd gezag kan een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet afgeven als de activiteiten worden uitgevoerd vanwege een belang dat genoemd wordt in de Flora- en faunawet. Welk belang een ontheffing rechtvaardigd hangt af van de mate van bescherming van de soort. Bij strikt beschermde soorten die genoemd worden in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn of in de Vogelrichtlijn kunnen één of meer van de volgende belangen worden opgevoerd: bescherming van flora en fauna (b) Hierbij moet gedacht worden aan activiteiten om natuurontwikkelingprojecten uit te voeren, aan activiteiten om doelen voor Natura2000-gebieden te realiseren of aan activiteiten die genoemd worden in soortbeschermingsplannen (of soortmanagementplannen) met het doel om de gunstige staat van instandhouding te bevorderen. Veiligheid van het luchtverkeer (c) volksgezondheid of openbare veiligheid (d) Voorbeelden van activiteiten die mogelijk gevat kunnen worden onder het belang openbare veiligheid zijn maatregelen om de verkeersveiligheid te bevorderen. Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e) NB Dit belang geldt niet voor vogels; wordt niet genoemd in art. 9 Vogelrichtlijn. Dit belang heeft betrekking op activiteiten die van algemeen, breed maatschappelijk belang zijn. Activiteiten ten behoeve van het verbeteren van de werkgelegenheid, het verlichten van de woningnood, het verbeteren van de infrastructuur en saneringen ten behoeve van het milieu zullen in de regel kunnen worden aangemerkt als reden van groot openbaar belang. Voor de soorten die opgenomen zijn in bijlage IV van de Habitatrichtlijn kan alleen ontheffing verleend worden ten behoeve van belangen genoemd in de Habitatrichtlijn. Het belang de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling is niet genoemd in de Habitatrichtlijn. In sommige gevallen kan dit belang toch ten grondslag liggen aan ontheffingverlening, als er geen sprake van verstoring die afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding. Ten behoeve van dit belang kan ontheffing worden verleend, mits geen benutting of economisch gewin plaatsvindt en zorgvuldig wordt gehandeld. Voor de soorten, die zijn betrokken bij de vogelrichtlijn geldt dat getoetst moet worden aan de belangen zoals genoemd in artikel 9 Vogelrichtlijn, tenzij de verstoring niet van wezenlijke invloed is. Pagina 14 van 18

Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ 6 Andere bevredigende oplossing Het bevoegd gezag kan een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet afgeven als er redelijkerwijs geen sprake is van een voor de beschermde soort andere bevredigende oplossing om het doel van de activiteiten te realiseren.( zie voor exacte formulering artikel 75 lid 6 floraen faunawet) Bevoegd gezag toetst of er voor het realiseren van het doel van de activiteiten: Geen andere locatie beschikbaar is. Voor veel activiteiten, die vallen onder ruimtelijke inrichting en ontwikkeling, behoort uitvoering op een andere locatie ook tot de mogelijkheden. Van belang is of het onderliggende doel van de activiteiten ook op een andere plek gerealiseerd kan worden. Bijvoorbeeld het verwijderen van lijnvormige beplantingen (vliegroutes) vindt om uiteenlopende redenen plaats. Als het gebeurt vanwege de realisatie van een stadsuitbreiding moet onderbouwd worden waarom de stadsuitbreiding ter plekke het beste alternatief is en dat een andere locatie, waar minder negatieve effecten op de soort of andere beschermde soorten plaats zullen vinden, geen optie is. Geen betere inrichting van het gebied of object na afloop van de activiteiten mogelijk is. Er moet worden aangetoond dat de voorgenomen inrichting van het (nieuwe) gebied of de inrichting van de activiteiten voor de beschermde soort het beste alternatief is. Inrichtingsalternatieven die beter uitpakken zijn bijvoorbeeld te vinden in architectonische aanpassingen aan de nieuw te bouwen woningen, waardoor er duurzame plekken ontstaan waar een soort zijn vaste rust- of verblijfplaats kan hebben. Ook zijn er inrichtingsalternatieven denkbaar waarbij bijvoorbeeld vleermuizen op een mogelijk energetisch voordeligere wijze bij hun foerageergebieden kunnen komen. geen andere periode is waarin de activiteiten in uit te voeren zijn, en geen andere werkmethode mogelijk is. Het alternatief werken buiten de kwetsbare periode is in principe altijd mogelijk. Als toch in een kwetsbare periode gewerkt zal gaan worden, moet onderbouwd worden waarom niet gewacht kan worden totdat die periode voorbij is. Een andere werkwijze is bijvoorbeeld om eerst gebouwen ongeschikt te maken als verblijfplaats voor de soort voordat ze gesloopt gaan worden. Ook het niet uitvoeren van de activiteiten is een alternatief, dat afgewogen moet worden tegen het wel uitvoeren van de voorgenomen activiteiten. Pagina 15 van 18

