Beeldspraak in de Bijbel



Vergelijkbare documenten
Waarom doet Hij dat zo? Om de diepste bedoeling van Gods geboden aan te geven. Daar kom ik straks op terug. Hij geeft in de Bergrede de beloften en

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

De Bijbel open (22-06)

De Heilige Geest. interpretatie. Gods Woord. en de. van

BASIS THEOLOGIE: GOD WOORD

Stel jezelf niet onder de Wet!

leesplan voor het dagelijks lezen van de Bijbel

Een klein beginsel 40

Het belang van het profetisch woord. De Bijbel open

Hoe lees je de bijbel

Wat zegt Paulus in Romeinen 7:7-12?

Maarten Luther

DOPEN. Th ema s N i e u w L e v e n M a as tri ch t. Geloven = dopen

1. Gods eigendom. Op Toonhoogte 265

In het voetspoor van...

Doel van Bijbelstudie

HC zd. 42 nr. 31. dia 1

Relatie <> Religie. Beste Galsem,

LEER HEM KENNEN 27 bewaarexemplaar. Wijkgemeente Ichthus Noordwijk. Ds. F. van Roest zondag 26 april

Openbaring 1. Openbaring van God Jezus Christus Openbaring 1:1-3. Jezus. Johannes Wij

GROTE VERRASSING Efeze 3:9; Colosse 1:26

Wat moeten we aan met schijnbare tegenstrijdigheden in de Bijbel?

HC zd. 6 nr. 32. dia 1

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 1 t/m 4

1 Korintiërs 12 : 27. dia 1

OPDRACHT: Lees de vier tekstgedeelten en beantwoord de 4 bijbehorende vragen. Luk 15:11-32 Joh 3:14-17, Joh 15:9-17 Matt 5:43-48, Joh 13:33-35

18. Evangelist in eigen land 19. Onder Jezus zegen Een bereide plaats 20. Water 21. Een gebed om de Heilige Geest Doorwaai mijn hof 22.

Ontmoetingskerk - Laren NH - 20 april Pasen Mattheüs 28: 1-10

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

De Bijbel open (22-09)

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen. Broeders en zusters,

Vanwaar Hij komen zal. Geschreven door D. J. Steensma zaterdag, 09 april :19

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Voor christenen is de Bijbel met name een geloofsboek. Dat betekent

En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze. Genesis 1:27

Mag ik jou een vraag stellen?

BIJBELSTUDIES VOOR JONGE GELOVIGEN LES 1. Les 1 - De oorsprong van de Bijbel. In deze bijbelstudies wordt gebruik gemaakt van de NBG-vertaling

LEVITICUS 23:40. etrog en lulav

Levend Water. (= de Heilige Geest) Hij zou u levend water hebben gegeven

BIJBELSE INTRODUCTIELES

Waarom zou ik geloven?

Jezus, het licht van de wereld

Studiebijbel OT deel 1 nuttig en degelijk studieboek

Vragen rond ons levenseinde eerbied voor het leven, hoe? 2. ethische vragen bij naderend sterven 3. begrafenis of crematie

Wie is er nou blind? Het evangelie naar Johannes 9:

Geloven in Jezus Christus

Zondag 28 gaat over het Heilig Avondmaal (1)

De Bijbel open (19-10)

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 12 t/m 14

Het normale christelijk leven. Watchman Nee. Samengesteld en beschikbaargesteld door. G.J. Korpershoek

Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?

Kennismaking met de bijbel

wat is passend? naar aanleiding van Paulus brief aan de Kolossenzen wil ik dat uitwerken voor 4 categorieën vier kringen

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

De rijkdom van het evangelie

Zondag 29 gaat over het Heilig Avondmaal (2)

Het sacrament van. Het huwelijk. Sacramenten

Wat er in de Bijbel staat.en andere liederen

1) De ongelovige is blind gemaakt door Satan (2 Korintiërs 4:4).

