H Y G I Ë N E R I C H T L I J N E N V O O R V E R P L E E G H U I Z E N E N W O O N Z O R G C E N T R A



Vergelijkbare documenten
Protocol Persoonlijke Hygiëne Pluimveeverwerkende industrie

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Hygiene en infectiepreventie 9

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Werkinstructies hygiëne gemeentelijke crisisopvang voor vluchtelingen Oktober 2015, versie 4

Antibioticaresistentie in de thuiszorg: Voorkom verspreiding van resistente bacteriën met de standaard (hygiëne)maatregelen!

Workshop Hoera, wij worden getoetst,

Protocol 3: Geneesmiddelen en Medisch Handelen 1 (GMMH) KDV t Sprookjesland

PROTOCOL GENEESMIDDELENVERSTREKKING EN MEDISCH HANDELEN

Algemene voorzorgsmaatregelen

Het voorkomen van verspreiding van micro-organismen. donderdag 12 november 2015

Persoonlijke beschermingsmiddelen

Algemeen Aangemaakt: Documentbeheerders. Beoordeling. Opmerkingen. Hyperlinks (migratiegebruiker) (Timmermans, Manon)

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Persoonlijke beschermingsmiddelen

Handhygiëne bezoekers CWZ

9.3.1 HANDREIKING GENEESMIDDELENVERSTREKKING EN MEDISCH HANDELEN

Basishygiëne. Brochure medewerkers Westfriesgasthuis

Inleiding. Algemeen. Blijvende bacteriën

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Hygiene en infectiepreventie 9

Model Hygiëneprotocol voor de Arbocatalogus Vlees werkt

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Accidenteel bloedcontact

Handhygiëne: Waarom, Wie en Wanneer?

Algemene voorzorgsmaatregelen

Protocol Hygiëne thuiszorg

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Handhygiëne

Hoofdstuk 2: Hygiëne, veiligheid en afvalregeling

Titel: H & I Handhygiëne (V&V 8134) Versie: 2Uitgeprint document is maximaal 24 uur geldig. Printdatum: Huidige datum:

Ziekenhuizen. Strikte isolatie

Handhygiëne medewerkers

THEMA: HANDHYGIËNE: WAAROM, WIE EN WANNEER?

Ziekenhuizen. Strikte isolatie

002936, te gebruiken tot 24 uur na , 09:12.

Revalidatiecentra. Accidenteel bloedcontact

Isolatiemaatregelen. Infectiepreventie

Toediening van medicijnen

MRSA. Maatregelen bij (mogelijke) dragers van Meticilline-resistente Staphylococcus aureus. Afdeling Infectiepreventie

Dit project werd mogelijk gemaakt door: Handhygiëne Programma Kinderdagverblijven

Persoonlijke hygiëne Voor patiënt en bezoeker

Ziekenhuizen. Druppelisolatie kinderen

Protocol Hygiëne persoonlijk

Checklist voor instellingen voor volwassenen met een lichamelijke of verstandelijke beperking

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijnen voor verpleeghuizen en woonzorgcentra. Augustus 2012

Doel: Het benoemen van maatregelen om het risico van overdracht van micro-organismen van medewerkers van Hap t Hellegat naar patiënten te verminderen.

Verzorging van wonden

Hygiënemaatregelen in de huisartsenpraktijk

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Handhygiëne

Checklist voor residentiële jeugdinstellingen

Ziekenhuizen. Strikte isolatie kinderen

PROTOCOL TER PREVENTIE VAN BLOEDOVERDRAAGBARE AANDOENINGEN. Met instemming PGMR mei 2013 MET INSTEMMING

Preventie infecties voor en door medewerkers. informatie voor medewerkers

Protocol Hygiëne & Voeding

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Verzorging van wonden

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijnen voor verpleeghuizen en woonzorgcentra

Deze informatie is bestemd voor patiënten met een mogelijke of aangetoonde MRSA besmetting.

Infectiepreventiebeleid EVO PDF Tools Demo

Ziekenhuizen. Contactisolatie

Infectiepreventie en Vrijwilligers. Kim van den Berg Deskundige Infectiepreventie i.o.

Ziekenhuizen. Veilig werken in de kindergeneeskunde

Basishygiëne. Gids voor medewerkers. Voorlichtingsbrochure. Locatie Hoorn/Enkhuizen

Ziekenhuizen. Aërogene isolatie

Hygiëne/infectiepreventie

Bijzonder Resistente Micro-Organismen. Isolatiemaatregelen infectiepreventie bij BRMO

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijnen voor de zorg van mensen met een lichamelijke en verstandelijke handicap.

Ziekenhuizen. Contactisolatie kinderen

RooDent Importeer Instructies

Informatiebrief Hand-, voet- en mondziekte

Zwolle, juni Rapport van het hertoetsbezoek op 24 april 2014 aan verpleeghuis Eugeria te Almelo

Informatie over het norovirus

Voorkomen is beter dan Genezen

Handhygiëne redt levens. Dienst Ziekenhuishygiëne

Rapport van het hertoetsbezoek op 5 augustus 2014 aan centrum voor Reuma en Revalidatie Rotterdam te Rotterdam. Den Haag, augustus 2014

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijnen voor de zorg van mensen met een lichamelijke en verstandelijke handicap.

Rapport van het hertoetsbezoek op 9 september 2016 aan woonzorgcentrum De Zeven Schakels te Zevenbergen. Utrecht, november 2016

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Handhygiëne

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Checklist Ambulancediensten

Chemotherapie INTERNE GENEESKUNDE. Maatregelen thuis

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Checklist hygiëne gemeentelijke crisisopvang voor vluchtelingen. Oktober 2015, versie 4

Inhoudsopgave. 3 Persoonlijke hygiëne van cliënten Benodigde materialen Handelingen Ernstig vervuilde cliënten 8

1 Protocol gezondheid

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Veilig werken in de jeugdgezondheidszorg

Veilig werken voor pedicures en podotherapeuten

Inleiding : Inhoud: 1. Persoonlijke hygiëne 2. Voeding en hygiëne 3. Hygiëne in en om het gebouw

Beroepsmatig in aanraking komt met levende varkens, vleeskalveren of vleeskuikens.

Infectie bij een prothese

Wat is M RSA? Wat zijn de ziekteverschijnselen van M RSA? Hoe kun je M RSA krijgen en hoe kun je anderen besmetten?

Rapport van het hertoetsbezoek op 12 februari 2015 aan WZH De Strijp te Den Haag

ISOLATIEM AATREGELEN

Revalidatiecentra. Persoonlijke beschermingsmiddelen

BELEID RIE GEZONDHEIDSRISICO 2015

Ziekenhuizen. Aërogene isolatie kinderen

Rapport van het hertoetsbezoek op 5 februari 2015 aan psychiatrisch verpleeghuis Dorestad te s-gravenhage. Utrecht, april 2015

Protocol Geneesmiddelenverstrekking

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Toediening van medicijnen

Maatregelen bij mogelijke dragers

Dwarrelende stofdeeltjes kunnen ademhalingsmoeilijkheden opleveren bij astmapatiënten. Door goed schoonmaken wordt het aantal stofdeeltjes verlaagd.

