WET VAN 8 JULI 1964 BETREFFENDE DE DRINGENDE GENEESKUNDIGE HULPVERLENING. (B.S. 25.07.1964) 1

Vergelijkbare documenten
[Artikel 1. K.B. van 10 augustus 1998, art. 2 (inw. 1 januari 1999) (B.S ) - Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

MINISTERIËLE OMZENDBRIEF VAN 23 NOVEMBER 1987 BETREFFENDE HET TELEFONISCH OPROEPSYSTEEM VOOR DE BRANDWEER.

8 JULI Wet betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening.

WET VAN 8 JULI 1964 BETREFFENDE DE DRINGENDE GENEESKUNDIGE HULPVERLENING. (B.S ) 1

Dringende Geneeskundige Hulpverlening - Hulpcentrum 112

KONINKLIJK BESLUIT VAN 10 AUGUSTUS 1998 TOT OPRICHTING VAN DE COMMISSIES VOOR DRINGENDE GENEESKUNDIGE HULPVERLENING. (B.S

HOOFDSTUK I. BEGRIPSOMSCHRIJVING. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :

Vademecum dringende medische hulpverlening

Vademecum dringende medische hulpverlening

WETGEVING DRINGENDE GENEESKUNDIGE HULPVERLENING 100 SYSTEEM. Dr. Koen Bronselaer. Dienst Urgentiegeneeskunde Universitaire Ziekenhuizen K. U.

BS Gewijzigd door: MB (BS ) HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

5 JULI Koninklijk besluit tot oprichting van een nationale raad voor dringende geneeskundige hulpverlening.

2 dienst medische beeldvorming : een dienst erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 november 1986;

HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen.

Diensten waarin een magnetische resonantie tomograaf wordt opgesteld. Maximum aantal en erkenningsnormen

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

12 DECEMBER Wet tot vaststelling van de arbeidsduur. van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen,

12 AUGUSTUS Koninklijk besluit houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. Voor de toepassing van dit besluit wordt met de term «gemeente» ook een «brandweerintercommunale» verstaan.

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B;

Politiereglement Evenementen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Politiereglement Evenementen

Versie van DEEL VI Titel II Hoofdstuk VII Vergoeding voor de personeelsleden die het slachtoffer zijn van een opzettelijke gewelddaad

Reglementering over defibrillatoren

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Coordinatie--Rechten--patient--Samenstelling-werking--KB doc

KONINKLIJK BESLUIT VAN 13 FEBRUARI 1998 BETREFFENDE DE OPLEIDINGS- EN VERVOLMAKINGSCENTRA VOOR HULPVERLENERS-AMBULANCIERS. (B.S

WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN

DECREET. inzake sociale werkplaatsen

Gelet op de aanvraag van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering van 20 maart 2007;

17 JUNI Ministerieel besluit tot vaststelling van de functie van logistiek assistent (1) De Minister van Volksgezondheid, Gelet op de wet van

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl

1 van 6 12/03/ :19

15 FEBRUARI Koninklijk besluit betreffende de kwalitatieve toetsing van de medische activiteit in de ziekenhuizen

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

9 JANUARI Koninklijk besluit betreffende de biobanken

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde (B.S Ed. 3)

II - Groeperingen en fusies in ziekenhuizen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Gezondheid"

ONTWERP VAN DECREET. tot regeling van het handhavingsbeleid in de toeristische logiessector TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

Koninklijk besluit van 1 februari 1991 betreffende de uitoefening van het beroep van vroedvrouw (officieuze coördinatie).

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Datum: 24/05/1994 B.S.: 21/07/1994

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 12 mei 2005; A. CONTEXT VAN DE AANVRAAG EN ONDERWERP ERVAN

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Coordinatie--ziekenhuizen--hoofdgeneesheer--geneesheer-diensthoofd--KB

Tweede Kamer der Staten-Generaal

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Gezondheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

VR DOC.0286/2BIS

KB 15/12/2008 BS 23/12/2008 in voege vanaf 02/02/2009 (blz. 12) KB 27/01/2012 BS 28/02/2012 in voege vanaf 09/03/2012 (blz. 6)

ONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet begrepen worden onder :

Ter informatie, aan de Dames en Heren Burgemeesters - aan Mevrouw en de Heren Dienstchefs van de brandweerdiensten

GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

1 FEBRUARI Koninklijk besluit betreffende de uitoefening van het beroep van vroedvrouw.

BS 20/05/2014. HOOFDSTUK 3. - Psychotherapie. Afdeling 1. - Uitoefening van de psychotherapie

MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, MINISTERIE VAN FINANCIEN EN MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

KB ADMINISTRATIEF en GELDELIJK STATUUT AMBULANCIERS

Metrologische Reglementering

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid

: Groenonderhoud in bedrijventerrein Gullegem-Moorsele; uitbreiding noordwest INSCHRIJVINGSBILJET

Rolnummer 777. Arrest nr. 47/95 6 juni 1995 A R R E S T

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

21 MEI Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen.

27 JANUARI Koninklijk besluit betreffende <praalwagens>

Programmawet van en uitvoeringsbesluit van 8 maart 1990

Statuten van de v.z.w. «Fonds voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening»

Reglement voor het toezicht op de boekhouding

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Publicatie KB omtrent zorgkundige

MODEL VAN OVEREENKOMST TUSSEN DE APOTHEKER TITULARIS (VERANTWOORDELIJKE VOOR DE VERWERKING) EN DE VZW FARMAFLUX (VERWERKER)

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 17 MAART 1998

21 APRIL Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van artsen-specialisten en van huisartsen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Gezondheid»

Wet houdende diverse bepalingen betreffende gezondheid 13 december 2006 Verschenen in het Belgisch Staatsblad

1.1 persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerd of identificeerbaar persoon.

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

REGLEMENT BETREFFENDE HET ONDERSTEUNEN VAN VRIJWILLIGERSWERK DOOR HET AANBIEDEN VAN EEN VERZEKERING

Diensten nucleaire geneeskunde waarin een PET-scanner wordt opgesteld

STAGEREGLEMENT KONINKLIJK BESLUIT VAN 13 MEI 1965 TOT GOEDKEURING VAN HET DOOR DE NATIONALE RAAD VAN DE ORDE DER ARCHITECTEN VASTGESTELD

(B.S.18.V.1997) 1. Hoofdstuk I. Definities en toepassingsgebied

Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten LANDSVERORDENING BEPERKING VESTIGING MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAREN

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU

VR DOC.1146/5

3. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de commissievoor afwijking bedoeld in 2, vierde lid.