In gesprek met God. In gesprek met God. In gesprek met God. m n. Marlies Medema & Agnes Huizenga

HC zd. 22 nr. 32. dia 1

(Deel van) Zijn Lichaam

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

God bestaat en Hij is belangrijk We hebben God nodig in ons leven Jezus: Zijn leven Jezus: Zijn dood Jezus: Zijn opstanding De Heilige Geest

HET WERK VAN DE HEILIGE GEEST

Zondag 25, vraag en antwoord 65, 66, 67 en 68.

De Bijbel open (07-12)

Om wie gaat het? Het evangelie naar Johannes 3:22-4:2. dinsdag 10 maart 2015

WELKOM! Programma Welkom en opening Kennismaking en informatie ETS Historische achtergrond van het NT Pauze De vier Evangeliën

De eerste liefde van God

4. Welk geloof wordt bedoeld? Het gaat om het zaligmakende geloof. Dus niet om een historiëel, tijd- of wondergeloof.

De straf op de zonde 15

Kennismakingsvragen:

WELKOM! Inleiding op het NT Vier getuigenissen over Jezus. NT-les 1 ETS-jaar 1

Les 5 God: Zoon Ketters over Jezus

De Bijbel uitleggen en toepassen de worsteling van de hermeneutiek

Wijkgemeente Ichthus Noordwijk EEN LIEFLIJKE. LEER HEM KENNEN 7, bewaarexemplaar. Ds. F. van Roest, zondag 26 januari

Gemeente. Zijspoortje. De Bijbelse Encyclopedie leert ons dat het woord kerk afgeleid is van het Griekse woord [kuriakè], dat des Heren betekent.

INFORMATIE OVER HET GEBRUIK VAN KINDERBIJBELS VOOR GEZINNEN MET JONGE KINDEREN

Dopen - in het Nieuwe Testament

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Schets 3 Een onmogelijke opdracht

Vijf redenen waarom dit waar is

GEMEENTEVISIE EVANGELISCHE GEMEENTE ALBLASSERWAARD JOZUA. Geleid door de Geest

Zondag 12 januari - de doop van Jezus

PETRUS EN DE KRACHT VAN HET GEBED

Hoofdlijnen van het boek God heeft een Zoon door Floor van der Rhee

1. Samuël de profeet. Lezen: Handelingen 3:11-26

Inhoud. Inleiding... 7

Pinksteren oogst van de vruchten. Bij Exodus 20 : Handelingen 2 : 1-11

Zondag 11 januari - een verhaal om moed te houden

De Bijbel open (30-11)

Preek Psalm 78: september 2015 In het spoor van Opening winterwerk Spiegelbeeld I

GROEPSOPDRACHT: Bespreek met elkaar welke relatieverbanden in de Bijbel genoemd worden:

Bijbelteksten Feest van Genade

Er is toch niemand die jou aardig vindt. SUKKEL.

Verder op weg met Jezus

Geloven is vertrouwen. Ik geloof het wel. de waarheid omtrent iets of iemand aannemen. Over het

Preek over de opdracht: Laat de Geest u vervullen (Efeziërs 5:18b) Van drs Ton de Ruiter. Lees vooraf eerst: Efeziërs 5:1,2 en 5:15-33 en 6:1-10

Transcriptie:

Beeldspraak in de Bijbel Zou het goed zijn om meer gebruik te maken van de mogelijkheid om bijbelgedeelten niet letterlijk, maar als beeldspraak op te vatten? Dat is de vraag die drs. A. L. Th. De Bruijne aan de orde stelt in zijn bijdrage in het onlangs verschenen boek Woord op schrift. Theologische reflecties over het gezag van de Bijbel. Dat er veel beeldspraak in de Schrift voorkomt, weet iedereen. De gelijkenissen van de Heere Jezus zijn niet letterlijk zo gebeurd. Zij dienden om geestelijke zaken te onderwijzen. Zij zijn niet waar gebeurd, maar wel waar! De psalmen zijn vol beeldspraak. De Heere rijdt niet letterlijk op een wagen door de lucht, Hij wandelt niet op de vleugelen van de wind. De zon is niet een bruidegom, die s morgens uit zijn slaapkamer komt. De draken en de leviathan in Psalm 74 zijn geen echte dieren geweest, maar beeldspraak voor de vijanden van Israël. Het bruiloftslied van Psalm 45, het Hooglied, wij zijn er vanouds mee vertrouwd dat dat beeldsprakige aanduidingen zijn van geestelijke zaken. De kinderen leren al op de catechisatie, dat God een Geest is en dus letterlijk geen voeten, ogen, mond of oor heeft. De wetenschap gebruikt voor beeldspraak het woord metafoor. Veel in Gods Woord wordt metaforisch uitgelegd. Wanneer we in de geschiedenis van de zondvloed lezen, dat de fonteinen des groten afgronds en de sluizen des hemels werden geopend, begrijpt iedereen wel, dat de Schrift ons hiermede niet het letterlijke bestaan van dergelijke fonteinen en sluizen leren wil. In beeldspraak wordt hiermee gezegd, dat er geweldige regens van de hemel kwamen en ongekende waterstromen oprezen. Een voorbeeld, dat in de beschrijving van een waar gebeurde geschiedenis ook beeldspraak kan voorkomen. Juist, zegt nu een moderne bijbeluitlegger, en waarom mag ik dan de boom der kennis des goeds en des kwaads en het spreken van de slang in de geschiedenis van de zondeval niet als beeldspraak opvatten? En zou de beschrijving van de schepping in zeven dagen in Genesis 1 ook niet als beeldspraak kunnen worden uitgelegd? Hoe ver mag een Schriftuitlegger met het aannemen van beeldspraak gaan? Zijn daar regels voor? Een goede regel is altijd geweest om uit te gaan van de kennelijke bedoeling van de bijbelschrijver. Wat hij kennelijk bedoelt als historiebeschrijving, kan wel terdege een metaforische betekenis hebben, maar daarmee mogen we de letterlijk-historische betekenis niet terzijde stellen. Een tweede regel is, dat wij

Schrift met Schrift moeten vergelijken. Exodus 20:11 betrekken bij de uitleg van Genesis 1. Hoe hebben Christus en de apostelen de Schrift verklaard? Wat zij als historische feiten aanvaardden, mogen wij niet loslaten. Daarom kan het boek Jona nooit worden opgevat als enkel een metaforisch verhaal. Loonstra Over deze materie schrijft drs. De Bruijne. Hij is docent ethiek aan de Theologische Universiteit in Kampen van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Hij gaat daarmee de discussie aan met de christelijke gereformeerde dr. B. Loonstra. Deze heeft in enkele publicaties gepleit voor een royaler gebruik van metaforische bijbeluitleg. Dat kan volgens hem de vervreemding tussen de Bijbel en de hedendaagse lezer helpen verminderen. Loonstra ziet daarbij ruimte om ook bijbelgedeelten die de bijbelschrijver letterlijk bedoelde, niet langer letterlijk, maar metaforisch mee te nemen naar vandaag. Onder metaforisch moeten wij dan verstaan dat hij verouderde voorstellingen die wij aantreffen in de Bijbel, zo goed mogelijk wil vervangen door eigentijdse alternatieven, om zo het gezag van die bijbelgedeelten voor de moderne mens te handhaven. Bekend werd Loonstra s toepassing van dit beginsel op Christus hemelvaart. Aan het historische feit wil hij vasthouden, maar details in het bijbelse bericht die samenhangen met een verouderd wereldbeeld, wil hij niet meer letterlijkhistorisch opvatten, maar als beeldspraak, zoals de wolk waarin Hij werd opgenomen. Overigens is dr. Loonstra hierop recent voor een deel teruggekomen. Taalfilosofisch In een diepborende taalfilosofische analyse gaat De Bruijne in op het verschijnsel metafoor. Op een belangrijk punt zet hij vraagtekens bij Loonstra s visie, dat wij iets onbekends alleen maar kunnen kennen als wij het plaatsen met behulp van voorstellingen uit onze eigen leefwereld. Dat is De Bruijne te absoluut. Dankzij een fundamentele vertrouwdheid, waarin subject (de bijbellezer) en object (de Schrift) aan elkaar verwant en met elkaar verbonden blijken, leren wij in een proces van vallen en opstaan het bijbelverhaal kennen op de eigen condities van dat object zelf. Dan behoeft er geen vervreemding te ontstaan ten opzichte van Christus hemelvaart doordat wij in de beschrijving daarvan het wereldbeeld van toen proeven. Niet alleen in de weergave van die gebeurtenis, maar ook in de manier waarop deze gebeurtenis plaatsvond, heeft God Zich aangepast bij de opvatting van destijds. Dan is het niet nodig, om zogeheten verouderde voorstellingen te vervangen door een eigentijdse, dat Christus

