Wijzigingsblad BRL 0203



Vergelijkbare documenten
Wijzigingsblad BRL 2813

Wijzigingsblad BRL 0203

Wijzigingsblad BRL 0511 Verankeringen voor betonnen sandwichconstructies

Wijzigingsblad BRL

4 Bouwbesluit gerelateerde eisen en bepalingsmethoden

Richtlijn aansluiting Bouwbesluit

Vervang de inhoud van de volgende paragrafen in de BRL door de aangegeven tekst.

Nummer K86165/02 Vervangt K86165/01. Uitgegeven d.d Geldig tot Pagina 1 van 12. Gewapende breedplaatvloer

Algemeen Vervang in het document Nationale Beoordelingsrichtlijn voor Beoordelingsrichtlijn.

Wijzigingsblad BRL 2202 (zonwerend)(warmtereflecterend) isolerend dubbelglas voor thermische isolatie 31 december 2014

Wijzigingsblad BRL 2502

Kwaliteitsverklaringen, afgegeven op basis van BRL 3300 Vloerluiken d.d behouden hun geldigheid tot

Wijzigingsblad BRL 0703

KOMO. Naam certificaathouder. kwaliteitsverklaring

BEOORDELINGSRICHTLIJN WIJZIGINGSBLAD

Nummer K86123/01 Vervangt -- Uitgegeven d.d. -- Geldig tot Pagina 1 van 19. Gewapende breedplaatvloer. Betonson Prefab B.V.

Loofhoutsoorten (m.u.v. populierenhout) vallen niet onder de NEN-EN

Wijzigingsblad d.d behorende bij de BRL 1101 Spaanplaat d.d Vastgesteld door het College van Deskundigen SKH d.d.

Wijzigingsblad BRL

KOMO attest STRUCTO + NV. Voorgespannen kanaalplaatvloer

VLOER, BEGANE GROND, COMBINATIEVLOER, BETONBALKEN en EPS- VULELEMENTEN (attest, productcertificaat)

Wijzigingsblad BRL 0902

SKH-RICHTLIJN 7532 AANSLUITING BOUWBESLUIT Voor afgifte van erkende BB-aansluitdocumenten voor VLOERLUIKEN

Wijzigingsblad BRL 0208 d.d

Wijzigingsblad d.d behorende bij BRL 9922 Houten trappen d.d

attest-met-productcertificaat

Wijzigingsblad d.d behorende bij de BRL 1701 Gelijmde dragende houten bouwconstructies Pagina 1 van 11

Omschrijving van de wijziging

Kwaliteitsverklaringen, afgegeven op basis van BRL 5701 Ventilatieroosters d.d behouden hun geldigheid tot

Wijzigingsblad BRL

KOMO attest. Betonson Prefab B.V. Gewapende ribbenvloer

KOMO attest. Betonson Prefab B.V. Voorgespannen kanaalplaatvloer

RABB 7509 dd:

attest-met-productcertificaat Nummer K22466/07 Vervangt K22466/06 Uitgegeven d.d Geldig tot Onbeperkt Pagina 1 van 12

BEOORDELINGSRICHTLIJN WIJZIGINGSBLAD

Wijzigingsblad BRL 5212

ISOLATIE, MUUR, THERMISCH, VOORGEVORMD (attest, productcertificaat)

Algemene sterkte van de bouwconstructie , 2.3 en 2.4, lid 1a en 1b Sterkte bij brand en 2.11

Nummer K86198/02 Vervangt K86198/01. Uitgegeven d.d Geldig tot Pagina 1 van 17. Voorgespannen ribbenvloer

Nummer K/ Vervangt K/ Uitgegeven d.d. Geldig tot Pagina 1 van 5. Kelderwanden van staalvezelbeton

KOMO attest. Toepassing van «naam product/systeem»

Wijzigingsblad BRL 3121 KOMO attest-met-productcertificaat voor Metalen lateien en metalen metselwerkondersteuningen in metselwerkconstructies

Nummer K86115/01 Vervangt -- Uitgegeven d.d. -- Geldig tot Pagina 1 van 16. Gewapende breedplaatvloer

SKH-RICHTLIJN AANSLUITING BOUWBESLUIT Voor afgifte van erkende BB-aansluitdocumenten voor HOUTEN TRAPPEN

WAND, BINNENSPOUWBLAD, NIET DRAGEND, BETON (attest, productcertificaat)

Erkende BB-Aansluitdocument K95221/01

Kwaliteitsverklaringen, afgegeven op basis van BRL 5065 Mineraal gebonden houtwolplaten d.d behouden hun geldigheid tot

Erkend BB-Aansluitdocument

KOMO. Naam Certificaathouder. Bouwbesluit. attest-met-productcertificaat. Verankeringen voor betonnen sandwichconstructies

Nummer K86186/02 Vervangt K86186/01. Uitgegeven d.d Geldig tot Pagina 1 van 19. Voorgespannen breedplaatvloer

BRL 2701 "Metalen gevelelementen" ( ) + wijzigingsblad ( ) Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

KOMO attest K86195/02

Erkend BB-Aansluitdocument

drs. H.J.O. van Doorn, directeur Het attest is voorts opgenomen in het overzicht op de website van Stichting KOMO:

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN VOOR VLOERLUIKEN. Op 15 augustus 2003 aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteit

Erkend BB-Aansluitdocument

Erkend BB-Aansluitdocument

Erkende BB-Aansluitdocument K98620/01

Wijzigingsblad BRL

Afd. Art. Lid Woning Woongebouw. x x x / x x x x x. NEN-EN NEN 6068 NEN 6090 Verdere beperking van

Erkend BB-Aansluitdocument

WAND, BINNEN, NIET DRAGENDE, MONTAGEWAND, GIPSPLATEN (attest, productcertificaat)

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Nummer K86168/02 Vervangt K86168/01. Uitgegeven d.d Geldig tot Pagina 1 van 15. Voorgespannen massieve plaatvloer

SKH-RICHTLIJN 7531 AANSLUITING BOUWBESLUIT Voor afgifte van erkende BB-aansluitdocumenten voor PREFAB METERKASTEN

SKH RICHTLIJN AANSLUITING BOUWBESLUIT Voor afgifte van erkende BB-aansluitdocumenten voor HOUTEN BUITENBERGINGEN

WAND, BINNENSPOUWBLAD, NIET DRAGEND, SEGMENT, HOUT (attest, productcertificaat)

Beoordelingsrichtlijn

KOMO attest. Toepassing van «naam product/systeem»

KOMO attest. Dycore B.V. Voorgespannen kanaalplaatvloer

METALEN LATEIEN EN METALEN METSELWERKONDERSTEUNINGEN IN METSEL- WERKCONSTRUCTIES (attest, productcertificaat)