Transcriptie:

WET VAN 8 JULI 1964 BETREFFENDE DE DRINGENDE GENEESKUNDIGE HULPVERLENING. (B.S. 25.07.1964) 1 Artikel 1. [Wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen, art. 251 (inw. 1 januari 1998) (B.S. 03.03.1998) De huidige wet beoogt de inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening. Onder dringende geneeskundige hulpverlening wordt verstaan het onmiddellijk verstrekken van aangepaste hulp aan alle personen van wie de gezondheidstoestand ten gevolge van een ongeval, een plotse aandoening of een plotse verwikkeling van een ziekte een dringende tussenkomst vereist na een oproep via het eenvormig oproepstelsel waardoor de hulpverlening, het vervoer en de opvang in een aangepaste ziekenhuisdienst worden verzekerd. De Koning bepaalt de modaliteiten inzake de werking en het beheer van de dringende geneeskundige hulpverlening. Hij ziet erop toe dat de handelingen van alle betrokkenen in overeenstemming zijn met de doelstelling van deze wet.] Art. 2. De installatie- en werkingskosten van het eenvormig oproepstelsel zijn ten laste van de Staat, in de mate waarin de werken, de aanwerving van personeel alsmede de aankoop van meubelen, machines, toestellen en materieel die noodzakelijk geacht worden, toegelaten werden door de bevoegde Minister of zijn afgevaardigde. [Wet van 22 december 1977 betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978, art. 170 (B.S. 24.12.1977) - Voor de personeelsuitgaven wordt die last berekend op een basis analoog met die welke dient om de bezoldigingen van het Rijkspersoneel vast te stellen.] Art. 3. De gemeenten, door de Koning aangeduid als centra van het eenvormig oproepstelsel, moeten voor de geregelde werking hiervan instaan. [Programmawet van 2 augustus 2002, art. 152 (inw. 29 augustus 2002) (M.B. 29.08.2002) - Een deel van de kosten gemaakt door de gemeenten, aangeduid door de Koning als centra van het eenvormig oproepstelsel, worden door de provinciegouverneur verdeeld over alle gemeenten die behoren tot de provincie waar dit centrum van het eenvormig oproepstelsel gevestigd is, overeenkomstig de normen bepaald door de Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort.] [Art. 3bis. ingevoegd bij de wet houdende maatregelen inzake gezondheidszorg van 14 januari 2002, art. 117 (B.S. 22.02.2002) - 1. Met ingang van een door de Koning te bepalen datum mag voor de toepassing van deze wet uitsluitend een beroep worden gedaan op ambulancediensten, erkend door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft. De Koning stelt de normen vast waaraan de in het eerste lid bedoelde diensten moeten voldoen om erkend te worden en te blijven in het kader van het programma bedoeld in 2. De bedoelde normen worden vastgesteld op voordracht van de minister die Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, na overleg met de Minister van Binnenlandse Zaken. De in het eerste lid bedoelde erkenning kan te allen tijde worden ingetrokken indien de ambulancedienst de bepalingen van deze wet of de in het tweede lid bedoelde normen, niet naleeft. De Koning kan nadere regelen vaststellen inzake de vaststelling van de procedure voor de erkenning en de intrekking van de erkenning. 2. De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de criteria vast die van toepassing zijn voor de programmatie van het aantal ambulancediensten, rekening houdend met de behoeften inzake dringende geneeskundige hulpverlening. 1 Wet van 22 februari 1994, art.10 (inw. 7 juni 1994) (B.S. 28.05.1994) 1. De Koning bepaalt de voorwaarden en modaliteiten volgens dewelke de hulpverleners-ambulanciers of het bedieningspersoneel van de ambulancewagens, die op datum van de inwerkingtreding van de huidige wet in dienst zijn van een erkende of geconcessioneerde hulpdienst in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening, hun activiteit kunnen voortzetten tot een door de Koning bepaalde datum. 2. De hulpverleners-ambulanciers of het bedieningspersoneel van de ambulance-wagens, die op datum van de inwerkingtreding van de huidige wet ten minste zestig jaar oud zijn en minimum twintig jaar anciënniteit bewijzen in een erkende of geconcessioneerde hulpdienst, zijn vrijgesteld van de verplichting houder te zijn van een brevet van hulpverlener-ambulancier, uitgereikt door een opleidings- en vervolmakingscentrum. - 1 - juli 2004 XI.1

3. De in 1 en 2, bedoelde erkenningsnormen en programmatiecriteria hebben onder meer betrekking op de voertuigen waarvan de ambulancediensten voor de uitvoering van deze wet gebruik maken, alsmede op het aantal vertrekplaatsen. 4. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor het geval een groter aantal diensten, ambulances of vertrekplaatsen aan de erkenningsnormen voldoen dan voorzien in het in 2 bedoelde programma, de erkenning onderwerpen aan een rangregeling overeenkomstig criteria die Hij bepaalt. 5. Met ingang van de in 1, eerste lid, bedoelde datum, worden alle overeenkomsten tot concessie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van deze wet, alsmede alle overeenkomsten tussen de Staat en privé-personen, bedoeld in artikel 5, derde lid, zoals dit artikel van toepassing was vóór de inwerkingtreding van de wet van 14 januari 2002 van rechtswege opgeheven.] Art. 4. Op aanvraag van de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel, welke persoonlijk tot een geneesheer wordt gericht, is deze verplicht zich op de aangeduide plaats te begeven en er de eerste noodzakelijke zorgen toe te dienen aan de personen bedoeld in het eerste artikel. Van deze verplichting is hij enkel ontslagen in geval van verhindering gerechtvaardigd door dringende beroepsplichten of wegens enige andere reden van uitzonderlijk ernstige aard; op het ogenblik van de oproep moet hij aan de aangestelde kennis geven van de verhindering. [Art. 4bis. ingevoegd bij de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen, art. 252 (inw. 1 januari 1998) (B.S. 03.03.1998) Op verzoek van de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel, is het interventieteam van de functie mobiele urgentiegroep verplicht zich naar de opgegeven plaats te begeven om er de patiënt dringende medische en verpleegkundige zorgen te verstrekken en indien nodig het toezicht en de verzorging van de patiënt te verzekeren tijdens zijn overbrenging naar het hem opgegeven ziekenhuis, of in de gevallen bepaald door de Koning, naar het meest aangewezen ziekenhuis rekening houdend met de gezondheidstoestand van de patiënt of de patiënten.] Art. 5. Op aanvraag van de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel is eenieder, die effectief voor de werking van [een erkende ambulancedienst] instaat, verplicht in het eerste artikel bedoelde personen naar het hem opgegeven ziekenhuis te vervoeren en onmiddellijk alle maatregelen te treffen die hiertoe vereist zijn. Aldus vervangen door de wet houdende maatregelen inzake gezondheidszorg van 14 januari 2002, art. 118, 1 (B.S. 22.02.2002) Kan hij, wegens een uitzonderlijk ernstige reden, geen gevolg geven aan de aanvraag, dan moet hij zulks op het ogenblik van de oproep aan de aangestelde mededelen. [ ] 2 vervangen door de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen, art. 253 (inw. 1 januari 1998) (B.S. 03.03.1998) en opgeheven door de wet houdende maatregelen inzake gezondheidszorg van 14 januari 2002, art. 118, 2 (B.S. 22.02.2002) Art. 6. Op aanvraag van de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel, [die indien nodig handelt 2 Arrest Arbitragehof nr. 63/95, 12 juli 1995 (B.S. 17.08.1995) : Inzake : de prejudiciële vraag over artikel 5, derde lid, van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, gesteld door het Hof van Beroep te Luik bij arrest van 18 november 1994.... het Hof zegt voor recht : Artikel 5, derde lid, van de wet van 8 juli 1964, in zoverre het aan de federale Staat de zorg toevertrouwt om met particulieren die over een of meer ambulances beschikken en die hebben aanvaard hun medewerking aan het eenvormig oproepstelsel te verlenen, overeenkomsten af te sluiten en op te zeggen, meer bepaald wanneer die overeenkomsten bepalen dat de exploitant van de ambulancedienst zich ertoe heeft verplicht erover te waken dat elk personeelslid dat de ambulancedienst verstrekt, drager is van een door het ministerie van Volksgezondheid en het Gezin goedgekeurd en uitgereikt persoonlijk kenteken dat aangeeft dat de betrokkene bekwaam is om eerste hulp te verstrekken, behoort tot de bevoegdheid van de federale Staat en schendt niet de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en gewesten. - 2 - juli 2004 XI.1

