Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Huisvesting van woningzoekenden in opvanghuizen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

29200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2004

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Inhoudelijke Ondersteuning

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

> Retouradres Postbus EJ Den Haag. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 27 111 Vreemdelingrechtelijke rechtspositie van vrouwen in het vreemdelingenbeleid Nr. 13 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 23 december 2003 De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de brief inzake het Huisvestingsbesluit mbt bescherming van woningzoekenden in opvanghuizen (VROM03 479). De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft deze vragen beantwoord, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, bij brief van 23 december 2003. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Buijs De adjunct-griffier van de commissie, Van Halen 1 Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GL), Geluk (VVD), Örgü (VVD), Dijsselbloem (PvdA), ondervoorzitter, Snijder- Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA). Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming- Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Van den Brand (GL), Luchtenveld (VVD), Oplaat (VVD), Boelhouwer (PvdA), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Algra (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GL), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Wolfsen (PvdA). KST73519 0304tkkst27111-13 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2003 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 27 111, nr. 13 1

1 Aan welke voorwaarden moet een vrouw voldoen voor opname en verblijf in een opvanghuis? De 35 centrumgemeenten zijn verantwoordelijk op basis van het Besluit specifieke uitkeringen maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid voor het tijdelijk bieden van onderdak en begeleiding aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld. Vaak nemen deze vrouwen kinderen mee, die getuige zijn geweest van het geweld of zelf slachtoffer waren. De sector hanteert (huiselijk) geweld als voornaamste selectiecriterium. De selectie aan de voordeur van de opvang is streng vanwege onder meer de relatieve schaarste aan opvangplaatsen. 2 Heeft u, naast de voorgestelde wijziging van het Huisvestingsbesluit, ook naar alternatieve mogelijkheden gekeken om de doorstroming in de opvanghuizen te bevorderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden zijn dit en wat zijn hier de voor- en of nadelen van? Ja, om er voor te zorgen dat er voldoende huisvesting beschikbaar komt voor mishandelde vrouwen, zodat zij zo snel mogelijk op eigen benen kunnen staan en de doorstroom in de vrouwenopvang wordt bevorderd, ga ik op korte termijn hierover afspraken maken met de betrokken partijen, waaronder gemeenten en corporaties. In plaats van VROMregelgeving zijn bestuurlijke afspraken een alternatief. Verder worden maatregelen genomen op het terrein van voorkomen van huiselijk geweld. Deze staan vermeld in de kabinetsnota Privé geweld- publieke zaak. Het verbeteren van de hulp en opvang aan mishandelde vrouwen maakt onderdeel uit van het kabinetsstandpunt op het Interdepartementale beleidsonderzoek maatschappelijke opvang. Specifiek voor de vrouwenopvang worden maatregelen genoemd die de instroom efficiënter maken. Tevens wordt 4 mln. extra uitgetrokken om de capaciteit in de vrouwenopvang te vergroten. Het gaat hier met name om de opvang voor vrouwen in ernstig bedreigende situaties toegankelijker te maken. 3 In hoeverre verwacht u een aanzuigende werking op opvanghuizen door het voorliggende besluit dat voorrang op de woningmarkt regelt voor vrouwen uit opvanghuizen? Uit (ambtelijke) signalen van gemeenten komt naar voren dat de wijziging van het Huisvestingsbesluit (als gevolg van de motie-albayrak) in de praktijk tot ongewenste neveneffecten kan gaan leiden. Een aantal gemeenten vreest een aanzuigende werking op de opvanghuizen van vrouwen die zich in de grote steden bij voorrang willen vestigen. Ik acht het van belang hieromtrent nader overleg te hebben met de VNG en de dertig grootste gemeenten. In afwachting van de uitkomsten daarvan schort ik de inwerkingtreding van het besluit op. 4 Hoeveel vrouwen kunnen op dit moment niet in opvanghuizen terecht terwijl zij afhankelijk van deze opvang zijn? Uit het onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat het aantal afwijzingen wegens plaatsgebrek in 2001 lag op bijna 7 500. Dit cijfer geeft overigens geen inzicht om hoeveel vrouwen (en kinderen) het feitelijk gaat vanwege het aantal dubbeltellingen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 27 111, nr. 13 2

