Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de partneralimentatieduur



Vergelijkbare documenten
Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Afdeling Samenleving Richtlijn 730 Ingangsdatum:

De duur van partneralimentatie: wijzigen of niet?

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

12 JAAR WET LIMITERING ALIMENTATIE (EchtscheidingBulletin augustus 2006) Nieuwe gevallen eindelijk duidelijkheid?

Wet herziening partneralimentatie: voorhuwelijkse alimentatieovereenkomst wordt geldig

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hoofdstuk 1 - Algemeen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beleidsregels verhaal Wet werk en bijstand ( WWB) en Wet investeren in Jongeren (WIJ), gemeente Súdwest Fryslân.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BELEIDSREGELS VERHAAL

ALIMENTATIE, DE STAND VAN ZAKEN

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Partneralimentatie, levensverzekering of toch niet?

Nieuwe richtlijn kinderalimentatie

Gevolgen herziening partneralimentatie voor financiële situatie van ouders met (jonge) kinderen

BELEIDSREGEL BIJSTANDSVERHAAL 2015

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2010 Nr. 23

*/530%6$5*& 5XFF DBTVT

Door: Rik Smit FFP RFEA. Alimentatieadvies; een verkenning van reikwijdte en zorgplicht

Initiatiefnota Partneralimentatie

Is partneralimentatie toe aan modernisering?

Scriptie Master Privaatrecht Partneralimentatie

MASTERSCRIPTIE Is Nederland klaar voor partneralimentatie voor ex-samenlevers?

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Besluit College van BenW

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/320

Scheiden en Alimentatie


Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015

Huwelijksvermogensrecht journaal. Oktober 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

6. Bij brief van 4 mei 2004 gaf het LBIO een incasso- en executieopdracht aan de deurwaarder.

Hebben ongehuwde samenlevers recht op alimentatie?

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 20 januari Rapportnummer: 2012/005

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam.

Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober Rapportnummer: 2014 / /139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Ex-samenwonenden en het recht op onderhoud. Een onderzoek naar de wenselijkheid een onderhoudsplicht tussen exsamenwonenden

Alimentatie. In dit informatieblad. Inleiding

» Samenvatting. » Uitspraak. Procedure. JPF 2012/54 Rechtbank 's-gravenhage 22 november 2011, FA RK ; LJN BU5751. ( mr.

..., de man, ..., de vrouw, Partijen zijn op..., te..., gehuwd;

Geschiedenis partneralimentatie vanaf 1830

Beleidsregels verhaal Participatiewet 2015

Het wetsvoorstel limitering partneralimentatie: meerwaarde of overbodig?

De grondslag van de partneralimentatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies wetsvoorstel herziening kinderalimentatie

Daar is hij dan: de echtscheidingsnotaris!

Alimentatie: een proces van ontwikkelingen Een onderzoek naar de recente ontwikkelingen op het gebied van kinder- en partneralimentatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan

Beleidsregels Verhaal WWB gemeente Bergen 2013

BELEIDSREGELS VERHAAL Wet Werk en Bijstand en Wet investeren in jongeren

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT

Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal gemeente Schouwen-Duiveland 2015

No.W /II 's-gravenhage, 28 mei 2008

VOORJAARSWIJZIGINGEN FAMILIERECHT mr. L.H.M. Zonnenberg

Inhoud. Relatievormen. Inleiding Huwelijk en geregistreerd partnerschap; de verschillen. Vindplaatsen relatievermogensrecht

Beleidsregels Compensatieregeling Schoonmaakondersteuning WMO

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 17 december 2012

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/ FA RK ; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weststellingwerf besluiten; Gelet op het bepaalde in artikel 7, alsmede paragraaf 6.5 Wet werk en bijstand,

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

Alimentatie. In dit informatieblad. Inleiding. 1 Wat is alimentatie?

Beleidsregels terugvordering & verhaal WWB, IOAW, IOAZ

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN3998 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2007:BC2748 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 316/2007

Beleidsregels terugvordering & verhaal WWB

De Raad van de gemeente Ede,

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

Naar een onderhoudsrecht voor exsamenwonenden

Hoge Raad , ECLI:NL:HR:2015:3011

Webinar Jurisprudentie P en F uitspraken Hoge Raad 27 oktober uur. Mr A.A.M. Ruys-van Essen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de lidorganisaties van de Nederlandse VrouwenRaad. Betreft: Voortgang Wet herziening partneralimentatie, nr Datum: 1 december 2016

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Beesel 2015

Reactie (op het advies van de Raad van State) van de initiatiefnemers op 8 sept 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHARN:2009:BI3329

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Partneralimentatie nieuwe stijl: korter, eenvoudiger, beter?

10 stappenplan (echt)scheiding

Het bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Het Plein (het bestuur),

Beleidsregels Verhaal Participatiewet 2015

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:RBNHO:2015:1704

Transcriptie:

Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de partneralimentatieduur In hoeverre vraagt de onderhoudsverplichting, zoals neergelegd in artikel 1:157 BW, om een herziening en in hoeverre zou het Spaanse recht hier eventueel een bijdrage aan kunnen leveren? Student: Tessa Franken Administratienummer: 547402 Instelling: Tilburg University Opleiding: Rechtsgeleerdheid accent Privaatrecht Afstudeerrichting: personen- en familierecht Scriptiebegeleider: mr. V.M. Smits Tweede beoordelaar: prof. mr. P. Vlaardingerbroek

Voorwoord Voor u ligt mijn masterscriptie waarmee ik mijn masteropleiding Rechtsgeleerdheid aan Tilburg University zal afronden. Ooit ben ik begonnen op het VMBO om vervolgens mijn MBO diploma Toerisme te halen. Maar dit was niet wat ik wilde. Na de opendag bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen te hebben bezocht was ik gelijk enthousiast over de opleiding HBO-Rechten. Tegelijkertijd speelde de vraag of dit niveau wellicht te hoog voor mij zou zijn. Toch schreef ik me in en behaalde ik vol trots mijn HBO-Rechten diploma. Nog steeds bleef het kriebelen, zou ik het proberen op de universiteit? Wat had ik te verliezen? Ik schreef me in op de universiteit, volgde alle college s en behaalde mijn premaster in één jaar. Ook de master vakken behaalde ik allemaal binnen één jaar. Een wijze les die ik heb geleerd is daarom ook: Never give up on what you really want to do. The person with big dreams is more powerful than one with all the facts. 1 Tijdens de college s relatierecht ontstond mijn interesse voor het onderwerp van deze masterscriptie en gezien mijn Spaanse afkomst was voor mij gelijk duidelijk dat ik een rechtsvergelijking wilde maken met het Spaanse rechtsstelsel. Graag wil ik een aantal personen bedanken die een bijdrage hebben geleverd aan deze masterscriptie. Allereerst wil ik mijn begeleidster mevrouw V.M. Smits bedanken voor haar goede begeleiding en ondersteuning tijdens mijn onderzoeksperiode. Ook wil ik mevrouw Maria Eneida Arbaizar Fernández bedanken voor de informatie die zij mij heeft gegeven en de geweldige ervaring die ik heb meegekregen door een dag met haar mee te lopen bij de rechtbank (sectie familierecht) in Vitoria-Gasteiz (Spanje). Daarnaast wil ik mijn tante Itsaso Barrio Abecia bedanken voor haar hulp en uitleg bij het analyseren van lastige juridische stukken in de Spaanse taal. Tot slot wil ik de rest van mijn familie, in het bijzonder mijn oma en ouders, bedanken voor hun steun en motivatie. Doetinchem, mei 2014 1 Aldus Albert Einstein. 2