op verzoek van de arts van het interventieteam van de functie mobiele urgentiegroep die zich bij de patiënt of de patiënten bevindt en conform artikel 4bis. het meest aangewezen ziekenhuis aanduidt] is eenieder die verantwoordelijk is voor de opneming in een ziekenhuis, verplicht de personen bedoeld in het eerste artikel [op te vangen], zonder andere voorafgaande pleegvormen in acht te nemen en terstond alle maatregelen te treffen welke hun toestand vereist. Aldus ingevoegd bij de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen, art. 254 (inw. 1 januari 1998) (B.S. 03.03.1998) [Art. 6bis. Programmawet van 9 juli 2004, art. 208 (B.S. 15.07.2004) De Koning kan andere interveniënten aanwijzen dan degenen bedoeld in artikelen 4, 4bis, 5 en 6.] Art. 6[ter.] nummering gewijzigd door de Programmawet van 9 juli 2004, art. 208 (B.S. 15.07.2004) [Wet houdende sommige bepalingen inzake Volksgezondheid van 22 februari 1994, art. 8 (inw. 7 juni 1994) (B.S. 28.05.1994) - 1. Per provincie wordt een opleiding- en vervolmakingscentrum voor hulpverleners-ambulanciers opgericht dat tot taak heeft de kandidaat-hulpverleners-ambulanciers de vereiste theoretische en praktische kennis te verstrekken welke hen toelaat doeltreffende hulp te verlenen aan de in artikel 1 van deze wet bedoelde personen. Deze centra verzekeren eveneens de permanente vorming van de hulpverleners-ambulanciers. Zij worden erkend door de Koning onder de voorwaarden van deze wet en volgens de modaliteit die Hij bepaalt. De Koning stelt de regels vast voor de inrichting en de werking van de centra en voor het toezicht op de centra evenals de voorwaarden van de opleidingen en de vervolmaking 3. De werkingskosten van de vormingscentra worden gedekt door staatstoelagen en door de inschrijvingsgelden van de kandidaten, volgens de modaliteiten bepaald door de Koning. 2. Niemand mag de functie uitoefenen van hulpverleners-ambulancier in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening zonder houder te zijn van het brevet van hulpverlenerambulancier, door een opleidings- en vervolmakingscentrum uitgereikt volgens de voorwaarden en regels bepaald door de Koning. 3. De verantwoordelijke die instaat voor de werking van een [erkende ambulancedienst] in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening mag enkel en alleen werken met hulpverleners-ambulanciers die gebrevetteerd werden door een opleidingscentrum, in overeenstemming met de voorwaarden en regels bepaald door de Koning.] Aldus vervangen door de wet houdende maatregelen inzake gezondheidszorg van 14 januari 2002, art. 119 (B.S. 22.02.2002) Art. 7. 1. Een fonds voor dringende geneeskundige hulpverlening wordt opgericht. De [verzekeringsondernemingen] die door de Koning te bepalen risico's dekken, vormen, daartoe een vereniging zonder winstoogmerk. Aldus vervangen door de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen, art. 255 (inw. 1 januari 1998) (B.S. 03.03.1998) 2. Die vereniging moet door de Koning worden erkend; zonder Zijn machtiging kan zij niet worden ontbonden. Op de voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, wijst de Koning zoveel beheerders aan als de algemene vergadering leden van de raad van beheer heeft benoemd. Die beheerders wonen de vergaderingen van de raad bij met dezelfde bevoegdheden en prerogatieven als de overige beheerders. De Koning bepaalt de duur van hun mandaat; Hij kan hun bijzondere verplichtingen opleggen. 3. [vervangen door de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen, art. 255 (inw. 3 Zie ook, voor wat de verhouding tussen de bevoegdheden ter zake van de federale wetgever en de gemeenschappen betreft, het Arrest van het Arbitragehof nr. 47/95 van 6 juni 1995 (B.S. 05.08.1995), waarbij het Hof het beroep tot vernietiging, in de eerste zin van het tweede lid van artikel 6bis, 1, van de woorden door de Koning, verwerpt. - 3 - juli 2004 XI.1

1 januari 1998) (B.S. 03.03.1998) Het Fonds voor dringende geneeskundige hulpverlening wordt gestijfd voor 2/3 door de bijdragen van de in 1 bedoelde ondernemingen en voor 1/3 door een jaarlijkse staatstoelage.] Art. 8. De doelstellingen van het Fonds voor dringende geneeskundige hulpverlening zijn : 1. overeenkomstig de door de Koning vast te stellen schalen, de betaling verrichten van de kosten die uit de tussenkomst van de in artikel 4 bedoelde geneesheer voortvloeien. Het Fonds is er evenwel slechts dan toe gehouden wanneer, nadat het door de geneesheer in kennis gesteld werd van het bedrag der onkosten, de begunstigde van de zorgen zich, binnen de door de Koning vastgestelde termijn, niet van zijn verplichtingen heeft gekweten; 2. tot het bedrag bepaald in de door de Koning vast te stellen schalen, de betaling te waarborgen van de kosten die uit de tussenkomst van de respectievelijk [in de artikels 4bis en 5 bedoelde functies mobiele urgentiegroepen en ambulancediensten] voortvloeien. Aldus vervangen door de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen, art. 256 (inw. 1 januari 1998) (B.S. 03.03.1998) Zijn aansprakelijkheid tegenover [de functies, mobiele urgentiegroepen en de ambulancediensten] die hun tussenkomst verleenden, gaat maar in na het verstrijken van een door de Koning vastgestelde termijn, vanaf de verzending door laatstgenoemden van een aangetekende brief waardoor de schuldenaar van de kosten aangemaand wordt te betalen. Aldus vervangen door de wet van 22 februari 1998, art. 256 (inw. 1 januari 1998) (B.S. 03.03.1998) Art. 9. Het Fonds kan op de in het eerste artikel bedoelde personen alle kosten verhalen die het in hun belang heeft gemaakt. Bovendien treedt het Fonds van rechtswege en tot beloop van de betalingen die het verricht heeft enerzijds in alle rechten welke de geneesheren, tegenover [de functies mobiele urgentiegroepen en ambulancediensten] wegens hun tussenkomst kunnen doen gelden tegenover de personen bedoeld in het eerste artikel en anderzijds in alle rechten welke deze personen kunnen doen gelden ten opzichte van al wie tegenover hen wettelijk of contractueel geldelijke verplichtingen mocht hebben. Aldus vervangen door de wet van 22 februari 1998, art. 257 (inw. 1 januari 1998) (B.S. 03.03.1998) De vordering tot indeplaatsstelling mag ingesteld worden tegelijkertijd met de openbare vordering en voor dezelfde rechter. Art. 10. [vervangen door de wet van 2 maart 1971, enig artikel (B.S. 23.04.1971) - De geneesheren, tegenover [de functies mobiele urgentiegroepen en de ambulancediensten] waarop een beroep werd gedaan, zijn verplicht, om betaling van hun honoraria, loon en kosten door het Fonds voor dringende geneeskundige hulpverlening te verkrijgen, aan dat Fonds bij het verstrijken van de termijnen bepaald met toepassing van artikel 8 en uiterlijk vóór het verstrijken van een termijn van zes maanden te rekenen van de dag van hun tussenkomst of van de laatste opeisbare verstrekking, een afschrift te doen geworden hetzij van de mededeling die zij aan de begunstigde met de zorgen hebben gedaan overeenkomstig artikel 8, 1, hetzij van de aangetekende brief voorgeschreven door artikel 8, 2. Aldus vervangen door de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen, art. 258, 1 (inw. 1 januari 1998) (B.S. 03.03.1998) Wanneer de identiteit van de begunstigde met de zorgen niet kan worden vastgesteld, moet de geneesheer, [de functie mobiele urgentiegroep of de ambulancedienst] binnen dezelfde termijn bij het Fonds de staat van hun kosten of honoraria indienen en het alle inlichtingen verschaffen die zij bezitten en dienstig kunnen zijn voor de identificatie. Aldus vervangen door de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen, art. 258, 2 (inw. 1 januari 1998) (B.S. 03.03.1998) Bij niet-naleving van de termijn vervalt het recht op betaling.] - 4 - juli 2004 XI.1