DAKPLAAT/GEVELPLAAT, VEZELCEMENTPLAAT, GEPROFILEERD, ASBESTVRIJ (attest, productcertificaat)

KOMO attest-met-productcertificaat

Wijzigingsblad BRL 1513 d.d

Wijzigingsblad BRL 9205

Het attest is voorts opgenomen in het overzicht op de website van Stichting KOMO:

SKH-RICHTLIJN AANSLUITING BOUWBESLUIT Voor afgifte van erkende BB-aansluitdocumenten voor GELIJMDE HOUTEN DRAAGCONSTRUCTIES

Wijzigingsblad BRL

Nummer K86261/02 Vervangt K86261/01. Uitgegeven d.d Geldig tot Pagina 1 van 16. Gewapende kanaalplaatvloer

Art. Lid Woning Woongebouw. x x x. x x. x x. x x

Erkend BB-Aansluitdocument

Fabriek te «Naam fabriek» «Straat fabriek» «Plaats fabriek»

Erkend BB-Aansluitdocument

Wijzigingsblad BRL 2353

Fabriek Lozerweg SR Weert

Erkend BB-Aansluitdocument

RABB 7524 d.d

BRL 1332 "Het sprayen van de onderkant van begane grondvloeren met CFK-vrij polyurethaanschuim"

DAKBEDEKKING, METALEN ELEMENTEN of STROKEN (attest, productcertificaat)

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN VOOR HET KOMO ATTEST VOOR "VENTILATIEROOSTERS" Op 15 augustus 2003 aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw

Vastgesteld door het College van Deskundigen van SKH

RABB 7520 dd

Beoordelingsrichtlijn

Erkend BB-Aansluitdocument

RABB 7512 dd

RABB 7525 dd

DAKBEDEKKING, GESPOTEN of STRIJKBAAR (attest, productcertificaat) Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

BEOORDELINGSRICHTLIJN GEWAPENDE CELLENBETONPLATEN VOOR TOEPASSING IN DAKCONSTRUCTIES

Afd. Art. Lid Woning Woongebouw. x x x x. x x x. x x. x x. x x x. x x. Ministeriële regeling Inbraakwerendheid

Wijzigingsblad d.d behorende bij BRL 2211 BINNENDEUREN en/of -KOZIJNEN d.d

Transcriptie:

Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton 31 december 2014 Vaststelling, aanvaarding en bindend verklaring Vastgesteld door College van Deskundigen Constructief Beton d.d. 12 november 2014. Aanvaard door het Bestuur van de Stichting KOMO d.d. 24 december 2014. Dit wijzigingsblad is door Kiwa bindend verklaard per 31 december 2014. Geldigheid kwaliteitsverklaringen Dit wijzigingsblad vervangt het wijzigingsblad d.d. 9 september 2013 bij BRL 0203 d.d. 1 juni 2006. Het wijzigingsblad d.d. 9 september 2013 is in dit wijzigingsblad opgenomen. De kwaliteitsverklaringen die op basis van die versie van de beoordelingsrichtlijn zijn afgegeven verliezen in elk geval hun geldigheid op 1 januari 2015. Gebruiksrecht Het gebruik van dit wijzigingsblad door derden, voor welk doel dan ook, is uitsluitend toegestaan nadat een schriftelijke overeenkomst met Kiwa is gesloten waarin het gebruiksrecht is geregeld. Aanleiding voor de wijziging Vanwege de implementatie van de Verordening bouwproducten zijn in dit wijzigingsblad vastgelegd de wijzigingen met betrekking tot de inhoud van de af te geven KOMO kwaliteitsverklaringen. Het betreft de paragraaf t.a.v. de CE-markering, het toelatingsonderzoek en de externe controle. Op basis van de gewijzigde BRL kunnen t.a.v. het Bouwbesluit of het Besluit bodemkwaliteit geen erkende kwaliteitsverklaringen worden afgegeven. Wijzigingen Vervang de inhoud van de volgende paragraaf in de BRL door de aangegeven tekst. 1.2 Toepassingsgebied De geprefabriceerde vloerelementen zijn bestemd om gedurende een referentieperiode van 50 jaar te worden toegepast in vrijdragende systeemvloeren van constructief beton (inclusief dakvloeren), voor zover hierop geen andere certificeringsregeling van toepassing is 2). Voor de hoogte h van de vloerelementen geldt h 450 mm 3). 1) Voor vloersystemen die niet (volledig) voldoen aan de vigerende normen dienen de aanvullende eisen opgenomen te zijn in een CUR Aanbeveling óf deze BRL. 2) Dit betekent bijvoorbeeld dat systeemvloeren, op basis van deze BRL, niet als afdekkingen voor mestkelders mogen worden toegepast, omdat hiervoor het certificaat Agrarische Betonproducten van toepassing is. 3) Voor het Slimline vloersysteem geldt dat de hoogte van de totale vloer (betonnen schil, stalen liggers en topvloer) groter dan 450 mm kan zijn. Voeg een paragraaf toe met de volgende tekst Vervang het restant van hoofdstuk 1 door de volgende tekst 1.3 Relatie met Europese Verordening bouwproducten (CPR, EU 305/2011) Op de producten die onder deze BRL vallen zijn de volgende geharmoniseerde Europese normen van toepassing: NEN-EN 1168 Kanaalplaatvloeren; NEN-EN 13224 Ribbenvloeren; NEN-EN 13747 Breedplaatvloeren NEN-EN 15037-1 Balkjes voor combinatievloeren; NEN-EN 15037-2 Betonnen vulelementen voor combinatievloeren.

