Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p



Vergelijkbare documenten
Eindexamen natuurkunde 1 havo I

Examen HAVO. tijdvak 1 donderdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde havo I

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 donderdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. natuurkunde (pilot) tijdvak 1 donderdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde pilot havo I

Eindexamen natuurkunde havo II

Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

Eindexamen natuurkunde havo I

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

Examen HAVO. natuurkunde 1

Eindexamen natuurkunde pilot havo I

Naam: Klas: Repetitie elektriciteit klas 2 1 t/m 6 HAVO (versie A)

Maandag 15 juni, uur

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

Opgave 2 Caravan. Havo Na1,2 Natuur(kunde) & techniek 2004-II.

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-I

Eindexamen natuurkunde havo II

Examen HAVO. natuurkunde 1

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

Examen HAVO. natuurkunde 1

Opgave 5 V (geschreven als hoofdletter) Volt (voluit geschreven) hoeft niet met een hoofdletter te beginnen (volt is dus goed).

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-I

Opgave 2 Vuurtoren Natuurkunde N1 Havo 2001-II opgave 3

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 13. In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

natuurkunde vwo 2017-I

natuurkunde 1,2 Compex

Lees dit voorblad goed! Trek op alle blaadjes kantlijnen

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-II

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

Uitwerking examen natuurkunde 2009 (tweede tijdvak) 1

Lees dit voorblad goed! Trek op alle blaadjes kantlijnen

Eindexamen wiskunde b 1-2 havo II

NATUURKUNDE. Figuur 1

natuurkunde havo 2018-II

Opgave 5 Solswitch. Eindexamen havo natuurkunde 2013-II

Bergtrein. Figuur 2 staat ook op de uitwerkbijlage. a. Bepaal de afstand die de trein op t = 20 s heeft afgelegd.

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

TENTAMEN NATUURKUNDE

Practicum Zuil van Volta

Uitwerking examen Natuurkunde1,2 HAVO 2007 (1 e tijdvak)

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

Examentraining Leerlingmateriaal

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2002-II

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-II

Eindexamen natuurkunde 1 vwo II

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Eindexamen natuurkunde pilot havo I

Eindexamen havo natuurkunde pilot 2013-I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2007-I

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

HOGESCHOOL ROTTERDAM:

Domeinspecifieke probleemoplosstrategieën

Woensdag 24 mei, uur

Examen HAVO. Natuurkunde 1,2 (nieuwe stijl) en natuurkunde (oude stijl)

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2007-II

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2006-I

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Bepaal k met behulp van de grafiek. Geef de uitkomst in twee significante cijfers.

Eindexamen havo natuurkunde I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II

Voortgangstoets NAT 4 HAVO week 11 SUCCES!!!

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.

Eindexamen wiskunde B havo II (oude stijl)

JAN Denk aan ALLE letters van FIRES! Geef duidelijke berekeningen. Er zijn 4 opgaven. Totaal 34 punten.

Examen VWO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2002-II

Examen HAVO. natuurkunde (pilot) tijdvak 1 vrijdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 woensdag 30 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-II

Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl)

Eindexamen natuurkunde pilot havo I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2008-II

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 vrijdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

natuurkunde havo 2017-II

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2 Compex

Lees dit voorblad goed! Trek op alle blaadjes kantlijnen

SYSTEMEN 11/3/2009. Deze toets bestaat uit 3 opgaven (28 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Transcriptie:

Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p Verantwoording: Opgave 1 uit havo natuurkunde 1,2: 2009_1 opg 4 (elektriciteit) Opgave 2 uit havo natuurkunde 1,2: 2009_2 opg 1 (licht en geluid) Opgave 3 uit havo natuurkunde 1,2: 2009_1 opg 5 (kracht en beweging) Opgave 1: Moderne koplamp (max. 10p) Er is tegenwoordig een koplamp in de handel van het type dat in figuur 1 is afgebeeld. In de koplamp zitten drie parallel geschakelde lampjes (LEDjes) die ieder op een spanning van 4,5 V branden. Deze spanning wordt geleverd door een spanningsbron bestaande uit drie batterijen die ieder een spanning leveren van 1,5 V. In figuur 2 zijn de batterijen en de lampjes schematisch getekend. De drie batterijen moeten zo met elkaar verbonden worden dat de spanning tussen de pluspool en de minpool van de spanningsbron (de punten P en M) 4,5 V is. Figuur 2 staat ook op de uitwerkbijlage. 2p 1 2p 2 4p 3 2p 4 Teken in de figuur op de uitwerkbijlage de verbindingsdraden tussen de batterijen. Teken in de figuur op de uitwerkbijlage hoe de drie lampjes op de punten P en M van de spanningsbron zijn aangesloten. Met volle batterijen kan de spanningsbron 50 kj elektrische energie leveren. Als de drie lampjes branden, levert de spanningsbron een stroom van 0,028 A. Bereken hoeveel uur de koplamp kan branden. Een van de lampjes gaat kapot. Leg uit of de stroom die de spanningsbron dan levert kleiner of groter wordt of gelijk blijft.