De aangestelden van het eenvormig oproepstelsel moeten het Fonds, als het daarom verzoekt, alle dienstige gegevens betreffende een ingekomen oproep verstrekken. [Art. 10bis. ingevoegd bij de wet houdende maatregelen inzake gezondheidszorg van 14 januari 2002, art. 120 (B.S. 22.02.2002) - 1. Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, oefenen de gezondheidsinspecteurs van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu toezicht uit op de toepassing van de bepalingen van deze wet en diens uitvoeringsbesluiten. Met het oog op dit toezicht hebben de gezondheidsinspecteurs te allen tijde toegang tot de ziekenhuizen, de voertuigen van de mobiele urgentiegroepen, de oproepcentra voor dringende geneeskundige hulpverlening, de ambulancediensten en hun voertuigen, evenals de opleidingscentra voor hulpverleners-ambulanciers. Zij kunnen zich alle inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de in het eerste lid bedoelde toezicht, laten verstrekken en zich alle bescheiden of elektronische dragers laten overhandigen die zij voor de uitoefening van hun controleopdracht behoeven. 2. De in 1, bedoelde inspecteurs stellen de inbreuken vast in processen-verbaal die bewijskracht hebben tot bewijs van het tegendeel. Een afschrift van deze processen-verbaal wordt aan de overtreders overgezonden binnen zeven dagen na de vaststelling van de inbreuk. Kopie van het proces-verbaal wordt tegelijkertijd overgezonden aan de minister van Binnenlandse Zaken.] Art. 11. Worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van [100 tot 1 000 frank] of met één van die straffen alleen, de geneesheren alsmede de personen die effectief voor de werking van een ambulancedienst [of een mobiele urgentiedienst] instaan die het voorwerp hebben uitgemaakt van een oproep tot hulpverlening vanwege de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel en weigeren of verwaarlozen aan deze oproep gevolg te geven zonder één van de redenen opgesomd in de artikelen 4 en 5 te kunnen inroepen. [zoals alle personen die de bepalingen van artikel 6bis, 2 en 3, overtreden.] Aldus vervangen en ingevoegd door de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen, art. 259 (inw. 1 januari 1998) (B.S. 03.03.1998) en gewijzigd bij de wet van 22 februari 1994, art. 9 (inw. 7 juni 1994) (B.S. 28.05.1994) Worden gestraft met dezelfde straffen de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel die weigert of verwaarloost onmiddellijk maatregelen te treffen ten einde gevolg te geven aan een verzoek om hulpverlening dat hem is toegekomen, alsmede de personen die verantwoordelijk zijn voor de opneming in een ziekenhuis en die weigeren of verwaarlozen die verplichtingen te vervullen welke hun opgelegd zijn krachtens artikel 6. [Wet houdende maatregelen inzake gezondheidszorg van 14 januari 2002, art. 121 (B.S. 22.02.2002) - Wordt gestraft met dezelfde straffen, hij die ten aanzien van de gezondheidsinspecteurs de toegang weigert of weigert de inlichtingen te verschaffen of de bescheiden of elektronische dragers te verstrekken, zoals bedoeld in artikel 10bis, 1, tweede lid. Wordt gestraft met dezelfde straffen, elke eigenaar en/of bestuurder van een voertuig die uiterlijke kenmerken van de voertuigen van de ambulancedienst of mobiele urgentiegroepen, zoals vastgesteld ter uitvoering van deze wet, en/of prioritaire signalen gebruikt, zonder dat de ambulancedienst de erkenning heeft verkregen zoals bedoeld in artikel 3bis of zonder dat de mobiele urgentiegroep ter uitvoering van deze wet is opgenomen in de dringende geneeskundige hulpverlening, of zonder dat deze een opdracht uitvoeren met toepassing van deze wet.] Art. 12. In artikel 66, derde lid van de wet van 10 maart 1925 tot regeling van de openbare onderstand, gewijzigd bij de wet van 8 april 1958 worden de woorden : "buiten de openbare weg of een openbare plaats", ingevoegd tussen de woorden : "de gemeente" en "en". Art. 13. De Koning bepaalt de datum waarop deze wet in werking treedt 4. 4 De wet treedt in werking op 1 juli 1995 (K.B. van 1 april 1965, art. 1 (B.S. 07.05.1965)) - 5 - juli 2004 XI.1

KONINKLIJK BESLUIT VAN 2 APRIL 1965 HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE MODALITEITEN TOT INRICHTING VAN DE DRINGENDE GENEESKUNDIGE HULPVERLENING EN HOUDENDE AANWIJZING VAN DE GEMEENTEN ALS CENTRA VAN HET EENVORMIG OPROEPSTELSEL. (B.S. 12.05.1965) (erratum 11.06.1965 en 03.09.1965) Gelet op de wet van 8 juli 1964, betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, meer bepaald op de artikelen 1 en 3; Gelet op de wet van 23 december 1946, houdende oprichting van een Raad van State meer bepaald op artikel 2, lid 2; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van het Openbaar Ambt, [Artikel 1. K.B. van 10 augustus 1998, art. 2 (inw. 1 januari 1999) (B.S. 02.09.1998) - Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1 [mobiele urgentiegroep : de erkende functie «mobiele urgentiegroep» bedoeld in het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen toepasselijk worden verklaard op de functie «mobiele urgentiegroep», evenals de mobiele urgentiegroep die is opgenomen in de dringende geneeskundige hulpverlening bij toepassing van artikel 6bis, 2, tweede lid;] Aldus vervangen door het K.B. van 23 oktober 2001, art. 1 (B.S. 04.12.2001) 2 wachtdienst : de wachtdienst van de beoefenaars bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunde, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, die de bevolking een regelmatige en normale toediening van de gezondheidszorgen ten huize waarborgen, georganiseerd overeenkomstig artikel 9, 1, van voornoemd koninklijk besluit; 3 spoedgevallendienst: de erkende functie gespecialiseerde spoedgevallen-zorg bedoeld in het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waarvan een functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg moet voldoen om erkend te worden, of, zolang kwestieuze erkenningsnormen niet in werking zijn getreden, de spoedgevallendienst die voldoet aan de bepalingen van bijlage I van het koninklijk besluit van 28 november 1986 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst voor medische beeldvorming waarin transverale axiale tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 6bis, 2, 6 bis, van de wet op de ziekenhuizen, die bij toepassing van dit besluit is opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening; 4 interventiezone : de geografische zone, toegewezen bij toepassing van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot oprichting van de Commissies voor dringende geneeskundige hulpverlening en waarbinnen de mobiele urgentiegroep zijn taken uitvoert; 5 Commissie : de Commissie voor dringende geneeskundige hulpverlening bedoeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 vermeld in 4 ; 6 ambulancedienst : de door de openbare overheid georganiseerde ambulancedienst bedoeld in artikel 5, eerste lid, van voornoemde wet van 8 juli 1964 of de private personen die bij toepassing van artikel 5, derde lid, van dezelfde wet, bij overeenkomst met de Staat aanvaard hebben hun medewerking aan de dringende medische hulpverlening te verlenen. ] [7 K.B. van 8 juli 1999, art. 1 (B.S. 23.12.1999) - het dichtsbijgelegen ziekenhuis : het ziekenhuis dat op het ogenblik van de oproep binnen de kortste tijd bereikbaar is van op de plaats waar het slachtoffer of de zieke zich bevindt.] [Art 1bis.] Het eenvormig oproepstelsel van de centra voor dringende geneeskundige hulpverlening heeft het telefoonnummer [100]. Aldus vervangen door het K.B. van 10 augustus 1998, art. 1 (inw. 1 januari 1999) - 6 - juli 2002 XI.2

