Opsomming belangrijkste wijzigingen Huidige en nieuwe tekst van de belangrijkste wijzigingen



Vergelijkbare documenten
Januari Verenigingsondersteuning/Belangenbehartiging

overzicht o Bepalingen uit remmenrichtlijn 71/320 m.b.t. O1 en O2 : blz. 7 o definities van O1 en O2 uit Richtlijn 2007/46 : blz.

STAATSCOURANT. Nr

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging Beleidsregel keuring en ontheffingverlening LZV

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Inhoud. - Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend. RDW Telefoon Toelating Afdeling Ontheffingen

Inhoud. - Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend. RDW Telefoon Divisie Voertuigtechniek

Overzicht maten en gewichten in Nederland

Homologatie SLV. Second Life Vehicle

Eisen Examenvoertuig T-rijbewijs. Johan Simmelink

RICHTLIJN 91/226/EEG. Eisen voor de opspatafschermingssystemen bij bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens. Eisen v.a.

Eisen aan landbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid en daardoor voortbewogen aanhangwagen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten 2016

(Voor de EER relevante tekst)

Eisen examenvoertuig categorieën C1, C1E, D1 en D1e

Aanhangwagens. Een uiteenzetting over het gebruik van aanhangwagens. Hierbij komen de volgende subonderwerpen

VN/ECE Reglement nr. 73 zijafscherming

BIJLAGE INDIVIDUELE GOEDKEURING ELEKTRISCHE VOERTUIGEN

Wijze van keuren voor een nationale kleine serie typegoedkeuring voor voertuigen van de voertuigclassificatie M 2 en M 3

Afstemmingsbijeenkomst Categorie B + E CBR

Dierenvervoer.txt KLEINSCHALIG DIERVERVOER EN DE HOOFDREGELS. Inleiding

Wijze van keuren voor een nationale kleine serie typegoedkeuring voor voertuigen van de voertuigclassificaties L 1e, L 3e en L 4e

(Voor de EER relevante tekst) (PB L 353 van , blz. 31)

Wijziging Regeling wijze van keuren APK en Regeling wijze van keuren niet-periodiek-keuringsplichtige voertuigen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Dit document is beschikbaar gesteld door Kreidler Club Noord Nederland

CVDR. Nr. CVDR339238_1

Ontwerp. VERORDENING (EU) Nr.../.. VAN DE COMMISSIE. van...

VERORDENINGEN. L 291/22 Publicatieblad van de Europese Unie

Toolbox-meeting Rijden met aanhangwagens

Eisen examenvoertuig categorieën CDE

Eisen Examenvoertuigen praktijkexamen categorie T*

3.32 Verlichting en belading van aanhangwagens

Beleidsregel keuring en ontheffingverlening LZV Geldend van t/m heden

compleet met een toolbox Veilig (land)bouwverkeer voor ondernemers en medewerkers

Keuringseisen ARTIKELNUMMER EN BLADZIJDENUMMER KEURINGSEISEN EN AANVULLENDE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN ALGEMENE BEPALIN.GEN

Derde wijziging van de Nadere regels subsidie demontage personen- en bestelauto s 2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

L 291/36 Publicatieblad van de Europese Unie

Beleidsregel keuring en ontheffingverlening LZV

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlagen bij Beleidsregels ontheffingen artikel 61b RVV1990

Nieuwe regels voor het rijbewijs BE

Nieuwe regels voor het rijbewijs BE

Eisen Examenvoertuigen praktijkexamen categorie T*

Publicatieblad van de Europese Unie L 353/31

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 augustus 2012 (OR. en) 13092/12 ENT 196 ENV 665 MI 525

F1 71 PE T4.3 TREKKERS

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

3M Traffic Safety Systems. Diamond Grade Contourmarkering. Zichtbaar beter. zichtbaar veiliger

: LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 9 van de Landsverordening wegverkeer (AB 1997 no. 18)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

compleet met een toolbox Veilig (land)bouwverkeer voor ondernemers en medewerkers

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Beleidsregel keuring en ontheffingverlening LZV Geldend van t/m heden

Inhoudsopgave 8. Reminrichting Algemene bepalingen Carrosserie Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende

PROVINCIAAL BLAD. Beleidsregel 2015 ontheffingen in het kader van artikel 61b van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

Artikel 15 (uitsluitend de voor de BE-trekker/oplegger relevante delen zijn vemeld)

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Beleidsregel ontheffingen in het kader van artikel 61b van het RVV

Berekeningen aslasten. Algemene informatie over berekeningen m.b.t. aslasten

Het rijbewijs na implementatie van de derde Europese rijbewijsrichtlijn

Wijziging diverse regelingen m.b.t. de kentekenregistratie

BIJLAGEN. bij. Gedelegeerde Verordening van de Commissie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

1 Aan het optochrigglemint zijn de Voorschriften Wegenverkeerswetgeving, "voorschriften Algemene plaatselijke Verordening" en aanvullende

Beleidsregel 2015 vergunningen in het kader van artikel 61b van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

Beschrijving dataset Voertuigen

Nieuwe regels voor het rijbewijs B. Voor bestuurders van een personenauto

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Q&A s derde Europese rijbewijsrichtlijn

SIGNALISATIE OP LANDBOUWVOERTUIGEN

Rij- en rusttijden voor het wegvervoer

Retroreflecterende contourmarkering. Zichtbaar beter en veiliger.

1.1 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (uittreksel)

a. In de aanhef vervalt: alsmede de door die motorrijtuigen voortbewogen aanhangwagens.

1..LY \[ (±D. Voertuiginformatie en -toelating TEST RAPPORT

Concept ten behoeve van internetconsultatie februari Besluit van

Tarievenlijst Oude bpm tarieven (vanaf 1993)

Ontwerp. VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE

L 110/18 Publicatieblad van de Europese Unie

In HOOFDSTUK 2 KENTEKENS wordt na het opschrift een artikel ingevoegd, luidende:

beleid remtestinrichtingen

99234 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

TEST RAPPORT RDW Paukool

Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992

VKR CvO WEB. Handleiding. VKRCVO-WEB handleiding 1

Veel gestelde vragen bij examen E bij B

Uitzonderlijk vervoer Nieuwe regels voor landbouwvoertuigen Tijdelijke Nota Centrex -2011/1717 dd 10 november 2011

Landbouwverkeer Maak het verschil, kies voor veiligheid NN

L 185/30 Publicatieblad van de Europese Unie

RDW. Voertuiginformatie en -toelating TEST RAPPORT

1.1 Wegenverkeerswet 1994 (uittreksel)

Wijziging Regeling permanente eisen bussen, Regeling wijze van keuren APK en Regeling wijziging constructie

Overzicht regelgeving m.b.t. restantvoorraad en tenaamstellen kentekenbewijzen

Algemene bepalingen en ontheffingen (ex art. 149 WVW 1994 jo art.7.1 VR en art 87 RVV)

Ontheffingnummer van 8. Ex art, 149a, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit ontheffingverlening exceptioneel vervoer.

Beschrijving dataset Voertuigen

VR DOC.0977/2BIS

Transcriptie:

