L 52/32 Publicatieblad van de Europese Unie

Vergelijkbare documenten
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 november 2009 (23.11) (OR. fr) 16333/09 AGRILEG 220 DENLEG 120

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Tekst Inhoudstafel Begin

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad van de Europese Unie L 364/25

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument D011014/02

(Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad van de Europese Unie L 326/3

(Voor de EER relevante tekst)

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

EU-wetgeving contaminanten in voedingsmiddelen. PB: Publicatieblad van de Europese Unie, zie website

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(3) Het verslag bevat feedback over de ervaringen met de overgangsmaatregelen van Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (4). In het verslag

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 19 november 2012 (21.11) (OR. en) 16449/12 AGRILEG 170

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Voor de EER relevante tekst)

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

L 329/26 Publicatieblad van de Europese Unie COMMISSIE

2009R0041 NL

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad van de Europese Unie L 77/25

Publicatieblad van de Europese Unie L 88/29

Publicatieblad van de Europese Unie L 289/33

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 december 2012 (13.12) (OR. en) 17677/12 DENLEG 121 SAN 329

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 september 2010 (07.09) (OR. en) 12963/10 DENLEG 79

(PB L 66 van , blz. 26)

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 27 juli 2011 (OR. en) 13267/11 DE LEG 109

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 maart 2017 (OR. en)

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 25 november 2013 (OR. nl) 16792/13 DENLEG 136. BEGELEIDENDE NOTA de Europese Commissie ingekomen: 21 november 2013

(Voor de EER relevante tekst)

EUROPEES PARLEME T EUROPESE U IE COD 96/0117 PE-CO S 3633/98

Publicatieblad van de Europese Unie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst)

Voor dierlijke producten verwijst dat begrip naar het land waarin het product geheel is verkregen, hetgeen, toegepast op vlees, betekent: het land waa

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument D021997/02.

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Raad van de Europese Unie Brussel, 31 juli 2014 (OR. en)

L 73/12 Publicatieblad van de Europese Unie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 december 2012 (13.12) (OR. en) 17675/12 DENLEG 120 SAN 328

Raad van de Europese Unie Brussel, 13 januari 2016 (OR. en)

Hierbij gaat voor de delegaties document D048897/03.

Hierbij gaat voor de delegaties document D049730/04.

L 252/10 Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

L 302/28 Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie COMMISSIE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 mei 2011 (25.05) (OR. en) 10312/11 AGRILEG 69 ENV 372

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument D018237/02.

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument D016748/2011.

GEDELEGEERDE RICHTLIJN../ /EU VAN DE COMMISSIE. van

Publicatieblad van de Europese Unie L 125/7

Geconsolideerde TEKST

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

(Voor de EER relevante tekst)

Hierbij gaat voor de delegaties document D048570/03.

L 215/4 Publicatieblad van de Europese Unie

L 113/6 Publicatieblad van de Europese Unie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Publicatieblad van de Europese Unie L 123/33 AANBEVELINGEN COMMISSIE

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument D021995/02.

L 129/28 Publicatieblad van de Europese Unie

VERORDENINGEN. L 160/8 Publicatieblad van de Europese Unie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 augustus 2011 (01.09) (OR. en) 13560/11 DENLEG 117

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst)

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

L 313/40 Publicatieblad van de Europese Unie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 december 2010 (OR. en) 18255/10 COMER 241

(Voor de EER relevante tekst) (2011/874/EU)

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 juli 2014 (OR. en)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De onderdelen d tot en met h worden geletterd e tot en met i.

L 291/36 Publicatieblad van de Europese Unie

Hierbij gaat voor de delegaties document D034098/02.

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

L 330/14 Publicatieblad van de Europese Unie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 oktober 2012 (30.10) (OR. en) 15606/12 ENV 823 ENT 277

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

(Voor de EER relevante tekst)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van

BESLUITEN. (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 7662) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Publicatieblad van de Europese Unie L 337/31

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 januari 2011 (26.01) (OR. en) 5622/11 ENV 44

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 11 augustus 2011 (OR. en) 13422/11 DE LEG 114 AGRI 558

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

(Voor de EER relevante tekst) (6) Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Ontwerp. VERORDENING (EU) nr. / VAN DE COMMISSIE

Transcriptie:

L 52/32 Publicatieblad van de Europese Unie 3.3.2010 VERORDENING (EU) Nr. 178/2010 VAN DE COMMISSIE van 2 maart 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2006 wat betreft aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, noten, abrikozenpitten, zoethout en plantaardige olie (Voor de EER relevante tekst) DE EUROPESE COMMISSIE, Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Gelet op Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn ( 1 ), en met name op artikel 11, lid 4, Overwegende hetgeen volgt: (1) Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen ( 2 ) stelt maximumgehalten voor bepaalde mycotoxinen in bepaalde levensmiddelen vast. hazelnoten en pistaches die voor verdere verwerking bestemd zijn, en een nieuwe bemonsteringswijze voor consumptiegerede amandelen, hazelnoten en pistaches ( 4 ). (6) Om de handhaving van de maximumgehalten aan aflatoxinen te vergemakkelijken, is het passend de bemonsteringsvoorschriften van de Codex Alimentarius voor pinda s, amandelen, hazelnoten en pistaches die voor verdere verwerking bestemd zijn, ook toe te passen op andere noten die voor verdere verwerking bestemd zijn, en de bemonsteringsvoorschriften van de Codex Alimentarius voor consumptiegerede amandelen, hazelnoten en pistaches ook toe te passen op andere consumptiegerede noten en aardnoten (pinda s). De bemonsteringsprocedure voor noten moet ook op abrikozenpitten worden toegepast. Punt D van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 401/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd zodat het uitsluitend betrekking heeft op de bemonsteringsprocedure voor gedroogde vijgen, die ongewijzigd moet blijven; de nieuwe bemonsteringsprocedure voor aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten en noten moet in een afzonderlijk punt van de bijlage worden ondergebracht. (2) Bemonstering is zeer belangrijk om de gehalten aan mycotoxinen, die meestal zeer ongelijkmatig over de partij verdeeld zijn, op betrouwbare wijze te kunnen bepalen. Daarom moeten voor de bemonsteringswijze algemene criteria worden vastgesteld. (3) Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie van 23 februari 2006 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op het mycotoxinegehalte in levensmiddelen ( 3 ) stelt de criteria voor de bemonstering voor de controle op de mycotoxinegehalten vast. (7) Er zijn maximumgehalten vastgesteld voor aflatoxinen in andere oliehoudende zaden dan aardnoten (pinda s) ( 5 ) en voor ochratoxine A in specerijen, zoethoutwortel en zoethoutextract ( 6 ). Het is passend te voorzien in specifieke bemonsteringsvoorschriften voor deze nieuwe categorieën levensmiddelen en waar nodig te verwijzen naar bestaande voorschriften. (8) De bemonstering van plantaardige oliën voor de controle op mycotoxinen heeft specifieke kenmerken en daarom moeten specifieke bemonsteringsvoorschriften worden vastgesteld. (4) Sommige bepalingen betreffende de bemonstering op aflatoxinen in bepaalde levensmiddelen moeten worden gewijzigd om rekening te houden met ontwikkelingen in de Codex Alimentarius en met recentelijk voor nieuwe categorieën levensmiddelen vastgestelde maximumgehalten aan mycotoxinen. (5) In de Codex Alimentarius is een nieuwe bemonsteringswijze vastgesteld voor aardnoten (pinda s), amandelen, ( 1 ) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1. ( 2 ) PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5. ( 3 ) PB L 70 van 9.3.2006, blz. 12. (9) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, ( 4 ) Codex General Standard for Contaminants and toxins in foods (CO DEX STAN 193-1995) http://www.codexalimentarius.net/download/ standards/17/cxs_193e.pdf ( 5 ) Verordening (EU) nr. 165/2010 van de Commissie van 26 februari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen, wat betreft aflatoxinen (PB L 50 van 27.2.2010, blz. 8). ( 6 ) Verordening (EU) nr. 105/2010 van de Commissie van 5 februari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen, wat betreft ochratoxine A (PB L 35 van 6.2.2010, blz. 7).

3.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie L 52/33 HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 401/2006 wordt als volgt gewijzigd: 3) Punt G wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening. 4) Er wordt een punt K, als opgenomen in bijlage III bij deze verordening, toegevoegd. 1) Punt D wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening. 2) In punt E wordt de eerste zin vervangen door: Deze bemonsteringswijze geldt voor de officiële controle op de maximumgehalten aan ochratoxine A, aflatoxine B1 en aflatoxinen totaal in specerijen.. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de tiende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 2 maart 2010. Voor de Commissie De voorzitter José Manuel BARROSO