Rapport van het inspectiebezoek op 12 juni 2014 aan verpleeghuis Magnolia te Zoetermeer

Rapport van het hertoetsbezoek op 5 maart 2015 aan woonzorgcentrum Steenvoorde te Rijswijk

Maatregelen bij Bijzonder Resistent Microorganismen

Rapport van het hertoetsbezoek op 10 juli 2015 aan verpleeghuis Hogewey te Weesp

MRSA. Maatregelen tegen verspreiding. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Introductieboekje OK. Locatie Hoorn/Enkhuizen

Checklist voor instellingen voor kinderen met een lichamelijke of verstandelijke beperking

Transcriptie:

H Y G I Ë N E R I C H T L I J N E N V O O R V E R P L E E G H U I Z E N E N W O O N Z O R G C E N T R A J A N U A R I 2 0 0 9 Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Postbus 2200 1000 CE Amsterdam tel: 020 555 54 15 fax: 020 555 56 71 e-mail: info@lchv.nl internet: www.lchv.nl

De richtlijnen zijn in 2007 opgesteld en in 2009 herzien door: GGD Amsterdam GGD Gooi en Vechtstreek GGD Kennemerland Verpleeghuis Naaderheem Verpleeghuis Wittenberg Werkgroep Infectie Preventie (WIP) Deze uitgave is te downloaden via: www.lchv.nl Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING...1 1.1 VOOR WIE ZIJN DEZE RICHTLIJNEN BEDOELD?... 1 1.2 WAT IS DE RELATIE MET DE RICHTLIJNEN VAN DE WERKGROEP INFECTIE PREVENTIE (WIP)?... 1 1.3 OPBOUW RICHTLIJNEN... 1 1.4 WAAROM IS EEN GOEDE HYGIËNE BELANGRIJK?... 2 1.5 HOE VERSPREIDEN MICRO-ORGANISMEN ZICH?... 2 1.6 WAAROM VORMEN DE BEWONERS IN VERPLEEGHUIZEN EN WOONZORGCENTRA EEN RISICOGROEP?... 2 1.7 HOE KUNNEN INFECTIERISICO S WORDEN BEPERKT?... 3 2 PERSOONLIJKE HYGIËNE MEDEWERKERS...4 2.1 HANDHYGIËNE... 4 2.1.1 Algemeen... 4 2.1.2 Wanneer is een goede handhygiëne van belang?... 4 2.1.3 Techniek handreiniging... 5 2.1.4 Techniek handdesinfectie... 5 2.2 PERSOONLIJKE VERZORGING... 6 2.3 KLEDING... 6 2.3.1 Dienstkleding... 6 2.3.2 Privé-kleding... 7 2.3.3 Beschermende kleding... 7 2.4 PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN... 7 2.4.1 Handschoenen... 7 2.4.2 Mondneusmasker... 8 3 OMGANG MET BEWONERS...9 3.1 HULP BIJ DE WASBEURT EN DE PERSOONLIJKE HYGIËNE VAN DE BEWONERS... 9 3.2 HOORTOESTELLEN... 9 3.3 VOET- EN HANDVERZORGING... 9 3.4 TOILETTEREN... 10 3.5 HULP BIJ ETEN... 10 3.6 OVERLEDENEN VERZORGEN... 10 4 OMGANG MET LICHAAMSVLOEISTOFFEN...12 4.1 BLOED... 12 4.2 SPUTUM... 12 4.3 URINE EN FECES... 12 4.4 BRONCHIAAL TOILET... 13 5 WONDVERZORGING...14 6 OMGANG EN OPSLAG VAN MEDICIJNEN EN STERIELE MIDDELEN...15 6.1 MEDICIJNEN... 15 6.2 STERIELE INSTRUMENTEN EN MATERIALEN... 15 7 PREVENTIE VAN INFECTIEZIEKTEN...16 7.1 ACCIDENTEEL BLOEDCONTACT... 16 7.2 MELDING INFECTIEZIEKTEN... 16 7.3 VERZORGENDEN MET EEN INFECTIE... 17 7.4 VACCINEREN... 17 7.5 INFECTIE- EN HYGIËNECOMMISSIE... 18 8 ISOLATIE...19 9 ONDERHOUD EN GEBRUIK VAN APPARATUUR...20 9.1 POSPOELER... 20 9.2 VERNEVELAPPARATUUR... 20 9.3 ZUURSTOFBEVOCHTIGINGSAPPARATUUR... 21 9.4 UITZUIGAPPARATUUR... 21 10 VOEDSELVOORZIENING...22 11 LEGIONELLAPREVENTIE...23 Richtlijnen technische hygiënezorg LCHV januari 2009

11.1 RISICOFACTOREN... 23 11.2 BEHEERSMAATREGELEN... 24 11.3 MONSTERNAME... 24 12 REINIGING EN DESINFECTIE...25 12.1 ALGEMEEN... 25 12.2 VLOEREN, MEUBILAIR EN VOORWERPEN... 26 12.2.1 Schoonmaakschema... 26 12.3 EISEN SCHOONMAAKMATERIAAL... 26 12.3.1 Onderhoud van het schoonmaakmateriaal... 28 12.4 WASGOEDVERWERKING... 28 12.5 PLAAGDIERBEHEERSING... 29 13 AFVAL...32 13.1 AFVAL ZONDER INFECTIERISICO... 32 13.2 SCHERP AFVAL... 32 14 PARAMEDICI...33 14.1 ALGEMENE MAATREGELEN... 33 14.2 PEDICURE EN MANICURE... 33 15 KAPPERS...34 16 HUISDIEREN...35 16.1 HUISDIEREN OP BEZOEK... 35 16.2 HUISDIEREN VOOR VERBLIJF... 35 16.2.1 Reiniging... 35 16.2.2 Honden... 35 16.2.3 Katten... 36 16.2.4 Vogels... 36 16.2.5 Knaagdieren en overige dieren... 36 17 BEHANDELING VAN VERVUILDE MENSEN VANUIT DE THUISSITUATIE...37 18 BOUW EN INRICHTING VAN DE WOONZORGOMGEVING...38 18.1 VLOEREN EN WANDEN... 38 18.2 VENTILATIE... 38 18.3 INRICHTING EN MATERIALEN... 39 19 LITERATUUR...40 20 BIJLAGEN...41 20.1 SCHOONMAAKSCHEMA... 41 Richtlijnen technische hygiënezorg LCHV januari 2009

1 INLEIDING Deze richtlijnen zijn bedoeld als leidraad voor het hygiënisch werken in een verpleeghuis of woonzorgcentrum. Door de vergrijzing is er een zichtbare toename van langdurige zorgverlening en het voorkomen van chronisch zieken. Aandacht voor hygiënisch werken is van groot belang omdat bewoners een verminderde afweer hebben, veel bewoners hulpbehoevend zijn zodat frequent handcontact bij de verzorging nodig is en factoren aanwezig zijn zoals multipathologie, bedlegerigheid en het dicht op elkaar leven. Om een goede hygiëne te realiseren in verpleeghuizen en woonzorgcentra zijn deze hygiënerichtlijnen opgesteld. 1.1 Voor wie zijn deze richtlijnen bedoeld? De richtlijnen zijn geschreven voor alle medewerkers in een verpleeghuis en woonzorgcentrum die zich bezighouden met het uitvoeren van één of meer van de genoemde werkzaamheden in de richtlijn. Dit betekent dat de richtlijnen niet alleen zijn bedoeld voor de verzorgenden, maar ook voor de schoonmaakmedewerkers, de voedingsassistenten, de paramedici etc. Zij bieden immers ook een vorm van zorg waarbij hygiëne een rol speelt. 1.2 Wat is de relatie met de richtlijnen van de Werkgroep Infectie Preventie (WIP)? De WIP-richtlijnen zijn bedoeld voor de beleidsmedewerkers in een verpleeghuis of woonzorgcentrum en bevatten bouwstenen om het beleid op het gebied van infectiepreventie uit te bouwen. In de WIP-richtlijnen zijn richtlijnen omschreven ter preventie van zorginfecties, dat wil zeggen infecties die het gevolg zijn van verleende gezondheidszorg. Ook de hygiënerichtlijnen van het LCHV hebben als basis het voorkomen van infectierisico s. Alle nodige onderwerpen die van toepassing zijn in een verpleeghuis of woonzorgcentrum, zijn samengevoegd tot één handleiding. De WIP-richtlijnen zijn de basis geweest bij het opstellen van deze hygiënerichtlijnen voor verpleeghuizen en woonzorgcentra. 1.3 Opbouw richtlijnen De richtlijnen zijn opgebouwd uit verschillende onderwerpen, te weten: Persoonlijke hygiëne medewerkers; Omgang met bewoners; Omgang met lichaamseigen stoffen; Wondverzorging; Omgang en opslag van medicijnen en steriele middelen; Preventie van infectieziekten; Isolatie; Onderhoud en gebruik van apparatuur; Voedselvoorziening; Reiniging en desinfectie; Afval; Paramedici; Kappers; Huisdieren; Richtlijnen technische hygiënezorg 1