(B.S. 02.09.1998) Aldus vervangen door het K.B. van 14 oktober 1987 (inw. 30 oktober 1987) (B.S. 10.11.1987) Art. 2. 1. De installatie en de werking van het eenvormig oproepstelsel vallen onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoren. De andere aspecten van de organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening vallen onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid Volksgezondheid behoort. [K.B. van 3 mei 1999, art. 1 (inw. 29 juni 1999) (B.S. 29.06.1999) - Elke toetreding van een ambulancedienst, ziekenhuis met een spoedgevallendienst of mobiele urgentiegroep, tot het radiocommunicatiesysteem, bedoeld in de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten, kan slechts geschieden op basis van een overeenkomst waarvan het model wordt vastgesteld door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.] 2. De colleges van Burgemeester en Schepenen van de gemeenten, aangewezen als centra voor het eenvormig oproepstelsel in artikel 3 van dit besluit waken voor het opvolgen door de aangestelden van het oproepstelsel van de instructies welke hun gegeven worden door de bevoegde Ministers of hun afgevaardigden. Art. 3. [Gewijzigd bij het K.B. van 19 december 1997, art. 1 (inw. 1 januari 1998) (B.S. 30.12.1997) - Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de hierna vermelde intercommunale en gemeenten worden aangewezen als centra van het eenvormig oproepstelstel : ANTWERPEN; AARLEN; BRUGGE; [ ] Aldus geschrapt bij het K.B. van 7 maart 2002, art.1, 2 (inw. 9 mei 2000) (B.S. 28.03.2002) GENT; HASSELT; Intercommunale d incendie de Liège et environs; [LEUVEN] Aldus gewijzigd bij het K.B. van 26 mei 1999, art. 1 (inw. 24 februari 1999) (B.S. 19.06.1999) BERGEN; NAMEN; [WAVER] Aldus gewijzigd bij het K.B. van 7 maart 2002, art.1, 1 (inw. 1 augustus 2001) (B.S. 28.03.2002) [ ] Aldus geschrapt bij het K.B. van 26 november 1998, art. 1 (inw. 1 december 1998) (B.S. 23.12.1998) De centra van het eenvormig oproepstelsel worden zodanig georganiseerd dat zij kunnen instaan voor de tenlasteneming van de oproepen van heel het grondgebied. De bevoegde overheden die worden bedoeld in het eerste lid van dit artikel nemen alle maatregelen die nuttig zijn om zonder onderbreking de werking te waarborgen van de centra van het eenvormig oproepstelsel.] Art. 4. De persoon die een oproep voor dringende geneeskundige hulpverlening doet, deelt eerst zijn identiteit mede, en vermeldt vervolgens de plaats, de aard en de kenmerken van het ongeval of van de ziekte. Art. 5. 1. Het gesprek dat ter gelegenheid van elke oproep aan een der in artikel 3 genoemde centra is gericht, wordt op een band opgenomen. 2. Onverminderd het gevolg dat aan de vragen om inlichtingen van het Fonds voor dringende geneeskundige hulpverlening en aan de uitdrukkelijke bevelen van de gerechterlijke overheid moet worden gegeven, is het de aangestelde van het oproepstelsel verboden welke gegevens ook betreffende de ontvangen oproepen aan derden te verstrekken. Art. 6. [K.B. van 10 augustus 1998, art. 3 (inw. 1 januari 1999) (B.S. 02.09.1998) De opname van een erkende functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg, of, zolang de betrokken erkenningsnormen niet van kracht zijn, van een spoedgevallendienst die voldoet aan de in artikel 1, 3, genoemde bijlage I van het koninklijk besluit van 28 november 1986, in de werking van de - 7 - juli 2002 XI.2

dringende geneeskundige hulpverlening, geschiedt voor zover het betrokken ziekenhuis hiertoe zijn kandidatuur stelt bij de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en zich op deze wijze verbindt om alle bepalingen van voornoemde wet van 8 juli 1964, van diens uitvoeringsbesluiten en van de overeenkomsten en protocols afgesloten in uitvoering hiervan, na te leven. De Minister kan de in het eerste lid bedoelde opname in de dringende geneeskundige hulpverlening intrekken wanneer één van de in het eerste lid bedoelde bepalingen of de erkenningsnormen voor de functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg worden miskend.] [Art. 6bis. ingevoegd bij K.B. van 10 augustus 1998, art. 4 (inw. 1 januari 1999) (B.S. 02.09.1998) en gewijzigd bij K.B. van 8 juli 1999, art.2,1,2 en 3 (B.S. 23.12.1999) [K.B. van 18 juli 2002, art.1, 1 (B.S. 13.08.2002) - 1. De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, neemt de functies «mobiele urgentiegroep» op in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening voorzover deze voldoen aan de volgende voorwaarden : 1 Tegelijkertijd worden de bedoelde functies erkend door de bevoegde overheid, bij toepassing van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie «mobiele urgentiegroep» (MUG) moeten voldoen om te worden erkend; 2 De doelstellingen van de wet van 8 juli 1964 en diens uitvoeringsbesluiten, zoals inzonderheid het waarborgen van een onmiddellijke verzorging aan het slachtoffer of de zieken, het bestrijken door de interventiezones van het volledige gebied van het Rijk dienen te worden nageleefd; 3 Onverminderd de programmatiecriteria die van toepassing zijn op de functie «mobiele urgentiegroep», dient een optimale spreiding te worden gegarandeerd opdat een zo groot mogelijk gedeelte van de bevolking via de weg en aan de maximum toegelaten snelheid kan worden bereikt binnen een tijdsspanne van 10 minuten en, subsidiair, een zo klein mogelijk gedeelte van de bevolking op dezelfde wijze niet kan worden bereikt binnen een tijdsspanne van meer dan 15 minuten. Bij de opname in de dringende geneeskundige hulpverlening, bepaalt de Minister de vertrekplaats en de interventiezone van bedoelde mobiele urgentiegroep.] 2. [ ] opgeheven bij K.B. van 18 juli 2002, art. 1, 2 (B.S. 13.08.2002) [K.B. van 23 oktober 2001, art. 2 (B.S. 04.12.2001) - De mobiele urgentiegroepen van een ziekenhuis dat beheerd wordt door het Ministerie van Landsverdediging en dat gelegen is in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, kan eveneens, met instemming van de Minister bevoegd voor Landsverdediging, in de dringende geneeskundige hulpverlening worden opgenomen, op voorwaarde dat die mobiele urgentiegroep voldoet aan alle bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie «mobiele urgentiegroep» (MUG) moet voldoen om te worden erkend.] 3. [K.B. van 18 jilu 2002, art.1, 3 (B.S. 13.08.2002) - De in 1 bedoelde opnames in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening worden door de Minister ingetrokken wanneer: 1 de bedoelde mobiele urgentiegroep de voorwaarden bedoeld in 1, eerste lid, of de protocols zoals bedoeld in dit besluit, miskent; 2 de mobiele urgentiegroep de erkenningsnormen voor de functie «mobiele urgentiegroep» (MUG) miskent.] 4. De protocollen met betrekking tot de bestemming van de patiënten, zoals bedoeld in [artikel 7, derde lid, 2 en 3, en vierde lid, 1 en 2, en in artikel 4, eerste lid, 6 en 6 bis, van voornoemde besluit] van 10 augustus 1998 zijn slechts rechtsgeldig na de in 1, bedoelde goedkeuring door de Minister.] Aldus gewijzigd bij het K.B. van 8 juli 1999, art. 2, 4 (B.S. 23.12.1999) [Art. 6ter. K.B. van 10 augustus 1998, art. 5 (inw. 1 januari 1999) (B.S. 02.09.1998) Wanneer uit - 8 - juli 2002 XI.2