Inhoudsopgave Voorwoord... 2 Lijst van afkortingen... 5 Inleiding... 6 1. Huidige juridische kader rondom de alimentatieverplichting... 10 1.1 Inleiding... 10 1.2 Geschiedenis... 10 1.3 Rechtsgrond... 11 1.4 Financiële factoren... 12 1.4.1 Behoefte... 13 1.4.2 Draagkracht... 13 1.5 Niet-financiële factoren... 15 1.6 Duur... 16 1.6.1 Verlenging... 17 1.7 Alimentatieovereenkomst... 18 1.8 Betaling... 19 1.9 Einde alimentatieverplichting... 20 1.10 Conclusie... 21 2 Recente parlementaire ontwikkelingen... 22 2.1 Inleiding... 22 2.2 Initiatiefwetsvoorstel van de heer Bontes... 22 2.2.1 Aanleiding... 23 2.2.2 Voorstel van wet... 24 2.2.2.1 Duur... 25 2.2.2.2 Overgangsrecht... 25 2.2.2.3 Verlenging... 26 2.2.2.4 Kortdurende huwelijken... 27 2.2.3 Kritiek initiatiefwetsvoorstel... 27 2.2.3.1 Kernpunten fracties... 27 2.2.3.2 Reactie van de heer Bontes... 28 3

2.3 Initiatiefnota van de leden Van der Steur, Recourt en Berndsen... 29 2.3.1 Het plan... 29 2.3.2 Verschillen initiatiefwetsvoorstel en initiatiefnota... 31 2.4 Mijn kritiek... 32 2.5 Conclusie... 35 3 Rechtsvergelijkend onderzoek Spanje... 36 3.1 Inleiding... 36 3.2 Het Spaanse rechtsstelsel... 36 3.3 Toekenning partneralimentatie (pensión compensatoria)... 37 3.4 Duur... 39 3.4.1 Wijziging... 40 3.5 Betaling... 41 3.6 Einde pensión compensatoria... 42 3.7 Conclusie... 43 4 Conclusies en aanbevelingen... 44 4.1 Inleiding... 44 4.2 Conclusies... 44 4.3 Aanbevelingen... 46 4.4 Tot slot... 48 Literatuurlijst... 49 Jurisprudentieregister... 53 4

Lijst van afkortingen AD AP Art. Artt. BW CBS CC EB ECLI HR JPI JUR LBIO LJN Algemeen Dagblad Audiencia Provincial (Provincie rechtbank) Artikel Artikelen Burgerlijk Wetboek Centraal Bureau voor de Statistiek Código Civil Tijdschrift voor Scheidingsrecht European Case Law Identifier (Europees verwijzingssysteem naar de rechtspraak, welke het LJN in 2013 heeft vervangen.) Hoge Raad Juzgado de Primera Instancia (rechtbank in eerste aanleg) Jurisprudencia base de datos de Aranzadi (jurisprudentie database) Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen Landelijk Jurisprudentie Nummer P. Pagina Rb. REP RO Rv SAP Stb. STS TS WLA WPNR WW WWB Rechtbank Tijdschrift Relatierecht en Praktijk Wet op de rechterlijke organisatie Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Sentencia Audiencia Provincial (uitspraak Provincie rechtbank) Staatsblad Sentencia Tribunal Supremo (uitspraak van het hoogste rechtscollege) Tribunal Supremo (hoogste rechtscollege) Wet Limitering Alimentatie na scheiding Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie Werkloosheidswet Wet werk en bijstand 5

Inleiding 1 Probleemanalyse De cijfers liegen er niet om, maarliefst één op drie huwelijken eindigt in een echtscheiding. In 2012 vonden in Nederland 70.315 huwelijken plaats, terwijl het aantal echtscheidingen in dat jaar 33.273 bedroeg. 2 Een van de verplichtingen die door het huwelijk tussen partners ontstaat, is de onderhoudsverplichting. 3 Wanneer het huwelijk wordt ontbonden, blijft deze onderhoudsverplichting voortbestaan voor de partner die het meest draagkrachtig is. 4 In 1994 is de Wet Limitering Alimentatie na scheiding (hierna: WLA) tot stand gekomen. Voor de invoering van deze wet kon de alimentatieduur onbeperkt zijn. Deze onbeperkte duur is door de Wet limitering alimentatie na scheiding beperkt tot maximaal twaalf jaar, zie hiervoor art. 1:157 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De vraag die op dit moment speelt is of de huidige alimentatieduur van maximaal twaalf jaar nog wel past binnen deze moderne tijd. Moet deze duur niet worden ingekort naar bijvoorbeeld vijf jaar? Binnen de Tweede Kamer is de begrenzing van de partneralimentatieduur herhaaldelijk ter sprake gekomen. 5 Dit heeft geleid tot het initiatiefwetsvoorstel van de heer Bontes (destijds PVV, nu fractie Bontes/Van Klaveren) 6 en de initiatiefnota van de heer van der Steur (VVD), de heer Recourt (Pvda) en mevrouw Berndsen (D66). 7 Beide voorstellen willen de partneralimentatieduur verkorten. Ook willen beide voorstellen dat de alimentatiegerechtigde een prikkel krijgt om financieel onafhankelijk te worden. 8 Het grootste verschil tussen de voorstellen is dat de leden van de initiatiefnota de grondslag voor partneralimentatie willen wijzigen. Zij willen dat partneralimentatie wordt gezien als een compensatie voor de tijd dat één van beide partners niet of minder heeft deelgenomen aan het arbeidsproces. Verder blijkt uit een enquête over partneralimentatie uitgevoerd door Taylor Nelson Sofres Nederlands Instituut voor Publieke Opinie (hierna: TNS NIPO) in 2010 en uit een onderzoek uitgevoerd door TNS NIPO in 2012 dat een groot 2 Huwen en partnerschapsregistraties; kerncijfers, Huwelijksontbindingen; door echtscheiding en door overlijden, Centraal Bureau voor de Statistiek 30 januari 2014, cbs.nl (zoek op huwelijken en huwelijksontbindingen). 3 In deze masterscriptie zullen de woorden onderhoudsverplichting en alimentatieverplichting door elkaar worden gebruikt. 4 Dit geldt ook na ontbinding van een geregistreerd partnerschap. 5 Kamerstukken II 2011/12, 33311, 3, p. 2. 6 Kamerstukken II 2011/12, 33311. Voorstel van wet van het Lid Bontes tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het beperken van de duur van partneralimentatie en tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het desverzocht verstrekken van berekeningen van draagkracht en behoefte in zaken betreffende partneralimentatie. 7 Kamerstukken II 2011/12, 33312. Initiatiefnota van de leden Van der Steur, Recourt en Berndsen over partneralimentatie. 8 Vaak is het een vrouw die partneralimentatie ontvangt, maar het kan natuurlijk ook een man zijn. Wanneer over een vrouw gesproken wordt kan het ook om een man gaan. 6