Behandeling van vervuilde mensen vanuit de thuissituatie en mensen met parasieten; Bouw en inrichting van de woonzorgomgeving. Ieder voorschrift in deze richtlijn is aangegeven met een symbool met de volgende betekenis: wetboek = wettelijk verplicht voorschrift, bijvoorbeeld het opstellen van een risicoanalyse en beheersplan ten behoeve van legionellapreventie. Deze punten worden door de overheid of de GGD getoetst. handje = landelijk vastgestelde norm. Deze punten worden bij het toezicht getoetst, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een handenwasgelegenheid met alle benodigdheden om de handen op een hygiënische wijze te kunnen wassen. lachebek = advies, is wenselijk. Deze punten worden bij het toezicht niet getoetst, bijvoorbeeld het bijhouden van een afvinkschema voor de schoonmaakwerkzaamheden. Cursief gedrukte teksten in een kader zijn bedoeld als tip! 1.4 Waarom is een goede hygiëne belangrijk? Een goede hygiëne is van belang om de kans op overdacht van infecties tijdens het verblijf in de instelling te voorkomen. Door het ontbreken en/of niet naleven van de hygiëneregels, kunnen infectieziekten zich snel verspreiden. Dit kan gevolgen hebben voor de gezondheid en veiligheid van de bewoners. 1.5 Hoe verspreiden micro-organismen zich? Micro-organismen kunnen zich op de volgende manieren verspreiden, via: handen; lucht (via druppels door aanhoesten, huidschilfers of stof); voedsel en water; voorwerpen, zoals postoel of een deurklink; lichaamsvloeistoffen (speeksel, braaksel, wondvocht, feces of bloed); dieren, zoals huisdieren en insecten. 1.6 Waarom vormen de bewoners in verpleeghuizen en woonzorgcentra een risicogroep? Bewoners van verpleeghuizen en woonzorgcentra vormen vanwege hun kwetsbaarheid en onderliggend lijden een risicogroep. Verpleeghuisbewoners hebben naast de multipathologie ook nog een verhoogde zorgzwaarte wat een rol speelt in de zorgverlening. Verpleeghuisbewoners zijn in te delen in verschillende categorieën: a) Bewoners die vanwege psychogeriatrische problematiek zijn opgenomen. Deze mensen hoeven geen lichamelijke klachten te hebben en zijn voornamelijk zorgbehoeftig. b) Bewoners die vanwege somatische aandoeningen zijn opgenomen. Deze mensen hebben in meerdere of mindere mate verzorging nodig. 2 LCHV januari 2009

Een aantal van de verpleeghuisbewoners heeft meer kans op het oplopen van een infectie door specifieke lichamelijke aandoeningen. De risicofactoren zijn onder andere: het dicht op elkaar leven; multipathologie op hoge leeftijd, bijvoorbeeld: - bedlegerigheid; - de aanwezigheid van decubitus; - mictie/defecatieproblemen; - de aanwezigheid van onderliggende ziekten, zoals diabetes mellitus, immuundeficiënties. Door het ouder worden nemen bovendien verscheidene natuurlijke verdedigingsmechanismen tegen micro-organismen af, zoals: - afname van de werkzaamheid van het immuunsysteem; - het niet meer optimaal functioneren van de trilharen zodat de afvoer van slijm onvoldoende is en de luchtwegen hierdoor slecht gereinigd worden; - het droger worden van de huid en het verminderen van de circulatie in de huid, waardoor gemakkelijk wondjes ontstaan; - het minder drinken leidt tot verminderde urineproductie; er vindt stagnatie plaats van urine waardoor er een mogelijk verhoogde kans is op groei van micro-organismen; - door intensief (be)handelen worden huid en slijmvliezen beschadigd, waardoor de kans op infectie groter wordt. De meest voorkomende infecties in verpleeghuizen zijn: urineweg-, luchtweg- en wondinfecties. Door het vele handcontact van de medewerkers en vrijwilligers bij de verzorging van bewoners, kunnen infecties makkelijk van de ene naar de andere bewoner worden overgebracht. 1.7 Hoe kunnen infectierisico s worden beperkt? Door extra aandacht te besteden aan hygiëne kunnen infectierisico s worden beperkt. Het gaat daarbij niet alleen om een schone leefomgeving en een goede persoonlijke hygiëne, maar bovendien om het voorkomen van risicovol gedrag, waardoor micro-organismen zich kunnen verspreiden en vermenigvuldigen tot grote hoeveelheden. Om te voorkomen dat bewoners van verpleeghuizen en woonzorgcentra een infectie oplopen, is een gezonde leefomgeving (binnen- en buitenmilieu) van belang. Daarnaast zijn goede afspraken over de schoonmaak en het onderhoud van een pand belangrijk. Wanneer er toch sprake is van een verhoogd risico op infectie door bijvoorbeeld een open wond of een bewoner met een infectie(ziekte), moet er op een juiste manier gehandeld worden. Door een goed beleid op het gebied van medicijnverstrekking, hygiëne tijdens (wond)verzorging en verpleging, kunnen dergelijke infectierisico s tot een minimum worden beperkt. Richtlijnen technische hygiënezorg 3

2 PERSOONLIJKE HYGIËNE MEDEWERKERS Door het frequente en intensieve contact tussen werkers in de gezondheidszorg en bewoners van verpleeghuizen en woonzorgcentra, is er meer kans op besmetting. Het risico om zelf gekoloniseerd te raken is groot en dus ook de kans om anderen, met name de bewoners, te besmetten is aanwezig. Omdat de bewoners vaak een verminderde weerstand hebben, zal bij hen het gevolg van een infectie vaak ernstiger zijn. Een goede persoonlijke hygiëne is dus zowel in het eigen belang als in dat van de bewoners dringend noodzakelijk. Centraal bij de persoonlijke hygiëne staan de handhygiëne, geen sieraden dragen, de verzorging van de haren en het dragen van bedrijfs- en/of beschermende kleding. 2.1 Handhygiëne 2.1.1 Algemeen Handhygiëne wordt beschouwd als de belangrijkste maatregel om risico op overdracht van micro-organismen te verminderen. Onder handhygiëne wordt verstaan: handreiniging, handdesinfectie en handverzorging. Handreiniging houdt in het wassen van de handen met water en vloeibare zeep en met als doel het verwijderen van vuil. Handdesinfectie vindt plaats door gedurende 30 seconden, of totdat de handen droog zijn, de visueel schone handen in te wrijven met handalcohol. Dit leidt tot snelle reductie van de aanwezige micro-organismen die op de handen aanwezig zijn. Bovendien heeft handalcohol het voordeel dat ze op de plek van de verzorging gebruikt kan worden en onafhankelijk is van de aanwezigheid van een wasbak. Daarnaast zit er een terugvettend middel in dat uitdrogen van de handen voorkomt. Handverzorging houdt in het zodanig verzorgen van de handen dat uitdrogen van de huid wordt voorkomen. Ook het verzorgen van de nagels valt onder handverzorging. 2.1.2 Wanneer is een goede handhygiëne van belang? Pas handhygiëne toe op de volgende momenten: voor aanvang van de werkzaamheden en na pauzes; na hoesten, niezen en snuiten van de neus; na toiletgebruik; voor en na contact met voedsel. Pas handhygiëne toe bij het uitvoeren van handelingen bij bewoners. Doe dit in ieder geval op de volgende momenten: na lichamelijk onderzoek; na het wassen van de bewoner; vóór en na kleine ingrepen; vóór en na wondbehandeling of verzorging; vóór en na het bereiden en toedienen van voedsel; 4 LCHV januari 2009

na contact met lichaamsvloeistoffen of uitscheidingsproducten (feces, urine, bloed en wondvocht); vóór en na verpleegkundige handelingen. Draag handschoenen wanneer de handen in contact kunnen komen met lichaamsvochten, de niet intacte huid of met verpleeg- en behandelmaterialen die hiermee in aanraking zijn geweest. Dek huiduitslag en wondjes aan de handen af met vochtwerende pleisters. Pas handhygiëne toe na het uittrekken van handschoenen. 2.1.3 Techniek handreiniging Neem bij het reinigen van de handen de volgende instructie in acht: Maak de handen onder kraan goed nat en voorzie ze vervolgens van een laagje vloeibare zeep uit de dispenser. Wrijf de handen gedurende 10 seconden goed over elkaar, waarbij de vingertoppen, duimen en gebieden tussen de vingers en de polsen goed moeten worden ingewreven. Spoel de handen goed af. Sluit de kraan met de elleboog of met de wegwerp handdoek. Droog de handen goed af met een wegwerp handdoek. Vergeet hierbij niet de polsen en de huid tussen de vingers te drogen. 2.1.4 Techniek handdesinfectie Neem bij het desinfecteren van de handen met handalcohol de volgende instructie in acht: Neem uit de dispenser een hoeveelheid handalcohol passend in het kuiltje van de handpalm. Breng de handalcohol op de droge handen aan. Richtlijnen technische hygiënezorg 5