overgegaan is naar een andere dimensie. Wij zouden aan deze belangrijke opmerking van De Bruijne willen toevoegen, dat het Gods Geest is, Die deze vertrouwdheid tussen de gelovige en Zijn Woord werkt. De Bruijne noemt het onaanvaardbaar, om de letterlijke betekenis die door de bijbelschrijver kennelijk bedoeld is, prijs te geven en in plaats daarvan een metaforische opvatting te stellen om zo uitlegproblemen op te lossen. Vele theologen denken tegenwoordig, dat in de historische bijbelgedeelten de bijbelschrijvers vooral geïnteresseerd waren in de boodschap vanuit die geschiedenis, en dat zij daarom historische exactheid en consistentie niet zo belangrijk vonden. Zich beroepend op de joodse historicus Baruch Halpern toont De Bruijne het ongegronde van deze opvatting aan. De boodschap die de bijbelschrijvers wilden overbrengen, hing juist af van hun bedoeling om geschiedenis te schrijven en hun interesse in wat er werkelijk gebeurd is. Die interesse strekte zich ook uit tot de details. Daarmee is in strijd om als beeldspraak op te vatten, wat de bijbelschrijvers letterlijk bedoeld hebben. De Bruijne bestrijdt ook het in schriftkritische kringen gebruikelijke spreken over twee werkelijkheidsbelevingen: tegenover onze ontische (de werkelijkheid zoals ze feitelijk is) zou de relationele (de werkelijkheid zoals wij die ervaren) werkelijkheidsbeleving van de Bijbel staan. Hij noemt dit een vreemde schematiek die onvruchtbaar is om de aard van de bijbelse geschiedschrijving recht te doen (177). Vaker Wel is hij van mening, dat de Bijbel zélf vaker dan wij denken iets metaforisch bedoelt. Wij vatten het dan ten onrechte letterlijk op. Onzes inziens zal dat dan duidelijk moeten blijken uit de tekst zelf. Het is een goede regel van Schriftuitleg, om zich, indien zulke duidelijke aanwijzingen er niet zijn, aan de letterlijke en eigenlijke betekenis te houden. Een voorbeeld: in Jozua 1:11 en 3:2 is sprake van een periode van drie dagen waarna het volk de Jordaan zal overtrekken. Wanneer we rekening houden met de geschiedenis van de verspieders (hoofdstuk 2), kan dit onmogelijk in drie dagen gebeurd zijn. Er zijn dan verklaarders die de drie dagen uitleggen als metafoor, een zinnebeeldig getal met een boodschap, en niet letterlijk te nemen. De Bruijne laat echter zien, dat het heel goed mogelijk is, dat Jozua de verspieders al eerder had weggezonden. (Ook de Statenvertalers waren deze opvatting kennelijk toegedaan, want zij vertaalden in Jozua 2:1 had gezonden.) Dan is er geen reden om de drie dagen niet letterlijk te nemen. Terecht signaleert De Bruijne, dat veel van dit soort uitlegkwesties schijnproblemen zijn omdat men zich laat imponeren door conclusies van de schriftkritische