L 52/34 Publicatieblad van de Europese Unie 3.3.2010 BIJLAGE I D.1. Bemonsteringswijze voor gedroogde vijgen Deze bemonsteringswijze geldt voor de officiële controle op de maximumgehalten aan aflatoxine B1 en aflatoxinen totaal in gedroogde vijgen. D.1.1. Gewicht van het basismonster Het basismonster weegt ongeveer 300 g, tenzij anders bepaald in dit punt D.1. Bij partijen in detailverpakkingen hangt het gewicht van het basismonster af van het gewicht van de detailverpakking. Indien de detailverpakking meer dan 300 g weegt, wordt een verzamelmonster van meer dan 30 kg samengesteld. Indien één detailverpakking veel meer dan 300 g weegt, wordt een basismonster van 300 g uit elke afzonderlijke detailverpakking genomen. Dit kan hetzij bij de bemonstering, hetzij in het laboratorium worden gedaan. Indien deze bemonsteringswijze onaanvaardbare economische schade aan de partij zou toebrengen (wegens de vorm van de verpakking, de vervoermiddelen enz.), mag een alternatieve bemonsteringswijze worden toegepast. Indien bijvoorbeeld een waardevol product in detailverpakkingen van 500 g of 1 kg wordt verkocht, mag het verzamelmonster worden verkregen door het samenvoegen van een kleiner aantal basismonsters dan aangegeven in de tabellen 1, 2 en 3, mits het verzamelmonster het vereiste gewicht heeft zoals aangegeven in de tabellen 1, 2 en 3. Indien de detailverpakking iets minder dan 300 g weegt, wordt één detailverpakking als één basismonster beschouwd en wordt een verzamelmonster van minder dan 30 kg samengesteld. Indien de detailverpakking veel minder dan 300 g weegt, bestaat één basismonster uit twee of meer detailverpakkingen, zodat het de 300 g zo dicht mogelijk benadert. D.1.2. Algemeen overzicht van de bemonsteringswijze voor gedroogde vijgen Tabel 1 Verdeling van partijen in subpartijen naargelang van het product en het gewicht van de partij Product Gewicht van de partij (ton) Gewicht van de subpartijen of aantal subpartijen Aantal basismonsters Gewicht van het verzamelmonster (kg) Gedroogde vijgen 15 15-30 t 100 30 < 15 10-100 (*) 30 (*) Afhankelijk van het gewicht van de partij zie tabel 2 in dit punt D.1. D.1.3. Bemonsteringswijze voor gedroogde vijgen (partijen 15 t) Als de subpartijen fysiek van elkaar kunnen worden gescheiden, wordt elke partij in subpartijen verdeeld overeenkomstig tabel 1. Aangezien de partijen niet altijd een gewicht hebben dat een exact veelvoud is van het gewicht van de subpartijen, mag het gewicht van de subpartijen het aangegeven gewicht met maximaal 20 % overschrijden. Elke subpartij wordt afzonderlijk bemonsterd. Aantal basismonsters: 100. Gewicht van het verzamelmonster: 30 kg. Dit door grof mengen verkregen monster wordt in drie gelijke laboratoriummonsters van 10 kg verdeeld vóór het wordt vermalen (het monster hoeft niet te worden verdeeld als het bestaat uit gedroogde vijgen die later worden gesorteerd of een andere fysische behandeling ondergaan en als de nodige apparatuur beschikbaar is om een monster van 30 kg te homogeniseren). Elk laboratoriummonster van 10 kg wordt afzonderlijk fijngemalen en grondig gemengd, zodat het product volledig homogeen wordt, overeenkomstig bijlage II. Indien de bovengenoemde bemonsteringswijze niet kan worden toegepast zonder onaanvaardbare economische schade aan de partij toe te brengen (wegens de vorm van de verpakking, de vervoermiddelen enz.), mag een alternatieve bemonsteringswijze worden toegepast, mits die zo representatief mogelijk is, nauwkeurig wordt beschreven en grondig wordt gedocumenteerd.

3.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie L 52/35 D.1.4. Bemonsteringswijze voor gedroogde vijgen (partijen < 15 t) Er worden minimaal 10 en maximaal 100 basismonsters genomen, naargelang van het gewicht van de partij. Aan de hand van onderstaande tabel 2 kan worden bepaald hoeveel basismonsters moeten worden genomen en hoe het verzamelmonster moet worden verdeeld. Tabel 2 Aantal basismonsters naargelang van het gewicht van de partij en aantal onderverdelingen van het verzamelmonster Gewicht van de partij (ton) Aantal basismonsters Gewicht van het verzamelmonster (kg) (in geval van detailverpakkingen kan het gewicht van het verzamelmonster variëren, zie punt D.1.1) Aantal laboratoriummonsters uit het verzamelmonster 0,1 10 3 1 (geen verdeling) > 0,1-0,2 15 4,5 1 (geen verdeling) > 0,2-0,5 20 6 1 (geen verdeling) > 0,5-1,0 30 9 (- < 12 kg) 1 (geen verdeling) > 1,0-2,0 40 12 2 > 2,0-5,0 60 18 (- < 24 kg) 2 > 5,0-10,0 80 24 3 > 10,0-15,0 100 30 3 Gewicht van het verzamelmonster: 30 kg. Dit door grof mengen verkregen monster wordt in twee of drie gelijke laboratoriummonsters van 10 kg verdeeld vóór het wordt vermalen (het monster hoeft niet te worden verdeeld als het bestaat uit gedroogde vijgen die later worden gesorteerd of een andere fysische behandeling ondergaan en als de nodige apparatuur beschikbaar is om een monster van 30 kg te homogeniseren). Indien het verzamelmonster minder dan 30 kg weegt, wordt het verzamelmonster als volgt in laboratoriummonsters verdeeld: < 12 kg: niet in laboratoriummonsters verdelen; 12 - < 24 kg: in twee laboratoriummonsters verdelen; 24 kg: in drie laboratoriummonsters verdelen. Elk laboratoriummonster wordt afzonderlijk fijngemalen en grondig gemengd, zodat het product volledig homogeen wordt, overeenkomstig bijlage II. Indien de bovengenoemde bemonsteringswijze niet kan worden toegepast zonder onaanvaardbare economische schade aan de partij toe te brengen (wegens de vorm van de verpakking, de vervoermiddelen enz.), mag een alternatieve bemonsteringswijze worden toegepast, mits die zo representatief mogelijk is, nauwkeurig wordt beschreven en grondig wordt gedocumenteerd. D.1.5. Bemonsteringswijze voor afgeleide producten en samengestelde levensmiddelen D.1.5.1. A f g e l e i d e p r o d u c t e n m e t z e e r k l e i n e d e e l t j e s ( g e l i j k m a t i g e v e r d e l i n g v a n d e a f l a t o x i n e v e r o n t r e i n i g i n g ) Aantal basismonsters: 100; bij partijen van minder dan 50 t worden 10 à 100 basismonsters genomen, naargelang van het gewicht van de partij (zie tabel 3).