deel van de Nederlandse bevolking de huidige partneralimentatieduur te lang vindt duren. Omdat er politieke en maatschappelijke onvrede is over de partneralimentatieduur, dient te worden bekeken of de onderhoudsverplichting, zoals neergelegd in artikel 1:157 BW, een aanpassing nodig heeft. Uiteraard is Nederland niet het enige land waar een onderhoudsverplichting na het huwelijk kan blijven bestaan. Om de discussie in Nederland (over de onderhoudsverplichting) in een breder perspectief te plaatsen, zal een rechtsvergelijking worden gemaakt met het Spaanse rechtsstelsel. Een onderhoudsverplichting, zoals wettelijk geregeld in Nederland, kent het Spaanse recht niet. Wel heeft de ex-echtgenoot, die er economisch gezien op achteruitgaat, recht op een vergoeding, zie hiervoor art. 97 Código Civil (hierna: CC). Deze vergoeding wordt pensión compensatoria genoemd. De vergoeding kan door rechter worden toegekend. De hoogte en de duur van deze vergoeding wordt per individueel geval bekeken en hangt af van verschillende omstandigheden. Omstandigheden waar onder andere naar wordt gekeken zijn de leeftijd, gezondheidstoestand, beroepskwalificaties, kansen op de arbeidsmarkt en de duur van het huwelijk. De vergoeding kan een eenmalig bedrag zijn, een tijdelijke uitkering, of zelfs een levenslange uitkering betreffen. 2 Onderzoeksvraag In deze masterscriptie zal een antwoord worden gegeven op de volgende centrale onderzoeksvraag: In hoeverre vraagt de onderhoudsverplichting, zoals neergelegd in artikel 1:157 BW, om een herziening en in hoeverre zou het Spaanse recht hier eventueel een bijdrage aan kunnen leveren? De theoretische invalshoek of het perspectief van waaruit de onderzoeksvraag zal worden bekeken is het juridisch perspectief, namelijk het privaatrecht en dan met name gericht op het personen- en familierecht. De focus wordt gelegd op het alimentatierecht zoals neergelegd in art. 1:157 BW. 2.1 Subvragen De onderstaande subvragen vloeien voort uit de centrale onderzoeksvraag. 1. Hoe ziet het huidige juridische kader rondom de alimentatieverplichting er uit? 2. Wat zijn de recente parlementaire ontwikkelingen ronddom de alimentatieverplichting? 3. Hoe is naar Spaans recht, na het beëindigen van het huwelijk, de alimentatieverplichting geregeld? 7

3 Methoden van onderzoek In dit onderzoek zal sprake zijn van literatuurstudie. Om de onderzoeksvraag te gaan beantwoorden zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van primaire bronnen. Tijdens het onderzoek zullen verschillende juridische bronnen worden gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn wetten, parlementaire stukken, juridische boeken, juridische tijdschriften, onderzoeksgegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) en jurisprudentie. Ook zal een rechtsvergelijkend onderzoek met het Spaanse rechtsstelsel plaatsvinden. Het Spaanse rechtsstelsel kan, net als het Nederlandse rechtsstelsel, gekarakteriseerd worden als het civil-law rechtsstelsel waarbij wetten in een Burgerlijk Wetboek zijn gecodificeerd. 9 Het Burgerlijk Wetboek wordt in Spanje Código Civil genoemd en stamt uit 1889. De CC is van toepassing op alle onderdanen van Spanje. Spanje kent zeventien autonome deelstaten, die de Comunidades Autónomas worden genoemd. 10 De wetgeving in deze autonome deelstaten wijkt op sommige terreinen af van de landelijk vastgestelde wetgeving. 11 De landelijke wetgeving is van toepassing zolang daar door de autonome deelstaten niet op een bepaald terrein van wordt afgeweken. 12 Ingegaan zal worden op het algemeen geldende Spaanse civiele recht. Niet wordt gekeken naar eventuele uitzonderingen in de Comunidades Autónomas. Tijdens dit rechtsvergelijkend onderzoek zullen artikelen uit de CC worden gebruikt. Tevens zal er Spaanse literatuur en jurisprudentie worden gebruikt. Voor het Spaanse rechtsstelsel is gekozen omdat tot op heden, naar mijn weten, geen rechtsvergelijking is gemaakt tussen het Nederlandse wettelijke stelsel en het Spaanse wettelijke stelsel omtrent de duur van de partneralimentatieverplichting. Ook vanwege mijn Spaanse achtergrond vind ik het uitdagend en interessant om me in het Spaanse recht te verdiepen. 4 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Sinds de inwerkingtreding van het alimentatierecht (in 1971) is al een maatschappelijke discussie gaande over de partneralimentatieduur. 13 Voorheen was de partneralimentatie een levensverzekering, deze kon namelijk onbeperkt voortduren. Dit werd destijds niet redelijk geacht, waardoor de partneralimentatie in 1994 een limitering kreeg van maximaal twaalf jaar. Nu zijn we twintig jaar verder en blijkt uit verschillende onderzoeken dat een groot deel van de Nederlandse 9 Sonneveldt & Zuiderwijk 2005, p. 279. 10 Hierbij gaat het om de deelstaten Andalusië, Aragón, Asturië, Balearen, Baskenland, Canarische Eilanden, Cantabrië, Castilië-La Mancha, Castilië en León, Catalonië, Extremadura, Galicië, Madrid, Murcia, Navarra, La Rioja en Valencia. 11 A.M. Vrenegoor, Estate Planning met het oog op Spanje, Kwartaalbericht Estate Planning 2012, p.1. 12 Ibid. 13 Spalter 2013, p. 101. 8

bevolking de huidige partneralimentatieduur te lang vindt duren. Gesteld wordt dat de partneralimentatieduur niet meer van deze tijd is en moet worden herzien. 14 Dit komt onder andere door de sociaal maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het emancipatieproces van vrouwen. Ook zijn er verschillende politieke partijen die aangeven dat de huidige partneralimentatieduur van maximaal twaalf jaar onredelijk lang is. Dit heeft ertoe geleid dat er in 2012 twee voorstellen zijn ingediend over partneralimentatie. Het gaat hier om het initiatiefwetsvoorstel van de heer Bontes en de initiatiefnota van de heer Van der Steur, de heer Recourt en mevrouw Berndsen. Beide voorstellen pleiten voor een aanpassing van de partneralimentatieduur. Nu een maatschappelijke en politieke discussie gaande is omtrent de onderhoudsverplichting is het voor alle partijen van belang dat een passende duur voor de partneralimentatie wordt gevonden. Door het Spaanse rechtsstelsel te onderzoeken, kan de Nederlandse discussie in een breder verband worden getrokken. Hiermee kan dit onderzoek leiden tot vernieuwde kennis omtrent de onderhoudsverplichting. 5 Verantwoording opzet Als eerst is het van belang om te weten waarom Nederland een alimentatieverplichting kent, wanneer deze wordt toegekend en ten laste van wie deze wordt toegekend. Daarom wordt in het eerste hoofdstuk een beschrijving gegeven van het huidige juridische kader rondom de alimentatieverplichting. Ook is het van belang om te weten wat de recente parlementaire ontwikkelingen rondom de alimentatieverplichting zijn, daarom worden deze parlementaire ontwikkelingen in hoofdstuk twee behandeld. Ingegaan zal worden op het initiatiefwetsvoorstel van de heer Bontes en de initiatiefnota van de heer Van der Steur, de heer Recourt en mevrouw Berndsen. Om een antwoord op de onderzoeksvraag te kunnen formuleren zal, in hoofdstuk drie, een rechtsvergelijking worden gemaakt met het Spaanse rechtsstelsel. Aangegeven zal worden hoe de alimentatieverplichting in Spanje wettelijk is geregeld. Als laatste zullen in hoofdstuk vier de conclusies van de onderzoeksresultaten worden weergegeven, gevolgd door de aanbevelingen. 14 Spalter 2013, p. 101. 9