bijbelwetenschap. De Bruijne: De mate waarin je jezelf gedrongen voelt tot metaforische omgang met de Bijbel, hangt mee af van de mate waarin je resultaten van de moderne bijbelwetenschap als onontkoombaar accepteert (125, vgl. ook 180 e.v.). Hij acht het wel mogelijk, dat te midden van de letterlijk-historische geschiedenissen van 1 Koningen de geschiedenis van de man Gods uit Juda (hoofdstuk 13) een stuk metaforische geschiedschrijving is (178, vgl. 166), een oordeelin-verhaalvorm over de gehele periode der koningen. Deugdelijke argumenten voor deze veronderstelling voert hij niet aan. Genesis Met name dienen we volgens De Bruijne bedacht te zijn op beeldspraak, wanneer de bijbelse geschiedschrijver perioden beschrijft waarvoor niet of nauwelijks gewone bronnen hebben bestaan. Hij rekent hiertoe de geschiedenis van schepping, paradijs en zondvloed, en in mindere mate die van de aartsvaders. Hij schrijft dan letterlijk: Het betreft hier perioden waaruit vrijwel geen literaire bronnen kunnen stammen. Enerzijds is het mogelijk dat God zelf veel uit deze periode direct heeft geopenbaard. Maar anderzijds kan de historiograaf geput moeten hebben uit volkstradities, waarvan hij ongetwijfeld beseft zal hebben (gezien zijn historiografische intentie) dat feit en fictie in de loop der eeuwen vermengd raken. Dan zal hij geleid door de Geest zo integer mogelijk hebben gezocht naar wat historisch wel als vaststaand mocht worden beschouwd. Wij moeten dan in rekening brengen dat historische beelden uit zulke perioden minder ingevuld blijven dan uit latere perioden. Het is eerder denkbaar dat een historiograaf zijn bron teveel krediet geeft of niet goed interpreteert. Ook onnauwkeurigheden liggen meer voor de hand. Dat is in normale geschiedschrijving zo en hoe meer wij de bijbel als normale geschiedschrijving beschouwen, des te meer zullen wij dit soort reliëf dus ook in de bijbel zelf moeten verwachten (188). Bij gebrek aan toereikend bronnenmateriaal zou de schrijver in plaats van een historische beschrijving zijn toevlucht dan hebben genomen tot metaforische middelen. De inspiratie zit dan hierin dat de Heilige Geest ( ) het zo geleid heeft dat de uitkomst een betrouwbaar beeld geeft van deze historische periode in het licht van Gods handelen (189). Deze beschouwing stuit op grote bezwaren. Op de vraag hoe Mozes dat allemaal aan de weet gekomen is, is maar één antwoord mogelijk: God heeft het hem geopenbaard. Daar zou menselijke overlevering en bronnenmateriaal aan te pas kunnen zijn gekomen, maar de beschrijvingen van schepping, paradijs en zondvloed maken niet de indruk van stukken die mondeling zijn overgeleverd. Mozes was Gods bijzondere vriend, tot wie