Wrijf de handen gedurende 30 seconden zorgvuldig over elkaar totdat ze droog zijn. Ook de vingertoppen, duimen, gebieden tussen de vingers en de polsen moeten grondig met de handalcohol worden ingewreven. Het gebruik van handcrème na desinfectie is mogelijk. 2.2 Persoonlijke verzorging Houd de nagels kort, geen nagellak of kunstnagels. Draag geen hand- en polssieraden. Ook gladde ringen en horloges zijn niet toegestaan. Piercings mogen mits deze de hygiëne niet in de weg staan en/of in contact kunnen komen met de bewoners. Zorg dat de haren kort zijn of bij lang haar bijeengebonden of opgestoken. Zorg dat de haren schoon en verzorgd zijn. Draag hoofddoekjes schoon en strak om het hoofd gebonden. Zorg ervoor dat baarden en snorren schoon en geknipt zijn. 2.3 Kleding In verpleeghuizen en woonzorgcentra is vaak een beleid vastgesteld over het dragen van kleding. Dit kan dienstkleding of privé-kleding zijn. De voorkeur gaat vanuit hygiënisch oogpunt uit naar het dragen van dienstkleding (uniform) van egale en lichte kleur. Op egale, lichtgekleurde dienstkleding is iedere verontreiniging goed zichtbaar. Ook is er altijd schone vervangende kleding aanwezig. 2.3.1 Dienstkleding Trek de verstrekte dienstkleding (jasje en broek) op de werkplek aan. Trek dagelijks en bij visuele verontreiniging schone kleding aan. Draag de dienstkleding gesloten. Draag over de dienstkleding geen shawls, vesten en dergelijke. 6 LCHV januari 2009

2.3.2 Privé-kleding Zorg dat de kleding dagelijks schoon is en bij zichtbare verontreiniging wordt vervangen. Dit betekent dat er extra privé-kleding op de werkplek aanwezig moet zijn. Zorg dat de kleding gewassen kan worden bij minimaal 60 C. Indien de kleding niet gewassen kan worden bij 60 C: was de kleding volgens wasvoorschrift en droog deze in de droogtrommel en/of strijk deze. In beide gevallen ondergaat de kleding een hittebehandeling waardoor micro-organismen worden gedood. Draag geen kleding met lange mouwen. Draag tijdens zorgverlenende handelingen over de kleding geen shawls, vesten en dergelijke. 2.3.3 Beschermende kleding Het dragen van beschermende kleding zorgt ervoor dat er geen overdracht van micro-organismen naar de kleding (dienst- of privé-kleding) plaatsvindt en is ter bescherming van de eigen kleding. Een voorbeeld waarbij beschermende kleding gedragen wordt, is tijdens het wassen van een bewoner aangezien hier mogelijk contact met lichaamsvloeistoffen is en de eigen kleding nat kan worden. Draag beschermende kleding over de kleding. Beschermende kleding kan bestaan uit een schort, eventueel van plastic, of een jas met lange mouwen. Trek de beschermende kleding na afloop van de handeling direct uit. De volgorde voor het op een juiste wijze uittrekken van beschermende kleding is als volgt: Trek de handschoenen uit; Pas handhygiëne toe; Doe de beschermingsbril af (indien gedragen); Trek de beschermende kleding uit; Doe het mondneusmasker af (indien gedragen) ; Doe de hoofdbedekking af (indien gedragen); Desinfecteer de handen. Draag de beschermende kleding gesloten zodat de dienst- of privékleding wordt beschermd. 2.4 Persoonlijke beschermingsmiddelen 2.4.1 Handschoenen Draag waar dat staat voorgeschreven schone nitril onderzoekshandschoenen. Nitril onderzoekshandschoenen worden niet aangetast door alcohol, bieden een goede bescherming tegen micro-organismen en chemicaliën en pinholes (zeer kleine gaatjes) in de handschoen worden sneller gesignaleerd. Door het gebruik van nitril handschoenen in plaats van latex wordt voorkomen dat medewerkers een latexallergie opbouwen en worden problemen voorkomen bij bewoners met een latexallergie. Draag handschoenen in die gevallen waarbij de handen in contact kunnen komen met bloed, lichaamsvloeistoffen, slijmvliezen, niet intacte huid of behandelmaterialen die (mogelijk) besmet zijn. Gebruik handschoenen éénmalig en bij een zelfde bewoner. Trek ze na gebruik direct uit. Richtlijnen technische hygiënezorg 7

Draag tijdens de werkzaamheden waarbij handschoenen gedragen worden geen kleding met lange mouwen (uitgezonderd bij het dragen van beschermende kleding bij isolatieverpleging). Vermijd tijdens het dragen van handschoenen contact met deurknoppen, telefoon, apparatuur, toetsenborden, et cetera. Was of desinfecteer de handen na het uittrekken van de handschoenen. Bij het uittrekken van de handschoenen kunnen de handen namelijk besmet zijn geraakt. Indien bij bloedafname gebruik wordt gemaakt van een gesloten afnamesysteem (bijvoorbeeld een vacuümsysteem) dan hoeven geen handschoenen gedragen te worden 2.4.2 Mondneusmasker Mondneusmaskers worden in uitzonderlijke situaties gedragen. In de praktijk zal dit voornamelijk situaties betreffen waarbij de kans bestaat op overdracht van tuberculose. In deze situaties worden speciale filtermondneusmaskers ingezet met een filterklasse FFP2, voorzien van een CE markering en de EN 149:2001 codering. FFP2 maskers filteren voor 92% en chirurgische mondneusmaskers filteren ongeveer 50% van de druppelkernen (één - vijf µm). Draag een chirurgisch mondneusmasker bij iedere handeling waarbij kans bestaat op spatten in het gezicht. Gooi het masker direct na gebruik weg. Draag bij contact met een (mogelijke) tuberculose bewoner, een speciale filtermondneusmasker met een filterklasse FFP2. De maskers zijn persoonsgebonden en mogen maximaal acht uur achtereen gebruikt worden. 8 LCHV januari 2009

3 OMGANG MET BEWONERS De bewoners van verpleeghuizen en woonzorgcentra worden zoveel mogelijk gestimuleerd om zelf hun eigen lichaamsverzorging te verzorgen. Daar waar een bewoner dit zelf niet meer kan, nemen de verzorgenden het over. De verzorgenden moeten daarbij de handhygiëne in acht nemen. 3.1 Hulp bij de wasbeurt en de persoonlijke hygiëne van de bewoners Iedere bewoner moet gewassen worden met zijn eigen wasbenodigdheden. Zorg dat iedere bewoner in het bezit is van: zeep, kam, tandenborstel, tandpasta en zo nodig scheerbenodigdheden en gebittenbakje; schone washand; schone handdoek; schone waskommen van roestvrijstaal of kunststof. Er kan gebruik worden gemaakt van wegwerpwasdoekjes. Er zijn doekjes verkrijgbaar die voorzien zijn van zeep en opgewarmd kunnen worden in de magnetron. Per lichaamsdeel kan een nieuw schoon doekje worden gebruikt. Zorg dat alle benodigde materialen binnen handbereik staan en pas na het uitvoeren van de werkzaamheden handhygiëne toe. Dagelijkse verzorging van de mond is ook een onderdeel van de persoonlijke hygiëne. Reinig in het geval van een kunstgebit dit volgens voorschrift van de fabrikant. 3.2 Hoortoestellen Lees de instructie van de fabrikant over het gebruik van het hoortoestel. Reinig het oorstukje van een hoortoestel minimaal één keer per week volgens voorschrift van de fabrikant. 3.3 Voet- en handverzorging Voetproblemen ontstaan meestal door een combinatie van factoren, zoals: een verminderde circulatie en een verminderd gevoel in voeten en handen ten gevolge van vaatziekten, neurologische aandoeningen of diabetes mellitus. Hierdoor merkt de bewoner wondjes zelf vaak niet op. Laat de voetverzorging bij risicobewoners over aan een pedicure en/of podotherapeut(e). Laat de verzorgende, bij de dagelijkse verzorging, de handen en voeten inspecteren op aanwezigheid van wondjes, kloven, eeltplekken en likdoorns, ingegroeide nagels en dergelijke. Indien aanwezig, droog verbinden en overleggen over verdere behandeling. Richtlijnen technische hygiënezorg 9