L 52/36 Publicatieblad van de Europese Unie 3.3.2010 Tabel 3 Aantal basismonsters naargelang van het gewicht van de partij Gewicht van de partij (ton) Aantal basismonsters Gewicht van het verzamelmonster (kg) 1 10 1 > 1-3 20 2 > 3-10 40 4 > 10-20 60 6 > 20-50 100 10 Het basismonster weegt ongeveer 100 g. Bij partijen in detailverpakkingen hangt het gewicht van het basismonster af van het gewicht van de detailverpakking. Gewicht van het verzamelmonster = 1 à 10 kg, voldoende gemengd. D.1.5.2. A n d e r e a f g e l e i d e p r o d u c t e n m e t r e l a t i e f g r o t e d e e l t j e s ( o n g e l i j k m a t i g e v e r d e l i n g v a n d e a f l a t o x i n e v e r o n t r e i n i g i n g ) Bemonsteringswijze en aanvaarding zoals voor gedroogde vijgen (D.1.3 en D.1.4). D.1.6. Bemonstering in de detailhandel De bemonstering in de detailhandel wordt zo mogelijk verricht overeenkomstig de voorschriften in dit punt K. Indien dit niet mogelijk is, mogen ander effectieve bemonsteringswijzen worden toegepast, mits het verzamelmonster voldoende representatief is voor de bemonsterde partij en de bemonsteringswijze nauwkeurig wordt beschreven en grondig wordt gedocumenteerd. In ieder geval weegt het verzamelmonster ten minste 1 kg (*). D.1.7. Specifieke bemonsteringswijze voor gedroogde vijgen en afgeleide producten die vacuümverpakt worden verkocht D.1.7.1. G e d r o o g d e v i j g e n Van partijen groter dan of gelijk aan 15 t worden ten minste 50 basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster van 30 kg wordt samengesteld. Van partijen van minder dan 15 t wordt 50 % van het in tabel 2 aangegeven aantal basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster wordt samengesteld waarvan het gewicht in verhouding staat tot het gewicht van de bemonsterde partij (zie tabel 2). D.1.7.2. V a n g e d r o o g d e v i j g e n a f g e l e i d e p r o d u c t e n m e t k l e i n e d e e l t j e s Van partijen groter dan of gelijk aan 50 t worden ten minste 25 basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster van 10 kg wordt samengesteld. Van partijen van minder dan 50 t wordt 25 % van het in tabel 3 aangegeven aantal basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster wordt samengesteld waarvan het gewicht in verhouding staat tot het gewicht van de bemonsterde partij (zie tabel 3). D.1.8. Aanvaarding van een partij of een subpartij Voor gedroogde vijgen die later worden gesorteerd of een andere fysische behandeling ondergaan: aanvaarding als het verzamelmonster of het gemiddelde van de laboratoriummonsters het maximumgehalte niet overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid; weigering als het verzamelmonster of het gemiddelde van de laboratoriummonsters het maximumgehalte buiten redelijke twijfel overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid. Voor gedroogde vijgen bestemd voor rechtstreekse menselijke consumptie: aanvaarding als geen van de laboratoriummonsters het maximumgehalte overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid; weigering als één of meer van de laboratoriummonsters het maximumgehalte buiten redelijke twijfel overschrijden, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid.

