Handleiding: Montage tristand pannendak Auteur: Carolien Hoppenbrouwers Datum: februari 2013 Benodigdheden: - Rolmaat / lang meetlint - Potlood - Schroefmachine met kruiskop, Torx T40, Imbus 3 & 5 - Spaanplaatschroeven 4x50 mm - Zaag - Metselkoord - Gezaagde stroken underlayment 15 x 122 cm - Slijptol klein met diamantschijf - Dopsleutel maat 15 - Kniptang - Montagesleutel MC4 - Tangenset MC4 - Berekening Tridesign 1. Tridesign Bij de geleverde materialen zit een uitdraai van de berekening gemaakt in Tridesign. Hierin staat de maatvoering van het systeem. 2. Uitmeten ligging PV-systeem in de hoogte Op het dak wordt uitgemeten waar het PV-systeem precies komt te liggen. Eerst wordt de hoogte van het systeem bepaald. Hierbij moet in acht worden genomen dat de TS-en maar maximaal 300 mm mogen oversteken.

Aan de hand van de berekening, gemaakt in Tridesign, kan er bepaald worden waar de dakhaken ongeveer komen te zitten. Let op: de maten uit de berekening zijn globale maten. De dakhaak zit in het midden van het dal van de dakpan. Hierdoor valt de dakpan in de dakhaak. Wanneer deze maat is uitgezet, kan de onderste rij pannen ter plaatse van de onderste rij dakhaken worden verwijderd. 3. Underlayment stroken bevestigen Uit een underlayment-plaat worden stroken gezaagd met een minimale breedte van 15 cm en een lengte van 122 cm. Deze stroken worden over de volledige breedte van het PVsysteem op de tengels geschroefd ter plaatse van de onderste rij dakhaken. Hierdoor ontstaat er een goed loopvlak en een vlak voor de maatvoering. Tengels Nu de plaats van de dakhaken en dus de plaats van de UPen vast liggen, kunnen de dakpannen rondom de plaats van de overige dakhaken worden verwijderd. Hier wordt een halve underlayment strook (15 x 61 cm) op de tengels geschroefd. Per tengel worden 3 spaanplaatschroeven (4,0 x 50 mm) geschroefd. 4. Vastzetten dakhaken De dakhaken worden op de underlayment-stroken geschroefd met 3 tellerkop-schroeven 8.0x40 mm. Let op: de maten uit de berekening zijn globale maten. Dakhaken komen altijd ter plaatse van het dal van de dakpan. Bij iedere dakhaak worden twee vulplaatjes geleverd. Hiermee kan men de onderkant van de dakhaak uitvullen. Of deze nodig zijn, is afhankelijk van het type dakpan. Er wordt altijd gekozen voor het dichtstbijzijnde dal. Wel moet er in acht worden genomen dat de up-en niet meer dan 300 mm aan de uiteinde vanaf de dakhaak mogen oversteken. Vertikaal slobgat

5. Op hoogte stellen dakhaken Nu de dakhaken zijn bevestigd op de underlament, kunnen deze in hoogte worden gesteld. Hiervoor worden de dakhaken op de hoeken van het totale systeem met dezelfde hoogtemaat vanaf de dakpan vastgezet waarbij de slotbout zoveel mogelijk in het midden van het verticale slobgat zit. Hierna kan men met behulp van metselkoord voor de overige dakhaken de hoogte bepalen. 6. Dak dicht Als de dakhaken op de goede hoogte vastzitten, kunnen de dakpannen weer terug worden gelegd. Om de dakpannen terug te kunnen leggen, moet er ter plaatse van de dakhaak een stukje van de onderkant van de pan worden weggeslepen (dikte van de dakhaak!) Geslepen dakpan Ongeslepen dakpan 7. Vastzetten UP-en hebben een maximale lengte van 6,0 m. Mocht het te monteren systeem langer zijn dan 6,0 m, dan moeten de UP-en gekoppeld worden middels een. In het zitten twee slotbouten. Deze worden in de sleuf aan de onderzijde van de UP-en geschoven waarna de moeren kunnen worden vastgedraaid. De UP-en moeten eerst worden gekoppeld, voordat deze op de dakhaken worden gemonteerd. Wanneer de UPen op het dak worden gemonteerd, moet er rekening gehouden worden dat de en om en om gelegd worden. Sleuf slotbout Dus bij het ene UP- het zo hoog mogelijk op het dak en het UP- daarnaast het zo laag mogelijk op het dak enz.