wijzigingen in de Regeling Voertuigen per 1 juli 2014 Opsomming belangrijkste wijzigingen Huidige en nieuwe tekst van de belangrijkste wijzigingen Opsomming van de belangrijkste onderwerpen / aspecten die aangepast worden in de RV: Aangepaste definities (o.a. voor aanhangwagen, bedrijfsauto, oplegger, trekker), en een aantal nieuwe definities Wijzigingen in de eisen voor nationale kleine series Geen verwijzing meer naar bijlage IIIA (kleine-serie voertuigen van de voertuigcategorie M, N en O) maar naar bijlage IV van de RV, waar nu de eisen voor kleine series én individuele toelating in staan. Bijlage IV na de RV verwijst echter weer naar bijlage IV van de ETG-Richtlijn, en die bevat nu ook de Reglementen en IM s; de Reglementen en IM s moeten worden toegepast conform de bepalingen van de GSR. De wijze van keuren kleine serie goedkeuring komt te vervallen; in plaats daarvan moet de (minder zware) wijze van keuren individuele toelating worden toegepast (die wel wordt aangepast aan het toepassen van de Reglementen). De eisen voor een nationale kleine serie goedkeuring M1 en N1 worden dezelfde als die voor een EU kleine serie goedkeuring voor M1 resp. N1 (maar zonder nationale wijze van keuren kleine serie) Wijziging in de eisen voor individuele toelating De eisen voor individuele toelating staan in bijlage III van de RV. Daar werd dan verwezen naar bijlage IV van de RV (eisen kleine series). Met de wijziging van de RV wordt nog steeds verwezen naar bijlage III, maar daar wordt nu dan verwezen naar bijlage IV van de ETG-Richtlijn (en die bevat nu ook de Reglementen en IM s; de Reglementen en IM s moeten worden toegepast conform de bepalingen van de GSR.) Er komt een aangepaste wijze van keuren individuele toelating (aangepast aan de toepassing van de Reglementen). Wijziging in de eisen voor voertuigen voor speciale doeleinden Er wordt niet meer verwezen naar bijlage IIID (kleine serie voertuigen voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M, N en O). Voor een nationale kleine serie goedkeuring én voor een individuele toelating van voertuigen voor speciale doeleinden wordt nu verwezen naar bijlage IV van de RV, en daar wordt verwezen naar bijlage XI van de ETG-Richtlijn. Er komt een bijbehorende wijze van keuren. Wijziging in de eisen in geval van wijziging constructie. Er wordt niet meer verwezen naar de eisen van bijlage IIIA en IID, maar ook (via art. 3.7 en via bijlage IV van de RV) naar bijlage IV van de ETG-Richtlijn Het in het kader van de GSR her en der toevoegen van dat ook aan de ECE- Reglementen kan/moet worden voldaan De bepaling dat een stuurinrichting of reminrichting voor een nationale typegoedkeuring moet voldoen aan bijlage IV, deel 1 van de 2007/46 (wat betekent dat aan de essentiële voorschriften van de betreffende Reglementen moet worden voldaan) De nieuwe definitie van aanhangwagen met stijve dissel (en daaraan gekoppelde eisen mbt o.a. reminrichting, trekinrichting en aslast) zijn verwerkt in de permanente eisen Gebruikseisen van voertuigen: o.a. bepalingen m.b.t. : Dolly s (met oplegger) Bestreken baan 1

Maximale uitzwaai (met en zonder geheven as; ingeval van een gestuurde achterste as) Nieuwe indeling van de bepalingen omtrent het maximale aanhangwagengewicht (met Verordening 1230/2012 de bepalingen worden de bepalingen inzake het maximum trekgewicht voor N1 dezelfde als die voor M1 (dwz voor nieuwe voertuigen die onder de bepalingen van de 1230/2012 vallen), wat dus in concreto een beperking van het trekgewicht van sommige N1 betekent t.o.v. daarvoor (maximaal nu nooit hoger dan 3500 kg). De bepaling omtrent het maximale trekgewicht van nieuwe N1 tot 3500 kg, staat niet met zoveel woorden in de tekst van de RV per 1 juli 2014. Het zit verpakt in de bepalingen van art. 5.18.17g : waar al stond dat De op de kentekencard, het kentekenbewijs van een bedrijfsauto, of in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van een aanhangwagen, mag niet worden overschreden of de som van de aslasten van een aanhangwagen, alsmede van een samenstel van dolly en oplegger, mag niet meer bedragen dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa aanhangwagen. Oftewel: die beperking tot 3500 kg is gekoppeld aan het voertuig, en komt zodoende terug in de voertuiggegevens en dus op kenteken en/of in register.) EBS-remsysteem verplichting voor een samenstel van voertuigen bestaande uit een bedrijfsauto en dolly met oplegger Wijziging in de van toepassing zijnde eisen bij wijziging in de constructie Wijze van vaststellen voertuigafmetingen (wat wordt niet meegerekend) Toestaan van opvouwbare aerodynamische voorzieningen van max. 50 cm aan de achterzijde van bedrijfsauto s en aanhangwagens/oplegger GVW van meer dan 3500 kg. 2

Huidige en nieuwe tekst van de belangrijkste wijzigingen HUIDIG NIEUW Definities; art 1 De begripsbepalingen van aanhangwagen ambulance as autonome aanhangwagen bedrijfsauto belastbare as bus gelede bus gepantserd voertuig kampeerwagen lijkwagen massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie M, N en O middenasaanhangwagen oplegger personenauto terreinvoertuig trekker voertuig voor speciale doeleinden, voertuigen van de voertuigcategorie M voertuigen van de voertuigcategorie N, voertuigen van de voertuigcategorie O voor rolstoelen toegankelijk voertuig De huidige begripsbepalingen van.. (zie linker kolom) vervallen. De volgende begripsbepalingen worden in de alfabetische opsomming ingevoegd: - aanhangwagen: voertuig dat is bestemd om aan een motorvoertuig te worden gekoppeld, met inbegrip van een oplegger; in ieder geval wordt als aanhangwagen aangemerkt een voertuig van de voertuigcategorie O en een voertuig dat geregistreerd is als aanhangwagen; - aanhangwagen stijve dissel: aanhangwagen met één as of één groep assen waarvan de dissel door de constructie ervan een statische belasting van ten hoogste 4000 kg op het trekkende voertuig overbrengt, die niet aan de definitie van middenasaanhangwagen beantwoordt en waarvan de koppeling die voor de voertuigcombinatie wordt gebruikt niet bestaat uit een koppelingspen en koppelingsschotel; in ieder geval wordt als aanhangwagen stijve dissel aangemerkt een aanhangwagen met het carrosserietype DE; - ambulance: voertuig dat hoofdzakelijk bestemd is voor het vervoer van zieken of gewonden en hiertoe een speciale uitrusting heeft; in ieder geval wordt als ambulance aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M met subcategorie SC als bedoeld in richtlijn 2007/46/EG en een voertuig dat geregistreerd is als ambulance; - as: de gemeenschappelijke draaiingsas van twee of meer wielen, die door een motor wordt aangedreven dan wel vrij draait en die uit een dan wel meer segmenten bestaat die in hetzelfde vlak loodrecht op de middellijn in lengterichting van het voertuig liggen; - autonome aanhangwagen: aanhangwagen met carrosserietype DB met ten minste twee assen, waarvan ten minste één as gestuurd is, die is uitgerust verticaal beweegbare trekinrichting, en een statische verticale belasting van minder dan 100 kg op het trekkende voertuig overbrengt; - bedrijfsauto: voertuig op vier of meer wielen, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid of een gehandicaptenvoertuig, en ingericht voor: a. het vervoer van goederen, of b. het uitvoeren van andere werkzaamheden; in ieder geval wordt als bedrijfsauto aangemerkt een voertuig 3

van de voertuigcategorie N en een voertuig dat geregistreerd is als bedrijfsauto; - belastbare as: een as waarvan de belasting kan worden gevarieerd zonder dat de as met behulp van een ashefinrichting wordt opgetrokken; - bus: voertuig ingericht voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid of een gehandicaptenvoertuig; als bus wordt in ieder geval aangemerkt een voertuig van de voertuigcategorie M met de voertuigclassificatie M 2 of M 3 en een voertuig dat geregistreerd is als bus; - carrosserietype: carrosserietype als bedoeld in richtlijn 2007/46/EG; - gelede bus: bus die b estaat uit twee of meerdere starre delen die scharnierend met elkaar verbonden zijn; de passagiersruimten van elk deel zijn zodanig met elkaar verbonden dat de passagiers zich vrij van het ene naar het andere deel kunnen bewegen; de starre delen zijn permanent met elkaar verbonden zodat deze alleen kunnen worden losgemaakt door ingrepen waarvoor uitrusting benodigd is die men gewoonlijk alleen in een werkplaats aantreft; in ieder geval wordt als gelede bus aangemerkt een voertuig met carrosserietype CC, CD, CG, CH, CK, CL, CO, CP, CS of CT als bedoeld in richtlijn 2007/46/EG en een voertuig dat geregistreerd is als gelede bus; - gepantserd voertuig: voertuig dat bestemd is om de vervoerde personen of goederen te beschermen door middel van kogelwerende bepantsering; in ieder geval wordt als gepantserd voertuig aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M, N of O en carrosserietype SB als bedoeld in richtlijn 2007/46/EG en een voertuig dat geregistreerd is als gepantserd voertuig; - kampeerwagen: voertuig dat voorzien is van een woongedeelte met ten minste de volgende uitrusting die vast in het woongedeelte bevestigd is: 1. tafel, die eventueel eenvoudig te verwijderen is; 2. stoelen; 3. slaapgelegenheid, eventueel door de stoelen om te vormen; 4. kookvoorzieningen, en 5. opbergmogelijkheden; in ieder geval wordt als kampeerwagen aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M met subcategorie SA en een voertuig dat geregistreerd is als kampeerwagen; - lijkwagen: voertuig dat hoofdzakelijk bestemd is voor het vervoer van overledenen en hiertoe een speciale uitrusting heeft; in ieder geval wordt als lijkwagen aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M en met carrosserietype SD en een voertuig dat geregistreerd is als lijkwagen; - massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie M en N: 4