3.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie L 52/37 Indien het verzamelmonster 12 kg of minder weegt: aanvaarding als het laboratoriummonster het maximumgehalte niet overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid; weigering als het laboratoriummonster het maximumgehalte buiten redelijke twijfel overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid. D.2. Bemonsteringswijze voor aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten en noten Deze bemonsteringswijze geldt voor de officiële controle op de maximumgehalten aan aflatoxine B1 en aflatoxinen totaal in aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten en noten. D.2.1. Gewicht van het basismonster Het basismonster weegt ongeveer 200 g, tenzij anders bepaald in dit punt D.2. Bij partijen in detailverpakkingen hangt het gewicht van het basismonster af van het gewicht van de detailverpakking. Indien de detailverpakking meer dan 200 g weegt, wordt een verzamelmonster van meer dan 20 kg samengesteld. Indien één detailverpakking veel meer dan 200 g weegt, wordt een basismonster van 200 g uit elke afzonderlijke detailverpakking genomen. Dit kan hetzij bij de bemonstering, hetzij in het laboratorium worden gedaan. Indien deze bemonsteringswijze onaanvaardbare economische schade aan de partij zou toebrengen (wegens de vorm van de verpakking, de vervoermiddelen enz.), mag een alternatieve bemonsteringswijze worden toegepast. Indien bijvoorbeeld een waardevol product in detailverpakkingen van 500 g of 1 kg wordt verkocht, mag het verzamelmonster worden verkregen door het samenvoegen van een kleiner aantal basismonsters dan aangegeven in de tabellen 1, 2 en 3, mits het verzamelmonster het vereiste gewicht heeft zoals aangegeven in de tabellen 1, 2 en 3. Indien de detailverpakking iets minder dan 200 g weegt, wordt één detailverpakking als één basismonster beschouwd en wordt een verzamelmonster van minder dan 20 kg samengesteld. Indien de detailverpakking veel minder dan 200 g weegt, bestaat één basismonster uit twee of meer detailverpakkingen, zodat het de 200 g zo dicht mogelijk benadert. D.2.2. Algemeen overzicht van de bemonsteringswijze voor aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten en noten Tabel 1 Verdeling van partijen in subpartijen naargelang van het product en het gewicht van de partij Product Gewicht van de partij (ton) Gewicht van de subpartijen of aantal subpartijen Aantal basismonsters Gewicht van het verzamelmonster (kg) Aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten en noten 500 100 t 100 20 > 125 en < 500 5 subpartijen 100 20 15 en 125 25 t 100 20 < 15 10-100 (*) 20 (*) Afhankelijk van het gewicht van de partij zie tabel 2 in dit punt D.2. D.2.3. Bemonsteringswijze voor aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten en noten (partijen 15 t) Als de subpartijen fysiek van elkaar kunnen worden gescheiden, wordt elke partij in subpartijen verdeeld overeenkomstig tabel 1. Aangezien de partijen niet altijd een gewicht hebben dat een exact veelvoud is van het gewicht van de subpartijen, mag het gewicht van de subpartijen het aangegeven gewicht met maximaal 20 % overschrijden. Elke subpartij wordt afzonderlijk bemonsterd. Aantal basismonsters: 100.

L 52/38 Publicatieblad van de Europese Unie 3.3.2010 Gewicht van het verzamelmonster: 20 kg. Dit door grof mengen verkregen monster wordt in twee gelijke laboratoriummonsters van 10 kg verdeeld vóór het wordt vermalen (het monster hoeft niet te worden verdeeld als het bestaat uit aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten of noten die later worden gesorteerd of een andere fysische behandeling ondergaan en als de nodige apparatuur beschikbaar is om een monster van 20 kg te homogeniseren). Elk laboratoriummonster van 10 kg wordt afzonderlijk fijngemalen en grondig gemengd, zodat het product volledig homogeen wordt, overeenkomstig bijlage II. Indien de bovengenoemde bemonsteringswijze niet kan worden toegepast zonder economische schade aan de partij toe te brengen (wegens de vorm van de verpakking, de vervoermiddelen enz.), mag een alternatieve bemonsteringswijze worden toegepast, mits die zo representatief mogelijk is, nauwkeurig wordt beschreven en grondig wordt gedocumenteerd. D.2.4. Bemonsteringswijze voor aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten en noten (partijen < 15 t) Er worden minimaal 10 en maximaal 100 basismonsters genomen, naargelang van het gewicht van de partij. Aan de hand van onderstaande tabel 2 kan worden bepaald hoeveel basismonsters moeten worden genomen en hoe het verzamelmonster moet worden verdeeld. Tabel 2 Aantal basismonsters naargelang van het gewicht van de partij en aantal onderverdelingen van het verzamelmonster Gewicht van de partij (ton) Aantal basismonsters Gewicht van het verzamelmonster (kg) (in geval van detailverpakkingen kan het gewicht van het verzamelmonster variëren, zie punt D.2.1) Aantal laboratoriummonsters uit het verzamelmonster 0,1 10 2 1 (geen verdeling) > 0,1-0,2 15 3 1 (geen verdeling) > 0,2-0,5 20 4 1 (geen verdeling) > 0,5-1,0 30 6 1 (geen verdeling) > 1,0-2,0 40 8 (- < 12 kg) 1 (geen verdeling) > 2,0-5,0 60 12 2 > 5,0-10,0 80 16 2 > 10,0-15,0 100 20 2 Gewicht van het verzamelmonster: 20 kg. Dit door grof mengen verkregen monster wordt indien nodig in twee gelijke laboratoriummonsters van 10 kg verdeeld vóór het wordt vermalen (het monster hoeft niet te worden verdeeld als het bestaat uit aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten of noten die later worden gesorteerd of een andere fysische behandeling ondergaan en als de nodige apparatuur beschikbaar is om monsters van maximaal 20 kg te homogeniseren). Indien het verzamelmonster minder dan 20 kg weegt, wordt het verzamelmonster als volgt in laboratoriummonsters verdeeld: < 12 kg: niet in laboratoriummonsters verdelen; 12 kg: in twee laboratoriummonsters verdelen. Elk laboratoriummonster wordt afzonderlijk fijngemalen en grondig gemengd, zodat het product volledig homogeen wordt, overeenkomstig bijlage II.