8. Vastzetten UP-en De UP-en worden middels slotbouten bevestigd op de dakhaken. Er wordt begonnen met de onderste dakhaak vast te zetten aan het UP- met een slotbout. Deze slotbout wordt in de gleuf aan de onderzijde van het UP- geschoven. Hierna worden er vanaf boven meer slotbouten in de gleuf aan de onderkant van het UP- geschoven naar gelang het aantal dakhaken en kan het UP- op de overige dakhaken worden gemonteerd. Voor de buitenste UP-en wordt de goede hoogte vanaf een horizontale lijn (bijv. pannenrij) op het dak bepaald. Hierna spant men metselkoord aan de onderzijde of bovenzijde van de buitenste UP-en. Nu kunnen de overige UP-en op de goede hoogte worden gemonteerd zodat deze allen op één horizontale lijn liggen.

9. Vastzetten safe-click Het bevestigen van de safe-clicks moet op één horizontale lijn. De hart-op-hart maat van de safe-clicks is de paneelhoogte + 13 mm. Het is makkelijk om een houten lat op maat te zagen wat de afstand (paneelhoogte + 13 mm 69 mm (hoogte safe-click)) tussen de safe-clicks weergeeft. De safe-clicks zijn voorzien van een bout + moer welke door middel van een kwartslag draaien vastzit. Het veertje moet aan de bovenzijde van de safe-click zitten. Onder het veertje zitten twee aanslagen waarin het TS- valt. Eerst worden de hoeken voorzien van safe-clicks. Met behulp van een metselkoord kunnen de plaatsen van de overige tussenliggende safe-clicks bepaald worden, waarna ze kunnen worden gemonteerd. 10. Vastzetten TS-C TS-en hebben een maximale lengte van 6,0 m. Mocht het te monteren systeem langer zijn dan 6,0 m, dan worden de TS-en gekoppeld met een TS-C. Hierbij worden de TS-en in het TS-C geschoven. veertje Safeclick In het midden aan de bovenkant van het TS-C zit een lipje wat de speling (3 mm) tussen de twee en moet waarborgen. Zitten de TS-en op de goede plaats dan kunnen de schroefjes worden aangedraaid. Bij een systeemlengte van >12 m mag er maar één schroefje worden aangedraaid. De en hebben zo de vrijheid om uit te zetten en te krimpen ten gevolge van temperatuurverschillen. De TS-en moeten eerst worden gekoppeld voordat deze op de safe-clicks worden gemonteerd. Het monteren op de safe-clicks gebeurt om en om. Het ene TS- met de TS-C zoveel mogelijk naar rechts en het volgende TS met het TS-C zoveel mogelijk naar links enz. Brede flens naar beneden TS-C Smalle flens Naar boven Lipje Linkse plaatsing Rechtse plaatsing