1.4 Eisen te stellen aan onderzoeksinstellingen 1.4.1 Onderzoek uitgevoerd ten behoeve essentiële kenmerken Ten aanzien van de essentiële kenmerken zoals omschreven in de bijlage ZA van de geharmoniseerde Europese norm wordt uitgegaan van de waarden zoals opgenomen in de Prestatieverklaring van de betreffende producent. 1.4.2 Onderzoek uitgevoerd ten behoeve van overige kenmerken Indien door de leverancier in het kader van de externe controle rapporten van onderzoekinstellingen of laboratoria worden overgelegd om aan te tonen dat aan de eisen van de BRL wordt voldaan, zal moeten worden aangetoond dat deze zijn opgesteld door een instelling die voldoet aan de van toepassing zijnde accreditatienorm, te weten: NEN-EN-ISO/IEC 17020 voor inspectie-instellingen; NEN-EN-ISO/IEC 17021 voor certificatie-instellingen die systemen certificeren; NEN-EN-ISO/IEC 17024 voor certificatie-instellingen die personen certificeren; NEN-EN-ISO/IEC 17025 voor laboratoria; NEN-EN-ISO/IEC 17065 óf NEN-EN 45011 voor certificatie-instellingen die producten certificeren. NEN-EN-ISO/IEC 17065 is op 15 september 2012 gepubliceerd en gaat NEN-EN 45011 vervangen. Hierbij geldt een overgangstermijn van 3 jaar. Een instelling wordt geacht aan deze criteria te voldoen wanneer een accreditatiecertificaat kan worden overgelegd, afgegeven door de Raad voor Accreditatie (RvA) of een accreditatie-instelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten. Deze accreditatie moet betrekking hebben op het voor deze BRL vereiste onderzoek. Indien geen accreditatiecertificaat kan worden overgelegd, zal de certificatie-instelling zelf verifiëren of aan de accreditatienorm is voldaan, of het desbetreffende onderzoek opnieuw zelf (laten) uitvoeren. 1.5 Kwaliteitsverklaring Op basis van de KOMO-systematiek die van toepassing is voor deze beoordelingsrichtlijn worden de volgende kwaliteitsverklaringen afgegeven: KOMO attest, voor prestaties van het product in het bouwdeel en in relatie tot Bouwbesluit 2012. De uitspraken in dit attest zijn gebaseerd op hoofdstuk 4 van deze beoordelingsrichtlijn KOMO kwaliteitsverklaring voor productcertificatie. De uitspraken in deze kwaliteitsverklaring zijn gebaseerd op de hoofdstukken 5 Producteisen en bepalingsmethoden en 6 Eisen aan het kwaliteitssysteem van deze beoordelingsrichtlijn.; Op de website van de Stichting KOMO (www.komo.nl) staat het model attest en de model kwaliteitsverklaringen vermeld die voor deze beoordelingsrichtlijn van toepassing zijn. Een af te geven attest en de kwaliteitsverklaringen moeten hiermee overeenkomen. Vervang paragraaf 3.1 door de volgende tekst: 3.1 Toelatingsonderzoek 3.1.1 Toelatingsonderzoek voor het KOMO attest Ten behoeve van het verkrijgen van een KOMO attest voert de certificatie instelling onderzoek uit. Tot het toelatingsonderzoek behoren: A. Nagaan of de gedeclareerde waarden van de essentiële kenmerken (zoals vermeld in de door de aanvrager versterkte prestatieverklaring) minimaal gelijkwaardig zijn aan de relevante voorwaarden zoals vastgelegd in hoofdstuk 4 van deze beoordelingsrichtlijn. B. De certificatie instelling beoordeeld in hoeverre de overige (Bouwbesluit gerelateerde) productkenmerken minimaal gelijkwaardig zijn aan de relevante voorwaarden zoals zijn vastgelegd in hoofdstuk 4 van deze beoordelingsrichtlijn. C. Bepaling van de prestaties in de toepassing. Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 2 van 15

3.1.2 Toelatingsonderzoek voor de KOMO kwaliteitsverklaring Ten behoeve van het verkrijgen van een KOMO kwaliteitsverklaring voert de certificatie instelling onderzoek uit. Tot het toelatingsonderzoek behoren: D. Controle van door de aanvrager verstrekte c.q. te verstrekken documenten waarbij nagegaan wordt of voldaan wordt aan de eisen zoals vastgelegd in deze beoordelingsrichtlijn. E. Beoordeling van de door de aanvrager verstrekte c.q. te verstrekken prestatieverklaring(en) (opgesteld in het kader van de Europese Verordening bouwproducten) waarbij nagegaan wordt of de gedeclareerde waarden van de essentiële kenmerken (zoals vermeld in de prestatieverklaring) minimaal voldoen aan de voorwaarden zoals vermeld in deze beoordelingsrichtlijn. F. Bepaling van de overige productkenmerken zoals opgenomen in deze beoordelingsrichtlijn voor zover het geen essentiële kenmerken zijn zoals vermeld in bijlage ZA van de betreffende geharmoniseerde Europese norm(en) waarbij eveneens nagegaan wordt of deze kenmerken voldoen aan de eisen in deze beoordelingsrichtlijn 3.2 Beoordeling van het kwaliteitssysteem 3.2.1 Beoordeling van het kwaliteitssysteem voor het KOMO attest In relatie tot de productkenmerken (waaronder de essentiële kenmerken vastgelegd in de Prestatieverklaring opgesteld in het kader van de Europese Verordening bouwproducten) vindt t.b.v. het KOMO attest geen beoordeling van het kwaliteitssysteem plaats. 3.2.2 Beoordeling van het kwaliteitssysteem voor de KOMO kwaliteitsverklaring In relatie tot de essentiële kenmerken (zoals vastgelegd in de prestatieverklaring opgesteld in het kader van de Europese Verordening bouwproducten) vindt ten behoeve van de KOMO-kwaliteitsverklaring geen beoordeling van het kwaliteitssysteem en/of controle van monsters plaats. De kwaliteitsbewaking valt voor de essentiële kenmerken onder de Factory Production Control (FPC) zoals omschreven in de bijlage ZA van de geharmoniseerde Europese norm(en). Ten behoeve van het verkrijgen van de KOMO -kwaliteitsverklaring in relatie tot de overige productkenmerken voert de certificatie instelling onderzoek uit. Tot het toelatingsonderzoek behoren: Beoordeling van het productieproces Beoordeling van het kwaliteitssysteem en het IKB-schema Toetsing op de aanwezigheid en het functioneren van de overige vereiste procedures Vastgesteld moet worden in hoeverre het kwaliteitssysteem in overeenstemming is met de eisen zoals die zijn vastgelegd in hoofdstuk 6 van deze beoordelingsrichtlijn. Vervang hoofdstuk 4 door de volgende tekst. (De inhoud van het hoofdstuk is niet gewijzigd t.o.v. het wijzigingsblad bij BRL 0203 d.d. 9 september 2013, alleen is (-met-productcertificaat) in de gehele tekst van hoofdstuk 4 vervangen door ). Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 3 van 15