3.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie L 52/39 Indien de bovengenoemde bemonsteringswijze niet kan worden toegepast zonder onaanvaardbare economische schade aan de partij toe te brengen (wegens de vorm van de verpakking, de vervoermiddelen enz.), mag een alternatieve bemonsteringswijze worden toegepast, mits die zo representatief mogelijk is, nauwkeurig wordt beschreven en grondig wordt gedocumenteerd. D.2.5. Bemonsteringswijze voor afgeleide producten, met uitzondering van plantaardige olie, en samengestelde levensmiddelen D.2.5.1. A f g e l e i d e p r o d u c t e n ( b e h a l v e p l a n t a a r d i g e o l i e ) m e t k l e i n e d e e l t j e s, b v. m e e l e n p i n d a k a a s ( g e l i j k m a t i g e v e r d e l i n g v a n d e a f l a t o x i n e v e r o n t r e i n i g i n g ) Aantal basismonsters: 100; bij partijen van minder dan 50 t worden 10 à 100 basismonsters genomen, naargelang van het gewicht van de partij (zie tabel 3). Tabel 3 Aantal basismonsters naargelang van het gewicht van de partij Gewicht van de partij (ton) Aantal basismonsters Gewicht van het verzamelmonster (kg) 1 10 1 > 1-3 20 2 > 3-10 40 4 > 10-20 60 6 > 20-50 100 10 Het basismonster weegt ongeveer 100 g. Bij partijen in detailverpakkingen hangt het gewicht van het basismonster af van het gewicht van de detailverpakking. Gewicht van het verzamelmonster = 1 à 10 kg, voldoende gemengd. D.2.5.2. A f g e l e i d e p r o d u c t e n m e t r e l a t i e f g r o t e d e e l t j e s ( o n g e l i j k m a t i g e v e r d e l i n g v a n d e a f l a t o x i n e v e r o n t r e i n i g i n g ) Bemonsteringswijze en aanvaarding zoals voor aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten en noten (D.2.3 en D.2.4). D.2.6. Bemonstering in de detailhandel De bemonstering in de detailhandel wordt zo mogelijk verricht overeenkomstig de voorschriften in dit punt K. Indien dit niet mogelijk is, mogen ander effectieve bemonsteringswijzen worden toegepast, mits het verzamelmonster voldoende representatief is voor de bemonsterde partij en de bemonsteringswijze nauwkeurig wordt beschreven en grondig wordt gedocumenteerd. In ieder geval weegt het verzamelmonster ten minste 1 kg (*). D.2.7. Specifieke bemonsteringswijze voor aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten, noten en afgeleide producten die vacuümverpakt worden verkocht D.2.7.1. P i s t a c h e s, a a r d n o t e n ( p i n d a s ) e n p a r a n o t e n Van partijen groter dan of gelijk aan 15 t worden ten minste 50 basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster van 20 kg wordt samengesteld. Van partijen van minder dan 15 t wordt 50 % van het in tabel 2 aangegeven aantal basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster wordt samengesteld waarvan het gewicht in verhouding staat tot het gewicht van de bemonsterde partij (zie tabel 2). D.2.7.2. A b r i k o z e n p i t t e n, a n d e r e n o t e n d a n p i s t a c h e s e n p a r a n o t e n, e n a n d e r e o l i e h o u d e n d e z a d e n Van partijen groter dan of gelijk aan 15 t worden ten minste 25 basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster van 20 kg wordt samengesteld. Van partijen van minder dan 15 t wordt 25 % van het in tabel 2 aangegeven aantal basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster wordt samengesteld waarvan het gewicht in verhouding staat tot het gewicht van de bemonsterde partij (zie tabel 2).

L 52/40 Publicatieblad van de Europese Unie 3.3.2010 D.2.7.3. V a n n o t e n, a b r i k o z e n p i t t e n e n a a r d n o t e n ( p i n d a s ) a f g e l e i d e p r o d u c t e n m e t k l e i n e d e e l t j e s Van partijen groter dan of gelijk aan 50 t worden ten minste 25 basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster van 10 kg wordt samengesteld. Van partijen van minder dan 50 t wordt 25 % van het in tabel 3 aangegeven aantal basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster wordt samengesteld waarvan het gewicht in verhouding staat tot het gewicht van de bemonsterde partij (zie tabel 3). D.2.8. Aanvaarding van een partij of een subpartij Voor aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten en noten die later worden gesorteerd of een andere fysische behandeling ondergaan: aanvaarding als het verzamelmonster of het gemiddelde van de laboratoriummonsters het maximumgehalte niet overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid; weigering als het verzamelmonster of het gemiddelde van de laboratoriummonsters het maximumgehalte buiten redelijke twijfel overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid. Voor aardnoten (pinda s), andere oliehoudende zaden, abrikozenpitten en noten bestemd voor rechtstreekse menselijke consumptie: aanvaarding als geen van de laboratoriummonsters het maximumgehalte overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid; weigering als één of beide laboratoriummonsters het maximumgehalte buiten redelijke twijfel overschrijden, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid. Indien het verzamelmonster 12 kg of minder weegt: aanvaarding als het laboratoriummonster het maximumgehalte niet overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid; weigering als het laboratoriummonster het maximumgehalte buiten redelijke twijfel overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid. (*) Indien het te bemonsteren deel zo klein is dat geen verzamelmonster van 1 kg kan worden verkregen, mag het verzamelmonster minder dan 1 kg wegen.