de massa van het voertuig met de brandstoftank of brandstoftanks gevuld tot ten minste 90% van zijn of hun inhoud, met inbegrip van de massa van de bestuurder (75 kg), brandstof en vloeistoffen, voorzien van de standaarduitrusting volgens de specificaties van de fabrikant en, als het voertuig daarmee is uitgerust, de massa van de carrosserie, de cabine, de koppeling, reservewielen en het gereedschap; - massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie O: de massa van het voertuig, met inbegrip van de brandstof en vloeistoffen, voorzien van de standaarduitrusting volgens de specificaties van de fabrikant, en, als de aanhangwagen daarmee is uitgerust, de massa van de carrosserie, extra koppelingen, reservewielen en het gereedschap; - middenasaanhangwagen: aanhangwagen waarvan de as of assen, indien gelijkmatig belast, zich dicht bij het zwaartepunt van het voertuig bevindt respectievelijk bevinden, zodat een statische verticale belasting van ten hoogste 10% van de met de toegestane maximummassa van de aanhangwagen overeenkomende belasting of van 1.000 kg, waarbij de lichtste belasting van toepassing is, wordt overgebracht op het trekkende voertuig; in ieder geval wordt als middenasaanhangwagen aangemerkt een voertuig met carrosserietype DC en een voertuig dat geregistreerd is als middenasaanhangwagen; - oplegger: aanhangwagen die ontworpen is om aan een opleggertrekkend voertuig of aan een dolly te worden gekoppeld en die op het trekkende voertuig of de dolly een aanzienlijke statische verticale belasting overbrengt; in ieder geval wordt als oplegger aangemerkt een voertuig met carrosserietype DA en een voertuig dat geregistreerd is als oplegger; - personenauto: voertuig op vier of meer wielen, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid of een gehandicaptenvoertuig, ingericht voor het vervoer van personen, met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend; in ieder geval wordt als personenauto aangemerkt een voertuig van de voertuigcategorie M met de voertuigclassificatie M 1 en een voertuig dat geregistreerd is als personenauto; - opleggertrekker: bedrijfsauto die hoofdzakelijk is ontworpen en gebouwd voor het trekken van opleggers; in ieder geval wordt als opleggertrekker aangemerkt een voertuig met carrosserietype BC en een voertuig dat geregistreerd is als opleggertrekker of als trekker; - stoel: een complete structuur met bekleding, al dan niet geïntegreerd in de carrosseriestructuur van het voertuig, die bestemd is om zitplaats te bieden aan één persoon; - toegestane maximummassa: de door de fabrikant voor een voertuig op basis van de bouwkenmerken en de door het ontwerp bepaalde prestaties ervan vastgestelde maximummassa; de toegestane maximummassa van een aanhangwagen of een oplegger omvat de statische 5

massa die in aangekoppelde toestand op het trekkende voertuig wordt overgebracht; - terreinvoertuig: voertuig van de voertuigcategorie M of N met specifieke e kenmerken waardoor het buiten de normale wegen kan worden gebruikt; - voertuig voor speciale doeleinden: voertuig van de voertuigcategorie M, N, of O met specifieke e kenmerken om een functie te vervullen waarvoor speciale voorzieningen of uitrustingen vereist zijn; - voertuigen van de voertuigcategorie M: voertuigen als bedoeld in bijlage II, deel A, paragraaf 1.1, bij richtlijn 2007/46/EG; - voertuigen van de voertuigcategorie N: voertuigen als bedoeld in bijlage II, deel A, paragraaf 1.2, bij richtlijn 2007/46/EG; - voertuig van de voertuigcategorie O: voertuigen als bedoeld in bijlage II, deel A, paragraaf 1.3, bij richtlijn 2007/46/EG; - voor rolstoelen toegankelijk voertuig: voertuig dat specifiek gebouwd of verbouwd is ten behoeve van een of meer personen die in hun rolstoel zitten, wanneer het voertuig op de weg rijdt; in ieder geval wordt als voor rolstoelen toegankelijk voertuig aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M met voertuigclassificatie M 1 en subcategorie SH en een voertuig dat geregistreerd is als een voor rolstoelen toegankelijk voertuig;. 3. In de begripsbepaling van dolly wordt DB of DC vervangen door: DB, DC of SJ. Hoofdstuk 3 ; toelating 1. Typegoedkeuring Artikel 3.2 1. Voertuigen van de voertuigcategorieën M, N en O, moeten voor het verkrijgen van een EGtypegoedkeuring voldoen aan richtlijn 2007/46/EG. 1. Typegoedkeuring Artikel 3.2 1. Voertuigen van de voertuigcategorieën M, N en O, met uitzondering van voertuigen voor speciale doeleinden, moeten voor het verkrijgen van een EGtypegoedkeuring voldoen aan bijlage IV, deel I, bij richtlijn 2007/46/EG. 2. Voertuigen voor speciale doeleinden van de voertuigcategorieën M, N en O moeten voor het verkrijgen van een EG-typegoedkeuring voldoen aan bijlage XI bij richtlijn 2007/46/EG. 2. Voertuigen met de voertuigclassificatie M 1 moeten voor het verkrijgen van een EG-kleine serie typegoedkeuring voldoen aan richtlijn 2007/46/EG. 3. Voertuigen met de voertuigclassificatie M₁ en N₁, met uitzondering van voertuigen voor speciale doeleinden, moeten voor het verkrijgen van een EG-kleine serie typegoedkeuring en een nationale kleine serie 6

3 Voertuigen van de voertuigcategorieën M, N en O moeten voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring voldoen aan richtlijn 2007/46/EG en het gestelde in bijlage IIIA. typegoedkeuring voldoen aan bijlage IV, deel 1, aanhangsel 1, tabel 1 respectievelijk tabel 2 bij richtlijn 2007/46/EG. 4. Voertuigen van de voertuigcategorieën M, N en O, met uitzondering van voertuigen met de voertuigclassificatie M₁ en N₁, alsmede voertuigen voor speciale doeleinden van de voertuigcategorieën M, N en O moeten voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring voldoen aan bijlage IV bij deze regeling. 2. Individuele goedkeuring Artikel 3.7 1. Voertuigen van de voertuigcategorieën L en T moeten voor het verkrijgen van een individuele goedkeuring voldoen aan de eisen gesteld in bijlage IV bij deze regeling. 2. Voertuigen van de voertuigcategorieën M, N en O moeten voor het verkrijgen van een individuele goedkeuring voldoen aan richtlijn 2007/46/EG en aan de eisen opgenomen in bijlage IV bij deze regeling. 3 De Dienst Wegverkeer kan alternatieve voorschriften vaststellen voor de in bijlage IV bij deze regeling opgenomen eisen. 2. Individuele goedkeuring Artikel 3.7 1) Voertuigen van de voertuigcategorieën L, M, N, O en T moeten voor het verkrijgen van een individuele goedkeuring voldoen aan bijlage IV bij deze regeling. 2) In afwijking van het eerste lid mogen voertuigen met de voertuigclassificaties M₁ of N₁, die in grote series worden geproduceerd in of voor derde landen en die niet of niet langer dan zes maanden zijn geregistreerd, voldoen aan bijlage IV, deel I, aanhangsel 2, bij richtlijn 2007/46/EG. 3 vervallen Artikel 3.8 De Dienst Wegverkeer kan bepalen dat voor prototypen van voertuigen of voertuigen waarin technologieën of concepten zijn verwerkt, die wegens hun specifieke aard niet aan een of meer van de voorschriften van EG-richtlijnen kunnen voldoen en waarvan bij de keuring niet kan worden vastgesteld dan wel slechts op termijn kan worden vastgesteld of aan de in dit hoofdstuk gestelde eisen wordt voldaan, tijdelijke individuele goedkeuring kan worden verleend, mits naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer er geen gevaar is voor de verkeersveiligheid. Artikel 3.8 1) De Dienst Wegverkeer kan met inachtneming van artikel 20 van Richtlijn 2007/46, bepalen dat voor prototypen van voertuigen of voertuigen waarin technologieën of concepten zijn verwerkt, die wegens hun specifieke aard niet aan een of meer van de voorschriften van EG-richtlijnen, EG-verordeningen of VN/ECE-reglementen, kunnen voldoen en waarvan bij de keuring niet kan worden vastgesteld dan wel slechts op termijn kan worden vastgesteld of aan de in dit hoofdstuk gestelde eisen wordt voldaan, tijdelijke individuele goedkeuring kan worden verleend, mits naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer er geen gevaar is voor de verkeersveiligheid. 2) De Dienst Wegverkeer kan bepalen dat voor een voertuig waarin technologieën of concepten zijn verwerkt, die wegens hun specifieke aard niet aan bijlage IV bij deze regeling kunnen voldoen, individuele goedkeuring kan worden verleend, mits er naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer geen gevaar is voor de verkeersveiligheid 7