4 Bouwbesluit gerelateerde eisen en bepalingsmethoden 4.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de aan het Bouwbesluit gerelateerde prestatie-eisen voor nieuwbouw opgenomen waaraan de vloerconstructie moet voldoen, evenals de bepalingsmethoden om vast te stellen dat aan de eisen wordt voldaan. De Bouwbesluiteisen voor verbouw zijn in dit hoofdstuk niet expliciet genoemd, maar kunnen in voorkomende gevallen wel van toepassing zijn voor vloeren. Vloeren die voldoen aan de eisen voor nieuwbouw kunnen zondermeer toegepast worden in verbouwprojecten. Tabel Bouwbesluit Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit Afdeling Artikel; Leden Algemene sterkte van de bouwconstructie 2.1 2.2, 2.3 en 2.4 lid 1a en 1b, 2 en 3 Sterkte bij brand 2.2 2.10 lid 1t/m 7 en 9, 2.11 lid 1, 2a, 2b en 2g Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie 2.8 2.57 Beperking van het ontwikkelen van brand en rook 2.9 2.67, 2.68 lid 1 t/m 4, 2.69, 2.70 en 2.71 Beperking van uitbreiding van brand 2.10 2.84 lid 1 t/m 5 Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van 2.11 2.94 verspreiding van rook Bescherming tegen geluid van buiten, nieuwbouw (facultatief) 3.1 3.2, 3.3 en 3.4 Bescherming tegen geluid van installaties, nieuwbouw (facultatief) 3.2 3.8 en 3.9 Geluidwering tussen ruimten (facultatief) 3.4 3.16 en 3.17 Wering van vocht (Facultatief) 3.5 3.21, 3.22 lid 1 en 3.23 Bescherming tegen ratten en muizen 3.10 3.69 Energiezuinigheid, nieuwbouw (Deels facultatief) 5.1 5.3; 1, 2 en 3 en 5.4 Normen of Praktijkrichtlijnen die genoemd worden in het kader van eisen die ontleend zijn aan publiekrechtelijke regelgeving zijn bedoeld, zoals daarin aangewezen. 4.2 Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van veiligheid, Bouwbesluit hoofdstuk 2 4.2.1 Algemene sterkte van de bouwconstructie, Bouwbesluit afdeling 2.1 Voor de vloerconstructie zijn de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 lid 1 a en 1b, 2 en 3 van toepassing. Een vloerconstructie bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990. Een vloerconstructie bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de buitengewone belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990, als dit leidt tot het bezwijken van een andere bouwconstructie die niet in de directe nabijheid ligt van die vloerconstructie. Daarbij wordt uitgegaan van de buitengewone belastingen als bedoeld in NEN-EN 1991. Een vloerconstructie toegepast als dak bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de buitengewone belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990. Daarbij wordt uitgegaan van stootbelastingen als bedoeld in NEN-EN 1991 Het is mogelijk dat voor bepaalde projecten privaatrechtelijk strengere eisen worden gesteld dan de hierboven omschreven eisen. Voor ieder project geldt dat de gestelde eisen eenduidig vast moeten liggen, zodat deze onderdeel uitmaken van de controle van de berekeningen door de certificatie-instelling. Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 4 van 15

De sterkte van de vloerconstructie dient te worden bepaald volgens NEN-EN 1992. Indien voor de elementen beton wordt gebruikt met lichte toeslagmaterialen, dient hiervoor CUR-Aanbeveling 39 te worden gebruikt. In afwijking van het hierboven gestelde dient de sterkte van het Slimline vloersysteem tevens bepaald te worden volgens NEN-EN 1993. 1. De vermelde CUR-Aanbevelingen staan niet in het Bouwbesluit, maar leveren voor Nederland breed gedragen rekenregels. 2. Bij projecten in categorie 1 en 2 volgens bijlage 8 van de Criteria 73, draagt de producent geen verantwoordelijkheid voor de berekening van de vloerelementen, en is het aspect Sterkte van de bouwconstructie binnen het kader van het attest, niet van toepassing. Het attest vermeldt onder welke voorwaarden de vloerconstructie voldoet aan de sterkte-eisen en dat de sterkte van de vloerconstructie op projectniveau bepaald dient te worden. 4.2.2 Sterkte bij brand, Bouwbesluit afdeling 2.2 Voor de vloerconstructie zijn de artikelen 2.10 lid 1t/m 7 en 9, 2.11 lid 1, 2a, 2b en 2g van toepassing. Een vloerconstructie waarover of waaronder een vluchtroute voert, bezwijkt niet binnen 30 minuten bij brand in een subbrandcompartiment waarin die vluchtroute niet ligt. Een vloerconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin die vloerconstructie niet ligt, niet binnen de in tabel 2.10.1 respectievelijk 2.10.2 van het Bouwbesluit aangegeven tijdsduur door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan dat brandcompartiment. Voor zover dat brandcompartiment een woonfunctie is, geldt dit niet voor een vloerconstructie van een aan dat brandcompartiment grenzend subbrandcompartiment of grenzende buitenruimte. De tijdsduur van het bezwijken van de vloerconstructie wordt bepaald volgens NEN-EN 1992, NEN-EN 1993 (uitsluitend Slimline vloer) óf NEN 6069. Dwarskrachtcapaciteit voorgespannen kanaalplaatvloer bij brand Voor de voorgespannen kanaalplaatvloer dient, in aanvulling op de rekenkundige bepalingsmethode van het buigend moment in de brandsituatie, voor een brandwerendheid m.b.t. bezwijken van 60 minuten en hoger tevens het dwarskrachtdraagvermogen in de brandsituatie bepaald te worden. Hiervoor dient de berekeningsmethodiek volgens Annex G van de NEN-EN 1168 gebruikt te worden in combinatie met de NEN-EN 1992-1-1 en NEN-EN 1992-1-2. Dikte van de toplaag voorgespannen kanaalplaatvloer bij brand Indien niet anders wordt aangetoond geldt afhankelijk van de gevolgklasse een maximale dikte voor de toplaag zoals aangeven in onderstaande tabel. De dikte van de toplaag is gedefinieerd als het totaal van de dikte van de druklaag en de dikte van de cementgebonden afwerklaag, tenzij samenwerking wordt verhinderd. Bij hechtende afwerklagen met een druksterkteklasse van maximaal D15 mag, voor de bepaling van de dikte van de toplaag, de dikte van de afwerklaag voor de helft worden meegerekend. De te beschouwen dikte van de toplaag geldt voor het midden van de overspanning. Door een eventuele opbuiging van de kanaalplaten kan de toplaagdikte nabij de opleggingen groter zijn. Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 5 van 15