3.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie L 52/41 BIJLAGE II G. BEMONSTERINGSWIJZE VOOR KOFFIE, KOFFIEPRODUCTEN, ZOETHOUTWORTEL EN ZOETHOUTEXTRACT Deze bemonsteringswijze geldt voor de officiële controle op de maximumgehalten aan ochratoxine A in gebrande koffiebonen, gemalen gebrande koffie, oploskoffie, zoethoutwortel en zoethoutextract. G.1. Gewicht van het basismonster Het basismonster weegt ongeveer 100 g, tenzij anders bepaald in dit punt G. Bij partijen in detailverpakkingen hangt het gewicht van het basismonster af van het gewicht van de detailverpakking. Indien de detailverpakking meer dan 100 g weegt, wordt een verzamelmonster van meer dan 10 kg samengesteld. Indien één detailverpakking veel meer dan 100 g weegt, wordt een basismonster van 100 g uit elke afzonderlijke detailverpakking genomen. Dit kan hetzij bij de bemonstering, hetzij in het laboratorium worden gedaan. Indien deze bemonsteringswijze onaanvaardbare economische schade aan de partij zou toebrengen (wegens de vorm van de verpakking, de vervoermiddelen enz.), mag een alternatieve bemonsteringswijze worden toegepast. Indien bijvoorbeeld een waardevol product in detailverpakkingen van 500 g of 1 kg wordt verkocht, mag het verzamelmonster worden verkregen door het samenvoegen van een kleiner aantal basismonsters dan aangegeven in de tabellen 1 en 2, mits het verzamelmonster het vereiste gewicht heeft zoals aangegeven in de tabellen 1 en 2. Indien de detailverpakking iets minder dan 100 g weegt, wordt één detailverpakking als één basismonster beschouwd en wordt een verzamelmonster van minder dan 10 kg samengesteld. Indien de detailverpakking veel minder dan 100 g weegt, bestaat één basismonster uit twee of meer detailverpakkingen, zodat het de 100 g zo dicht mogelijk benadert. G.2. Algemeen overzicht van de bemonsteringswijze voor gebrande koffie, gemalen gebrande koffie, oploskoffie, zoethoutwortel en zoethoutextract Tabel 1 Verdeling van partijen in subpartijen naargelang van het product en het gewicht van de partij Product Gewicht van de partij (ton) Gewicht van de subpartijen of aantal subpartijen Aantal basismonsters Gewicht van het verzamelmonster (kg) Gebrande koffiebonen, gemalen gebrande koffie, oploskoffie, zoethoutwortel en zoethoutextract 15 15-30 t 100 10 < 15 10-100 (*) 1-10 (*) Afhankelijk van het gewicht van de partij zie tabel 2 in dit punt G. G.3. Bemonsteringswijze voor gebrande koffiebonen, gemalen gebrande koffie, oploskoffie, zoethoutwortel en zoethoutextract (partijen 15 t) Als de subpartijen fysiek van elkaar kunnen worden gescheiden, wordt elke partij in subpartijen verdeeld overeenkomstig tabel 1. Aangezien de partijen niet altijd een gewicht hebben dat een exact veelvoud is van het gewicht van de subpartijen, mag het gewicht van de subpartijen ten hoogste 20 % verschillen van het aangegeven gewicht. Elke subpartij wordt afzonderlijk bemonsterd. Aantal basismonsters: 100. Gewicht van het verzamelmonster = 10 kg. Indien de bovengenoemde bemonsteringswijze niet kan worden toegepast zonder onaanvaardbare economische schade aan de partij toe te brengen (wegens de vorm van de verpakking, de vervoermiddelen enz.), mag een alternatieve bemonsteringswijze worden toegepast, mits die zo representatief mogelijk is, nauwkeurig wordt beschreven en grondig wordt gedocumenteerd.