1 Huidige juridische kader rondom de alimentatieverplichting 1.1 Inleiding In dit eerste hoofdstuk wordt uiteengezet hoe het huidige juridische kader rondom de alimentatieverplichting er uit ziet. Allereerst zal de geschiedenis van de alimentatieverplichting worden behandeld. Vervolgens zal de rechtsgrond worden beschreven. Daarna komen de financiële factoren aan bod, gevolgd door de niet-financiële factoren. Ook de duur en de verlenging van de alimentatieverplichting worden in dit eerste hoofdstuk behandeld. Vervolgens komt de alimentatieovereenkomst aan de orde en de betaling van partneralimentatie. Tot slot wordt het einde van de alimentatieverplichting behandeld. 1.2 Geschiedenis De alimentatieplicht voor ex-echtgenoten kent een lange voorgeschiedenis. Vóór 1971 kon degene die schuld had voor het mislukken van het huwelijk (bijvoorbeeld door gepleegd overspel), levenslang worden verplicht om de andere echtgenoot te onderhouden. 15 Nadat in 1971 het echtscheidingsrecht werd gewijzigd, werd de alimentatie afhankelijk gesteld van de draagkracht van de alimentatieplichtige en de behoefte van de alimentatiegerechtigde. In 1972 gaf de Interdepartementale Werkgroep Onvolledige Gezinnen in haar rapport (betreffende de financiële positie van de gescheiden vrouwen en haar gezinnen) aan dat er steeds meer bezwaren waren tegen een onbepaalde alimentatieduur en dat het niet meer van zelfsprekend moest worden geacht dat de alimentatieplicht een onbepaalde duur had. 16 Op 23 oktober 1979 nam de Tweede Kamer de motie van het lid Wessel-Tuinstra aan. 17 Hierin werd de regering verzocht om de alimentatieduur aan een maximum te binden. Tevens werd in 1979 de Interdepartementale Werkgroep Limitering ingesteld, onder voorzitterschap van Lukács, die de mogelijke wettelijke limitering van de alimentatieduur moest onderzoeken. 18 Op 16 mei 1980 gaf de Hoge Raad aan dat aan de parlementaire discussie (naar aanleiding van bovengenoemd rapport van de Interdepartementale Werkgroep Onvolledige Gezinnen, welke is uitgemond in de motie van Wessel-Tuinstra) geen argument kan worden ontleend voor het reeds 15 Kamerstukken II 1985/86, 19295, 3, p. 5. 16 Kamerstukken II 1971/72, 11860, 2, p. 13. 17 Kamerstukken II 1979/80, 11860, 18. 18 Dijksterhuis 2008, p. 14. 10

thans gelden van een algemene limiteringmaatstaf. 19 De Hoge Raad wees erop dat de regering in een later stadium haar standpunt omtrent de wenselijkheid en mogelijkheid van een algemeen wettelijk limiteringssysteem zal bepalen. 20 In opdracht van de Minister van Justitie, werd in 1980 onderzoek uitgevoerd naar de opvattingen die onder de Nederlandse bevolking heersten omtrent de alimentatieplicht en de limitering daarvan. 21 Uit dit onderzoek bleek dat het overgrote deel van de Nederlandse bevolking voorstander was voor een beperkte alimentatieduur. 22 Eind 1985 kwam de regering met een wetsvoorstel voor limitering van de alimentatieduur. 23 De reden waarom dit initiatief zo lang op zich had laten wachten, was dat de regering vreesde dat gescheiden vrouwen na het aflopen van de alimentatietermijn een (groter) beroep op de Algemene Bijstandswet zouden doen. 24 De beslissing van de regering om toch een wetsvoorstel in te dienen lag besloten in de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Wanneer er normen omtrent de alimentatieduur zouden komen, zou dit duidelijkheid geven voor alle betrokkenen. Ook was het risico van verhoogde overheidsuitgaven (een groter beroep op de Algemene Bijstandswet) uiteindelijk aanvaardbaar, omdat verwacht werd dat de alimentatieplichtige zijn alimentatieplicht beter zal nakomen wanneer deze zou zijn gelimiteerd. 25 Deze doelmatigheid van een beperkte alimentatieplicht was volgens Tigchelaar de werkelijke reden om een beperkte alimentatieplicht in te voeren. Uiteindelijk is in 1994 de Wet limitering alimentatie na scheiding tot stand gekomen. De maximale alimentatieduur is beperkt tot twaalf jaar. Maar wanneer de duur van het huwelijk niet meer bedraagt dan vijf jaar en uit dat huwelijk geen kinderen zijn geboren, dan eindigt de alimentatieverplichting na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de duur van het huwelijk (zie artikel 1:157 BW). 26 1.3 Rechtsgrond In de artikelen 1:81 en 1:84 BW is de rechtsgrond voor partneralimentatie te vinden. 27 Artikel 1:81 geeft aan dat echtgenoten elkaar getrouwheid, hulp en bijstand zijn verschuldigd. Ook geeft dit artikel aan dat echtgenoten verplicht zijn elkaar het nodige te verschaffen. Dit artikel brengt dus een 19 HR 16 mei 1980, ECLI:NL:HR:1980:AC6881. 20 Ibid. 21 Van der Werf & Cozijn 1983, p. 2. 22 Dijksterhuis 2008, p. 14. 23 Kamerstukken II 1985/86, 19295, A-C en 1-2. 24 Handelingen II 1986/87, 19295, p. 5205. 25 Tigchelaar 1999, p. 155. 26 Partijen kunnen bij echtscheidingsconvenant een langere alimentatietermijn afspreken, zie art. 1:158 BW. 27 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 164. 11

dwingendrechtelijke onderhoudsverplichting met zich mee. 28 Artikel 1:84 BW ziet op de kosten van de huishouding. De lotsverbondenheid, die uit artikel 1:81 BW volgt, eindigt niet door een echtscheiding. 29 De Hoge Raad oordeelde in 1977 als volgt: Hoezeer na de ontbinding van een huwelijk tussen de echtgenoten wat de verplichting tot het verschaffen van levensonderhoud betreft een nieuwe rechtstoestand intreedt die beheerst wordt door andere regels dan die welke die verplichting tijdens het huwelijk regelden, de aard der verplichtingen is in beide gevallen dezelfde en de verplichting om na de ontbinding van het huwelijk de echtgenoot, die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft noch zich in redelijkheid kan verwerven, te blijven steunen, berust evenzeer als de in artt. 81 en 84 Boek 1 BW omschreven verplichting, op de levensverhouding zoals die door het huwelijk is geschapen en die haar werking, zij het in beperkter omvang, behoudt ook al wordt de huwelijksband geheel of ten dele geslaakt. 30 Ook in 2001 oordeelde de Hoge Raad dat de rechtsgrond voor het bestaan van een onderhoudsverplichting tussen gewezen echtgenoten is gelegen in de levensgemeenschap (lotsverbondenheid) zoals die door het huwelijk is geschapen. 31 In casu hadden partijen nooit samengewoond, maar uit hun huwelijk was wel een kind geboren. 32 De behoefte van de vrouw hield verband met de zorg die zij aan het kind moest besteden, maar de alimentatieplicht vond haar grond in de door het huwelijk geschapen levensgemeenschap. 33 Uit bovenstaande blijkt dus dat ook na ontbinding van het huwelijk de onderhoudsplicht tussen exechtgenoten blijft bestaan. Wel dient hierbij de behoefte van de alimentatiegerechtigde, de draagkracht van de alimentatieplichtige en de omstandigheden tijdens het huwelijk (welstandsniveau) in aanmerking te worden genomen. 34 De onderhoudsverplichting is ook van toepassing na beëindiging van het geregistreerd partnerschap (zie art. 1:80 e lid 1 BW) en scheiding van tafel en bed (zie art. 1:169 lid 2 BW). 1.4 Financiële factoren De vaststelling van een alimentatieverplichting heeft ten doel om voor de toekomst vast te leggen welk bedrag aan levensonderhoud verschuldigd zal zijn. 35 Art. 1:157 lid 1 BW bepaalt dat de rechter bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak aan de echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan verwerven, op diens verzoek 28 Van Mourik & Nuytinck 2009, p. 139. 29 Van Mourik & Verstappen 2006, p. 673. 30 HR 28 september 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC6056. 31 HR 9 februari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9900. 32 Van Mourik & Verstappen 2006, p. 673. 33 Ibid. 34 I.C. de Zwart, Het alimentatiebeding anno 2012, REP, september 2012, nummer 6, p. 250. 35 Doek e.a. 1986, p. 9. 12

ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud kan toekennen. De rechter is hiertoe dus niet verplicht. Bij de vaststelling van de onderhoudsverplichting wordt onderscheid gemaakt tussen financiële factoren en niet-financiële factoren. De financiële factoren worden bepaald door behoeftigheid van de alimentatiegerechtigde en draagkracht van de alimentatieplichtige, zie hiervoor art. 1:397 BW. 1.4.1 Behoefte Behoeftigheid wil zeggen dat een persoon (de alimentatiegerechtigde) niet in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. De behoefte wordt mede bepaald door de welstand waarin partijen leefden gedurende het huwelijk. 36 De Hoge Raad heeft aangegeven dat bij het bepalen van de mede aan de welstand gerelateerde behoefte, rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden. 37 Dit betekent dat zal worden gekeken (om te bepalen in welke welstand partijen hebben geleefd) naar de inkomsten tijdens de laatste jaren van het huwelijk en het uitgaven patroon in dezelfde periode. Ook de vermogensvorming zal in beginsel in aanmerking komen. Wanneer de exechtgenoot niet behoeftig is en dus in voldoende mate in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien, heeft deze geen recht op partneralimentatie. 1.4.2 Draagkracht Draagkracht houdt het bedrag in wat de alimentatieplichtige kan betalen. Het deel van het inkomen dat geen draagkracht oplevert wordt het draagkrachtloos inkomen genoemd. 38 Het gaat hier om de bijstandsnorm en andere relevante lasten. Wanneer het inkomen uitgaat boven het draagkrachtloze deel, is er draagkrachtruimte voor alimentatievaststelling en dient onderhoudsplichtige in beginsel alimentatie te betalen. 39 Bij de vaststelling van de draagkracht heeft de rechter een zelfstandige taak. 40 De rechter heeft de vrijheid om rekening te houden met alle relevante omstandigheden, zoals de inkomens- en vermogenspositie, de leefsituatie, de woonlasten, de kinderalimentatie en het pensioen. 41 Uit vaste jurisprudentie blijkt dat de draagkracht van de alimentatieplichtige wordt bepaald door zijn inkomen 36 Van Mourik & Nuytinck 2009, p. 140. 37 HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AM2379. 38 Zie Rapport Expertgroep Alimentatienormen 2014, p. 12. 39 Ibid. 40 HR 23 september 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1458. 41 Van Mourik & Nuytinck 2009, p. 142. 13

en zijn vermogen. 42 Verder kijkt de rechter ook naar de middelen waarover de alimentatieplichtige zich in redelijkheid kan verwerven. De Hoge Raad oordeelde in 2001 als volgt: Uitgangspunt bij de bepaling van diens draagkracht is immers dat het daarbij niet alleen aankomt op het inkomen dat hij verwerft maar ook op het inkomen dat hij geacht kan worden zich redelijkerwijs in de naaste toekomst te kunnen verwerven. 43 Dit wil zeggen dat ook kan worden gelet op de verdiencapaciteit in plaats van op het feitelijke inkomen (het feitelijk inkomen moet te herstellen zijn naar de hoogte van het bedrag dat in aanmerking wordt genomen als verdiencapaciteit), maar dit moet dan wel te vergen zijn van de alimentatieplichtige 44 Zo oordeelde de Hoge Raad dat de man redelijkerwijs niet in staat werd geacht zich opnieuw een inkomen van ƒ 3000 netto per maand te gaan verwerven en dat dit ook niet van hem kon worden gevergd. 45 Wanneer de alimentatieplichtige door eigen toedoen minder inkomen krijgt, zal deze vermindering buiten beschouwing worden gelaten bij de bepaling van zijn draagkracht. 46 Opgemerkt dient te worden dat de alimentatieplichtige wel in staat moet worden geacht opnieuw het oorspronkelijke inkomen te krijgen en dit moet ook van hem kunnen worden gevergd. 47 Wanneer de alimentatieplichtige een nieuwe partner krijgt kan dit tot gevolg hebben dat de draagkracht wordt verhoogd (denk aan de situatie dat de nieuwe partner ook een inkomen heeft en daardoor de lasten kunnen worden verdeeld). Het tegenovergestelde, dat de draagkracht wordt verminderd, kan ook waar zijn. 48 Hierbij kan worden gedacht aan de situatie dat de man zich het lot van een met hem samenwonende vriendin en haar kinderen aantrekt. 49 De Hoge Raad oordeelde in 1995 als volgt: Bij de beoordeling van de draagkracht van de man met het oog op het vaststellen van zijn wettelijke verplichting om bij te dragen in het levensonderhoud van zijn gewezen echtgenote, dient in beginsel rekening te worden gehouden met alle redelijke uitgaven die ten laste van de man komen. Tot dergelijke uitgaven zullen in het algemeen ook moeten worden gerekend redelijke uitgaven van de man om te voorzien of bij te dragen in het levensonderhoud van een met hem samenwonende nieuwe partner en haar kind. 50 Over het algemeen verminderd een wettelijke onderhoudsplicht jegens derden (bijvoorbeeld een nieuwe huwelijkspartner of stiefkinderen) de draagkracht van de alimentatieplichtige. 51 De draagkracht is dus afhankelijk van verschillende factoren. Voor de vaststelling van de hoogte van de draagkracht kan gebruik worden gemaakt van de 42 HR 23 april 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BL8622 (concl. P-G De Vries Lentsch-Kostense). 43 HR 23 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4010. 44 HR 6 december 2013, ECLI:NL:PHR:2013:1827. 45 HR 23 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4010. 46 Hof s-gravenhage 19 mei 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BN4674. 47 Ibid. 48 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 166. 49 Van Mourik & Nuytinck 2009, p. 142. 50 HR 3 juli 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1788. 51 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 166. 14