Maximale dikte van de toplaag Gevolgklasse Maximale toplaagdikte in het midden van de overspanning [mm] 1 geen beperking 2a, 2b en 3 50 De beschrijving van de gevolgklasse staat in bijlage A van NEN-EN 1991-1-7, inclusief nationale bijlage. Met een risicoanalyse volgens NEN-EN 1991-1-7 waarbij rekening mag worden gehouden met aanvullend getroffen maatregelen, kan op basis van gelijkwaardigheid worden aangetoond dat een dikkere toplaag toelaatbaar is. Het attest geeft de prestaties waaraan de vloerconstructie voldoet met de bijbehorende randvoorwaarden en dat de sterkte van de vloerconstructie bij brand op projectniveau bepaald dient te worden. Voor voorgespannen kanaalplaatvloeren vermeldt het attest per gevolgklasse de maximale dikte van de toplaag. 4.2.3 Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie, Bouwbesluit afdeling 2.8 Voor een vloerconstructie is artikel 2.57 van toepassing. De bovenzijde van een vloer ter plaatse van of nabij een stookplaats voldoet aan brandklasse A1 fl, indien: a. ter plaatse van of in de nabijheid van die stookplaats een intensiteit van de warmtestraling kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kw/m², of b. in het materiaal een temperatuur kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 90ºC. De brandklasse dient te worden bepaald volgens NEN-EN 13501-1. Vloerelementen van uitsluitend steenachtig materiaal voldoen zonder onderzoek aan klasse A1 respectievelijk A1 fl. Voor vloerelementen die gedeeltelijk bestaan uit andere, niet-steenachtige materialen zal de bijdrage tot brandvoortplanting door middel van (beproevings)rapporten aangetoond moeten worden. Het attest vermeldt dat de vloerconstructie van uitsluitend steenachtig materiaal voldoet aan klasse A1 respectievelijk A1 fl volgens NEN-EN 13501-1. Voor vloerelementen die aan de onderzijde zijn voorzien van brandbare materialen zal de toepassing worden beperkt tot boven kruipruimten of ruimten van geringere hoogte. 4.2.4 Beperking van het ontwikkelen van brand en rook, Bouwbesluit afdeling 2.9 Voor een vloerconstructie zijn de artikelen 2.67, 2.68 lid 1 t/m 4, 2.69, 2.70 en 2.71 van toepassing. Voor een vloerconstructie geldt brandklasse volgens tabel 2.66 van het Bouwbesluit en de rookklasse s1 (fl) volgens de bovenvermelde artikelen van het Bouwbesluit. De bovenzijde van een vloer toegepast als dak is niet brandgevaarlijk. De brandklasse en rookklasse dient bepaald te worden volgens NEN-EN 13501-1. Het niet brandgevaarlijk zijn dient bepaald te worden volgens NEN 6063. Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 6 van 15

Vloerelementen van uitsluitend steenachtig materiaal voldoen zonder onderzoek aan brandklasse A1 (fl) en rookklasse s1 (fl) en zijn niet brandgevaarlijk. Certificatieonderzoek Voor vloerelementen die gedeeltelijk bestaan uit andere, niet-steenachtige materialen zal de brandklasse, de rookklasse en het niet brandgevaarlijk zijn door middel van (beproevings)rapporten aangetoond moeten worden. Het attest vermeldt de brandklassen en rookklassen van een vloerconstructie. Voor vloerelementen die aan de onderzijde zijn voorzien van brandbare materialen zal de toepassing worden beperkt tot boven kruipruimten of ruimten van geringere hoogte. Voor vloerelementen toegepast als dak zal worden aangegeven dat deze zonder verdere afwerking aan de bovenzijde niet brandgevaarlijk zijn. 4.2.5 Beperking van uitbreiding van brand, Bouwbesluit afdeling 2.10 Voor een vloerconstructie is artikel 2.84 lid 1 t/m 6 van toepassing. De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van een brandcompartiment dient te voldoen aan de eisen in artikel 2.84 van het Bouwbesluit. De brandwerendheid van de vloerconstructie kan hierbij maatgevend zijn. De WBDBO dient te worden bepaald volgens NEN 6068. Het attest vermeldt de brandwerendheid van de vloerconstructie. 4.2.6 Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook, Bouwbesluit afdeling 2.11 Voor een vloerconstructie is artikel 2.94 van toepassing. De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van (beschermd) subbrandcompartiment een dient te voldoen aan de eisen in artikel 2.94 van het Bouwbesluit. De brandwerendheid van de vloerconstructie kan hierbij maatgevend zijn. De WBDBO dient te worden bepaald volgens NEN 6068. Het attest vermeldt de brandwerendheid van de vloerconstructie. 4.3 Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van gezondheid, Bouwbesluit hoofdstuk 3 4.3.1 Bescherming tegen geluid van buiten, nieuwbouw. Bouwbesluit afdeling 3.1 (Facultatief) Voor een vloerconstructie zijn de artikelen 3.2, 3.3 en 3.4 van toepassing. De geluidsbelasting van buiten en de binnen toegestane geluidsbelasting resulteren in een grenswaarde voor de totale omhullende constructie. Een grenswaarde voor een vloerconstructie kan niet worden vastgesteld. Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 7 van 15

De karakteristieke geluidwering van de bouwconstructie dient te worden bepaald volgens NEN 5077. Voor toetsing aan de eisen in het Bouwbesluit is een beoordeling van de totale constructie vereist. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de massa per m² van de vloerconstructie. Naast de vloerelementen en hun aansluitdetails zijn ook andere constructiedelen van belang, evenals hun aansluitdetails. In het attest staat de massa per m² per vloertype vermeld en dat door middel van berekeningen, dan wel beproevingen volgens NEN 5077 óf door toetsing aan het gestelde in NPR 5070 moet worden aangetoond, dat de geluidwering van de totale constructie aan de genoemde eis voldoet. In het attest kunnen aansluitdetails zijn opgenomen met de bijbehorende karakteristieke geluidwering. 4.3.2 Bescherming tegen geluid van installaties, nieuwbouw. Bouwbesluit afdeling 3.2 (Facultatief) Voor een vloerconstructie zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van toepassing. Voor de in bovenvermelde artikelen van het Bouwbesluit vermelde verblijfsgebieden geldt dat een installatie maximaal een karakteristiek installatie-geluidsniveau mag veroorzaken, zoals vermeld in tabel 3.7 van het Bouwbesluit (30 db respectievelijk 35 db). Deze grenswaarden gelden voor de totale omhullende constructie van een verblijfsgebied. Een grenswaarde voor een vloerconstructie kan niet worden vastgesteld. Het karakteristieke installatie-geluidsniveau in een verblijfsgebied dient te worden bepaald volgens NEN 5077. Voor toetsing aan de eisen in het Bouwbesluit is een beoordeling van de totale constructie vereist. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de massa per m² van de vloerconstructie. Naast de vloerelementen en hun aansluitdetails zijn ook andere constructiedelen van belang, evenals hun aansluitdetails. In het attest staat de massa per m² per vloertype vermeld en dat door middel van berekeningen, dan wel beproevingen volgens NEN 5077 óf door toetsing aan het gestelde in NPR 5070 moet worden aangetoond, dat de geluidwering van de totale constructie aan de genoemde eis voldoet. In het attest kunnen aansluitdetails zijn opgenomen met de bijbehorende karakteristieke geluidwering. 4.3.3 Geluidwering tussen ruimten van verschillende gebruiksfuncties, nieuwbouw. Bouwbesluit afd. 3.4 (Facultatief) Voor een vloerconstructie zijn de artikelen 3.16, 3.17 en 3.17a van toepassing. Het karakteristieke lucht-geluidniveauverschil en het gewogen contact-geluidniveau is niet groter dan de in bovenvermelde artikelen en tabel 3.15 van het Bouwbesluit vermelde waarden. Deze grenswaarden gelden voor de totale omhullende constructie van een verblijfsgebied. Een grenswaarde voor een vloerconstructie kan niet worden vastgesteld. Het karakteristieke lucht-geluidniveauverschil en het gewogen contact-geluidniveau dienen te worden bepaald volgens NEN 5077. Voor toetsing aan de eisen in het Bouwbesluit is een beoordeling van de totale constructie vereist. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de massa per m² van de vloerconstructie. Naast de vloerelementen en hun aansluitdetails zijn ook andere constructiedelen van belang, evenals hun aansluitdetails. Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 8 van 15