de verstrekte inlichtingen blijkt dat een mobiele urgentiegroep ter plaatse moet komen, richt de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel zich tot de in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening opgenomen mobiele urgentiegroep van de interventiezone, zoals vastgesteld bij artikel 6bis. Zolang [...] geen mobiele urgentiegroepen zijn opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening, richt de aangestelde zich tot het prehospitaal medisch verpleegkundig interventieteam van een spoedgevallendienst waarmede een overeenkomst inzake medewerking aan de dringende geneeskundige hulpverlening is afgesloten.] Aldus gewijzigd bij K.B. van 18 juli 2002, art. 2 (B.S. 13.08.2002) [Art. 6quater. K.B. van 10 augustus 1998, art. 6 (inw. 1 januari 1999) (B.S. 02.09.1998) - 1. Een mobiele urgentiegroep kan, op verzoek van de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel waar de interventie moet geschieden, optreden buiten de interventiezone [vastgesteld door de Minister bij toepassing van artikel 6bis], op voorwaarde dat het eenvormig oproepstelsel van die interventiezone daartoe uitdrukkelijk machtiging verleent, voor zover een dergelijke interventie gerechtvaardigd is door het niet beschikbaar zijn van het team van de mobiele urgentiegroep of door de omvang de te bieden hulp. Aldus gewijzigd bij het K.B. van 8 juli 1999, art. 3 (B.S. 23.12.1999) Aldus gewijzigd bij het K.B. van 18 juli 2002, art. 3, 1 (B.S. 13.08.2002) 2. [Telkens een wijziging plaatsvindt inzake erkenning of opname in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening van spoedgevallendiensten of mobiele urgentiegroepen. ], kan de gezondheidsinspecteur, bij dringende noodzaak en met het oog op de waarborgen van de naleving van de doelstellingen van de wet van 8 juli 1964, uiterlijk in afwachting van het resultaat van de procedure bedoeld in artikel 6bis, 1, wijzigingen aanbrengen aan de interventiezones van de mobiele urgentiegroepen. Aldus gewijzigd bij het K.B. van 18 juli 2002, art. 3, 2 (B.S. 13.08.2002) De in het eerste lid bedoelde beslissing wordt onverwijld door de gezondheidsinspecteur betekend aan de Minister die de Volksgezondheid onder de bevoegdheid heeft, evenals aan alle centra voor het eenvormig oproepstelsel, bevoegd voor de interventiezone van de betrokken mobiele urgentiegroep.] [Art. 6quinquies. K.B. van 10 augustus 1998, art. 7 (inw. 1 januari 1999) (B.S. 02.09.1998) Indien het team van de mobiele urgentiegroep niet beschikbaar is, of indien de omvang van de te bieden hulp de mogelijkheden van de mobiele urgentiegroep overschrijdt of in afwachting van de komst van het team van de mobiele urgentiegroep, kan de aangestelde de arts van de wachtdienst oproepen.] Art. 7. Wanneer, volgens de gegeven inlichtingen, het vervoer van het slachtoffer of van de zieke in een ambulancewagen noodzakelijk blijkt, verwittigt de aangestelde van het oproepstelsel onmiddellijk de dichtstbijgelegen openbare of privé-ambulancedienst die over een geschikt voertuig beschikt [dat moet voldoen aan de vereisten vastgesteld door de minister bevoegd voor de Volksgezondheid.] Aldus gewijzigd bij het K.B. van 9 mei 1995 (B.S. 05.07.1995) [vervangen door het K.B. van 10 augustus 1998, art. 8 (inw. 1 januari 1999) (B.S. 02.09.1998) - Aan de personen die effectief voor de werking van de ambulancedienst instaan, duidt hij de plaats aan waar het slachtoffer of de zieke zich bevindt, evenals het dichtsbijgelegen ziekenhuis dat over een spoedgevallendienst beschikt welke is opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening en waarheen hij moet worden gevoerd. In afwijking tot het tweede lid, duidt de aangestelde, op verzoek van de arts van de mobiele urgentiegroep, aan de persoon die effectief voor de werking van de ambulancedienst instaat, het meest aangewezen ziekenhuis aan, dat over [spoedgevallendienst] beschikt en waarheen het slachtoffer of de patiënt moet worden vervoerd, en dit in de volgende gevallen ; Aldus gewijzigd bij het K.B. van 8 juli 1999, art. 4, 2 (B.S. 23.12.1999) 1 in het geval van een collectieve noodsituatie, waardoor, gelet op de gezondheidstoestand van de slachtoffers [ ], de omvang van de te bieden hulp de opvangcapaciteit van het dichtsbijgelegen - 9 - juli 2002 XI.2