Artikel 3.9 1. Een systeem, onderdeel, e eenheid, uitrustingsstuk of voorziening ter bescherming van weggebruikers en passagiers dat bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig van de voertuigcategorie M, N, O, L of T met de voertuigclassificatie T1 tot en met T3 en waarvoor onafhankelijk van een voertuig een typegoedkeuring kan worden verleend, moet voor het verkrijgen van een EG-typegoedkeuring voldoen aan de voorschriften van de relevante bijzondere EG-richtlijnen of EG-verordeningen opgenomen in: a. bijlage II, deel 2, van richtlijn 2002/24/EG; b. bijlage II, hoofdstuk B, van richtlijn 2003/37/EG, en c. bijlage IV of XI van richtlijn 2007/46/EG. 2. Een systeem, onderdeel, e eenheid, uitrustingsstuk of voorziening ter bescherming van weggebruikers en passagiers dat bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig met de voertuigclassificatie T4.2 of T5 en waarvoor onafhankelijk van een voertuig een typegoedkeuring kan worden verleend moet voor het verkrijgen van een nationale of EGtypegoedkeuring voldoen aan de voorschriften van de relevante bijzondere EG-richtlijnen of EGverordeningen opgenomen in bijlage II, hoofdstuk B, van richtlijn 2003/37/EG. 3. De systemen, onderdelen, e eenheden, uitrustingsstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers als bedoeld in bijlage VA moeten voor het verkrijgen van een overeenkomstig de bij het desbetreffende systeem, onderdeel, e eenheid, uitrustingsstuk of voorziening vermelde VN/ECE-reglement af te geven goedkeuring voldoen aan de voorschriften van het relevante VN/ECE-reglement. 4. Retroreflecterende voorzieningen voor fietsen, zijspanwagens aan fietsen, aanhangwagens achter fietsen en wagens moeten voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring voldoen aan de voorschriften opgenomen in bijlage VB. 5. Een brandstoftank, reminrichting of stuurinrichting die is bedoeld om deel uit te maken van een voertuig van de voertuigcategorie M, N, O, L en T moet voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring voldoen aan de voor het desbetreffende onderdeel relevante voorschriften Artikel 3.9 1. Een systeem, onderdeel, e eenheid, uitrustingsstuk of voorziening ter bescherming van weggebruikers en passagiers dat bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig van de voertuigcategorie M, N, O, L of T met de voertuigclassificatie T1 tot en met T3 en waarvoor onafhankelijk van een voertuig een typegoedkeuring kan worden verleend, moet voor het verkrijgen van een EG-typegoedkeuring voldoen aan de voorschriften van de relevante bijzondere EGrichtlijnen, EG-verordeningenen en/of VN/ECE- Reglementen opgenomen in: a. bijlage II, deel 2, van richtlijn 2002/24/EG; b. bijlage II, hoofdstuk B, van richtlijn 2003/37/EG, en c. bijlage IV of XI van richtlijn 2007/46/EG. 2. Een systeem, onderdeel, e eenheid, uitrustingsstuk of voorziening ter bescherming van weggebruikers en passagiers dat bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig met de voertuigclassificatie T4.2 of T5 en waarvoor onafhankelijk van een voertuig een typegoedkeuring kan worden verleend moet voor het verkrijgen van een nationale of EG-typegoedkeuring voldoen aan de voorschriften van de relevante bijzondere EGrichtlijnen, EG-verordeningen en/of VN/ECE- Reglementen, opgenomen in bijlage II, hoofdstuk B, van richtlijn 2003/37/EG. 3. De systemen, onderdelen, e eenheden, uitrustingsstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers als bedoeld in bijlage VA moeten voor het verkrijgen van een overeenkomstig de bij het desbetreffende systeem, onderdeel, e eenheid, uitrustingsstuk of voorziening vermelde VN/ECE-reglement af te geven goedkeuring voldoen aan de voorschriften van het relevante VN/ECE-reglement. 4. Retroreflecterende voorzieningen voor fietsen, zijspanwagens aan fietsen, aanhangwagens achter fietsen en wagens moeten voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring voldoen aan de voorschriften opgenomen in bijlage VB. 5. Een brandstoftank reminrichting of stuurinrichting die is bedoeld om deel uit te maken van: a. een voertuig van de voertuigcategorie M, N of O, moet voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring voldoen aan de voor het 8

opgenomen in bijlage IIIA tot en met IIIC. desbetreffende onderdeel relevante voorschriften opgenomen in bijlage IV, deel I, bij richtlijn 2007/46/EG, waarbij de fabrikant tot tevredenheid van de Dienst Wegverkeer aantoont dat aan de essentiële voorschriften van de regelgeving is voldaan. b. een voertuig van de voertuigcategorie L of T, moet voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring voldoen aan de voor het desbetreffende onderdeel relevante voorschriften opgenomen in bijlage IIIB of IIIC bij deze regeling. Afdeling 5. Voertuigen speciaal gebruiksdoel vervalt Artikel 3.11 Voertuigen voor speciale doeleinden van de voertuigcategorieën M, N en O moeten voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring voldoen aan richtlijn 2007/46/EG, alsmede aan bijlage IIID voor zover die daarin opgenomen eisen niet gelijk zijn aan of strenger zijn dan de eisen die zijn opgenomen in bijlage IIIA. Artikel 3.25 4. Een nationale typegoedkeuring van een brandstoftank, reminrichting of stuurinrichting vervalt van rechtswege zodra zwaardere eisen van kracht worden. Artikel 3.25 4. Een nationale typegoedkeuring van een brandstoftank, reminrichting of stuurinrichting vervalt van rechtswege zodra zwaardere eisen van kracht worden. Hoofdstuk 5 ; Permanente eisen aanhangwagens Artikel 5.12.7 De last onder de assen van aanhangwagens mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op de kentekencard dan wel het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum aslasten. Bij middenasaanhangwagens en opleggers mag de last onder de koppeling niet meer bedragen dan in het kentekenregister is vermeld. Artikel 5.12.31 lid 1 Aanhangwagens, met uitzondering van opleggers en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt, moeten zijn voorzien van een reminrichting waarvan de: a. onderdelen deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen. Artikel 5.12.7 De last onder de assen van aanhangwagens mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op de kentekencard dan wel het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum aslasten. Bij middenasaanhangwagens, aanhangwagens met stijve dissel, en opleggers mag de last onder de koppeling niet meer bedragen dan in het kentekenregister is vermeld. Artikel 5.12.31 lid 1 Aanhangwagens, met uitzondering van opleggers, aanhangwagens stijve dissel, en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt, moeten zijn voorzien van een reminrichting waarvan de: a. onderdelen deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen. Indien sprake 9

Indien sprake is van corrosie is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing; b. onderdelen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 53 en 54, van toepassing; c. onderdelen niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken; d. onderdelen geen inwendige of uitwendige lekkage vertonen. e. remschijven geen dusdanige slijtage mogen vertonen dat er gevaar op breuk ontstaat. Artikel 5.12.31 lid 10 Aanhangwagens, toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, in gebruik genomen na 31 december 1997, met uitzondering van opleggers en middenasaanhangwagens waarvan de som van de aslasten niet meer bedraagt dan 3.500 kg, moeten zijn voorzien van automatische remstelinrichtingen. Artikel 5.12.31a lid 1 Opleggers en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt, mogen zijn voorzien van een reminrichting. Artikel 5.12.39 lid 1 Aanhangwagens, met uitzondering van opleggers en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt, moeten zijn voorzien van een goedwerkende vastzetinrichting die ten minste op de wielen van één niet hefbare as werkt en welke door een geheel mechanische overbrenging met de hand in werking kan worden gesteld, ook wanneer het voertuig niet aan een motorvoertuig is verbonden. Artikel 5.12.39a lid 1 Opleggers en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt, mogen zijn voorzien van een vastzetinrichting. Artikel 5.12.40 1 Bij het verbreken van de verbinding tussen de aanhangwagen en het trekkende voertuig moet de reminrichting van de aanhangwagen automatisch in werking treden. is van corrosie is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing; b. onderdelen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 53 en 54, van toepassing; c. onderdelen niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken; d. onderdelen geen inwendige of uitwendige lekkage vertonen. e. remschijven geen dusdanige slijtage mogen vertonen dat er gevaar op breuk ontstaat. Artikel 5.12.31 lid 10 Aanhangwagens, toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, in gebruik genomen na 31 december 1997, met uitzondering van opleggers, aanhangwagens stijve dissel en middenasaanhangwagens waarvan de som van de aslasten niet meer bedraagt dan 3.500 kg, moeten zijn voorzien van automatische remstelinrichtingen. Artikel 5.12.31a lid 1 Opleggers, aanhangwagens stijve dissel en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt, mogen zijn voorzien van een reminrichting. Artikel 5.12.39 lid 1 Aanhangwagens, met uitzondering van opleggers, aanhangwagens stijve dissel en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt, moeten zijn voorzien van een goedwerkende vastzetinrichting die ten minste op de wielen van één niet hefbare as werkt en welke door een geheel mechanische overbrenging met de hand in werking kan worden gesteld, ook wanneer het voertuig niet aan een motorvoertuig is verbonden. Artikel 5.12.39a lid 1 Opleggers, aanhangwagens stijve dissel en middenasaanhangwagens waarvan de statische verticale belasting die naar de grond wordt overgebracht door de as of assen ten hoogste 750 kg bedraagt, mogen zijn voorzien van een vastzetinrichting. Artikel 5.12.40 1 Bij het verbreken van de verbinding tussen de aanhangwagen en het trekkende voertuig moet de reminrichting van de aanhangwagen automatisch in werking treden. 10