In het attest staat de massa per m² per vloertype vermeld en dat door middel van berekeningen, dan wel beproevingen volgens NEN 5077 óf door toetsing aan het gestelde in NPR 5070 moet worden aangetoond, dat de geluidwering van de totale constructie aan de genoemde eis voldoet. In het attest kunnen aansluitdetails zijn opgenomen met de bijbehorende geluidwering. 4.3.4 Wering van vocht. Bouwbesluit afdeling 3.5 (Facultatief) Voor een vloerconstructie zijn de artikelen 3.21, 3.22 lid 1 en 3.23 van toepassing. De in artikel 3.21 1, 2 en 3 gespecificeerde scheidingsconstructies dienen waterdicht te zijn. Een vloerconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte en een kruipruimte mag een specifieke luchtvolumestroom van ten hoogste 20.10-6 m³/(m².s) hebben. Een vloerconstructie waarvoor een warmteweerstand als bedoeld in artikel 5.3 van het Bouwbesluit geldt, heeft aan de zijde die grenst aan een verblijfsgebied een factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte, die niet kleiner is dan de in tabel 3.20 van het Bouwbesluit aangegeven waarde. De wateropname mag op de in artikel 3.23 van het Bouwbesluit gespecificeerde plaatsen van een scheidingsconstructie gemiddeld niet groter zijn dan 0,01 kg/(m².s 1/2 ) en op geen enkele plaats groter dan 0,2 kg/(m².s 1/2 ). De waterdichtheid van de scheidingsconstructie dient te worden bepaald volgens NEN 2778. De specifieke luchtvolumestroom van een vloerconstructie dient te worden bepaald volgens NEN 2690. De factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte dient bepaald te worden volgens NEN 2778. De wateropname dient bepaald te worden volgens NEN 2778. Certificatieonderzoek Door middel van de aangegeven bepalingsmethoden of door middel van toetsing aan het gestelde in NPR 2652 moet worden aangetoond dat aan de gestelde eisen wordt voldaan. In het attest zal worden opgenomen, dat de waterdichtheid bij de toepassing van de vloerelementen als dakvloer, verzekerd dient te worden door de dakbedekkingsconstructie. Voor de begane grondvloer kunnen in het attest voeg- en aansluitdetails worden opgenomen, die een voldoende luchtdichtheid waarborgen. Voor wat betreft kruipluikuitvoering, leidingdoorvoeren en eventueel aan te brengen waterkerende lagen zal in het attest een algemene verwijzing naar NPR 2652 worden opgenomen. Voor de factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte kunnen in het attest details met randvoorwaarden worden opgenomen die aan de gestelde eisen voldoen. In het attest zal worden opgenomen, dat aan de eis voor wat betreft het indringen van vocht vanuit de toiletruimte of badruimte in de constructie dient te worden voldaan d.m.v. een vloer- respectievelijk wandafwerking. Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 9 van 15

4.3.5 Bescherming tegen ratten en muizen. Bouwbesluit afdeling 3.10 Voor vloerconstructies is artikel 3.69 van toepassing. Een scheidingsconstructie zoals gespecificeerd in artikel 3.69 van het Bouwbesluit mag geen openingen hebben die breder zijn dan 0,01 m. Het attest vermeldt als toepassingsvoorwaarde dat vloerconstructies waarop deze eis van toepassing is geen openingen mogen hebben die breder zijn dan 0,01 m. 4.4 Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van energiezuinigheid en milieu, nieuwbouw. Bouwbesluit hoofdstuk 5 4.4.1 Energiezuinigheid, nieuwbouw. Bouwbesluit afdeling 5.1 (Deels facultatief) Voor een vloerconstructie zijn de artikelen 5.3 lid 1, 2 en 3 en 5.4 van toepassing. De warmteweerstand van een scheidingsconstructie zoals gespecificeerd in artikel 5.3 van het Bouwbesluit is ten minste 3,5 m²k/w. De luchtvolumestroom van het totaal aan verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten van een gebruiksfunctie is niet groter dan 0,2 m³/s. De grenswaarde voor de luchtvolumestroom geldt voor het totaal aan verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten van een gebruiksfunctie. Een grenswaarde voor een vloerconstructie kan niet worden vastgesteld. De warmteweerstand van de scheidingsconstructie dient te worden bepaald volgens NEN 1068. De luchtvolumestroom dient te worden bepaald volgens NEN 2686. Certificatieonderzoek Door middel van berekening volgens de aangegeven bepalingsmethode dient aangetoond te worden, dat de warmteweerstand van de geïsoleerde vloerconstructie aan de gestelde eis voldoet. Door middel van de omschreven bepalingsmethode kan worden bepaald wat de maximale bijdrage van de vloerconstructie inclusief de aansluitdetails is tot de luchtvolumestroom. Indien uit het attesteringsonderzoek bij "Wering van vocht van buiten" blijkt, dat aan de daar gestelde eis met betrekking tot de specifieke luchtvolumestroom is voldaan, kan beproeving volgens NEN 2686 achterwege blijven. In het attest zal de waarde van de warmteweerstand worden vermeld, met de relevante producteigenschappen van de geïsoleerde scheidingsconstructie. In het attest zal worden opgenomen, dat de luchtdoorlatendheid van de vloer verwaarloosbaar is. Het attest kan toepassingsvoorbeelden geven van vloerconstructies inclusief de aansluitdetails met de bijbehorende luchtvolumestroom. Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 10 van 15

