Leerstofomschrijving proefwerkweek 2 1 kgt Vak Engels File 4 Post It, Like It F Grammar: hoe je de verleden tijd van to be en to have maakt; hoe je meervouden maakt in het Engels; hoe je kunt aangeven dat iets van iemand is ('s = genitive); zeggen of je iets wel of niet gelooft; vragen of iets wel of niet waar is. G Words and Phrases: A, B & C and Phrases You Can Use Verdeel de leerstof Goed oefenen met de grammatica Schrijf alle zinnen op Woordjes en zinnetjes kun je ook in wrts oefenen Noteer vragen die je aan mij kunt stellen over de stof
mens en maatschappij Thema 2 blok 3 en 4 Thema 3 blok 1 t/m 4 Topografie van Europa (zoals uitgedeeld in de klas) Aantekeningen leren Laat je overhoren In je werkboek staat wat moet je leren na elk blok. Beantwoord deze vragen voor jezelf en leer de begrippen die erbij staan Maak begrippenkaartjes Maak toetsvragen voor jezelf en beantwoord deze Oefen met je werkboek vragen Leer de PowerPoints Maak samenvattingen voor jezelf!
mens en natuur Hoofdstuk 4 Dieren verzorgen: 4.1 Dieren 4.2 Gedrag 4.3 Leren Je leert wat dieren eten (lesboek en activiteitenboek blz. 7 t/m 10). Je leert wat gedrag is en hoe je het bestudeert (lesboek en activiteitenboek blz. 12 t/m 16). Je leert dat ook dieren leren (lesboek en activiteitenboek blz. 20 t/m 23). Je begrijpt de tandformule en kan hem opschrijven. Je begrijpt de staafdiagram en kan hem maken. Begin 5 dagen van te voren met leren. Verdeel de leerstof en herhaal vaak. Leer alle begrippen (= dikgedrukte woorden) en de betekenis uit je hoofd. Leer bij de paragrafen de stukjes Om te onthouden. Bestudeer de stukjes Extra van de paragrafen en: Leer vraag 16 van Extra van par. 4.1. uit het activiteitenboek. Leer vraag 18 t/m 20 van Extra van par. 4.2 uit het activiteitenboek. Leer vraag 15 t/m 18 van extra van par. 4.3. uit het activiteitenboek.
Nederlands Module 3 (spreekwoorden en uitdrukkingen) Module 7 (stijl) Je kent de spreekwoorden/uitdrukkingen die aan bod zijn gekomen en weet wat deze betekenen. Je herkent het soort opdracht dat in de modulen staan en weet wat er bij de opdracht van je gevraagd wordt. Je kent de stijlfouten en kan deze goed toepassen. Je weet wat tegenstellingen zijn. Je weet wat synoniemen zijn. Je weet wat taalschakeringen zijn. Kom naar het inloopuur Nederlands voor een Diagnostische toets. Leer je aantekeningen uit de les. Bekijk de oefentoetsen en herhalingsvragen- en opdrachten goed. Kom met vragen naar mevrouw van Herk toe!
Rekenen ffleren rekenen 1F- domeinen: getallen, meten en meetkunde, verbanden en verhoudingen. Gehele oefenstof van de vier domeinen (getallen, meten en meetkunde, verbanden en verhoudingen). Oefen voornamelijk onderdelen (domeinen) die j lastig vindt. Oefen sommen in extra oefenen. Leer de maateenheden en stappen (zoals meter en kilometer) uit je hoofd.
Techniek Hs. 3 De achtbaan - opbouw van een achtbaan - remzone - G-kracht - constructie - verbindingen - duw- en trekkracht - profielbalken - slimme constructies Oefeningen doornemen. Bij vragen langskomen voor extra uitleg.
Wiskunde Hoofdstuk 5: Lengte, Omtrek en Oppervlakte Hoofdstuk 6: Grafieken Maten schatten, lengte en omtrek, lengtematen omrekenen, oppervlakte, oppervlakte maten omrekenen, rekenen Stijgend en Dalend, Grafieken aflezen, snel en langzaam stijgen,grafieken tekenen, assenstelsel Lees de hoofdstukken eerst goed door. Maak de Test jezelf opgaven Bepaal wat je nog moet leren en wat je al kan Oefen de onderdelen waar je slecht in bent en zoek hulp bij je docent of een wiskunde genie Meenemen: Geodriehoek Rekenmachine Passer Potlood Pen Gum
Duits A. Hoofdstuk 3: Wörter, Plauderecke, Landeskunde en Grammatik. B. Hoofdstuk 1 en 2: Wörter. C. Leestekst: Hiervoor kun je niet leren. Wat kun je voor de toets? Prüfung Kapitel 3 1. AB Wörter 3.7 Seite 63 + Wörter 5.3 Seite 67 + Wörter 9.2 Seite 74 (twee kanten op leren) 2. AB Grammatik: - Persoonlijke voornaamwoorden 10.4 Je kent de persoonlijk voornaamwoorden en kunt ze vertalen. - Werkwoorden met esttenten 10.5 Je kunt de werkwoorden met esttenten vervoegen. - Haben/sein 11.2 Seite 19 en 26. Je kunt deze werkwoorden vervoegen. 3. TB Plauderecke Seite 34/35 4. AB Landeskunde 1.1, 2.1, 3.1, 6.1 Seite 58/59/68. Je kunt aangeven, hoe het Duitse schoolsysteem werkt, welke cijfers er in Duitsland gegeven worden en wat het verschil met Nederland is. Kapitel 1 & 2 1. Alle woordjes van hoofdstuk 1 en 2. Deze vind je op Seite 52 in het Textbuch. Begin minimaal 2 dagen van te voren. Leer niet langer dan 45 minuten achter elkaar. Neem voldoende pauzes. Zorg voor een opgeruimd bureau. Deel de woordenblokken op. Maak gebruik van wrts. Maak de grammaticaoefeningen in het werkboek nog een keer. Ga via ELO naar de digitale wereld van TrabiTour, waar je extra oefeningen voor woordenschat en grammatica kunt maken.