11. Eindhoekjes Aan beide zijden van het TS- wordt een eindhoekje bevestigd. Het eindhoekje wordt in de gleuf aan de onderzijde van het TS- geschoven en vastgezet met het schroefje. Het eindhoekje zorgt ervoor dat de panelen niet uit de en kunnen schuiven. 12. Vastzetten TS-en De TS-en hebben een smalle en een iets bredere flens. De bredere flens moet naar beneden wijzen en de smallere naar boven. De panelen worden namelijk eerst bovenin de brede flens van het TS geschoven en om daarna in het onderste smalle te laten zakken. Er wordt begonnen met de onderste TS- te monteren. Hierbij wordt het TS- net boven de aanslag van de safe-clicks gelegd. Nu is het belangrijk om eerst de goede plaats van het TS- te bepalen voordat deze er ingeklikt wordt. Het is, nadat het TS- erin geklikt zit, niet meer eenvoudig om het TS te verschuiven. Het TS- dat direct boven de onderste TS komt te liggen, wordt los op de safeclicks gelegd. Aan het einde van de linker- of rechterzijde van het TS- wordt een paneel in de en gelegd. Met behulp van het paneel kan de verticale lijn tussen de TS-en worden bepaald. Het bovenste TS- kan nu (met paneel en al) in de safe-clicks worden vastgeklikt. Voor de overige TS-en geldt dezelfde werkwijze. 13. Aarden van het frame Het frame moet op één plaats worden geaard. Hiervoor wordt er zo dicht mogelijk bij de dakdoorvoer een aardkabel voorzien van een oog aan een UP- geschroefd. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van een kartelring om zo een betere verbinding te kunnen maken met het aluminium. 14. Optimizers monteren De optimizers worden met zelf-borende schroeven op de UP-en geschroefd. Per optimizers wordt met 2x een zelf-borende schroef vastgezet. De kabels van de optimizers kunnen nu aan elkaar worden verbonden. Met de kabels van de optimizers (zwart van kleur) wordt de string gemaakt.

15. Kabels trekken Vanaf de omvomer wordt er een rode kabel meelopend met de string naar de eerste optimizer op het dak aangesloten en wordt er een blauwe kabel naar de laatste optimizer van de string op het dak aangesloten. Hierbij mag de kleur blauw worden verwisseld met rood en andersom, als er maar één rode en één blauwe kabel aanwezig is. Alle kabels kunnen nu worden opgebonden met de meegeleverde tiewraps en Edgeclips. Hierbij moet men er voor zorgen dat er geen spanningsoppervlaktes ontstaan (de zwarte en de rode/blauwe kabel bij elkaar houden) en dat de stekkers zo hoog mogelijk worden vastgezet om contact met regenwater te voorkomen. Per paneel worden er twee edgeclips en één tiewarp meegeleverd. 16. QR-code Nadat de optimizers zijn gemonteerd worden de QR-code-stickers van de optimizers verwijderd en op de physical lay-out van SolarEdge geplakt. De QR-code-sticker zit aan de achterkant van de optimizer. De stickers moeten in de juiste volgorde op de physical lay-out worden geplakt, zodat het stickervel de daadwerkelijke plaatsing van de optimizers aangeeft. Dus de meest linkse optimizer zit ook links op het sticker vel en de bovenste optimizer zit ook boven op het sticker vel geplakt enz.

17. Dak-doorvoer maken Onder een dakpan wordt een gat geboord door de dakplaten heen. De diameter van dit gat wordt bepaald door het aantal kabels van de stringen plus een kabel voor het aarden. Eventueel wordt er tussen de pannen een pijpje aangebracht welke beschadiging aan de kabel voorkomt. Het uiteinde van de blauwe en rode kabel wordt op lengte afgeknipt en door de dak-doorvoer naar binnen gestoken. 18. Panelen leggen Nu kunnen de panelen worden gelegd en de kabels van de panelen worden gekoppeld met de optimizers. Hiervoor wordt het paneel eerst in het onderste TS- gezet. Wanneer het paneel schuin wordt gehouden kan men de kabels van de panelen vastklikken in de stekkers van de optimizers. De kabels worden opgebonden middels tiewraps en de edgeclips. Wanneer dit klaar is kan het paneel uit het onderste worden gehaald en in het bovenliggende TS- worden geschoven om daarna in het onderliggende TS- te kunnen schuiven. Tussen de panelen wordt een voegmaat van 3 mm aangehouden. Deze is voor het uitzetten en krimpen van de panelen ten gevolge van temperatuurverschillen. 19. Omvormer De blauwe en rode kabel wordt op de juiste lengte (tot aan de omvormer) afgeknipt en voorzien van MC4-stekkers. Waarna ze kunnen worden gekoppeld aan de omvormer. Hierna kan de omvormer worden geïnstalleerd. Zie hiervoor de handleiding van SolarEdge, geleverd bij de omvormer.