Datum van inontvangstneming : 16/04/2019

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Date de réception : 01/12/2011

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Date de réception : 10/01/2012

Datum van inontvangstneming : 16/09/2016

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Datum van inontvangstneming : 18/02/2019

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Date de réception : 01/03/2012

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 11/06/2015

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Datum van inontvangstneming : 27/07/2015

Datum van inontvangstneming : 30/10/2018

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum van inontvangstneming : 13/09/2012

Datum van inontvangstneming : 13/09/2017

Datum van inontvangstneming : 17/04/2015

Datum van inontvangstneming : 21/01/2013

CENTRALE RAAD VAN BEROEP U I T S P R A A K

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014

Hof van Cassatie van België

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

Datum van inontvangstneming : 01/08/2016

ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*)

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Datum van inontvangstne ming : 22/05/2012

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 21/06/2012

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Datum van inontvangstneming : 20/11/2015

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 25 januari 2007 *

Date de réception : 18/10/2011

Datum van inontvangstneming : 11/08/2015

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 20/06/2017

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974.

Datum van inontvangstneming : 14/02/2017

Datum van inontvangstneming : 03/07/2012

Datum van inontvangstneming : 17/08/2017

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 17/12/2013

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 27/06/2013

Datum van inontvangstneming : 15/09/2014

Datum van inontvangstneming : 29/01/2018

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 11/05/2016

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 21/01/2019

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014

Datum van inontvangstneming : 24/07/2015

Datum van inontvangstneming : 08/11/2016

Datum van inontvangstneming : 25/06/2012

Datum van inontvangstneming : 22/02/2013

Date de réception : 16/12/2011

Datum van inontvangstneming : 12/03/2015

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Datum van inontvangstneming : 15/04/2013

Datum van inontvangstneming : 04/02/2014

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013

Datum van inontvangstneming : 20/09/2017

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 16/04/2019

Vertaling C-168/19-1 Datum van indiening: Zaak C-168/19 Verzoek om een prejudiciële beslissing 25 februari 2019 Verwijzende rechter: Corte dei Conti - Sezione Giurisdizionale per la Regione Puglia (Italië) Datum van de verwijzingsbeslissing: 10 juli 2018 Verzoekende partij: HB Verwerende partij: Istituto Nazionale della Previdenza Sociale ITALIAANSE REPUBLIEK DE CORTE DEI CONTI (rekenkamer, Italië) Beschikking 125/2018 Sezione Giurisdizionale per la Regione Puglia (afdeling rechtspraak voor de regio Apulië) [OMISSIS], heeft de volgende BESCHIKKING gegeven op het beroep [OMISSIS] ingesteld door HB [OMISSIS] tegen het Istituto Nazionale della Previdenza Sociale (I.N.P.D.A.P.) (nationaal instituut voor sociale voorzieningen, Italië) [OMISSIS]. NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 10. 7. 2018 ZAAK C-168/19 ************ 1. HOOFDGEDING Bij verzoekschrift dat op 21 juli 2017 ter kennis is gebracht van het Istituto Nazionale della Previdenza Sociale (hierna: I.N.P.S. ), heeft HB beroep ingesteld tegen deze instantie met het oog op de vaststelling van zijn recht op uitbetaling van zijn pensioen in Portugal zonder heffing van Italiaanse belastingen. Verzoeker, de begunstigde van een pensioen (met registratienummer 17130153) dat voorheen werd beheerd door het Istituto Nazionale di Previdenza e Assistenza per ì dipendenti dell'amministrazione Pubblica (I.N.P.D.A.P.P.) en is toegekend vanaf 1 augustus 2007, heeft, nadat hij zijn woonplaats naar Portugal had overgebracht, het I.N.P.S. bij aangetekend schrijven van 16 december 2015 meegedeeld dat hij maandelijks zijn pensioen wenste te ontvangen zonder inhouding van enige Italiaanse belasting, overeenkomstig artikel 18 en artikel 19, lid 2, van Legge 10 luglio 1982, n. 562 (wet nr. 562 van 10 juli 1982), waarbij de Overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek en de Republiek Portugal tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen is geratificeerd. Het I.N.P.S. heeft het verzoek van verzoekster afgewezen en heeft bij besluit van 23 december 2015 verklaard dat gepensioneerden die een Italiaans overheidspensioen ontvangen door artikel 19 van het verdrag zelf zijn uitgesloten van de mogelijkheid om in Portugal aanspraak te maken op de belastingvoordelen. De mogelijkheid van vrijstelling van belastingheffing [over zijn pensioen door Italië] geldt voor alle Italiaanse gepensioneerden die een pensioen uit de particuliere sector ontvangen. Het I.N.P.S. is verschenen door de indiening op 7 april 2017 van een verweerschrift, dat vergezeld ging van een administratief verslag, waarin de gegrondheid van het verzoek van verzoekster wordt betwist op grond dat terwijl voor gepensioneerden die voormalige werknemers uit de particuliere sector zijn [Or. 2] de enige voorwaarde voor de toekenning van een pensioen vóór aftrek de woonplaats is, gepensioneerden die voormalige werknemers uit de publieke sector zijn, slechts een vrijstelling van Italiaanse belastingen kunnen verkrijgen indien zij de nationaliteit van een ander land verwerven. 2. NATIONALE WETGEVING Op het onderhavige geding zijn de volgende bepalingen van toepassing: -[Legge] 10 luglio 1982, n.562 (wet nr. 562 van 10 juli 1982; Gazzetta Ufficiale Serie Generale nr. 224 van 16 augustus 1982) 2