Vervang de tekst in paragraaf 5.1 door het volgende: T.a.v. de in dit hoofdstuk opgenomen eisen t.a.v. de essentiële kenmerken vindt geen toelatingsonderzoek plaats en wordt geen verklaring opgenomen in de kwaliteitsverklaring. De vermeldingen t.a.v. het toelatingsonderzoek en de verklaring in de kwaliteitsverklaring in dit hoofdstuk t.a.v. de essentiële kenmerken moeten worden verwijderd. Verwijder geheel hoofdstuk 7 Samenvatting onderzoek en controle uit de BRL. Vervang de inhoud van paragraaf 8.6 Aard en frequentie van de externe controle door de volgende tekst: 8.6.1 Externe controle voor het KOMO attest De certificatie instelling voert 1x per 5 jaar een herbeoordeling van de prestaties in de toepassing uit, of zoveel eerder als nodig is. 8.6.2 Externe controle voor de KOMO kwaliteitsverklaring In relatie tot de essentiële kenmerken (zoals vastgelegd in de prestatieverklaring opgesteld in het kader van de Europese Verordening bouwproducten) vindt ten behoeve van het KOMO kwaliteitsverklaring geen beoordeling van het kwaliteitssysteem en/of controle van monsters plaats. De kwaliteitsbewaking valt voor de essentiële kenmerken onder de Factory Production Control (FPC) zoals omschreven in de bijlage ZA van de geharmoniseerde Europese norm. In relatie tot de overige productkenmerken vindt door de certificatie instelling periodiek controles plaats van het kwaliteitssysteem, het productieproces en de producteigenschappen waarbij nagegaan wordt of voldaan wordt aan de eisen in deze beoordelingsrichtlijn. Over de aan te houden controlefrequentie beslist het College van Deskundigen Constructief Beton. Vanaf het afsluiten van de certificatieovereenkomst en gedurende het eerste volledige kalenderjaar is de bezoekfrequentie vastgesteld op 6 controlebezoeken per jaar. Per kalenderjaar beoordeelt de certificatie instelling de resultaten van de controlebezoeken. Op basis hiervan kan de certificatie instelling in overleg met het College van Deskundigen Constructief Beton besluiten de frequentie terug te brengen naar 5 controlebezoeken per jaar en het volgende jaar eventueel naar 4 controlebezoeken per jaar. Voor leveranciers die niet beschikken over een kwaliteitssysteemcertificaat op basis van de ISO 9001, vindt eenmaal per jaar een aparte controle plaats op het kwaliteitssysteem. De bevindingen van elke uitgevoerde controle zullen door de certificatie-instelling naspeurbaar worden vastgelegd in een rapport. Vervang in alle teksten van de BRL de term attest-met-productcertificaat door attest respectievelijk kwaliteitsverklaring. Besluit bodemkwaliteit (Bouwstoffenbesluit) Verwijder hoofdstuk 5 met betrekking tot het Besluit bodemkwaliteit en alle verwijzingen naar het Besluit bodemkwaliteit (Bouwstoffenbesluit) uit de BRL. Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 11 van 15

10 Lijst van vermelde documenten 10.1 Publiekrechtelijke regelgeving 10.1.1 Bouwbesluit 2012 Bouwbesluit 2012 Stb. 2011, 416, 676, Stb. 2012, 441, Stb. 2013, 75, 244, 462, Stb. 2014, 51, 232 en 342 en de Regeling Bouwbesluit 2012 Stcrt. 2011, 23914, Stcrt. 2012, 13245, Stcrt. 2013, 5457, 16919, Stcrt. 2014, 4057. 10.1.2 CPR Europese Verordening bouwproducten, EU 305/2011 10.2 Normen / normatieve documenten: NEN 1068:2012 Thermisch isolatie van gebouwen; Rekenmethoden. NEN-EN 1168:2005 Vooraf vervaardigde betonproducten - Kanaalplaatvloeren, inclusief wijzigingsblad A3: 2011. NEN-EN 1607:2013 Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen. Bepaling van de treksterkte loodrecht op de oppervlakte. NEN-EN 1609:2013 Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen. Bepaling van de wateropname bij kortstondige gedeeltelijke onderdompeling. NEN 1775:1997 Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van vloeren, november 1991, inclusief wijzigingsblad A1: 1997 (bestaande bouw). NPR 2652:2008 Vochtwering in woongebouwen - Wering van vocht van binnen Wering van vocht van buiten - Voorbeelden van bouwkundige details. NEN 2686:1988 Luchtdoorlatendheid van gebouwen. Meetmethoden, inclusief wijzigingsblad A2: 2008. NEN 2690:1991 Luchtdoorlatendheid van gebouwen. Meetmethoden voor de specifieke volumestroom tussen kruipruimte en woning, inclusief wijzigingsblad A2: 2008. NEN 2778:1991 Vochtwering in gebouwen. n, inclusief wijzigingsblad A4: 2011. NPR 5070:2005 Geluidwering in woongebouwen - Voorbeelden van wanden en vloeren in steenachtige draagconstructies. NEN 5077+C1:2008/C3:2012 Geluidwering in gebouwen - n voor de grootheden voor geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd. NEN 6061:1991/A3:2012 Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen. NEN 6063:2008 Bepaling van het brandgevaarlijk zijn van daken, maart 2008 NEN 6068:2008/C1:2011 Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten. NEN 6069:2011 Beproeving en klassering van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten. NEN-EN 1990+A1+A1/C2:2011 Eurocode Grondslagen van het constructief ontwerp, inclusief nationale bijlage NB:2011 NEN-EN 1991-1-2+C1:2011 Eurocode 1: Belastingen op constructies Deel 1-2: Algemene belastingen Belasting bij brand, inclusief nationale bijlage NB:2011 NEN-EN 1991-1-7+C1:2011 Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-7: Algemene belastingen - Buitengewone belastingen: stootbelastingen en ontploffingen, inclusief nationale bijlage NB:2011 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 12 van 15

NEN-EN 1992-1-1+C2:2011 Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen, inclusief nationale bijlage NB:2011 NEN-EN 1992-1-2+C1:2011 Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies Deel 1-2: Algemene regels Ontwerp en berekening van constructies bij brand, inclusief nationale bijlage NB:2011 NEN-EN 1993-1-1+C2:2011 Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen, inclusief nationale bijlage NB: 2011 NEN-EN 1993-1-2+C1:2006 Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-2: Algemene regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand, inclusief nationale bijlage NB: 2007 NEN-EN 13224:2011 Vooraf vervaardigde betonproducten - Ribbenvloeren. NEN-EN 13501-1:2007+A1:2009 Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen - Deel 1: Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag. NEN-EN 13747:2005+A2:2010 Vooraf vervaardigde betonproducten - Breedplaatvloeren. NEN-EN 15037-1:2008 Vooraf vervaardigde betonproducten - Combinatievloeren - Deel 1: Balken. NEN-EN 15037-2:2009+A1:2011 Vooraf vervaardigde betonproducten - Combinatievloeren - Deel 2: Betonnen vulelementen, maart 2011. Criteria 73 CUR Aanbeveling 39 Eisen te stellen aan het kwaliteitssysteem voor een productcertificaat voor elementen van vooraf vervaardigd constructief beton Beton met grove lichte toeslagmaterialen Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 13 van 15