2 Bij het koppelen van de reminrichting van de aanhangwagen aan die van het trekkende voertuig moet de reminrichting van de aanhangwagen automatisch in de bedrijfstoestand komen 3 De in het eerste en tweede lid gestelde eisen gelden niet voor middenasaanhangwagens met een toegestane maximummassa van ten hoogste 1.500 kg. 4 Indien de aanhangwagen is voorzien van een losbreekreminrichting, moet deze goed functioneren 2 Bij het koppelen van de reminrichting van de aanhangwagen aan die van het trekkende voertuig moet de reminrichting van de aanhangwagen automatisch in de bedrijfstoestand komen 3 De in het eerste en tweede lid gestelde eisen gelden niet voor middenasaanhangwagens en aanhangwagens stijve dissel toegestane maximummassa van ten hoogste 1.500 kg. 4 Indien de aanhangwagen is voorzien van een losbreekreminrichting, moet deze goed functioneren Artikel 5.12.66 3) De trekinrichting van een middenasaanhangwagen alsmede alle profielen die daar deel van uitmaken, met inbegrip van schoren, versterkingsstrippen en bevestigingsonderdelen, mogen door corrosie niet overmatig zijn aangetast. Indien sprake is van corrosie is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2 afdeling 1, 2 en 3 van toepassing. 4) De trekinrichting van een autonome aanhangwagen mag niet zodanig zijn vervormd dat een langsbeen, gemeten over een afstand van 0,90 m, een uitwijking heeft van meer dan 18 mm ten opzichte van de rechte lijn. De trekinrichting van een middenasaanhangwagen mag niet overmatig zijn vervormd Artikel 5.12.66 3) De trekinrichting van een middenasaanhangwagen of aanhangwagen met stijve dissel alsmede alle profielen die daar deel van uitmaken, met inbegrip van schoren, versterkingsstrippen en bevestigingsonderdelen, mogen door corrosie niet overmatig zijn aangetast. Indien sprake is van corrosie is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2 afdeling 1, 2 en 3 van toepassing. 4) De trekinrichting van een autonome aanhangwagen mag niet zodanig zijn vervormd dat een langsbeen, gemeten over een afstand van 0,90 m, een uitwijking heeft van meer dan 18 mm ten opzichte van de rechte lijn. De trekinrichting van een middenasaanhangwagen of aanhangwagen met stijve dissel mag niet overmatig zijn vervormd Hoofdstuk 5, afd. 18 Gebruikseisen voertuigen Artikel 5.18.1. Alle categorieën voertuigen 1. Met een motorvoertuig mag niet meer dan één aanhangwagen worden voortbewogen. 2. Met een gelede bus mag geen aanhangwagen worden voortbewogen. 3. Met een gehandicaptenvoertuig mag geen aanhangwagen worden voortbewogen. 4. Met een motorfiets met zijspanwagen mag geen aanhangwagen worden voortbewogen, tenzij het wiel van de zijspanwagen is beremd. 5. Het eerste lid is niet van toepassing op landbouwof bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid. Artikel 5.18.1. Alle categorieën voertuigen 1. Met een motorvoertuig mag niet meer dan één aanhangwagen worden voortbewogen. 2. Met een gelede bus mag geen aanhangwagen worden voortbewogen. 3. Met een gehandicaptenvoertuig mag geen aanhangwagen worden voortbewogen. 4. Met een motorfiets met zijspanwagen mag geen aanhangwagen worden voortbewogen, tenzij het wiel van de zijspanwagen is beremd. 5. Het eerste lid en achtste lid zijn niet van toepassing op landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid. 11

6. Het eerste lid is niet van toepassing op een motorvoertuig waarmee meerdere aanhangwagens worden voortbewogen en waarbij de samenstelling van deze aanhangwagens blijkens het kentekenregister leidt tot één aanhangwagen. 7. Een oplegger gekoppeld aan een dolly wordt beschouwd als één autonome aanhangwagen. 6. Het eerste lid is niet van toepassing op een motorvoertuig waarmee meerdere aanhangwagens worden voortbewogen en waarbij de samenstelling van deze aanhangwagens blijkens het kentekenregister leidt tot één aanhangwagen. 7. Een oplegger gekoppeld aan een dolly wordt beschouwd als één autonome aanhangwagen. In afwijking van het eerste lid mag bedrijfsauto een samenstel van een dolly met oplegger worden voortbewogen. 8. Een samenstel van een motorvoertuig en een aanhangwagen heeft ten hoogste twee draaipunten. Artikel 5.18.6 1. De lading of delen daarvan moeten zodanig zijn gezekerd dat deze onder normale verkeerssituaties, waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek, niet van het voertuig kunnen vallen of de stabiliteit van het voertuig in gevaar kunnen brengen. Om hieraan te voldoen moet de lading of delen daarvan minimaal de volgende versnellings- of vertragingskrachten kunnen weerstaan: a). b).. Artikel 5.18.6 1. De lading of delen daarvan moeten zodanig zijn gezekerd dat deze onder normale verkeerssituaties, waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek, niet van het voertuig kunnen vallen of de stabiliteit van het voertuig niet in gevaar kunnen brengen. Om hieraan te voldoen moet de lading of delen daarvan zodanig worden vastgezet dat minimaal de volgende versnellings- of vertragingskrachten kunnen weerstaan : a). b).. Artikel 5.18.10 1. Aanhangwagens toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg, alsmede aanhangwagens toegestane maximummassa van meer dan 750 kg afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, moeten, indien zij zijn gekoppeld aan een motorvoertuig waarvoor een kenteken is opgegeven, zijn voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op aanhangwagens toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg die afkomstig zijn uit een land waar voor deze aanhangwagen een afzonderlijk kenteken is opgegeven, indien de bij het kenteken behorende kentekenplaat wordt gevoerd. 3. De kentekenplaat moet zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk en moet deugdelijk aan de achterzijde van de aanhangwagen zijn bevestigd. Artikel 5.18.10 1. Aanhangwagens toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg, alsmede aanhangwagens toegestane maximummassa van meer dan 750 kg afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, moeten, indien zij zijn gekoppeld aan een motorvoertuig waarvoor een kenteken is opgegeven, zijn voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op aanhangwagens toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg die afkomstig zijn uit een land waar voor deze aanhangwagen een afzonderlijk kenteken is opgegeven, indien de bij het kenteken behorende kentekenplaat wordt gevoerd. 3. De kentekenplaat moet zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk en moet deugdelijk aan de achterzijde van de aanhangwagen zijn bevestigd. 12