ziekenhuis overschrijdt; Aldus gewijzigd bij het K.B. van 8 juli 1999, art. 4, 3 (B.S. 23.12.1999) 2 wanneer het slachtoffer of de zieke, omwille van zijn gezondheidstoestand, specifieke diagnostische of therapeutische middelen nodig heeft, en dit bij toepassing van het protocol bedoeld in artikel 4, 6, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998; 3 [indien de behandelende arts, aanwezig bij de patiënt, bevestigt dat deze met betrekking tot de kwestieuze specifieke pathologieën een medisch dossier heeft in een ander ziekenhuis met een spoedgevallendienst; dit vervoer mag slechts plaatsvinden voor zover deze afwijking overeenstemt met het protocol bedoeld in artikel 4, eerste lid, 6, van het voornoemde koninklijk besluit van 10 augustus 1998 en, indien bedoeld ziekenhuis zich buiten de interventiezone van de mobiele urgentiegroep bevindt, voor zover de aangestelde vaststelt dat de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening en de naleving van voornoemde wet van 8 juli 1964 gewaarborgd blijven.]] Aldus vervangen bij het K.B. van 8 juli 1999, art. 4, 5 (B.S. 23.12.1999) [K.B. van 8 juli 1999, art. 4, 6 (B.S. 23.12.1999) In het geval er geen mobiele urgentiegroep tussenkomt, kan de aangestelde, bij afwijking van het tweede lid, op verzoek van de behandelende arts aan de personen die effectief voor de werking van de ambulancedienst instaan, het meest aangewezen ziekenhuis aanwijzen, dat over een spoedgevallendienst beschikt en waarheen de patiënt moet worden vervoerd, in de volgende gevallen : 1 wanneer het slachtoffer of, de zieke, omwille van zijn gezondheidstoestand, specifieke diagnostische of therapeutische middelen nodig heeft, en dit bij toepassing van het protocol bedoeld in artikel 4, eerste lid, 6 bis, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998; 2 indien de zieke met betrekking tot de kwestieuze, specifieke pathologieën, een medisch dossier heeft in een ander ziekenhuis en dit bij toepassing van het protocol bedoeld in artikel 4, eerste lid, 6 bis, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998. De toepassing van het vierde lid mag slechts geschieden voor zover de behandelend geneesheer zich bij het slachtoffer of de ziekte bevindt en aan de persoon die ter plaatse instaat voor de werking van de ambulancedienst een gemotiveerd attest aflevert tot bevestiging van de noodzaak van de toepassing van 1, of 2, van het vierde lid. De aangestelde mag slechts het ziekenhuis aanduiden overeenkomstig het verzoek van de behandelend geneesheer wanneer hij vaststelt dat de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening en de toepassing van voornoemde wet van 8 juli 1964 gewaarborgd blijven. In afwijking van het vorig lid, mag in het geval bedoeld in punt 2, van het vierde lid, de behandelend geneesheer bij voorbaat het attest opmaken en dient hij bij de oproep zich niet meer bij het slachtoffer of de ziekte te bevinden, en dit voor zover dit geschiedt bij toepassing van het protocol bedoeld in artikel 4, eerste lid, 6 bis, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998.] [Art. 7bis. K.B. van 9 december 1998, art. 1 (inw. 1 januari 1999) (B.S. 24.12.1998) Zolang de Minister voor het werkingsgebied van een Commissie bij toepassing van artikel 6, eerste lid, nog geen erkende functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg heeft opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening en uiterlijk tot [[31 januari 2000]] duidt de aangestelde aan de persoon die effectief voor de werking van de ambulancedienst instaat, in afwijking van artikel 7, tweede lid, het dichtsbijgelegen ziekenhuis aan, beschikkend over een behoorlijk ingerichte dienst, waarheen het slachtoffer of de zieke moet vervoerd worden.] Aldus gewijzigd door het K.B. van 22 maart 1999, art.1 (B.S. 28.04.1999) en het K.B. van 16 november 1999, art. 1 (inw. 1 november 1999) (B.S. 17.12.1999) [Art. 7ter. K.B. van 26 mei 1999, art. 1 (inw. 12.02.2000) (M.B. 12.08.1999) - In afwijking van artikel 7, tweede lid, doch onverminderd de toepassing van artikel 7, derde lid, worden, in geval van een tussenkomst van de mobiele urgentiegroep, de kinderen tot en met de leeftijd van veertien jaar vervoerd naar het dichtsbijgelegen ziekenhuis dat beschikt over een spoedgevallendienst, alsmede - 10 - juli 2002 XI.2

over een erkende dienst voor kindergeneeskunde (kenletter E), bedoeld in het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd. In afwijking van het eerste lid, kan de arts van de mobiele urgentiegroep bepalen dat de patiënt naar het dichtstbijgelegen ziekenhuis met een spoedgevallendienst, zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, moet worden vervoerd] Art. 8. Wanneer het slachtoffer of de zieke een militair is, verwittigt de persoon, die voor zijn opneming in het ziekenhuis verantwoordelijk is, onverwijld de gewestelijke militaire overheid. Art. 9. Bij de opneming van het slachtoffer of van de zieke, verstrekt het ziekenhuis hem de volledige onmiddellijke verzorging die zich opdringt. Het verstrekken van die verzorging maakt een einde aan het stelsel van de dringende geneeskundige hulpverlening, behalve wanneer de verantwoordelijke geneesheer van mening is dat de toestand van het slachtoffer of van de zieke andere dringende maatregelen vereist. Art. 10. Dit besluit wordt van kracht op 1 juli 1965. Art. 11. Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van het Openbaar Ambt zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. - 11 - juli 2002 XI.2

MINISTERIELE OMZENDBRIEF VAN 23 NOVEMBER 1987 BETREFFENDE HET TELEFONISCH OPROEPSYSTEEM VOOR DE BRANDWEER. De doeltreffendheid van de brandweerdiensten wordt niet alleen beïnvloed door de bevoegdheid en toewijding van het personeel evenals de kwaliteit van het materieel, zij hangt ook af van de snelheid waarmee deze hulpdiensten kunnen opgeroepen worden. De oproep bereikt de brandweer in de meeste gevallen, rechtstreeks of langs de 100-centrale, via het openbaar telefoonnet. Overeenkomstig : - artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand; - artikel 45 van het modelreglement voor de organisatie van een gemengde, respectievelijk vrijwillige brandweer (Bijlagen 2 en 3 van het Koninklijk besluit van 6 mei 1971), moeten deze diensten immers over tenminste één telefoonlijn beschikken, uitsluitend voorbehouden voor het ontvangen van hulpoproepen. Gemengde en vrijwillige brandweerdiensten kunnen soms moeilijk een permanente bewaking van hun oproeplijn(en) door bevoegd personeel verzekeren. Dit probleem kan voortaan opgelost worden door het gebruik van een telefoondoorkiezer, zoals beschreven in de bijgevoegde technische nota nummer 561/86 van de Algemene Inspectie van de Brandweer. Dergelijke telefoondoorkiezers zullen kunnen verworven worden in het kader van de gemeenschappelijke aankopen met staatsbijdrage van mijn departement ten behoeve van de brandweer (Cfr. K.B. van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder gemeenten die over een brandweer beschikken, in aanmerking komen voor een staatsbijdrage voor het aankopen van brandweermaterieel). De Diensten van de Algemene Inspectie van de Brandweer zullen desgewenst alle verdere inlichtingen verschaffen. - 12 - XI.3

TELEFONISCH OPROEPSYSTEEM VOOR DE BRANDWEER 1. INLEIDING Onderhavige technische nota beschrijft een telefoondoorkiezer, ook wel doorschakelinrichting genoemd, ten behoeve van de brandweer. Elke brandweer beschikt over een telefoonaansluiting, uitsluitend voorbehouden voor de ontvangst van hulpoproepen. In de korpsen die over geen permanentie beschikken in de brandweerkazerne zal de doorkiezer de hulpoproepen doorschakelen naar de brandweerman met wachtdienst thuis. De levering omvat naast de doorkiezer een netvoeding, een noodvoeding en een opname- en weergavetoestel van de gesprekken. De levering, de plaatsing en het in bedrijfstellen behoren tot de aanneming. De verschillende wettelijke en reglementaire voorschriften geldende op de dag der levering, inzonderheid de bepalingen van de Regie T.T. ter zake, worden beschouwd deel uit te maken van onderhavige nota. 2. WERKINGSWIJZE 2.1. Basisprincipes (zie figuur) A OPROEPER X RTT CENTRALE DOORKIEZER D BRANDWEER- MANNEN MET DIENST C TELEFOON- CENTRALE OPENBAAR B BRANDWEER- KAZERNE TELEFONISCH OPROEPSYSTEEM VOOR DE BRANDWEER De brandweeroproep komt via het gekommuteerd RTT-net toe over een telefoonlijn A op de brandweerkazerne. Bij aanwezigheid van een operator wordt de oproep lokaal aanvaard en de nodige aktie uitgelokt. Staat de telefoondoorkiezer in de stand "doorschakelen" dan wordt automatisch op een telefoonlijn B het nummer gekozen van een brandweerman met wachtdienst, die over een telefoonlijn C of D beschikt. Aldus wordt de oproep A door de doorkiezer via lijn B naar C of D doorverbonden. Er mag aangenomen worden dat interzonale oproepen voor deze brandweertoepassing zelden zullen voorkomen. De doorkiezer moet op elk type R.T.T.-centrale kunnen worden aangesloten. Zolang het M.F.C.- stelsel niet algemeen van toepassing is lijkt het bovendien aangewezen dat een tussenmelding aan de oproeper A gegeven wordt door de doorkiezer middels een ingebouwd magneetbandmechanisme of digitale reproductie-eenheid. De doorkiezer zal geschikt zijn om zowel met als zonder de tussenmelding te werken. In 2.3 en 2.4 worden de desbetreffende procedures vermeld. Het is de inschrijver evenwel toegelaten variante werkingswijzen voor te stellen die naar zijn mening tot een betere werking van het stelsel zouden leiden. - 13 - XI.3