Laat de bewoners niet in een hand- en/of voetbad gaan indien er wonden aanwezig zijn. Hierdoor gaan de wonden verweken. Dit heeft nadelige gevolgen voor het herstel van de wond. 3.4 Toiletteren Bij het helpen van bewoners op het toilet of de po-stoel is er kans dat de handen van de verzorgenden in contact komen met urine en/of feces. Dit geldt ook voor de kleding van de verzorgende. Feces wordt beschouwd als gecontamineerd materiaal. Via de handen van de verzorgenden kunnen de omgeving en andere bewoners gecontamineerd worden. Ook de handen van de bewoners kunnen in contact komen met feces en incontinentiesystemen. Vooral bij psychogeriatrische bewoners is deze mogelijkheid aanwezig. Stimuleer de bewoners om de handen te wassen na het toiletbezoek en voor het eten. Neem de hygiëne in acht tijdens het helpen van de bewoner bij het toiletteren. Pas handhygiëne toe na het helpen bij toiletteren. 3.5 Hulp bij eten Het komt vaak voor dat bewoners van verpleeghuizen niet meer in staat zijn zelf te eten. Doordat één verzorgende meestal meerdere mensen tegelijk helpt met eten, is de kans op overdracht van micro-organismen in deze situatie aanwezig. Geef de bewoner de gelegenheid om de handen te wassen en was ook zelf de handen. 3.6 Overledenen verzorgen Indien een bewoner overlijdt, moet deze persoon op de juiste wijze worden verzorgd. In de meeste gevallen voert de uitvaartorganisatie een groot deel van de taken uit. Ook kan het zijn dat familie een aantal handelingen uitvoert. Indien deze taak door een medewerker van de instelling wordt uitgevoerd, moeten onder meer de volgende handelingen worden uitgevoerd en de hygiëneregels in acht worden genomen: Het verwijderen van infusen, katheters, sondes en stomamateriaal; Het opvangen van urine en feces; Het sluiten van de mond en ogen; Het knippen van de nagels; Het wassen van het lichaam; Het afdekken van verwondingen; Het aanbrengen van incontinentiemateriaal. Plaats in de nabijheid een UN gekeurde naaldcontainer om scherpe voorwerpen in te deponeren. Draag bij bovenstaande werkzaamheden handschoenen en trek deze uit zodra u klaar bent met de handelingen. 10 LCHV januari 2009

Aandachtspunten waarmee rekening moet worden gehouden: Plaats in de nabijheid een naaldcontainer, een afvalbak en een waszak en zorg dat de te gebruiken materialen binnen handbereik liggen. Bescherm uw lichaam zorgvuldig tegen contact met bloed, feces, urine en andere lichaamsvochten van de overledenen. Bij het omdraaien van overledenen tijdens het afleggen kunnen er lichaamsvloeistoffen aanwezig zijn. Draag bij elk contact met de overledene handschoenen. Bij mogelijk contact met scherpe delen van het lichaam (bijv. uitstekende en/of kapotte botdelen) moeten stevige rubberen huishoudhandschoenen gedragen worden. Dek huiduitslag en wondjes aan de handen af met vochtwerende pleisters. Verwijder na afloop van alle handelingen en het verwijderen van het afval de handschoenen en de beschermende kleding en pas handhygiëne toe. Richtlijnen technische hygiënezorg 11

4 OMGANG MET LICHAAMSVLOEISTOFFEN 4.1 Bloed Bloed, met bloed besmeurde voorwerpen en met bloed vermengde lichaamsvloeistoffen (o.a. urine, feces, sputum) moeten als besmet worden beschouwd. Bij de omgang met bloed moet een aantal regels in acht worden genomen ter preventie van overdracht van via bloed overdraagbare ziekten (HIV, hepatitis B en C). Zorg dat alle te gebruiken materialen binnen handbereik zijn. Draag bij werkzaamheden waarbij direct contact met bloed kan plaatsvinden handschoenen. Ook bij het verzorgen van de insteekplaats van het infuus moeten handschoenen worden gedragen. Deponeer gebruikte naalden direct na gebruik in de daarvoor bestemde UN-gekeurde naaldcontainer en steek deze niet terug in het beschermhoesje. Zorg dat de container niet boven de vullijn word gevuld. Verwijder direct na het beëindigen van de werkzaamheden de besmet geraakte kleding of linnengoed, trek de handschoenen uit en pas handhygiëne toe. Trek bij het opruimen van gemorst bloed handschoenen aan en reinig eerst de plek met een wegwerpdoek en desinfecteer deze vervolgens. Zie ook hoofdstuk 12.1. Pas handhygiëne toe na beëindiging van de handelingen. 4.2 Sputum Zorg dat alle te gebruiken materialen binnen handbereik zijn. Draag tijdens het verlenen van hulp bij het ophoesten of bij het uitzuigen van slijm beschermende kleding en handschoenen. Raak tijdens deze handelingen geen andere voorwerpen aan. Dit om mogelijke verspreiding van micro-organismen te voorkomen. Vang sputum op in een wegwerp sputumpot. Deze mag nooit langer dan 24 uur door een bewoner worden gebruikt. Leeg de pot in de slokop of de pospoeler. Deponeer de pot in een afvalzak. Verwijder na afloop van alle handelingen en het verwijderen van het afval en de sputumpot de handschoenen en de beschermende kleding en pas handhygiëne toe. 4.3 Urine en feces Het voorkómen van lekkage van feces of urine bij bewoners met een stoma vereist primair de aandacht. Daarom moet het aanleggen van stomahulpmiddelen door geschoold personeel (eventueel de bewoner zelf) gebeuren. Om verspreiding van feces of urine in de omgeving te voorkomen, moeten bij het verwisselen van het zakje alle benodigdheden binnen handbereik staan. Zorg dat alle te gebruiken materialen binnen handbereik zijn. Draag tijdens het verlenen van hulp waarbij direct contact met urine of feces kan plaatsvinden handschoenen. Raak tijdens deze handelingen geen andere voorwerpen aan. Dit om 12 LCHV januari 2009

mogelijke verspreiding van micro-organismen te voorkomen. Deponeer gebruikte materialen direct na gebruik in de daarvoor bestemde afvalbak of waszak. Leeg de po, ondersteek of urinaal in de slokop of de pospoeler. Verwijder na afloop van alle handelingen de handschoenen en pas handhygiëne toe. 4.4 Bronchiaal toilet Zorg dat alle te gebruiken materialen binnen handbereik zijn. Draag bij bronchiaaltoilet een mondneusmasker en een bril. Gebruik per bewoner apart materiaal. Als dit niet mogelijk is, dan moet het materiaal na ieder gebruik huishoudelijk gereinigd en gedesinfecteerd worden. Pas handhygiëne toe na het beëindigen van de handelingen Richtlijnen technische hygiënezorg 13