4. Het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kentekenplaat mag niet zijn afgeschermd. 4. Het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kentekenplaat mag niet zijn afgeschermd. 5. Bij een samenstel van een dolly maximummassa van meer dan 750 kg en een oplegger moeten zowel de dolly als de oplegger zijn voorzien van een afzonderlijk kenteken en de bij het kenteken behorende kentekenplaat. Artikel 5.18.11 1. De lengte van een samenstel van trekker en oplegger mag niet meer bedragen dan 16,50 m. 2. Van een samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een samenstel van trekker en oplegger, mag: a. de lengte niet meer bedragen dan 18,75 m; b. de afstand tussen het voorste punt aan de buitenzijde van de laadruimte achter de stuurcabine en het achterste punt aan de buitenzijde van de aanhangwagen niet meer dan 16,40 m bedragen; c. de afstand tussen het voorste punt aan de buitenzijde van de laadruimte achter de stuurcabine en het achterste punt aan de buitenzijde van de aanhangwagen, verminderd met de afstand tussen de achterzijde van de laadruimte van het motorvoertuig en de voorzijde van de laadruimte van de aanhangwagen, niet meer dan 15,65 m bedragen. Artikel 5.18.11 1. De lengte van een samenstel van opleggertrekker en oplegger mag niet meer bedragen dan 16,50 m. 2. Van een samenstel van bedrijfsauto en autonome aanhangwagen, middenasaanhangwagen, of aanhangwagen met stijve dissel, niet zijnde een samenstel van trekker en oplegger, mag: a. de lengte niet meer bedragen dan 18,75 m; b. de afstand tussen het voorste punt aan de buitenzijde van de laadruimte achter de stuurcabine en het achterste punt aan de buitenzijde van de aanhangwagen niet meer dan 16,40 m bedragen; c. de afstand tussen het voorste punt aan de buitenzijde van de laadruimte achter de stuurcabine en het achterste punt aan de buitenzijde van de aanhangwagen, verminderd met de afstand tussen de achterzijde van de laadruimte van het motorvoertuig en de voorzijde van de laadruimte van de aanhangwagen, niet meer dan 15,65 m bedragen. 3. In de afmetingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn afneembare bovenbouwen en gestandaardiseerde laadstructuren inbegrepen. 3. In de afmetingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn afneembare bovenbouwen en gestandaardiseerde laadstructuren inbegrepen 4. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een samenstel van bedrijfsauto en dolly met oplegger, waarbij de lengte van het samenstel van dolly met oplegger niet meer mag bedragen dan 12,00 m. 5. In afwijking van het eerste en vierde lid mag bij het gebruik van een gestandaardiseerde laadstructuur in de vorm van een 45 container lengte van maximaal 13,72 m en een breedte van maximaal 2,55 m, dan wel 2,60 m in het geval van een geconditioneerde gestandaardiseerde 13

laadstructuur, indien deze container stapelbaar is en geschikt is voor het vervoer op een zeeschip, de lengte van het samenstel niet meer bedragen dan 17,30 m. 4. Bij een samenstel van bedrijfsauto en een aanhangwagen, beide toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, niet zijnde een samenstel van trekker en oplegger, mag de afstand tussen de achterste as van de bedrijfsauto en de voorste as van de aanhangwagen niet minder bedragen dan 3,00 m. 6. Bij een samenstel van bedrijfsauto en een aanhangwagen, beide toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, niet zijnde een samenstel van trekker en oplegger bedrijfsauto toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, en een aanhangwagen of samenstel van dolly met oplegger toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, niet zijnde een samenstel van opleggertrekker en oplegger, mag de afstand tussen de achterste as van de bedrijfsauto en de voorste as van de aanhangwagen of dolly niet minder bedragen dan 3,00 m. 5. De lengte van samenstellen van personenauto of driewielig motorrijtuig en aanhangwagen, mag niet meer bedragen dan 18,00 m. 6. De lengte van een samenstel van voertuigen, zijnde kermis- of circusvoertuigen, mag niet meer bedragen dan 24,00 m. 7. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, mag de lengte van een samenstel van rijdend werktuig en aanhangwagen niet meer bedragen dan 20,00 m. 8. De lengte van een samenstel van een bus en een aanhangwagen mag niet meer bedragen dan 18,75 m. Artikel 5.18.16 1. Een bedrijfsauto, bus of een samenstel van voertuigen moet naar beide zijden een volledige cirkel kunnen beschrijven binnen een ruimte die wordt begrensd door twee concentrische cirkels, waarvan de buitenste een straal van 12,50 m en de binnenste een straal van 5,30 m heeft, zonder dat een van de buitenpunten van het voertuig buiten de omtrek van de cirkels komt. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het een oplegger betreft waarvan het laadvlak zich geheel of grotendeels op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte als of lager dan de assen boven het wegdek bevindt, de oplegger wordt gebruikt voor het vervoer van ondeelbare lading en de oplegger vóór 1 april 1983 in gebruik is genomen. 7. De lengte van samenstellen van personenauto of driewielig motorrijtuig en aanhangwagen, mag niet meer bedragen dan 18,00 m. 8. De lengte van een samenstel van voertuigen, zijnde kermis- of circusvoertuigen, mag niet meer bedragen dan 24,00 m. 9. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, mag de lengte van een samenstel van rijdend werktuig en aanhangwagen niet meer bedragen dan 20,00 m. 10. De lengte van een samenstel van een bus en een aanhangwagen mag niet meer bedragen dan 18,75 m. Artikel 5.18.16 1. Een bedrijfsauto, bus of een samenstel van voertuigen moet in elke gebruikstoestand naar beide zijden een volledige cirkel kunnen beschrijven binnen een ruimte die wordt begrensd door twee concentrische cirkels, waarvan de buitenste een straal van 12,50 m en de binnenste een straal van 5,30 m heeft, zonder dat een van de buitenpunten van het voertuig buiten de omtrek van de cirkels komt. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het een oplegger betreft waarvan het laadvlak zich geheel of grotendeels op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte als of lager dan de assen boven het wegdek bevindt, de oplegger wordt gebruikt voor het vervoer van ondeelbare lading en de oplegger vóór 1 april 1983 in gebruik is genomen. 14

3. Het eerste lid is niet van toepassing op samenstellen van kermis- en circusvoertuigen, rijdende werktuigen en samenstellen van rijdende werktuigen en aanhangwagens. 4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op samenstellen van trekker en oplegger als bedoeld in artikel 5.18.13, eerste lid, onderdeel b. 5. Ten aanzien van het gesteld in het eerste lid moet bij een stilstaande bus op de bodem lijn het loodrechte vlak worden aangegeven dat raakt aan de buitenzijde van het voertuig ten opzichte van de cirkel. Bij een gelede bus worden de twee stijve delen langs het vlak opgesteld. Wanner het voertuig de in het eerste lid beschreven cirkelvormige ruimte in rechte lijn binnenrijdt, mag geen voertuigdeel meer dan 0.60 m buiten het vermelde loodrecht vlak komen. Artikel 5.18.17g 1. De op de kentekencard of het kentekenbewijs van een bedrijfsauto of bus of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van een aanhangwagen mag niet worden overschreden of de som van de aslasten van een aanhangwagen mag niet meer bedragen dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op samenstellen van kermis- en circusvoertuigen, rijdende werktuigen en samenstellen van rijdende werktuigen en aanhangwagens. 4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op samenstellen van trekker en oplegger als bedoeld in artikel 5.18.13, eerste lid, onderdeel b. 5. Ten aanzien van het gesteld in het eerste lid moet bij een stilstaande bus op de bodem lijn het loodrechte vlak worden aangegeven dat raakt aan de buitenzijde van het voertuig ten opzichte van de cirkel. Bij een gelede bus worden de twee stijve delen langs het vlak opgesteld. Wanner het voertuig de in het eerste lid beschreven cirkelvormige ruimte in rechte lijn binnenrijdt, mag geen voertuigdeel meer dan 0.60 m buiten het vermelde loodrecht vlak komen. 6 De maximale uitzwaai van een bedrijfsauto mag niet meer bedragen dan: a. 0,80 m; b. 1,00 m wanneer het voertuig ashefinrichting is uitgerust en de as van de grond is opgetrokken; c. 1,00 m wanneer de achterste as een gestuurde as is. Artikel 5.18.17g 1. De op de kentekencard, het kentekenbewijs van een bedrijfsauto, bus of dolly of in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van een aanhangwagen, mag niet worden overschreden of de som van de aslasten van een aanhangwagen, alsmede van een samenstel van dolly en oplegger, mag niet meer bedragen dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa aanhangwagen. 2. Indien op de kentekencard of het kentekenbewijs van een bedrijfsauto of bus of in het kentekenregister de in het eerste lid bedoelde waarde niet is vermeld, dan wel indien de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd mag de toegestane maximum te trekken massa van een aanhangwagen niet meer bedragen dan: a. de voor de bedrijfsauto of bus opgegeven toegestane maximummassa; b. de daarvoor ten aanzien van de sterkte van de koppeling toegestane maximummassa; c. de daarvoor ten aanzien van de sterkte en de bevestiging van de delen van het chassisraam waaraan de koppeling is bevestigd, toegestane maximummassa; d. de daarvoor ten aanzien van het remsysteem van het trekkend motorrijtuig 2. Indien op de kentekencard of het kentekenbewijs van een bedrijfsauto, bus of dolly of in het kentekenregister de in het eerste lid bedoelde waarde niet is vermeld, dan wel indien de bedrijfsauto, bus of dolly niet in Nederland is geregistreerd, mag de toegestane maximum te trekken massa van een aanhangwagen, alsmede van een samenstel van een dolly met oplegger, niet meer bedragen dan de laagste van de volgende waarden: a. in het geval dat een bedrijfsauto toegestane maximummassa van ten hoogste 3.500 kg of een bus een aanhangwagen voortbeweegt voorzien van een bedrijfsremsysteem: 1⁰. de opgegeven toegestane maximummassa van het trekkende voertuig vermeerderd met de toegestane maximummassa op het koppelpunt; 15