zogenaamde Alimentatienormen. 52 Sinds 1979 wordt ieder jaar periodiek het rapport Alimentatienormen gepubliceerd. 53 De rechter kan gebruik maken van deze normen bij de berekening van de hoogte, maar dat hoeft niet. Deze normen zijn namelijk richtlijnen en geen recht zijn in de zin van artikel 79 Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: RO). 54 De rechter zou er mijn inziens goed aan doen de alimentatienormen te volgen, omdat dit de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid bevorderd. 1.5 Niet-financiële factoren De rechter kan bij het toekennen van een alimentatieplicht ook rekening houden met niet-financiële factoren. Deze niet-financiële factoren kunnen worden onderverdeeld in objectieve en subjectieve factoren. De Commissie Alimentatienormen (1978) gaf verschillende voorbeelden van objectieve factoren: de noodzaak tot verzorging van de kinderen, de leeftijd van partijen, de gezondheidstoestand van de vrouw, de situatie op de arbeidsmarkt, de achterstand in scholing en vakopleiding en de passendheid van de door de vrouw te verrichten arbeid. 55 Ook de duur van het huwelijk en de rolverdeling tijdens het huwelijk zijn objectieve factoren. Bij de subjectieve factoren gaat het om alle persoonlijke omstandigheden en gedragingen die kunnen leiden tot de conclusie dat de alimentatiegerechtigde in redelijkheid geen alimentatie (meer) van de alimentatieplichtige kan verlangen. 56 Een voorbeeld hiervan is wangedrag. 57 Wangedrag van de alimentatiegerechtigde kan van invloed zijn op de toekenning van alimentatie op grond van art. 1:157 BW. Het gaat hierbij om de vraag of er feiten en omstandigheden zijn die met zich meebrengen dat van de alimentatiegerechtigde in redelijkheid geen of een lagere bijdrage in het levensonderhoud van de alimentatieplichtige mag worden verwacht. 58 Het moet gaan om grievend gedrag. Zo oordeelde het Hof in 2006 dat de vrouw zich schuldig had gemaakt aan wangedrag door een belastende brief te sturen naar de werkgever van de man. 59 Doordat deze gedraging dusdanig grievend was jegens de man, kon van hem niet worden gevergd dat hij nog volledig in haar levensonderhoud voorzag. 60 In een andere zaak oordeelde de Rechtbank dat het doen van een strafrechtelijke aangifte, waarvoor geen enkel bewijs was, leidde tot ontzegging van de alimentatie. 52 Voorheen bekend als de Tremanormen. 53 Zie Rapport Expertgroep Alimentatienormen 2014, p. 3. 54 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 167. 55 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 165. 56 K.A. Boshouwers, Grievend gedrag en partneralimentatie, REP, juni 2010, nummer 2, p. 61. 57 Heida 1997, p. 54. 58 A. Heida, Alimentatie en wangedrag, EB 2008,1, p. 3. 59 Hof Amsterdam 9 november 2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ9605. 60 Ibid. 15

Nu de man door de beschuldiging ernstig was gegriefd, kon van hem redelijkerwijs niet worden gevergd dat hij nog langer bijdroeg in het levensonderhoud van de vrouw. Van de man kon immers niet worden verwacht dat hij de lotsverbondenheid, die door het huwelijk was ontstaan, nog voelde. 61 Overspel wordt door de rechters in de regel niet aanvaard als grievend gedrag. Zo oordeelde het Hof in 2006 dat een buitenechtelijke relatie de lotsverbondenheid niet deed eindigen. 62 Ik plaats hier wel vraagtekens bij. Wordt de lotsverbondenheid namelijk niet doorbroken wanneer de vrouw een dubbelleven leidt? Ik sluit me meer aan bij de uitspraak van het Hof in Den Bosch. 63 Deze oordeelde namelijk dat de vrouw geen partneralimentatie kreeg omdat de vrouw tijdens het huwelijk jarenlang seksueel contact heeft gehad met andere mannen en haar eigen man in de waan heeft gelaten dat hij de biologische vader van de kinderen was. Voor een verzoek tot matiging van de alimentatieplicht dient een beroep te worden gedaan op art. 1:157 BW of art. 1:400 BW (en niet op art. 1:399 BW). Wanneer de rechter eenmaal een matiging van de alimentatieplicht heeft vastgesteld, dan blijft dit ook zo. 64 1.6 Duur Het uitgangspunt is dat indien de rechter geen termijn heeft gesteld, de verplichting tot levensonderhoud van rechtswege eindigt na het verstrijken van een termijn van twaalf jaar (zie hiervoor art. 1:157 lid 4 BW). De keuze voor de wetgever om destijds een twaalfjarige termijn te hanteren had als reden de zorg voor de minderjarige kinderen. 65 Bij deze keuze is uitgegaan van de ongunstige situatie dat het jongste kind is geboren ten tijde van de echtscheiding. 66 Wanneer het jongste kind naar de basisschool gaat, moet de onderhoudsgerechtigde in staat worden geacht een opleiding te volgen of parttime te gaan werken. 67 Wanneer twaalf jaar zijn verstreken gaat het kind inmiddels naar de middelbare school. De onderhoudsgerechtigde moet dan in staat worden geacht om volledig in haar eigen levensonderhoud te voorzien. 68 Wanneer de duur van het huwelijk niet meer bedraagt dan vijf jaren en uit het huwelijk geen kinderen zijn geboren, dan eindigt de verplichting tot alimentatie na het verstrijken van de termijn die gelijk is aan de duur van het huwelijk (zie lid 6). 61 Rb. Zutphen 2 augustus 2006, ECLI:NL:RBZUT:2006:AY5421. 62 Hof Amsterdam 13 juli 2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:AY5609. 63 Hof s-hertogenbosch 14 december 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BO7700. 64 Rb. Almelo 11 november 2009, ECLI:NL:RBALM:2009:BK5651. 65 Spalter 2013, p. 17. 66 Kamerstukken II 1985/86, 19295, 3, p. 7. 67 Kamerstukken II 2012/13, 33311, 4, p. 2. 68 Ibid. 16

1.6.1 Verlenging Wanneer de alimentatietermijn is verlopen kan de alimentatiegerechtigde de rechter verzoeken om de alimentatietermijn te verlengen. Dit is mogelijk wanneer beëindiging van de onderhoudsverplichting zo ingrijpend is, dat ongewijzigde handhaving van die termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gevergd. 69 Een verzoek hiertoe moet worden gedaan binnen drie maanden na afloop van de alimentatieverplichting. Deze drie maanden termijn is gesteld om de alimentatieplichtige niet in onzekerheid te laten verkeren over de vraag of de alimentatiegerechtigde wel of niet een verzoek tot verlenging van de alimentatietermijn zal indienen. Zo oordeelde de rechtbank in 2005 dat na het verstrijken van de twaalfjaarstermijn geen sprake was van onzekerheid bij de alimentatieplichtige, omdat hij de alimentatie bleef doorbetalen aan de ex-echtgenote. 70 Uit de memorie van toelichting van het wetsvoorstel wijziging van bepalingen in het Burgerlijk Wetboek in verband met de regeling van de limitering van alimentatie na scheiding blijkt dat verlenging van de alimentatietermijn slechts mogelijk is in bijzondere gevallen. 71 Dit is het geval wanneer beëindiging van de alimentatieverplichting voor de alimentatiegerechtigde zo ingrijpend is dat deze in aanzienlijke mate terugvalt in zijn of haar inkomen. 72 Als hier geen sprake van is, wordt het verzoek tot verlenging afgewezen. Is daarvan wel sprake dan zal de alimentatiegerechtigde ook nog een bijzondere situatie moeten aantonen, waardoor voor de toepassing van de hoofdregel geen plaats is. 73 Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn, indien als gevolg van het huwelijk of daaruit voortvloeiende verplichtingen de alimentatiegerechtigde, ondanks de termijn van twaalf jaar, onvoldoende mogelijkheden heeft gehad om zijn of haar leven zo in te richten dat hij of zij in eigen levensonderhoud kan voorzien. 74 De Hoge Raad oordeelde in zijn arrest van 2009 dat de enkele omstandigheid dat het ontbreken van verdiencapaciteit bij de alimentatiegerechtigde het gevolg is van arbeidsongeschiktheid die is ontstaan na de echtscheiding, niet eraan in de weg staat dat de rechter die gezondheidstoestand of arbeidsongeschiktheid als factor in aanmerking neemt bij de beantwoording van de vraag of bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die meebrengen dat ongewijzigde handhaving van de termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de alimentatiegerechtigde kan worden gevergd. 75 Hieruit blijkt dat de alimentatietermijn van twaalf jaar bijvoorbeeld kan worden verlengd wanneer sprake is van arbeidsongeschiktheid die pas na de echtscheiding is ontstaan. 69 Zie art. 1:157 lid 5 BW. 70 Rb. Den Haag 24 mei 2005, ECLI:NL:RBSGR:2005:AT7773. 71 Kamerstukken II 1985/86, 19295, 3, p. 1. 72 Rb. Amsterdam 9 januari 2008, ECLI:NL:RBAMS:2008:BC1814. 73 Ibid. 74 Ibid. 75 HR 6 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7004. 17