de Heere sprak aangezicht aan aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreekt, Ex. 33:11. Num. 12:8. Dat zij ons genoeg. En verder beseffen wij, dat het in de Schrift altijd gaat om profetische geschiedschrijving, om heilsgeschiedenis, geconcentreerde heilsgeschiedenis. Samenvatting 1 Tot nu toe bespraken we De Bruijne s opvattingen over de metaforische uitleg van met name historische bijbelgedeelten. We zagen dat bij alle vriendelijkheid jegens dr. Loonstra hij op het beslissende punt diens opvatting afwijst. Het is voor De Bruijne onaanvaardbaar, om als de bijbelschrijver iets kennelijk letterlijk bedoeld heeft, die letterlijke betekenis te verwisselen voor een metaforische opvatting omdat die laatste ons beter uitkomt. Wel meent De Bruijne met Loonstra, dat er ook in letterlijk-historische bijbelgedeelten meer niet-letterlijk bedoelde metaforische elementen voorkomen dan we denken. Dat is inderdaad mogelijk. Maar het lukt ook De Bruijne niet om daarvoor hanteerbare criteria op te stellen. Zijn suggestie dat het ontstaan van het boek Genesis aanleiding geeft om daar meer dan elders metaforische vertelmiddelen te verwachten, wijzen wij af. De geschiedschrijving in Genesis verschilt principieel niet van die in de verdere Bijbel. Ethiek Het slothoofdstuk van De Bruijne verrast. Nu komt echt de ethicus aan het woord, want nu gaat hij het beroep op de Schrift in ethische kwesties bespreken. Ook daarbij stelt Loonstra voor, achterhaalde voorstellingen (als gevolg van een verouderd wereldbeeld) langs metaforische weg mee te nemen naar vandaag. De Bruijne spitst het toe in een actueel voorbeeld: Kunnen wij Paulus aanwijzingen voor de verhouding tussen man en vrouw of rond homofilie toeschrijven aan zijn wereldbeeld en ze daarom niet letterlijk maar metaforisch overzetten naar vandaag? De Bruijne zegt van ja, en blijkt dan op dit punt een stuk verder te gaan dan Loonstra. Hij komt feitelijk tot de conclusie, dat de bijbelse geboden letterlijk genomen geen normatieve kracht meer hebben. Wat overblijft is de navolging van Christus in onze tijd en situatie, op de weg die loopt via het kruis naar een nieuwe schepping (198). Ik leer mijzelf en mijn wereld zien in het licht van de geschiedenis van Jezus, en ga mij indenken en voorstellen wat het voor mij in mijn wereld betekent om deze Jezus na te volgen (201). De Bruijne beseft, dat dat erg subjectief klinkt. Maar dan wijst hij op de leiding van Gods Geest daarbij, de gemeenschap van de gelovigen, en voorts op de rede, de ervaring en de traditie. Om de bijbel in onze situatie tot klinken te brengen, gebruikt de

Geest de gemeente (203). En omdat de Geest daarvoor al eeuwen zorgt, bestaat er dankzij Hem tot op vandaag een lange traditie van christelijk leven (204). De Heilige Geest stempelt ons zo met de persoon en de geschiedenis van Jezus dat wij leren denken, waarnemen en aanvoelen in de stijl van Christus zelf (206). Het klinkt mooi, maar toch is zo n gemeente-ethiek te veel aan schommelingen onderhevig om vastigheid te kunnen bieden. Feitelijk is men overgeleverd aan het gezag van de geestelijke leidslieden die de toon aangeven. Maar de stem van de gemeente is geen hemelse stem. Gods stem is alleen in de Schrift te beluisteren, de enige kenbron der waarheid. Gezindheid De aansporing om het voorbeeld dat de Heere Jezus in Zijn leven op aarde gegeven heeft, na te volgen, is voluit bijbels, Matth. 11:29. Joh. 13:15. Filipp. 2:5. 1 Petr. 2:21. 1 Joh. 2:6. Christus heeft Zelf over die navolging gesproken als een weg van zelfverloochening en dagelijks kruisdragen, Luk. 9:23; 14:27. Maar De Bruijne verwart hier gebod en gezindheid. De navolging van Christus bepaalt de gezindheid waarmee wij aan het gebod gehoorzaam moeten zijn. Maar nergens komt die navolging in mindering op de gehoorzaamheid aan de bijbelse geboden. Paulus zegt, dat het gebod heilig en rechtvaardig en goed is, Rom. 7:12. De Heere heeft in Zijn geboden bepaald wat goed en wat kwaad is. Natuurlijk zijn er in het Oude Testament geboden die alleen voor Israël bedoeld waren. Daarom hebben we zorgvuldig na te gaan wat de achtergrond is van een bijbels gebod. Maar dan zien we genoeg wat van blijvende geldigheid is ook in andere tijden, culturen en situaties. Men ga de tien geboden maar na, met de verklaring die onze catechismus daarvan geeft. Die zijn onverminderd van kracht als richtsnoer voor ons leven. De Bruijne werkt zelf het voorbeeld dat hij gegeven heeft, niet uit. Zo n metaforische overzetting van Paulus aanwijzingen voor de verhouding tussen man en vrouw of rond homofilie in de lijn van De Bruijne s visie zou als volgt kunnen luiden: Paulus liet zich in de regels die hij gaf, in de culturele situatie van zijn tijd, leiden door de liefde, die de vervulling van de wet is. Geleid door diezelfde liefde zouden wij nu weleens tot heel andere regels voor de verhouding tussen man en vrouw of rond homofilie kunnen komen. Beslissend is, hoe de opvattingen in de gemeenschap der gelovigen kunnen verschuiven. Dat is dan de metaforische sprong, zoals hij het noemt, waarbij wij onze verbeeldingskracht gebruiken (212). Geestdrijverij