5 Waarom acht u deze voorrang wenselijk, aangezien in de motie Albayrak niet om voorrang op de woningmarkt wordt gevraagd? Hoe schat u het risico in dat het draagvlak voor deze groep vrouwen in de samenleving door dit besluit afneemt? Ik erken dat de motie-albayrak (kamerstuk 27 111 nr. 2) niet om voorrang op de woningmarkt vraagt. De problematische situatie waarin deze vrouwen verkeren is mij echter ook bekend. In het algemeen kan gesteld worden dat op gemeentelijk niveau het best bekeken kan worden wie binnen de gemeente voor welke woning in aanmerking kan komen en met welke voorrang. Nader overleg met de VNG en de dertig grootste gemeenten omtrent deze problematiek is dan ook gewenst. Voor een aantal in de vrouwenopvang opgenomen vrouwen is het gezien de blijvend onveilige situatie onmogelijk terug te keren naar huis. Voor hen (en hun kinderen) dient vervangende woonruimte gevonden te worden. Vaak in verband met veiligheidsredenen, in een ander deel van het land en op een geheim adres. In de praktijk blijkt deze vervangende woonruimte niet altijd op redelijke termijn voorhanden. Daardoor blijven deze vrouwen langer dan strikt noodzakelijk in de opvang. De relatief schaarse opvangcapaciteit raakt daardoor onnodig verstopt. Andere vrouwen (en kinderen) in noodsituaties kunnen daardoor niet worden opgenomen. Het bij voorrang huisvesten van deze vrouwen draagt derhalve zowel bij aan het bespoedigen van een veilige woonsituatie voor vrouwen (en hun kinderen) uit ernstige mishandelingsituaties, als aan de doorstroom in de opvangvoorzieningen waardoor andere vrouwen een plaats kunnen krijgen. Er bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat het draagvlak voor deze groep vrouwen in de samenleving zou afnemen. Ik kan mij indenken dat iemand die op de wachtlijst staat voor een woning niet graag ziet dat iemand anders bij toewijzing van een woning voorrang krijgt. Ik ben echter van mening dat het een ieder duidelijk zal zijn dat er met betrekking tot vrouwen die in de opvang verblijven sprake is van een noodsituatie. 6 Wanneer kan de Kamer het voorstel tot wijziging van de Huisvestingswet verwachten? Ik zal de betreffende wetswijziging heroverwegen in het kader van de herijking van de VROM-regelgeving. Hierbij speelt een rol dat de Minister voor V&I de Tweede Kamer op 17 oktober 2003 bij brief (kamerstuk 29 200 VI, nr. 20) heeft aangekondigd dat zij de moties van de leden Adelmund c.s. en Bussemaker c.s. overneemt, waarin is gevraagd het desbetreffende beleid zodanig aan te passen dat het aantoonbaar slachtoffer zijn van (seksueel) geweld binnen de relatie een zelfstandige verblijfsgrond wordt voor personen die hun relatie beëindigen en in het bezit zijn van een afhankelijke verblijfstitel. Door deze beleidswijziging van de Minister voor V&I krijgt de doelgroep uit de motie-albayrak een rechtmatige verblijfsstatus waardoor ze in aanmerking kan komen voor voorzieningen, waaronder een huisvestingsvergunning. Nadere wetgeving door het ministerie van VROM ten aanzien van de Huisvestingswet in het kader van de uitvoering van de motie-albayrak is dan niet meer noodzakelijk. 7 Hoe groot is naar verwachting de groep die een beroep op dit besluit gaat doen? In 2001 waren tegen de 4 000 vrouwen aanwezig in de residentiële vrouwenopvang. Uit het onderzoek «Aan de voordeur van de vrouwenopvang, een onderzoek naar de instroom» van het Trimbos-instituut blijkt Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 27 111, nr. 13 3