1.7 Alimentatieovereenkomst Echtgenoten kunnen vóór of na de echtscheidingsbeschikking bij echtscheidingsconvenant bepalen of, en zo ja tot welk bedrag, na de echtscheiding de één tegenover de ander tot een uitkering van levensonderhoud zal zijn gehouden, zie hiervoor art. 1:158 BW. Dit betekent dus dat partijen vrij zijn om een langere termijn (dan twaalf jaar) overeen te komen, maar dat zij ook een nihilbeding kunnen overeenkomen, wat inhoudt dat geen alimentatieverplichting zal ontstaan na de echtscheiding. Dit nihilbeding vormt een uitzondering op art. 1:400 lid 2 BW, waarin is bepaald dat overeenkomsten waarbij van een alimentatieverplichting wordt afgezien nietig zijn. Art. 1:158 BW eerste volzin vormt namelijk een lex specialis ten opzichte van art. 1:400 lid 2 BW. 76 Wel heeft de Hoge Raad bepaald dat een nihilbeding tussen partijen niet vóór het huwelijk kan worden overeengekomen. 77 Wanneer partijen een alimentatietermijn in de echtscheidingsconvenant hebben opgenomen kan op verzoek van één van hen deze termijn worden gewijzigd wanneer sprake is van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat ongewijzigde handhaving van de termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gevergd. 78 Verder bepaalt art. 1:159 lid 1 BW dat bij echtscheidingsconvenant schriftelijk kan worden bedongen dat zij niet bij rechterlijke uitspraak kan worden gewijzigd op grond van wijziging van omstandigheden. Het derde lid van dat artikel geeft hierop een uitzondering: ondanks een zodanig niet-wijziging beding kan op verzoek van een der partijen het echtscheidingsconvenant toch worden gewijzigd op grond van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat de verzoeker naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het beding mag worden gehouden. Dit is slechts aan de orde indien een volkomen wanverhouding is ontstaan tussen hetgeen partijen bij het sluiten van het convenant voor ogen stond en wat zich in werkelijkheid heeft voorgedaan, en wel zo, dat het in hoge mate onbillijk zou zijn als de man thans de vrouw aan het beding zou houden. 79 Het doorbreken van het niet-wijziging beding is alleen mogelijk in uitzonderlijke omstandigheden. Een wijziging in de gezinssituatie van de alimentatieplichtige na een echtscheiding is volgens de Hoge Raad niet uitzonderlijk. 80 Ook pensionering, vroegpensioen, VUT, werktijdverkorting en inkomensverlies door ontslag en ziekte van de alimentatieplichtige zijn over het algemeen geen uitzonderlijke omstandigheden. 81 Zo oordeelde het Hof Amsterdam dat de door de man gestelde wijziging van omstandigheden, gelegen in de 76 Van Mourik & Nuytinck 2009, p. 143. 77 HR 7 maart 1980, ECLI:NL:HR:1980:AB7449 (Afstand van alimentatie I). 78 Zie art. 1:401 lid 2 BW 79 HR 12 november 1982, ECLI:NL:HR:1982:AC2703. 80 B.M. Mens & H.L.J.M. Kersten, Het beding van niet-wijziging, art. 1:159 BW, EB 2006, Afl. 11/12, p. 187. 81 Ibid. 18

beëindiging van zijn dienstverband en de gevolgen daarvan, niet een zodanige wijziging van omstandigheden betreft, dat de vrouw in het licht van alle bestaande omstandigheden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de tussen partijen gesloten alimentatieovereenkomst niet mag verwachten. 82 Bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden kan gedacht worden aan het winnen van een groot geldbedrag in de loterij of het krijgen van een erfenis. 83 Ook het feit dat de onderhoudsgerechtigde een hernia en twee zware operaties heeft ondervonden, kan als een ingrijpende wijziging van omstandigheden worden aangemerkt. 84 De rechtbank Arnhem oordeelde in 2008 dat bij de totstandkoming van het beding geen rekening was gehouden met een dergelijke inkomenstoename en dat, wanneer partijen hiermee wel rekening hadden gehouden, dit op enige wijze in de overeenkomst tot uitdrukking zou zijn gebracht. De omvang van die toename was naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat gesproken kon worden van een wanverhouding tussen hetgeen partijen bij het sluiten van het convenant voor ogen hadden en wat zich in werkelijkheid heeft voorgedaan. 85 Het Haviltex-criterium (wat partijen in de gegeven omstandigheden over en weer hebben bedoeld en wat ze van elkaar hebben begrepen) kan een rol spelen bij de uitleg van de overeenkomst. 86 1.8 Betaling Er zijn verschillende manieren waarop de alimentatie kan worden betaald. Zo is het mogelijk om een vast bedrag per maand af te spreken. Ook is het mogelijk om de alimentatie in natura te betalen. De alimentatieplichtige zou dan de huur of de hypotheekrente van de alimentatiegerechtigde kunnen betalen. Een andere manier is om de alimentatie af te kopen of om de alimentatie via een afbouwregeling te betalen. Wanneer de alimentatieplichtige in gebreke blijft met betaling van de alimentatie kan de alimentatiegerechtigde het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (hierna: LBIO) inschakelen. Het LBIO is een overheidsinstelling die in opdracht van de minister van Veiligheid en Justitie wettelijke taken verricht op het gebied van onderhoudsbijdragen. 87 Het LBIO is de grootste landelijke aanbieder die alimentatie gratis int. 88 In 2010 kwamen 2093 aanvragen voor het innen van 82 Hof Amsterdam 14 april 2005, ECLI:NL:GHAMS:2005:AT6116. 83 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 172. 84 Rb. Leeuwarden 9 december 1982, ECLI:NL:RBLEE:1982:AC1137. 85 Rb. Arnhem 8 december 2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BI3472. 86 HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Ermex c.s./haviltex). 87 Over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO), Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen 25 januari 2014, lbio.nl (zoek op over LBIO). 88 Alimentatie-incassobureaus, AD 6 januari 2014, p. 19. 19