Hier is sprake van een levensgevaarlijk spiritualisme, oftewel geestdrijverij. Al ware het ook een engel uit de hemel, die een evangelie (en wij mogen hier ook invullen: een ethiek) verkondigde buiten hetgeen de Schrift verkondigt, die zij vervloekt. Hier is de genoegzaamheid van de Schrift in het geding. Wij denken daarbij ook aan het onderscheid dat De Bruijne maakt tussen Woord en Schrift (225 e.v.). Hij wil daarmee aangeven, dat het Woord in de vorm van schrift nog niet hetzelfde is als het Woord in de vorm van woord dat woont in en klinkt temidden van mensen. Daaronder verstaat hij, dat wat God eens sprak, Hij vandaag in de onderlinge omgang binnen de gemeente wil laten klinken. Dat houdt in dat de Bijbel in onderlinge communicatie en activiteiten tot klinken moet worden gebracht en vorm moet krijgen. Het klinkt allemaal vreemd, zeker uit vrijgemaakte mond. De Schrift is toch zelf het Woord Gods? Zij is toch in zichzelf levend en krachtig en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard? Zeker, zonder de werking des Geestes is het Woord ongenoegzaam tot zaligheid. In de waarachtige bekering paart Gods Geest Zich met het Woord, maar dat is totaal wat anders dan dat de Bijbel telkens weer opnieuw vorm moet krijgen in de onderlinge communicatie en activiteiten in de gemeente. Samenvatting 2 Deze navolging-ethiek met behulp van metaforie wijzen wij af. De bijbelse geboden dreigen zo tot modellen te worden. Soms moesten we bij het lezen denken aan Kuitert van de jaren zestig. We zijn er zeker van, dat De Bruijne in dat spoor niet wenst te gaan. Maar dan zal hij toch terug moeten naar de normatieve betekenis van de bijbelse geboden als de geopenbaarde wil van God voor het christelijk leven en daarmee als grondslag van de christelijke ethiek. En wellicht is het beter, bij de uitleg en toepassing van deze geboden niet van metaforisch te spreken. In het vorige nummer van Standvastig gaven wij reeds aandacht aan de studies van prof. dr. C. Trimp, prof. dr. B. Kamphuis en drs. J. J. T. Doedens in de hier gerecenseerde bundel. Dit boek bevat goede dingen. Maar daarnaast worden nieuwe dingen gezegd, met ingrijpende gevolgen voor de onderwerping aan het gezag van Gods Woord. Die laatste overwegen. L. M. P. Scholten Naar aanleiding van: C. Trimp e.a., Woord op schrift. Theologische reflecties over het gezag van de bijbel. Uitgave Kok, Kampen. 238 blz. 14,90. (StandVastig september 2002, p. 6-9)