5 WONDVERZORGING Het wondbeleid wordt door de arts vastgesteld. In dit beleid moeten in ieder geval de volgende hygiënemaatregelen worden opgenomen. Verricht tijdens het verwisselen van het verband geen handelingen waarbij stofverplaatsing optreedt. Voorbeelden van dergelijke handelingen zijn het opmaken van bedden en het reinigen van de kamer. Houd de deur van de kamer tijdens de wondverzorging gesloten. Pas vóór en ná de wondbehandeling handhygiëne toe. Draag tijdens de wondbehandeling handschoenen en bij geïnfecteerde wonden beschermende kleding als de kans bestaat dat de kleding wordt besmet. Maak gebruik van de zogenaamde no touch methode door het gebruik van pincetten. Hierbij hoeven geen handschoenen te worden gedragen aangezien de wond en het materiaal niet wordt aangeraakt. Alle materialen, die nodig zijn voor de verzorging van de wond, moeten voor het begin van de verzorging binnen handbereik op een schone ondergrond aanwezig zijn. Ook kan bij elke bewoner een bakje met benodigdheden voor de wondverzorging klaarstaan. Dit voorkomt heen en weer lopen en daarmee luchtwervelingen die een risico betekenen voor mogelijke wondcontaminatie. Reinig éénmaal per week de verbandkar of mandje waarin de verbandmiddelen worden bewaard. Plaats een verbandemmer en/of afvalzakje(s) bij de verbandkar zodat vuil wondmateriaal direct kan worden weggegooid. Algemene aandachtspunten bij de wondverzorging en het gebruik van spoelvloeistof: Let op de vervaldatum van alle producten en de middelen voor de behandeling. Niet alle zalven en vloeistoffen zijn onbeperkt houdbaar. Vermeld datum en tijd op de flessen als deze geopend worden; de vloeistof is nog 24 uur te gebruiken. Maak gebruik van tubes in plaats van potjes met zalf. Dit om te voorkomen dat de zalf verontreinigd wordt door er met de vuile materialen in te zitten. Als toch potten zalf gebruikt worden, dan moet men gebruik maken van een spatel of handschoen, zodat het inbrengen van verontreinigingen wordt voorkomen. Gebruik elke keer een nieuwe spatel of handschoen als er smeersel uit de pot genomen wordt. Gooi deze na gebruik weg. 14 LCHV januari 2009

6 OMGANG EN OPSLAG VAN MEDICIJNEN EN STERIELE MIDDELEN 6.1 Medicijnen Controleer regelmatig en in ieder geval voor uitgifte de uiterste houdbaarheidsdatum van medicijnen. Medicijnen mogen niet gebruikt worden als de uiterste gebruiksdatum is overschreden. Let op het hanteren van het first in, first out principe. Dit betekent dat medicijnen die het eerst geleverd zijn ook het eerste op moeten. De nieuwe voorraad moet in de medicijnkast dus altijd achteraan gezet worden en de oude voorraad naar voren geschoven. Zorg daarbij voor een overzichtelijke indeling. Bewaar medicijnen volgens voorschrift. Bij de vermelding bewaren tussen 15 en 25 C is dat bij kamertemperatuur en gekoeld bewaren betekent dat de medicijnen in de koelkast bewaard moeten worden bij ten hoogste 7 C. Reserveer een aparte koelkast voor medicijnen. Indien deze er niet is, moeten de medicijnen in een afgesloten bak in de levensmiddelen koelkast gezet worden. Controleer dagelijks en registreer wekelijks de temperatuur ( 2 C en 7 C) en breng een thermometer aan. Aandachtspunten voor op de afdeling: Noteer op medicijnflesjes de dag van opening, zodat rekening kan worden gehouden met de uiterste gebruiksdatum. Lees regelmatig de bijsluiters van de medicijnen zodat u op de hoogte blijft van mogelijke veranderingen in bewaartemperatuur, houdbaarheid en gebruik. Houd de koelkast schoon en reinig deze minimaal wekelijks en bij zichtbare verontreiniging direct. 6.2 Steriele instrumenten en materialen Let op de vervaldatum van steriele instrumenten en materialen. Vouw de verpakking van steriele materialen niet. Gebruik geen elastiekjes of nietjes om de materialen te bundelen. Sla steriele medische hulpmiddelen droog en stofvrij op in een kast die afgesloten kan worden. Bewaar de instrumenten en materialen geordend. Zet en bewaar steriele producten niet op de vloer. Gebruik alleen steriele materialen indien de verpakking: onbeschadigd is; ongeopend is; geen vochtplekken vertoont en niet vochtig is; niet vuil is. Richtlijnen technische hygiënezorg 15

7 PREVENTIE VAN INFECTIEZIEKTEN Zowel bewoners als verzorgenden kunnen infecties overbrengen. Het is dus van belang om situaties waarbij groot risico op overdracht bestaat te melden, zodat de juiste maatregelen genomen kunnen worden. Bijvoorbeeld bij het prikken aan een met bloed besmette naald en bij infecties (bijvoorbeeld steenpuisten, diarree etcetera.) van de verzorgenden zelf. 7.1 Accidenteel bloedcontact Wanneer er door middel van een accident bloed-bloedcontact is geweest, moeten er direct maatregelen worden getroffen. Laat het wondje goed doorbloeden; Spoel met water of fysiologisch zout; Desinfecteer vervolgens met een wonddesinfectiemiddel, bijv. alcohol 70-80%; Gebruik bij spataccidenten waarbij bloed op de slijmvliezen is gekomen geen alcohol 70% maar spoel goed door met water of fysiologisch zout. Dek het wondje af; Neem direct contact op met de eerstverantwoordelijke zoals vastgelegd in het protocol van de instelling of de regio; Tref een regeling wat te doen als dergelijke accidenten plaatsvinden. Het is belangrijk dat degene met wiens bloed er contact is geweest, bekend is om het risico van HIV en hepatitis B en C te bepalen. Zorg dat er een schriftelijk prikaccidenten protocol is, met daarin relevante namen en telefoonnummers en breng alle medewerkers op de hoogte van dit protocol. Het voorkomen dat men bloed-bloedcontact oploopt doordat men zich prikt aan een besmette naald is natuurlijk van het grootste belang. Attendeer medewerkers op de volgende aandachtspunten: Doe nooit het hoesje weer terug over de naald. Deponeer naalden direct na gebruik in de naaldcontainer. Zorg dat deze niet verder wordt gevuld dan de aangegeven markeerrand. 7.2 Melding infectieziekten In het geval van het optreden van een infectieziekte dienen er andere maatregelen te worden getroffen. Hoe eerder hierbij maatregelen worden genomen, des te kleiner is het eventuele gevolg. Meld het optreden van een ongewoon aantal van de hieronder genoemde aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard, op basis van artikel 26 van de Wet publieke gezondheid, bij de plaatselijke GGD: - maag- en darmaandoeningen; - geelzucht; - huidaandoeningen; - andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard in de desbetreffende populatie of bij het begeleidend of verzorgend personeel 16 LCHV januari 2009

Verzamel, indien er een vermoeden is van één van de bovenstaande ziektebeelden, de volgende gegevens van de zieken: - Volledige persoonsgegevens; - Aard, ernst en verloop van de klachten; - Datum eerste ziekteverschijnselen; - Vermoeden van meerdere besmettingen; - Eventueel bekende bron. Bepaal, in overleg met de arts van de plaatselijke GGD, welke maatregelen er moeten worden genomen. 7.3 Verzorgenden met een infectie Verzorgenden in verpleeghuizen en woonzorgcentra kunnen als drager en door ziekte een infectiebron vormen voor de bewoners. Daarom is het van belang dat medewerkers melden als zij infecties hebben, zodat beoordeeld kan worden of het verantwoord is de werkzaamheden voort te zetten of dat er vervangende werkzaamheden moeten worden gezocht. De melding kan gedaan worden bij bijvoorbeeld het afdelingshoofd of de bedrijfsarts. Meld in elk geval: iedere ernstige infectie aan de handen; steenpuisten; bronchitis (luchtweginfectie); huidlaesies (beschadiging en verwonding van de huid); acute en aanhoudende diarree. De aanwezigheid van andere aandoeningen kan altijd in vertrouwen (privacy) met de bedrijfsarts besproken worden. De arts beoordeelt of de infectie een mogelijk risico vormt voor de bewoners. Bekeken zal worden welke werkzaamheden wel en welke niet kunnen worden verricht. 7.4 Vaccineren Doordat verzorgenden dagelijks in contact komen met mogelijke infecties waaronder ook griep, wordt geadviseerd de griepprik jaarlijks te nemen. Motiveer uw medewerkers zich jaarlijks te laten vaccineren tegen de griep. Des te meer medewerkers in een verpleeghuis of woonzorgcentrum gevaccineerd zijn, des te lager zal het aantal griepgevallen onder de bewoners in een verpleeghuis of woonzorgcentrum zijn. Stem uw beleid af op het beleid van de NVVA. De NVVA is de beroepsvereniging van verpleeghuisartsen en sociaal geriaters. In mei 2004 is de richtlijn Influenza preventie in verpleeghuizen en verzorgingshuizen uitgebracht. Hierin is opgenomen dat personeel van verpleeghuizen dient te worden gevaccineerd tegen influenza (griep). Bron: http://nvva.artsennet.nl Als verzorgende loopt men het risico om in aanraking te komen met bloed of andere lichaamsvloeistoffen waar sporen van bloed in kunnen voorkomen. Hierdoor kan men onder andere de infectieziekte hepatitis B oplopen. In de volksmond wordt hepatitis wel geelzucht genoemd. Geelzucht is echter een verschijnsel als gevolg van een ontstoken lever. Dit komt ook voor bij andere ontstekingen van de lever, die niet door Richtlijnen technische hygiënezorg 17