Juridisch kader Soortenstandaarden Versie 1.0 Oktober 2014 7 Vrijstellingen en bijzondere ontheffingen Een verbodsbepaling mag overtreden worden als er een ontheffing (mogelijk via een omgevingsvergunning) hiertoe verleend is door het bevoegde gezag. Veel activiteiten kunnen niet uitgevoerd worden omwille van één van de belangen zoals genoemd in 5. Hierdoor is ontheffing voor het overtreden van een verbodsbepaling bij die activiteiten niet mogelijk. Het voorkomen dat er een overtreding plaats gaat vinden is dan de enige mogelijkheid om de werkzaamheden toch doorgang te laten vinden. Dit kan door het vooraf treffen van voldoende effectieve aanvullende (mitigerende) maatregelen. Wellicht kan er een vrijstelling van een gedragscode gelden of zijn de activiteiten uit te voeren in het kader van een beschermingsplan voor beschermde soorten waarvoor mogelijk wel een belang geldt. Gedragscode Er kan een vrijstelling van toepassing zijn als er aantoonbaar gewerkt wordt volgens de voorwaarden zoals vermeld in een door de minister van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode. Als de activiteiten uitgevoerd worden vanwege bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik, kan bij aanwezigheid van een beschermde soort en een mogelijke overtreding van artikel 8, 9, 10 of 11 gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode. Bij uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en de bosbouw gaat het om activiteiten die al langer op dezelfde wijze worden uitgevoerd en daarom bestendig zijn. Het gaat dan niet noodzakelijkerwijze om werkzaamheden die jaar in jaar uit plaatsvinden: ook werkzaamheden die steeds in een cyclus met tussenpozen van een aantal jaren plaatsvinden kunnen bestendig zijn. Voorbeelden zijn reguliere dunningen van beplantingen of het in een bij de boomsoort passende cyclus terugzetten van beplanting bij het uitvoeren van hakhoutbeheer. Bij uitvoering van activiteiten in het kader van bestendig gebruik geldt als voorwaarde dat het gebruik al langer op dezelfde manier plaatsvindt. Zodra er veranderingen optreden in de frequentie, omvang of intensiteit en dus duidelijk wordt afgeweken van de gebruikelijke gang van zaken, is er niet langer sprake van bestendig gebruik. Voor alle andere activiteiten, bijvoorbeeld die uitgevoerd worden vanwege ruimtelijke inrichting of ontwikkeling maar ook als er sprake is van het uitvoeren van achterstallige werkzaamheden of onderhoud, geldt nooit een vrijstelling op grond van een gedragscode en moet bij een overtreding van een verbodsartikel een ontheffing of een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Een overzicht van goedgekeurde gedragscodes, waaronder bijvoorbeeld de Gedragscode Flora- en faunawet voor beheer en onderhoud in de bosbouw van het Bosschap, is te vinden op https://mijn.rvo.nl/flora-en-faunawetontheffing-en-vrijstelling. Pagina 16 van 18

Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Ontheffing of omgevingsvergunning Als de (voorgenomen) activiteit gaat leiden tot een overtreding van één of meer artikelen genoemd in de Flora- en faunawet moet of een omgevingsvergunning via het OLO (Omgevingsloket On-Line) worden aangevraagd bij de gemeente of een ontheffing via de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl; www.mijn.rvo.nl). In het door het bevoegd gezag (RVO.nl van het ministerie van Economische Zaken) afgegeven besluit of in de verklaring van geen bedenkingen (behorende bij een omgevingsvergunning van de gemeente en in sommige gevallen de provincie) staan de voorwaarden waaronder de verbodsbepalingen overtreden mogen worden. Ontheffingen en verklaringen van geen bedenkingen worden slechts verleend als er wordt voldaan aan het beoordelingskader, zie verder de website van het RVO.nl (www.mijn.rvo.nl). Pagina 17 van 18

Colofon Dit is een publicatie van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Postbus 40225 8004 DE Zwolle Meer informatie 088 042 42 42 (lokaal tarief) mijn.rvo.nl. Bronvermelding Soortenstandaarden, Juridisch kader, versie 1.0 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland oktober 2014. Publicatienummer RVO-S09-401/BF15896 Deze publicatie is tot stand gekomen in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en opgesteld en gecoördineerd door Dienst Landelijk Gebied (DLG). De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) stimuleert ondernemers bij duurzaam, agrarisch, innovatief en internationaal ondernemen. Met subsidies, het vinden van zakenpartners, kennis en het voldoen aan wet- en regelgeving. RVO.nl werkt in opdracht van ministeries en de Europese Unie. RVO.nl is een onderdeel van met ministerie van Economische Zaken. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor de beleidsinhoud; Economische Zaken is verantwoordelijk voor de organisatie.