ISTITUTO NAZIONALE DELLA PREVIDENZA SOCIALE ARTIKEL 18. (Pensioenen) Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, lid 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een van de Staten terzake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar. Artikel 19 (Overheidsfuncties) 2. a) Pensioenen betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door, een van de Staten of een staatkundig of administratief onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat publiekrechtelijk lichaam, zijn slechts in die Staat belastbaar. 3. KORTE UITEENZETTING VAN DE MOTIVERING VAN DE VERWIJZING De feiten die relevant zijn voor de beslissing in de procedure voor de rechter in het hoofdgeding vallen binnen de werkingssfeer van het Unierecht, omdat de lidstaten, ofschoon de directe belastingen tot hun bevoegdheid behoren, niettemin gehouden zijn die bevoegdheid in overeenstemming met het Unierecht uit te oefenen, zoals het Hof van Justitie van de Europese Unie reeds heeft verklaard (zie, laatstelijk, arrest van 19 november 2015, C-632/13, EU:C:2015:765, punt 28 en de aangehaalde rechtspraak). Hoewel de fiscale bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen de uitdrukking van de nationale soevereiniteit zijn en niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen, moeten zij worden uitgeoefend met inachtneming van de in het Verdrag neergelegde fundamentele vrijheden, waarop [Or. 3] de instelling en de werking van de interne markt zijn gebaseerd. Dit impliceert dat er een mogelijk verband bestaat tussen nationale belastingwetgeving en rechtstreeks toepasselijke bepalingen van het Verdrag, hetgeen resulteert in een algemene beperking van de fiscale soevereiniteit van de afzonderlijke lidstaten op het gebied van de directe belastingen en in overeenstemming met in het bijzonder artikel 21 VWEU, de bepaling van het VWEU waarnaar in het onderhavige geval moet worden verwezen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft geoordeeld (arrest van 19 november 2015, C-632/13) dat een gepensioneerde die zich na een volledige beroepsloopbaan in een lidstaat in een andere lidstaat vestigt, wanneer het bij artikel 45 VWEU gegarandeerde vrij verkeer niet van toepassing is, zich kan beroepen op het recht op vrij verkeer als burger van de Unie krachtens artikel 21 VWEU (zie in die zin arrest C-520/04, EU:C:2006:703, punten 16-23). Het is duidelijk dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde Italiaanse regeling een ongelijke behandeling invoert tussen enerzijds Italiaanse gepensioneerden uit 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 10. 7. 2018 ZAAK C-168/19 de particuliere sector die in Portugal wonen en anderzijds Italiaanse gepensioneerden met een overheidspensioen die ook in Portugal wonen, hetgeen resulteert in een verschil in fiscale behandeling waarbij de eerste groep Italiaanse gepensioneerden gunstiger en de tweede groep minder gunstig wordt behandeld dat een belemmering van het vrije verkeer in de Europese Unie vormt. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (arrest van 9 november 2006, C-520/04, EU:C:2006:703) heeft geoordeeld dat [e]en nationale regeling die bepaalde nationale onderdanen benadeelt alleen omdat zij hun recht om vrij in een andere lidstaat te reizen en te verblijven hebben uitgeoefend, [...] aldus een ongelijke behandeling [veroorzaakt] die in strijd is met de beginselen die aan de hoedanigheid van burger van de Unie ten grondslag liggen, namelijk de garantie dat de burgers bij de uitoefening van hun recht van vrij verkeer rechtens gelijk worden behandeld (punt 22). Het nadeel is in het onderhavige geval slechts indirect, aangezien het verband houdt met een andere fiscale behandeling van pensioenen van voormalige werknemers uit de particuliere sector dan die van voormalige werknemers uit de publieke sector. Bovendien komt het verschil in fiscale behandeling van de pensioenen van Italiaanse burgers die hun woonplaats naar Portugal overbrengen, afhankelijk van de vraag of zij voormalige werknemers uit de overheidssector dan wel voormalige werknemers uit de particuliere sector zijn, neer op discriminatie op grond van nationaliteit, hetgeen op grond van artikel 18 VWEU verboden is, aangezien voormalige werknemers uit de particuliere sector daar alleen hoeven te wonen, terwijl voormalige werknemers uit de overheidssector de Portugese nationaliteit dienen te verkrijgen. In het algemeen vereist het non-discriminatiebeginsel dat, behoudens objectieve rechtvaardiging, vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet gelijk worden behandeld. Het Hof van Justitie heeft duidelijk gemaakt dat het beginsel van gelijke behandeling niet alleen directe of flagrante discriminatie (overt discrimination) verbiedt, maar ook indirecte of [Or. 4] verkapte discriminatie (covert discrimination), die weliswaar uitgaan van verschillende onderscheidingscriteria maar in feite tot hetzelfde resultaat leiden. De prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie kan derhalve als volgt worden geformuleerd: Moeten de artikelen 18 en 21 VWEU aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan een in een andere lidstaat wonende persoon die al zijn inkomsten in de eerste lidstaat heeft verworven, maar niet de nationaliteit van de tweede lidstaat heeft, aan belasting over het inkomen wordt onderworpen zonder aanspraak te kunnen maken op de belastingvoordelen van deze laatste lidstaat? OM DEZE REDENEN 4

ISTITUTO NAZIONALE DELLA PREVIDENZA SOCIALE [OMISSIS] De behandeling van de zaak wordt geschorst totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak heeft gedaan. [OMISSIS] Bari [OMISSIS] 10 juli 2018 [OMISSIS] 5