hepatitis B worden veroorzaakt. Hepatitis B is een ernstige infectieziekte. Deze ziekte wordt veroorzaakt door het hepatitis B-virus. Dit virus dringt de levercellen binnen en veroorzaakt daar een ontsteking. Afhankelijk van de ernst van de ontsteking treden meer of minder klachten op. Klachten kunnen ook geheel ontbreken. Hepatitis B is zeer besmettelijk. Het virus bevindt zich niet alleen in bloed, maar ook in lichaamsvloeistoffen zoals sperma en vaginaal vocht van patiënten en dragers kan het zich bevinden. Bloed is het meest besmettelijk. Door middel van accidenteel bloedcontact (prikaccidenten, spataccidenten, etcetera.) loopt men tijdens de werkzaamheden het risico besmet te worden. Om zich tegen het oplopen van deze ziekte te beschermen, heeft men recht op een vaccinatie tegen hepatitis B. Motiveer uw medewerkers zich te laten vaccineren tegen hepatitis B. Een vaccinatie tegen hepatitis B bestaat uit een serie van in totaal drie vaccinaties. Vier tot zes weken na de laatste vaccinatie wordt via bloedonderzoek aangetoond of het lichaam voldoende antistoffen heeft aangemaakt tegen hepatitis B. Als dit het geval is bieden de vaccinaties waarschijnlijk levenslange bescherming tegen hepatitis B. Als men de ziekte niet meer kan oplopen, kan men deze ook niet meer overdragen op anderen. Overigens biedt de vaccinatie geen bescherming tegen andere bloedoverdraagbare aandoeningen zoals hepatitis C en HIV. 7.5 Infectie- en hygiënecommissie De infectie- en/of hygiënecommissie adviseert over het voorkómen van infecties en stelt richtlijnen op voor medewerkers. Daarnaast signaleert en verzamelt de commissie vragen rond infecties die bewoners en medewerkers oplopen. Het is wenselijk dat ieder verpleeghuis en woonzorgcentrum over een dergelijke commissie beschikt. Uit een onderzoek van de Inspectie Gezondheidzorg (IGZ) in 2006 blijkt dat Hygiëne Kwaliteitmedewerkers een belangrijke bijdrage leveren aan infectiepreventie. De Inspectie beveelt van harte aan om één of meer zorgverleners bij te scholen en deze medewerkers extra taken op het gebied van infectiepreventie te geven. De Inspectie stelt als norm dat er een infectiecommissie is waarvan tenminste een artsmicrobioloog, arts infectieziekten van de GGD of hygiënist lid is en men via een vast schema vergadert en hiervan een verslag maakt. Zorg voor de aanwezigheid van een infectie- en/of hygiënecommissie in uw instelling. Laat de commissie erop toezien dat deze hygiënerichtlijnen in de praktijk worden nageleefd. Laat in de commissie in ieder geval de volgende medewerkers zitting nemen: Beleidsmedewerker; Hygiënist; (Verpleeghuis) arts; Medewerkers van de verpleging/verzorging; Medewerker facilitaire dienst. 18 LCHV januari 2009

8 ISOLATIE Het doel van isolatie is het vermijden van overdracht van ziektekiemen van de ene naar de andere bewoner(s) en het personeel. Deze ziektekiemen kunnen zich op de huid, in feces, urine, speeksel of bloed bevinden. De indicatie voor isolatie wordt door de arts gesteld. Isolatie wordt toegepast bij onder andere: - infectieuze darminfecties; - MRSA; - wond- en huidinfecties; - luchtweginfecties. Op de site van de WIP is een volledige lijst van de infectieziekten waarbij isolatie moet worden toegepast (www.wip.nl). Ook is hier een uitvoerige beschrijving van de isolatiemaatregelen aanwezig. Zorg dat voor iedere vorm van isolatie een protocol aanwezig is. Maak bij het opstellen van dit protocol gebruik van de richtlijnen van de WIP. Contactisolatie Contactisolatie is nodig bij bewoners die een ziekte hebben die zich via contact verspreidt. Een voorbeeld hiervan is infectieuze diarree, zoals Clostridium difficile. Druppelisolatie Druppelisolatie is nodig bij bewoners die een ziekte hebben die zich via druppels over een afstand van ongeveer 1,5 meter verspreiden. Een voorbeeld hiervan is influenza (griep). Aërogene isolatie Aërogene isolatie moet worden toegepast bij bewoners die een ziekte hebben die zich alleen langs aërogene wegen verspreidt. Een voorbeeld van een dergelijke ziekte is TBC (open). Strikte isolatie Strikte isolatie is een combinatie van contactisolatie en aërogene isolatie. Daarnaast zijn er een aantal extra maatregelen die moeten worden getroffen Strikte isolatie moet worden toegepast bij bijvoorbeeld MRSA. De hygiënemaatregelen bij een isolatie van MRSA wijken af van de maatregelen voor strikte isolatie. Pas alleen strikte isolatie toe tijdens de persoonlijke verzorging en de wondverzorging. In overleg met de (verpleeghuis)arts 1 mag de bewoner soms deelnemen aan de dagelijks gang van zaken in het verpleeghuis (naar de huiskamer etcetera). Ook bezoekers van de bewoner hoeven geen maatregelen te nemen, mits het bezoek niet plaatsvindt tijdens de persoonlijke verzorging of wondverzorging. Overleg te allen tijde met de (verpleeghuis)arts over de te nemen maatregelen. In verband met de kolonisatiegraad kan worden afgeweken van bovenstaande hygiënemaatregelen. 1 De ziekenhuishygiënist of GGD kan worden ingeschakeld voor informatie. Richtlijnen technische hygiënezorg 19

9 ONDERHOUD EN GEBRUIK VAN APPARATUUR 9.1 Pospoeler Onvoldoende reiniging en desinfectie van urinalen en po's verhoogt de kans op een infectie door besmetting via deze materialen. Volgens de WIP-richtlijnen geldt: "Urinaal en po moeten automatisch schoongespoeld en gedesinfecteerd worden met stoom of heet water van 80 C met als einddoel een veilige po en urinaal." Gebruik alleen pospoelers die aan de volgende eisen voldoen: - optimale machinale reiniging met de juiste programmaduur; - geurloos en geluidsarm; - afwezigheid van lekkage en aërosolvorming; - de gespoelde materialen moeten droog uit de pospoeler komen. Gebruik een pospoeler met een continue temperatuurmeting en registratie. Gebruik een pospoeler met een aanprikpunt voor urinezakken. Laat het onderhoud uitvoeren aan de hand van een door of in overleg met de leverancier opgesteld protocol. Bij deze onderhoudsbeurt moet een temperatuurcontrole en -registratie plaatsvinden en moet de pospoeler zonodig opnieuw afgesteld worden. Leg vast wie het onderhoud verricht (leverancier of technische dienst). Houd een logboek bij waarin wordt vastgelegd: het preventief onderhoud, de storingen en het verwisselen van chemicaliëncontainers. Aandachtspunten tijdens het gebruik van de pospoeler: Leeg de po niet in het toilet. Dit omdat de handen of de omgeving door spatten besmet kunnen raken. Zet de po dus met inhoud in de pospoeler. Belaad de pospoeler volgens aanwijzing van de fabrikant. Houd schone en vuile materialen gescheiden. De urinalen waar nog water inzit moeten onderste boven uitlekken. 9.2 Vernevelapparatuur Vernevelapparatuur produceert een aërosol vanuit een vloeistofreservoir. Als de vloeistof besmet is kunnen micro-organismen tot in de longblaasjes doordringen en zo het longweefsel koloniseren en infecteren. De aërosol kan ontstaan bij een jet-vernevelaar of een ultrasoon. Neem bij het gebruik van de apparatuur de volgende maatregelen in acht: Zorg dat de vernevelvloeistof steriel is. Vervang iedere 24 uur het reservoir door een schone en vul deze met steriele vloeistof en noteer wanneer dit is gedaan. Let op de maximale bewaarduur en de bewaartemperatuur van medicamenten. Bekijk de procedure van de fabrikant met betrekking tot de reiniging van het apparaat. Spoel de jet-vernevelaar na gebruik door met warm water en steriliseer deze. Verwissel dagelijks de wegwerpmaterialen per bewoner Reinig de onderdelen, droog deze en desinfecteer vervolgens met 20 LCHV januari 2009