toegestane maximummassa; e. 1,5 maal de toelaatbare maximummassa in beladen toestand van het voertuig voor voertuigen die bestemd zijn voor het trekken van aanhangwagens continureminrichting; f. 3.500 kg indien: 1. de bedrijfsauto uitsluitend bestemd is voor het trekken van aanhangwagens die zijn voorzien van een oploopreminrichting, of 2. het trekkende voertuig een bus betreft, en g. de helft van de massa in rijklare toestand van de bedrijfsauto of bus maximum van 750 kg indien het een ongeremde aanhangwagen betreft. 3. In afwijking van het tweede lid mag de toegestane maximum te trekken massa van een geremde middenasaanhangwagen niet meer bedragen dan: a. 24.000 kg; b. de toegestane maximummassa van de bedrijfsauto, tenzij deze een toegestane maximummassa heeft van meer dan 3.500 kg, of de bedrijfsauto een aantekening in de kentekencard dan wel het kentekenbewijs of in het kentekenregister G heeft; c. 1,5 maal de toegestane maximummassa van de bedrijfsauto, voorzover de bedrijfsauto een aantekening in het kentekenbewijs of in het kentekenregister G heeft en de toegestane maximummassa van de bedrijfsauto niet meer is dan 3.500 kg; d. 1,5 maal de toegestane maximummassa van de bedrijfsauto, indien de bedrijfsauto een toegestane maximummassa heeft van meer dan 3.500 kg. 2⁰. in afwijking van subonderdeel 1, 1,5 maal de toegestane maximummassa van een bedrijfsauto vermeerderd met de toegestane maximummassa op het koppelpunt, indien de bedrijfsauto een aantekening op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister G heeft; 3⁰. de ten aanzien van de constructiekenmerken van het trekkende voertuig opgegeven toegestane maximum te trekken massa van een aanhangwagen en de sterkte van de koppeling; 4⁰. de daarvoor ten aanzien van het remsysteem van het trekkende voertuig opgegeven toegestane maximummassa; 5⁰. 3.500 kg vermeerderd met de toegestane maximummassa op het koppelpunt, b. in het geval dat een bedrijfsauto toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg een aanhangwagen voortbeweegt voorzien van een bedrijfsremsysteem: 1⁰. de ten aanzien van de constructiekenmerken van het trekkende voertuig opgegeven toegestane maximum te trekken massa van een aanhangwagen en de sterkte van de koppeling; 2⁰. de daarvoor ten aanzien van het remsysteem van het trekkende voertuig opgegeven toegestane maximummassa; 3⁰. 3.500 kg, vermeerderd met de toegestane maximummassa op het koppelpunt indien het voertuig uitsluitend bestemd is voor het trekken van aanhangwagens die zijn voorzien van een oploopreminrichting; 4⁰. 1,5 maal de toegestane maximummassa van het voertuig vermeerderd met de toegestane maximummassa op het koppelpunt wanneer deze bestemd is voor het trekken van aanhangwagens continureminrichting; 5⁰. 24.000 kg vermeerderd met de toegestane maximummassa op het koppelpunt in het geval van een middenasaanhangwagen of een aanhangwagen met stijve dissel continureminrichting, c. in het geval dat een bedrijfsauto of een bus een ongeremde aanhangwagen voortbeweegt: 1⁰. de ten aanzien van de constructiekenmerken van het trekkende voertuig opgegeven toegestane maximum te trekken massa van een aanhangwagen en de sterkte van de koppeling; 2⁰. de helft van de massa in rijklare toestand van het trekkende voertuig vermeerderd met de toegestane maximummassa op het koppelpunt; 3⁰. 750 kg, vermeerderd met de toegestane maximummassa op het koppelpunt, 16

d. in het geval van een dolly: 1⁰. de ten aanzien van de constructiekenmerken van de dolly opgegeven toegestane maximum te trekken massa van een aanhangwagen en de sterkte van de koppeling; 2⁰. de sterkte van de koppelingen in relatie tot de opgegeven toegestane maximummassa van het trekkende motorvoertuig en de toegestane maximummassa van de te trekken oplegger; 3⁰. de daarvoor ten aanzien van het remsysteem van de dolly opgegeven toegestane maximummassa; 4⁰. het samenstel van een dolly en oplegger: 1,5 maal de toegestane maximummassa van het trekkende motorvoertuig vermeerderd met de toegestane maximummassa op het koppelpunt. Artikel 5.18.18 1. De totale massa of de som van de aslasten van aanhangwagens die worden voortbewogen door personenauto s, bedrijfsauto s of bussen waarvan de toegestane maximummassa niet meer bedraagt dan 3.500 kg, mag niet meer bedragen dan de maximummassa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk. Indien de koppeling daaromtrent geen gegevens vermeldt, mag de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen niet meer bedragen dan 750 kg en niet meer dan: a. de ledige massa van het trekkend motorvoertuig, of b. de massa in rijklare toestand van het trekkend motorvoertuig. 2. De last onder de bestuurde as of assen van motorvoertuigen in beladen toestand mag niet minder bedragen dan een vijfde deel van de massa van het voertuig in beladen toestand. Indien het een gelede bus betreft, mag die last niet minder bedragen dan een vijfde deel van de massa van het voorste deel van het motorvoertuig in beladen toestand. Artikel 5.18.18 1. De totale massa of de som van de aslasten van aanhangwagens die worden voortbewogen door personenauto s, bedrijfsauto s of bussen waarvan de toegestane maximummassa niet meer bedraagt dan 3.500 kg, mag niet meer bedragen dan de maximummassa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk. Indien de koppeling daaromtrent geen gegevens vermeldt, mag de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen niet meer bedragen dan 750 kg en niet meer dan: a. de ledige massa van het trekkend motorvoertuig, of b. de massa in rijklare toestand van het trekkend motorvoertuig. 2. De last onder de bestuurde as of assen van motorvoertuigen in beladen toestand mag niet minder bedragen dan een vijfde deel van de massa van het voertuig in beladen toestand. Indien het een gelede bus betreft, mag die last niet minder bedragen dan een vijfde deel van de massa van het voorste deel van het motorvoertuig in beladen toestand. 3. De last onder de gestuurde as of assen, niet zijnde zelfsturende assen, van autonome aanhangwagens in beladen toestand, mag niet minder bedragen dan een vijfde deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand. 3. De last onder de gestuurde as of assen, niet zijnde zelfsturende assen, van autonome aanhangwagens in beladen toestand of samenstellen van een dolly met oplegger in beladen toestand, mag niet minder bedragen dan een vijfde deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand. respectievelijk het samenstel van dolly en de oplegger 17