dat in 2001 12% van de vrouwen bij vertrek uit de vrouwenopvang huisvestingsproblemen heeft. De verwachting is dat een groot deel van deze groep een beroep op dit besluit zal doen. 8en9 In hoeverre zijn de, in de nota van toelichting bij dit besluit, gepresenteerde plannen voor de uitbreiding van de groep mensen die in aanmerking komt voor een huisvestingsvergunning (motie Albayrak) in overeenstemming met het uitgangspunt dat een huisvestingsvergunning alleen met het oog op duurzame bewoning wordt verleend? Ziet u ook andere mogelijkheden voor de huisvesting van vrouwen in opvanghuizen die in afwachting zijn van een vergunning tot voortgezet verblijf? Zo ja, welke en wat zijn hier de vooren of nadelen van? Onderwerp van de motie-albayrak zijn allochtone vrouwen met een (van de partner) afhankelijke verblijfsstatus die in procedure zijn voor een geldige verblijfsvergunning. Hiertoe behoren ook vrouwen die na de procedure Nederland dienen te verlaten omdat zij uiteindelijk niet in het bezit worden gesteld van een zelfstandige verblijfsvergunning. Dat personen die in onzekerheid verkeren omtrent de toekenning van een verblijfsvergunning in aanmerking gaan komen voor een huisvestingsvergunning staat inderdaad in zijn algemeenheid op gespannen voet met het uitgangspunt dat een huisvestingsvergunning alleen met het oog op een duurzame bewoning wordt verleend. Met bovengenoemde beleidswijziging van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie komt echter een groep vrouwen, namelijk de groep die aantoonbaar slachtoffer is van huiselijk geweld, in aanmerking voor een zelfstandige verblijfsvergunning, waardoor ze in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning. Binnen de vigerende Huisvestingswet bestonden (voor de bekendmaking van bovengenoemde beleidswijziging) voor deze vrouwen overigens reeds enkele mogelijkheden voor huisvesting buiten een opvanghuis. Dit betreft huisvesting waarvoor geen huisvestingsvergunning is vereist zoals onzelfstandige woonruimten (etages, kamerhuur) en vestiging in gemeenten waar geen huisvestingsvergunning wordt vereist. Dit vormt mede een reden om het wetsvoorstel te betrekken bij de herijking van de VROM-regelgeving, waarover u in een later stadium wordt bericht. 10 Kunt u een inschatting geven van het aantal vrouwen dat op dit moment door familieleden of vrienden wordt opgevangen in een noodsituatie in plaats van een beroep te doen op een opvanghuis? Verwacht u een afname van dit aantal als gevolg van het voorliggende besluit? In hoeverre ziet u in het voorliggende besluit een belemmering voor deze vorm van noodopvang? Ik beschik niet over een schatting van het aantal vrouwen dat door familie of vrienden wordt opgevangen. Ik ga ervan uit dat ook in de toekomst het merendeel van de vrouwen er de voorkeur aan geeft hulp te zoeken bij familie en vrienden. Ook komen er steeds meer vormen van ambulante hulpverlening waarbij in de gezinssituatie zelf gezocht wordt naar een oplossing. 11 Wanneer bent u voornemens het voorliggende besluit in werking te laten treden en waarvan is dit tijdstip afhankelijk? Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 27 111, nr. 13 4

De wijziging van het Huisvestingsbesluit is geplaatst in het Staatsblad, maar is nog niet in werking getreden. Dit dient bij een afzonderlijk koninklijk besluit (KB) te gebeuren. Vanwege de in de voorgaande antwoorden genoemde elementen, te weten de signalen van gemeenten, het uitgangspunt van de Huisvestingswet en de ontwikkelingen inzake het verstrekken van een verblijfstitel aan deze doelgroep, schort ik de procedure tot inwerkingtreding van het besluit tot wijziging van het Huisvestingsbesluit op in afwachting van de verdere besluitvorming naar aanleiding van de herijkingsoperatie. Ook zal ik nader overleg voeren met de VNG en de dertig grootste gemeenten. In het kader van de herijkingsoperatie zal ik u nader over deze materie berichten. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 27 111, nr. 13 5