2.2. Procedure met wachtmededeling De verbinding wordt als volgt afgewikkeld : 1. de doorkiezer staat in de stand "doorschakelen"; 2. de beltoon op lijn A wordt gedetecteerd; 3. lijn B wordt genomen en getest op kiestoon; wordt na een regelbare periode (regelgrenzen 3 tot 40 seconden, normaal instelling : 3 seconden) geen kiestoon gedetecteerd dan wordt de poging meermaals herhaald; 4. bij kiestoon wordt : a) een wachtmededeling aan oproeper A verstrekt; b) op lijn B het nummer C gevormd; c) na de nummervorming en de wachtmededeling A met C doorverbonden; 5. na de wachtmededeling hoort oproeper A dus of beltoon, of bezettoon; 6. neemt brandweerman C de oproep aan, dan wordt, bij voorkeur, vooreerst een toonsignaal door de doorkiezer op de lijn geïnjecteerd, waardoor C weet dat het een doorverbonden oproep betreft; 7. C komt in gesprek met A. Dit gesprek wordt op magneetband geregistreerd in de brandweerkazerne; 8. bij het verbreken der verbinding door C komt lijn B en C vrij en start een gedwongen vrijmaking van lijn A. De doorkiezer komt in wachtstand. 2.3. Procedure zonder wachtmededeling De verbinding wordt afgewikkeld zoals in 2.2. vermeld, uitgezonderd voor volgende punten : 4. bij detectie van de kiestoon op lijn B wordt : a) op lijn B het nummer C gevormd; b) na de nummervorming A met C doorverbonden; 5. na de nummervorming hoort oproeper A dus of beltoon, of bezettoon. 2.4. Tweede doorkiesnummer D Is lijn C bezet (punt 6 van voorgaande procedure) dan hoort oproeper A bezettoon. Detektie van bezettoon op lijn B veroorzaakt in dit geval een automatisch omschakelen van het door te kiezen nummer van C naar D, D zijnde het tweede doorkiesnummer. Bij de volgende oproeppoging zal A aldus doorverbonden worden met brandweerman D. Is doorkiesnummer D geselecteerd en wordt bezettoon op lijn B gedetecteerd, dan zal, omgekeerd, weer automatisch het doorkiesnummer C ingesteld worden voor de volgende oproep. 3. PROGRAMMATIE 3.3. Gewone programmatie De doorkiezer is uitgerust met een klavier dat de gewone programmatie van de doorkiesnummers C en D toelaat. 3.2. Verkorte programmatie In variante wordt de verkorte keuze gevraagd van de doorkiesnummers C en D uit een voorafgaand door de gebruiker te laden geheugen. Elk in dit geheugen opgeslagen telefoonnummer zal uit - 14 - XI.3

tenminste 9 cijfers kunnen bestaan. De capaciteit van dit geheugen zal in de offerte vermeld worden. De minimum capaciteit zal 6 telefoonnummers bedragen. 4. BEVEILIGINGEN 4.1. Wanneer bij beltoon niet opgenomen wordt door C of D, dan zal na een belperiode begrepen tussen 60 en 120 seconden + 10 seconden automatisch de verbinding door de doorkiezer verbroken worden. 4.2. Een doorgeschakelde verbinding wordt in elk geval en automatisch verbroken na een inwendig instelbare gespreksperiode. Regelgrenzen : 300 seconden - 900 seconden + 30 seconden. 4.3. De doorkiezer zal behoorlijk beveiligd worden tegen ongewild wissen der functies. De functie "doorschakelen" zal bijzonder beveiligd worden tegen toevallige of kwaadwillige manipulatie. 4.4. Het programmeren van de doorkiesnummers C en D zal alleen vanaf de doorkiezer kunnen gebeuren. Afstandsbediening is niet toegelaten. 5. VOEDING EN NOODVOEDING De doorkiezer wordt normaal uit het net gevoed (220 V + 10 %, 50 + 1 Hz). Tot de levering hoort nochtans een noodvoedings-batterijsysteem. Bij het wegvallen van de netspanning wordt de doorkiezer automatisch uit deze batterij(en) gevoed. De capaciteit ervan zal voldoende zijn om de doorkiezer gedurende 48 uur te voeden bij 1 oproep per 4 uur, telkens gedurende 3 minuten. De batterij(en) zullen herlaadbaar zijn en uit het net in vlottende lading gehouden worden. 6. UITGANGEN De doorkiezer beschikt over een uitgang waarop een potentiaalvrij maakcontact ter beschikking komt tijdens de gespreksperioden van de doorkiezer. In variante kan een opname-uitgang voorzien worden voor registratie der gesprekken. Kenmerken van deze uitgang : 600 Ohm tot 10 kohm, niveau bij voorkeur - 3 db t.o.v. 0,775 V. 7. GESPREKSTELLER In variante kan een teller aangeboden worden die het aantal doorgeschakelde oproepen telt. 8. BIDIREKTIONELE VERSTERKER De bidirectionele versterker van de doorkiezer zal normaal op ongeveer 10 db ingesteld worden. De regelkarakteristiek zal zoveel mogelijk de gewone kenmerken van een telefoongesprek respecteren. 9. BIJ DE LEVERING TE VOEGEN DOKUMENTEN Bij elke doorkiezer zullen twee duidelijke en stevige handleidingen gevoegd worden, waarin bondig en overzichtelijk de werkingsprincipes uiteengezet worden en waarin de bediening verklaard wordt. De handleiding wordt gesteld in de administratieve taal (talen) van de gemeente waarvoor het materieel bestemd is. In de handleiding zullen verder de te nemen maatregelen bij defect duidelijk vermeld worden, met opgave der contactadressen van de firma. De waarborgformule wordt eveneens in deze bundel opgenomen. Bovendien zal volgende instructie letterlijk opgenomen worden in de gebruiksaanwijzing : "HERSTELLINGEN EN NAZICHT." "Overeenkomstig de voorschriften van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zal de gebruiker voor nazicht en herstellingen van de apparatuur telefonisch de leverancier hierom verzoeken, en dit verzoek dadelijk schriftelijk bevestigen aan de firma. Een afschrift van deze brief zal bij deze - 15 - XI.3