4. De last onder de koppeling van opleggers in beladen toestand mag niet minder bedragen dan een vijfde deel van de massa van de oplegger in beladen toestand. 5. Op onverharde wegen mag de last onder enig wiel van een voertuig niet meer dan 2.400 kg bedragen. 4. De last onder de koppeling van opleggers in beladen toestand mag niet minder bedragen dan een vijfde deel van de massa van de oplegger in beladen toestand. 5. Op onverharde wegen mag de last onder enig wiel van een voertuig niet meer dan 2.400 kg bedragen. Artikel 5.18.31 Middenasaanhangwagens moeten in aangekoppelde toestand voldoen aan de volgende eisen: a. de som van de aslasten van een middenasaanhangwagen toegestane maximummassa van meer dan 12 000 kg mag niet meer bedragen dan 1,5 maal de som van de aslasten van het trekkend motorvoertuig; b. de last onder de koppeling van een middenasaanhangwagen massa van niet meer dan 750 kg mag alleen in neerwaartse richting zijn gericht en mag niet meer dan 50 kg bedragen; c. de last onder de koppeling van een middenasaanhangwagen toegestane maximummassa van meer dan 750 kg mag niet minder bedragen dan 1% van de toegestane maximummassa van het voertuig, doch behoeft niet meer dan 50 kg te bedragen. B. Alle categorieën samenstellen van voertuigen Artikel 5.18.34 1. Bij samenstellen van voertuigen waarvan de aanhangwagen of de verwisselbare getrokken machine van een reminrichting is voorzien, moet de reminrichting van de aanhangwagen of de verwisselbare getrokken machine in werking treden bij het bedienen van de bedrijfsrem van het trekkend voertuig. 2. Indien de aanhangwagen of de verwisselbare getrokken machine is voorzien van een losbreekreminrichting, moet deze zodanig met een vast deel van het trekkend voertuig of met een daartoe bestemde inrichting aan de trekhaak daarvan zijn verbonden, dat de inrichting slechts in werking treedt na het losraken van de aanhangwagenkoppeling. Artikel 5.18.31 1) Middenasaanhangwagens moeten in aangekoppelde toestand voldoen aan de volgende eisen: a. de som van de aslasten van een middenasaanhangwagen toegestane maximummassa van meer dan 12 000 kg mag niet meer bedragen dan 1,5 maal de som van de aslasten van het trekkend motorvoertuig; b. de last onder de koppeling van een middenasaanhangwagen massa van niet meer dan 750 kg mag alleen in neerwaartse richting zijn gericht en mag niet meer dan 50 kg bedragen; c. de last onder de koppeling van een middenasaanhangwagen toegestane maximummassa van meer dan 750 kg mag niet minder bedragen dan 1% van de toegestane maximummassa van het voertuig, doch behoeft niet meer dan 50 kg te bedragen. 2) Het eerste lid, onderdelen a en c, zijn van overeenkomstige toepassing op een aanhangwagen stijve dissel. B. Alle categorieën samenstellen van voertuigen Artikel 5.18.34 1. Bij samenstellen van voertuigen waarvan de aanhangwagen of de verwisselbare getrokken machine van een reminrichting is voorzien, moet de reminrichting van de aanhangwagen of de verwisselbare getrokken machine in werking treden bij het bedienen van de bedrijfsrem van het trekkend voertuig. 2. Indien de aanhangwagen of de verwisselbare getrokken machine is voorzien van een losbreekreminrichting, moet deze zodanig vast deel van het trekkend voertuig of daartoe bestemde inrichting aan de trekhaak daarvan zijn verbonden, dat de inrichting slechts in werking treedt na het losraken van de aanhangwagenkoppeling. 18

3. Indien zowel het trekkend voertuig als de aanhangwagen of de verwisselbare getrokken machine zijn voorzien van een ABS- of EBSsysteem moeten de daartoe bestemde ISO 7638- stekkers op beide voertuigen met elkaar verbonden worden. Indien deze voorziening op één van beide voertuigen ontbreekt moeten de remsystemen zodanig zijn aangesloten dat het mogelijk blijft dat er met zowel het trekkend voertuig als met de aanhangwagen of de verwisselbare getrokken machine lastafhankelijk geremd kan worden. 4. Het derde lid, tweede volzin, is niet van toepassing op aanhangwagens en verwisselbare getrokken machines achter landbouw- of bosbouwtrekkers en achter motorrijtuig met beperkte snelheid die niet zijn voorzien van een ABS-systeem. 3. Indien zowel het trekkend voertuig als de aanhangwagen of de verwisselbare getrokken machine zijn voorzien van een ABS- of EBS-systeem moeten de daartoe bestemde ISO 7638-stekkers op beide voertuigen met elkaar verbonden worden. Indien deze voorziening op één van beide voertuigen ontbreekt moeten de remsystemen zodanig zijn aangesloten dat het mogelijk blijft dat er met zowel het trekkend voertuig als met de aanhangwagen of de verwisselbare getrokken machine lastafhankelijk geremd kan worden. 4. Het derde lid, tweede volzin, is niet van toepassing op aanhangwagens en verwisselbare getrokken machines achter landbouw- of bosbouwtrekkers en achter motorrijtuig met beperkte snelheid die niet zijn voorzien van een ABS-systeem. 5. Bij een samenstel van voertuigen bestaande uit een bedrijfsauto en dolly met oplegger moeten alle voertuigen zijn voorzien van een EBS-remsysteem. 6. Indien in het samenstel bedoeld in het vijfde lid, de dolly is uitgerust voertuigstabiliteitssysteem, moet deze tevens beschikken over een voorziening die de remmen van de getrokken oplegger automatisch activeert zodra het voertuigstabiliteitssysteem van de dolly ingrijpt. H 6. Wijziging in de constructie Artikel 6.3 1. Bij wijziging in de constructie van een voertuig waardoor de onderstaande voertuiggegevens wijzigen, en na deze wijziging niet meer overeenstemmen met het kentekenregister, moet het voertuig voldoen aan de in bijlage IV voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging, respectievelijk aan de in bijlage IIIA, IIIB of IIID voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met een in het kader van een erkenning GWC als bedoeld in de Regeling aanpassing voertuigen aangebrachte wijziging; a.. b.. Artikel 6.3 1. Bij wijziging in de constructie van een voertuig waardoor de onderstaande voertuiggegevens wijzigen, en na deze wijziging niet meer overeenstemmen met het kentekenregister, moet het voertuig voldoen aan de in bijlage IV voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging, respectievelijk aan de in bijlage IIIA, IIIB of IIID artikel 3.7, eerste lid, of bijlage IIIB bij de deze Regeling voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden in het kader van een erkenning GWC als bedoeld in de Regeling aanpassing voertuigen aangebrachte wijziging; a.. b.. 19

Artikel 6.4 1. Bij wijziging van de onderstaande voertuigonderdelen moet het voertuig voldoen aan de in bijlage IV voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging respectievelijk aan de in bijlage IIIA, IIIB of IIID voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging indien de wijziging is aangebracht in het kader van de erkenning GWC als bedoeld in de Regeling aanpassing voertuigen. a). Artikel 6.4 1) Bij wijziging van de onderstaande voertuigonderdelen moet het voertuig voldoen aan de in bijlage IV voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging respectievelijk aan de in bijlage IIIA, IIIB of IIID artikel 3.7, eerste lid, of bijlage IIIB bij de deze Regeling voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging indien de wijziging is aangebracht in het kader van de erkenning GWC als bedoeld in de Regeling aanpassing voertuigen. a). 2. Bij het aanbrengen van een knielsysteem moet het voertuig voldoen aan de in bijlage IV voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging respectievelijk aan de in bijlage IIIA, IIIB of IIID voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging indien de wijziging is aangebracht in het kader van de erkenning GWC als bedoeld in de Regeling aanpassing voertuigen. 2. Bij het aanbrengen van een knielsysteem moet het voertuig voldoen aan de in bijlage IV voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging respectievelijk aan de in bijlage IIIA, IIIB of IIID artikel 3.7, eerste lid, of bijlage IIIB bij de deze Regeling voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging indien de wijziging is aangebracht in het kader van de erkenning GWC als bedoeld in de Regeling aanpassing voertuigen. Artikel 6.4 4. Bij wijziging van de inrichting van een bus moet de gewijzigde inrichting voldoen aan de eisen van bijlage IV, respectievelijk aan de in bijlage IIIA of IIID voor het betrokken voertuig opgenomen eisen, voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging in het kader van de erkenning GWC als bedoeld in de Regeling aanpassing voertuigen Artikel 6.7 Indien een koppeling wordt aangebracht op een bedrijfsauto toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg of een bus toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, moet het motorvoertuig voldoen aan de in bijlage IV opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging, respectievelijk aan de in bijlage IIIA of IIID voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging indien de wijziging is aangebracht in het kader van een erkenning GWC als bedoeld in de Regeling aanpassing voertuigen. Artikel 6.4 4. Bij wijziging van de inrichting van een bus moet de gewijzigde inrichting voldoen aan de eisen van bijlage IV, respectievelijk aan de in bijlage IIIA of IIID artikel 3.7 eerste lid voor het betrokken voertuig opgenomen eisen, voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging in het kader van de erkenning GWC als bedoeld in de Regeling aanpassing voertuigen Artikel 6.7 Indien een koppeling wordt aangebracht op een bedrijfsauto toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg of een bus toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, moet het motorvoertuig voldoen aan de in bijlage IV opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging, respectievelijk aan de in bijlage IIIA of IIID artikel 3.7 eerste lid voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging indien de wijziging is aangebracht in het kader van een erkenning GWC als bedoeld in de Regeling aanpassing voertuigen. 20