alcohol 70% en laat aan de lucht drogen. 9.3 Zuurstofbevochtigingsapparatuur Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra Algemene hygiënemaatregelen die moeten worden genomen bij het gebruik van de vernevelapparatuur: Pas handhygiëne toe na contact met speeksel, slijm of pus afkomstig uit de luchtwegen. Reinig dagelijks de niet-wegwerp reservoirs, de dompelbuis en de bruiskop met water. Vul het reservoir met steriel water. Wegwerpsystemen voor het bevochtigen van zuurstof kunnen in gebruik blijven tot het water op is. Reinig bij de opslag van de apparatuur de niet-wegwerp onderdelen en berg deze droog op zonder aangekoppeld reservoir. Tegenwoordig wordt veel gebruik gemaakt van kant-en-klare met steriele vloeistof gevulde plastic reservoirs. Gebruik kant-en-klare disposable zuurstofbevochtigers. Koppel deze reservoirs pas aan als de apparatuur gebruikt gaat worden. 9.4 Uitzuigapparatuur Het uitzuigen van bronchiaalslijm kan noodzakelijk zijn bij bewoners die spontaan ademen, maar ook bij bewoners die kunstmatig beademd worden. Het uitzuigen is nodig om de luchtwegen vrij te houden van slijm. Pas handhygiëne toe na contact met speeksel, slijm of pus afkomstig uit de luchtwegen. Reinig en desinfecteer na gebruik de materialen Gebruik wegwerp sputumpotten. Wegwerpsystemen kunnen vervangen worden en de gebruikte zakjes of potten moeten met het besmette afval afgevoerd worden. Richtlijnen technische hygiënezorg 21

10 VOEDSELVOORZIENING Om te voorkomen dat bewoners ziek worden van het voedsel, moet er op een hygiënische wijze worden gewerkt. Voedselinfecties en -vergiftigingen veroorzaken jaarlijks bij meer dan één miljoen mensen in Nederland maagdarmklachten. Hygiënisch werken is om die reden belangrijk. Om de gezondheid van bewoners te kunnen waarborgen, dienen er een aantal maatregelen rondom voedselverwerking te worden getroffen. Deze maatregelen moeten ertoe leiden dat de veiligheid van de verstrekte voeding gegarandeerd is. In keukens op de afdelingen gelden ook basisregels die ertoe bijdragen dat voedselinfecties en voedselvergiftigingen voorkomen worden. Door verkeerd bewaren kan voedsel dat in de centrale keuken is bereid, op de afdeling besmet raken met micro-organismen. Voedsel dat bereid wordt tijdens kook- en bakactiviteiten kan besmet worden tijdens de bereiding door medewerkers, vrijwilligers en bewoners. Dit kan gebeuren omdat het personeel vaak te weinig kennis heeft van hygiëne met betrekking tot het bereiden en bewaren van voedsel. Sinds december 1995 is er een wet van kracht waarbij het verplicht is een beheerssysteem te hebben dat de veiligheid van het voedsel kan garanderen: het HACCP-systeem. Dit systeem geldt zowel voor de centrale keuken als voor de afdelingskeukens. Hierbij wordt o.a. vastgelegd wat de temperatuur van de koelkast moet zijn, wat de temperatuur van de maaltijd moet zijn voor consumptie, wat er gebeuren moet met een maaltijd als de bewoner er niet is en wat de richtlijnen zijn voor de voedingsassistenten met betrekking tot de persoonlijke hygiëne. Vervolgens wordt er regelmatig gecontroleerd (bijv. temperatuurcontrole) of al deze punten aan de gestelde eisen voldoen. De bevindingen worden genoteerd op een registratieformulier. Als bijvoorbeeld tijdens de controle blijkt dat de temperatuur van de koelkast niet aan de eisen voldoet, moet er een maatregel genomen worden om de temperatuur te verbeteren. Deze maatregel moet ook op het registratieformulier vermeld worden. Op deze manier krijgt u een goed overzicht van de maaltijdvoorziening op de afdeling en kan men garanties bieden voor de veiligheid van het voedsel. U bent verplicht om een aantal processen te controleren en registreren. Voldoe aan de eisen die zijn gesteld in de Hygiënecode voor Zorginstellingen en/of Hygiënecode voor Woonvormen. 22 LCHV januari 2009

11 LEGIONELLAPREVENTIE In dit hoofdstuk worden de richtlijnen weergegeven voor het uitvoeren van legionellapreventie. Meer informatie over de legionellabacterie en de ziekte legionellose is te vinden op de website www.infectieziekten.info van het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb). 11.1 Risicofactoren Om de risicofactoren in kaart te brengen moet het volgende worden uitgevoerd: Stel een risicoanalyse op waarin de knelpunten die kunnen zorgen voor uitgroei van legionellabacteriën in de waterinstallatie, in kaart worden gebracht. De eigenaar van de waterinstallatie is hiervoor verantwoordelijk. De gebruiker van de installatie wordt in de praktijk vaak ingeschakeld om de beheersmaatregelen uit te voeren. Voor het opstellen van een risicoanalyse en een beheersplan kan gebruik worden gemaakt van de aangepaste ISSO-publicatie 55.1 over legionellapreventie in leidingwater. Risicofactoren die de vermeerdering van legionellabacteriën in het watersysteem bevorderen zijn: Een langdurige verblijftemperatuur van het water tussen de 25 en 50 C. Legionellabacteriën kunnen zich dan vermenig vuldigen tot hoge concentraties. Stilstaand water en een lange verblijftijd (langer dan een week); Een biofilm 2 fungeert als voedingsbron en bescherming voor legionellabacteriën. De vorming van een biofilm wordt enigermate beïnvloed door de aanwezigheid van voedingsstoffen in het water en het materiaal van het leidingnet. Een belangrijkere oorzaak voor de vorming van een biofilm is de aanwezigheid van plaatsen waar de waterdoorstroming stagneert (zogenaamde dode einden) en een voor bacteriegroei optimale temperatuur. De aanwezigheid van eencellige organismen waarin legionella kan parasiteren zoals amoeben. Risicobeperkende factoren zijn: Watertemperaturen onder 20 C. Hierbij treedt geen groei op; Watertemperaturen boven 50 C. Hierboven treedt ge en groei maar langzame afsterving op; Watertemperaturen boven 60 C. Hierboven treedt ge en groei maar snelle afsterving op; Doorstroming en korte verblijftijd, dit is echter onvoldoende om eenmaal gevormde biofilm te verwijderen. Zorg dat de installatie voldoet aan de gestelde eisen in VEWIN werkbladen. De VEWIN-Werkbladen zijn een uitwerking van de norm NEN 1006. Wat in de werkbladen wordt gesteld, moet worden beschouwd als standaardvoorwaarden waaraan leidingwaterinstallaties 2 Een biofilm is een slijmlaagje aan de binnenkant van een buiswand (in dit geval een leiding). Soms is dit slechts een dunne aanslag, in ernstige gevallen kan het een hele dikke laag zijn met zowel dood als levend materiaal. Richtlijnen technische hygiënezorg 23