partneralimentatie binnen bij het LBIO en in 2013 waren dat er 2900. 89 Het LBIO kan de alimentatie alleen gaan innen (bij de alimentatieplichtige) wanneer de alimentatieplicht door de rechter is vastgesteld (er moet een beschikking zijn) en wanneer de betalingsachterstand minimaal één maand is. Verder dient de betalingsachterstand minimaal 10,00 te zijn en moet het gaan om een achterstand die op het moment van het verzoek niet ouder is dan zes maanden. Ook moet de alimentatieplichtige op de hoogte zijn gesteld van het bankrekeningnummer waarop hij of zij de alimentatie kan overmaken. 90 Naast het LBIO zijn er ook commerciële bureaus en gerechtsdeurwaarders die partneralimentatie kunnen innen. 91 1.9 Einde alimentatieverplichting Er zijn verschillende situaties denkbaar wanneer de alimentatieplicht eindigt. De alimentatieplicht kan bijvoorbeeld eindigen doordat de termijn die partijen zijn overeengekomen in de alimentatieovereenkomst (zie art. 1:158 BW) is verstreken. Ook is het mogelijk dat de door de rechter opgelegde termijn is verstreken (zie art. 1:157 BW). Een andere mogelijkheid is dat de alimentatiegerechtigde geen behoefte meer heeft aan partneralimentatie of dat de draagkracht van de alimentatieplichtige nihil is geworden. Wanneer sprake is van nihil stelling vervalt de aanspraak op alimentatie niet definitief. 92 Het stelsel van de wet, zoals neergelegd in art. 1:401 BW brengt echter mee dat de rechterlijke uitspraak in beginsel vatbaar is voor wijziging indien zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan. 93 Op grond van wijziging van omstandigheden kan de alimentatiegerechtigde dus proberen herleving van de alimentatieverplichting te krijgen. 94 Wanneer de alimentatieplichtige of de alimentatiegerechtigde overlijdt komt definitief een einde aan de partneralimentatie. Een andere mogelijkheid voor het eindigen van de alimentatieplicht is neergelegd in art. 1:160 BW. Dit artikel geeft aan dat de alimentatieplicht eindigt wanneer de alimentatiegerechtigde opnieuw in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat dan wel is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren. Voor een bevestigende beantwoording van de vraag of sprake is van een samenleving met een ander als waren zij gehuwd, is vereist dat tussen de samenlevenden een affectieve relatie bestaat van duurzame aard die meebrengt dat de gescheiden echtgenoot en die ander elkaar 89 Alimentatie-incassobureaus, AD 6 januari 2014, p. 19. 90 Ik heb recht op alimentatie, Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen 25 januari 2014, lbio.nl (zoek op recht op alimentatie). 91 Alimentatie-incassobureaus, AD 6 januari 2014, p. 19. 92 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 174. 93 HR 2 mei 1986, ECLI:NL:HR:1986:AB7996. 94 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 174. 20

wederzijds verzorgen, met elkaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. 95 Daarbij is voorts uitgangspunt dat art. 1:160 BW restrictief moet worden uitgelegd. 96 Dit uitgangspunt brengt met zich mee dat niet snel is voldaan aan de vereisten voor samenleven met een ander als waren zij gehuwd. Dit is gelegen in het feit dat de alimentatiegerechtigde, mocht deze hertrouwen of gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd, definitief zijn aanspraak op partneralimentatie verliest. De alimentatieplicht zal niet opnieuw herleven wanneer deze nieuwe relatie zal worden beëindigd. 1.10 Conclusie In dit hoofdstuk is ingegaan op het huidige juridische kader rondom de alimentatieverplichting. De alimentatieverplichting kent een lange voorgeschiedenis. Vóór 1994 kon de alimentatieplicht levenslang duren. Door de invoering van de Wet limitering alimentatie na scheiding (in 1994) werd de alimentatieduur beperkt tot maximaal twaalf jaar. Nederland kent een alimentatieverplichting omdat de lotsverbondenheid, zoals neergelegd in artikel 1:81 BW, ook na het beëindigen van het huwelijk blijft voortbestaan. Wanneer sprake is van behoefte kan de alimentatiegerechtigde aanspraak maken op partneralimentatie. De alimentatieplichtige moet dan wel over voldoende draagkracht beschikken. Bij de toekenning van partneralimentatie kan de rechter ook rekening houden met niet-financiële factoren, zoals wangedrag van de alimentatiegerechtigde. Wanneer de alimentatietermijn van twaalf jaar is verstreken kan de alimentatiegerechtigde de rechter verzoeken om de alimentatietermijn te verlengen. Dit verzoek moet worden gedaan binnen drie maanden na afloop van de alimentatieverplichting. Het is ook mogelijk om bij alimentatieovereenkomst te bepalen of, en zo ja tot welk bedrag, na de echtscheiding de één tegenover de ander tot een alimentatieverplichting zal zijn gehouden. Partijen kunnen bijvoorbeeld een langere termijn (dan twaalf jaar) of een nihilbeding overeenkomen. De alimentatie kan worden betaald doormiddel van een vast bedrag per maand, via een afbouwregeling of in natura. Ook is het mogelijk om de alimentatie af te kopen. Het LBIO kan de alimentatie gaan innen bij de alimentatieplichtige wanneer deze zijn betalingsverplichting niet nakomt. De alimentatieplicht kan op verschillende manieren eindigen. Een voorbeeld hiervan is dat de termijn die de rechter heeft opgelegd is verstreken of dat geen sprake meer is van behoefte van de alimentatiegerechtigde. 95 HR 3 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5961. 96 HR 13 juli 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZC3603. 21

2 Recente parlementaire ontwikkelingen 2.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk is in kaart gebracht hoe de alimentatieverplichting in Nederland juridisch is geregeld. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet wat de recente parlementaire ontwikkelingen ronddom de alimentatieverplichting zijn. Op 20 juni 2012 zijn twee voorstellen ingediend die de huidige wetgeving inzake de partneralimentatie willen veranderen. Het gaat hier om het initiatiefwetsvoorstel van de heer Bontes en de initiatiefnota van de heer Van der Steur, de heer Recourt en mevrouw Berndsen. Als eerste zal worden ingegaan op het initiatiefwetsvoorstel van de heer Bontes. Onderwerpen die onder andere besproken zullen worden zijn de aanleiding tot het initiatiefwetsvoorstel en het voorstel van wet. Ook zal worden aangegeven welke kritiek is gegeven op het initiatiefwetsvoorstel. Vervolgens wordt de initiatiefnota van de heer Van der Steur, de heer Recourt en mevrouw Berndsen behandeld. Aangegeven zal worden wat de aanleiding tot de initiatiefnota is en wat het voorstel van de initiatiefnota is. Tot slot worden de verschillen tussen het initiatiefwetsvoorstel en de initiatiefnota besproken en zal in de laatste paragraaf mijn eigen kritiek worden weergegeven. 2.2 Initiatiefwetsvoorstel van de heer Bontes Op 20 juni 2012 heeft de heer Bontes 97 een initiatiefwetsvoorstel ingediend tot wijziging van Boek 1 van het BW in verband met het beperken van de duur van partneralimentatie en tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) in verband met het verstrekken van berekeningen van draagkracht en behoefte in zaken betreffende partneralimentatie. 98 Ingegaan zal worden op het wijzigen van Boek 1 BW in verband met het beperken van de partneralimentatieduur. De wijziging van Rv in verband met het verstrekken van berekeningen van draagkracht en behoefte zal buiten beschouwing worden gelaten, omdat dit onderzoek zich richt op de partneralimentatieduur. Het initiatiefwetsvoorstel strekt ertoe de wettelijke regeling voor de onderhoudsverplichting te vervangen door een termijn die meer recht doet aan de huidige verhoudingen binnen de samenleving. 99 Op deze manier sluit de wettelijke regeling aan bij de moderne tijd. De heer Bontes wil de huidige partneralimentatieduur van maximaal twaalf jaar, zoals neergelegd in artikel 1:157 BW, verkorten naar maximaal vijf jaar. 97 Sinds 2010 (tot oktober 2013) was de heer Bontes lid van de Tweede Kamerfractie van de PVV. 98 Kamerstukken II 2011/12, 33311, 1. 99 Kamerstukken II 2011/12, 33311, 3, p. 3. 22