uitwerkbijlage vraag 1 en 2

Opgave 2: Optische muis (max. 13p) Lees eerst onderstaande tekst. Bij veel computers wordt een optische muis gebruikt. Onderin zo n muis zit een LED die een stukje van het tafeloppervlak belicht. Door een lens wordt dit scherp afgebeeld op een chip met lichtgevoelige sensoren. Zie de figuur hieronder. Als de muis beweegt, verandert het beeld van het tafeloppervlak op de chip. De signalen van de sensoren worden een paar duizend keer per seconde doorgegeven aan een microprocessor in de muis. Deze berekent vervolgens de grootte en de richting van de snelheid van de muis. Die informatie gebruikt de computer om de cursor over het beeldscherm te laten bewegen. 3p 5 In figuur 1 is de lichtbundel getekend waarmee de lens een punt P van het tafeloppervlak afbeeldt in het punt Q van het sensorvlak van de chip. In punt A wordt een ander punt van het tafeloppervlak afgebeeld. Figuur 1 staat vergroot op de uitwerkbijlage. Bepaal in de figuur op de uitwerkbijlage welk punt van de tafel in A wordt afgebeeld. Noem dat punt B en teken de lichtbundel waarmee dat punt B in A wordt afgebeeld. In figuur 1 en in de figuur op de uitwerkbijlage zijn de verticale

5p 6 2p 7 3p 8 afstanden op schaal getekend. De verticale afstand tussen de lens en de sensoren in de muis is in werkelijkheid 4,8 mm. Bepaal met behulp van de figuur op de uitwerkbijlage de sterkte van de lens. De details van het tafeloppervlak worden 1,3 maal zo klein op de chip afgebeeld. Toon dat aan. Het lichtgevoelige deel van de chip bestaat uit 30 bij 30 vierkante lichtsensoren en heeft een lengte l. Zie fig. 2. De resolutie van de muis is 400 cpi, dat wil zeggen dat de minimale verplaatsing die geregistreerd kan worden één vierhonderdste inch is. Als de muis zich over deze afstand verplaatst, verschuift het beeld op de chip over een afstand die gelijk is aan de lengte van één sensor. Eén inch is gelijk aan 2,54 10-2 m. Bereken de lengte l van het lichtgevoelige deel van de chip.

uitwerkbijlage vraag 5

Opgave 3: Het parkietje van Tucker (max. 19p) Professor Tucker bestudeert al jaren het vliegen van vogels. Hij slaagde er in om een parkiet te leren vliegen in een windtunnel. Zie figuur 1. Als het vogeltje al vliegend op zijn plaats blijft, is zijn snelheid dus even groot als die van de lucht in de windtunnel. Door de parkiet een zuurstofmasker op te zetten, kon hij bovendien zijn energieverbruik bepalen. 5p 9 Bij verschillende snelheden bepaalde Tucker het vermogen dat het vogeltje voor het vliegen moest leveren (het vliegvermogen P). Zie de grafiek in figuur 2. Tijdens één van deze metingen stond de windsnelheid in de tunnel ingesteld op 8,0 m/s. Uit het zuurstofverbruik bleek dat de parkiet daarbij in totaal 60 J energie had verbruikt. Van de energie die de parkiet verbruikt, is 25% nodig voor het vliegen. Bepaal de afstand die de parkiet bij deze meting heeft afgelegd. 2p 10 In figuur 2 valt op dat vogels bij lage snelheden een groot vermogen moeten leveren. Om dat te begrijpen is figuur 3 getekend. Daarin is te zien dat het vliegvermogen bestaat uit: het vermogen P w nodig om de wrijvingskracht te overwinnen, het vermogen dat is aangeduid met P k. Het vermogen P k is uniek voor vogels; lopende dieren hebben alleen met P w te maken. Beantwoord de volgende vragen: Leg uit waarom P w een stijgende functie is. Leg uit waarom vogels het vermogen P k moeten leveren en lopende dieren niet.

3p 11 5p 12 4p 13 Wanneer vogels grote afstanden moeten afleggen, vliegen ze met een snelheid (de zo-genaamde kruissnelheid) waarbij de arbeid die ze per meter verrichten zo klein mogelijk is. Bij een snelheid van 10 m/s is de arbeid die de parkiet per meter verricht kleiner dan bij een snelheid van 8,0 m/s. Toon dat aan met behulp van figuur 2 en een berekening. In de figuur op de uitwerkbijlage zijn de zwaartekracht getekend als hij met een constante horizontale snelheid vliegt. F en de wrijvingskracht z F w op de parkiet Doordat hij met zijn vleugels lucht wegduwt, werkt er nog een derde kracht F op de parkiet. De massa van de parkiet is 36 g. Construeer in de figuur op de uitwerkbijlage de vector F en bepaal de grootte van deze kracht in newton. Als de parkiet schuin omhoog vliegt, moet hij meer vermogen leveren omdat zijn zwaarteenergie dan toeneemt. Als de parkiet met een constante snelheid van 8,0 m/s onder een hoek van 5,0 schuin omhoog vliegt (zie figuur 4), blijkt hij 0,25 W meer vermogen te leveren dan bij dezelfde horizontale snelheid. Controleer dit extra vermogen met een berekening. Bereken daartoe eerst hoeveel meter het parkietje stijgt in één seconde.. uittwerkbijlage vraag 12