BOUWBESLUITINGANG In de onderstaande tabel is aangegeven over welke artikelen van het Bouwbesluit de kwaliteitsverklaring een uitspraak kan doen (afhankelijk van het vloertype en de toepassing). De tabel zal opgenomen worden in het KOMO attest(-metproductcertificaat). Afdeling Bouwbesluit / Prestatie volgens Nr. en titel bepalingsmethode kwaliteitsverklaring Hoofdstuk 2 Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van veiligheid 2.1 Algemene sterkte van de bouwconstructie Uiterste grenstoestand bepaald volgens NEN-EN 1992 2.2 Sterkte bij brand Tijdsduur van brandwerendheid m.b.t. bezwijken, bepaald volgens NEN-EN 1992, NEN-EN 1993 óf NEN 6069, 2.8 Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie 2.9 Beperking van het ontwikkelen van brand en rook 2.10 Beperking van uitbreiding van brand 2.11 Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook Brandklasse bepaald volgens NEN-EN 13501-1. Brandklasse volgens tabel 2.66 van het Bouwbesluit en rookklasse s1 fl, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. Niet brandgevaarlijk volgens NEN 6063. WBDBO volgens artikel 2.84 van het Bouwbesluit, bepaald volgens NEN 6068. WBDBO en weerstand tegen rookdoorgang volgens artikel 2.94 van het Bouwbesluit, bepaald volgens NEN 6068. Vloerelementen van uitsluitend steenachtige materialen voldoen aan klasse A1 fl.. Vloerelementen van uitsluitend steenachtig materiaal voldoen zonder onderzoek aan brandklasse A1 (fl) en rookklasse s1 (fl) en zijn niet brandgevaarlijk.. Kleinste waarde volgens tabel 3 van dit attest of 120 minuten. Kleinste waarde volgens tabel 3 van dit attest of 120 minuten. Hoofdstuk 3 Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van gezondheid 3.1 Bescherming tegen geluid van buiten, nieuwbouw 3.2 Bescherming tegen geluid van installaties, nieuwbouw 3.4 Geluidwering tussen ruimten van verschillende gebruiksfuncties, nieuwbouw Karakteristieke geluidwering volgens artikel 3.2, 3.3 en 3.4 van het Bouwbesluit, bepaald volgens NEN 5077. Karakteristiek geluidsniveau volgens artikel 3.8 en 3.9 van het Bouwbesluit, bepaald volgens NEN 5077. Karakteristieke luchtgeluidniveauverschil en het gewogen contactgeluidniveau volgens artikel 3.16, 3.17 en 3.17a en tabel 3.15 van het Bouwbesluit, bepaald volgens NEN 5077. Massa van de vloerconstructie. Massa van de vloerconstructie. Massa van de vloerconstructie en aansluitdetails. Opmerkingen i.v.m. toepassing Maximale dikte toplaag voor voorgespannen kanaalplaatvloeren volgens artikel 4.2.2 van BRL 0203. Vloerelementen die aan de onderzijde zijn voorzien van brandbare materialen mogen uitsluitend toegepast worden, als begane grondvloer boven kruipruimten of ruimten van geringere hoogte. Vloerelementen die aan de onderzijde zijn voorzien van brandbare materialen mogen uitsluitend toegepast worden, als begane grondvloer boven kruipruimten of ruimten van geringere hoogte. Vloerelementen die aan de onderzijde zijn voorzien van brandbare materialen mogen uitsluitend toegepast worden, als begane grondvloer boven kruipruimten of ruimten van geringere hoogte. Vloerelementen die aan de onderzijde zijn voorzien van brandbare materialen mogen uitsluitend toegepast worden, als begane grondvloer boven kruipruimten of ruimten van geringere hoogte. De geluidwering van de gehele constructie dient te worden bepaald. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de massa van de vloerconstructie. De geluidwering van de gehele constructie dient te worden bepaald. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de massa van de vloerconstructie. De geluidwering van de gehele constructie dient te worden bepaald. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de massa van de vloerconstructie. Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 14 van 15

Afdeling Bouwbesluit / Prestatie volgens Nr. en titel bepalingsmethode kwaliteitsverklaring 3.5 Wering van vocht van buiten Waterdicht bepaald volgens Specifieke luchtvolumestroom van NEN 2778. de vloerelementen zonder Specifieke luchtvolumestroom begane grondvloeren kleiner dan 20.10-6 m³/(m².s). doorvoeren en openingen is boven kruipruimten 20.10-6 Voor de begane grondvloer m³/(m².s), bepaald volgens kunnen in het attest voeg- en NEN 2690. aansluitdetails worden Waar van toepassing (artikel opgenomen, die een voldoende 5.3 van het Bouwbesluit) is luchtdichtheid waarborgen. de temperatuur van de Van de in het attest opgenomen binnenoppervlakte niet aansluitdetails is de temperatuurfactor kleiner dan waarde in tabel vermeld. 3.20 van het Bouwbesluit, bepaald volgens NEN 2778. Wateropname op plaatsen volgens artikel 3.23 van het Bouwbesluit gemiddeld niet groter dan 0,01 kg/(m².s 1/2 ) en op geen enkele plaats groter dan 0,2 kg/(m².s 1/2 ) 3.10 Bescherming tegen ratten en muizen Een scheidingsconstructie zoals gespecificeerd in artikel 3.69 van het Bouwbesluit mag geen openingen hebben die breder zijn dan 0,01 m Hoofdstuk 5 Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van energiezuinigheid en milieu 5.1 Energiezuinigheid, nieuwbouw Warmteweerstand schedingsconstructie (artikel 5.3 van het Bouwbesluit) 3,5 m²k/w, bepaald volgens NEN 1068. Luchtvolumestroom van het toaal aan verblijfsgebieden, toilet- en badruimten 0,2 m³/s, bepaald volgens NEN 2668. Warmteweerstand per vloertype in tabel 4 van het attest. Luchtvolumestroom van de vloerelementen zonder doorvoeren en openingen is verwaarloosbaar. Opmerkingen i.v.m. toepassing Wanneer de vloerelementen als dakvloer worden toegepast, dient de waterdichtheid gegarandeerd te worden d.m.v. een dakbedekkingsconstructie. Ter voorkoming van indringing van vocht dient de vloerconstructie in een toiletof badruimte te worden voorzien van een afwerking. Vloerconstructies waarop deze eis van toepassing is mogen geen openingen hebben die breder zijn dan 0,01 m. Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton blz. 15 van 15