L 52/42 Publicatieblad van de Europese Unie 3.3.2010 G.4. Bemonsteringswijze voor gebrande koffiebonen, gemalen gebrande koffie, oploskoffie, zoethoutwortel en zoethoutextract (partijen < 15 t) Van partijen gebrande koffiebonen, gemalen gebrande koffie, oploskoffie, zoethoutwortel en zoethoutextract van minder dan 15 t worden, afhankelijk van het gewicht van de partij, 10 à 100 basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster van 1 à 10 kg wordt samengesteld. Aan de hand van de onderstaande tabel kan worden bepaald hoeveel basismonsters moeten worden genomen. Tabel 2 Aantal te nemen basismonsters naargelang van het gewicht van de partij gebrande koffiebonen, gemalen gebrande koffie, oploskoffie, zoethoutwortel en zoethoutextract Gewicht van de partij (ton) Aantal basismonsters Gewicht van het verzamelmonster (kg) 0,1 10 1 > 0,1-0,2 15 1,5 > 0,2-0,5 20 2 > 0,5-1,0 30 3 > 1,0-2,0 40 4 > 2,0-5,0 60 6 > 5,0-10,0 80 8 > 10,0-15,0 100 10 G.5. Bemonsteringswijze voor gebrande koffiebonen, gemalen gebrande koffie, oploskoffie, zoethoutwortel en zoethoutextract die vacuümverpakt worden verkocht Van partijen groter dan of gelijk aan 15 t worden ten minste 25 basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster van 10 kg wordt samengesteld. Van partijen van minder dan 15 t wordt 25 % van het in tabel 2 aangegeven aantal basismonsters genomen, waarmee een verzamelmonster wordt samengesteld waarvan het gewicht in verhouding staat tot het gewicht van de bemonsterde partij (zie tabel 2). G.6. Bemonstering in de detailhandel De bemonstering in de detailhandel wordt zo mogelijk verricht overeenkomstig de bemonsteringsvoorschriften in dit punt G. Indien dit niet mogelijk is, mag een alternatieve bemonsteringswijze worden toegepast, mits het verzamelmonster voldoende representatief is voor de bemonsterde partij en de bemonsteringswijze nauwkeurig wordt beschreven en grondig wordt gedocumenteerd. In ieder geval weegt het verzamelmonster ten minste 1 kg (*). G.7. Aanvaarding van een partij of een subpartij aanvaarding als het laboratoriummonster het maximumgehalte niet overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid; weigering als het laboratoriummonster het maximumgehalte buiten redelijke twijfel overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid. (*) Indien het te bemonsteren deel zo klein is dat geen verzamelmonster van 1 kg kan worden verkregen, mag het verzamelmonster minder dan 1 kg wegen.

3.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie L 52/43 BIJLAGE III K. BEMONSTERINGSWIJZE VOOR PLANTAARDIGE OLIËN Deze bemonsteringswijze geldt voor de officiële controle op de maximumgehalten voor mycotoxinen, met name aflatoxine B1, aflatoxinen totaal en zearalenon, in plantaardige oliën. K.1. Bemonsteringswijze voor plantaardige oliën Het basismonster weegt ten minste ongeveer 100 g (ml) (afhankelijk van de aard van de zending, bv. onverpakte plantaardige olie, moeten ten minste drie basismonsters van ongeveer 350 ml worden genomen) en er wordt een verzamelmonster van ten minste 1 kg (liter) samengesteld. Het minimumaantal basismonsters dat van de partij moet worden genomen, is in tabel 1 aangegeven. De partij moet voor zover mogelijk net vóór de bemonstering grondig worden gemengd, hetzij handmatig, hetzij mechanisch. In dit geval kan worden verondersteld dat de aflatoxine homogeen over de partij is verdeeld. Drie basismonsters van een partij zijn daarom voldoende om het verzamelmonster te vormen. Tabel 1 Minimumaantal van de partij te nemen basismonsters Vorm waarin het product wordt verkocht Gewicht van de partij (kg) Volume van de partij (l) Minimumaantal basismonsters Onverpakt (*) 3 Verpakkingen 50 3 Verpakkingen > 50 t/m 500 5 Verpakkingen > 500 10 (*) Als de subpartijen fysiek van elkaar kunnen worden gescheiden, worden grote onverpakte zendingen/partijen plantaardige olie in subpartijen verdeeld volgens tabel 2 van dit punt. Tabel 2 Verdeling van partijen in subpartijen naargelang van het gewicht van de partij Product Gewicht van de partij (ton) Gewicht van de subpartijen of aantal subpartijen Minimumaantal basismonsters Minimumgewicht van het verzamelmonster (kg) Plantaardige oliën 1 500 500 t 3 1 > 300 en < 1 500 3 subpartijen 3 1 50 en 300 100 t 3 1 < 50 3 1 K.2. Bemonsteringswijze voor plantaardige oliën in de detailhandel De bemonstering in de detailhandel wordt zo mogelijk verricht overeenkomstig de voorschriften in dit punt K. Indien dit niet mogelijk is, mogen ander effectieve bemonsteringswijzen worden toegepast, mits het verzamelmonster voldoende representatief is voor de bemonsterde partij en de bemonsteringswijze nauwkeurig wordt beschreven en grondig wordt gedocumenteerd. In ieder geval weegt het verzamelmonster ten minste 1 kg (*). K.3. Aanvaarding van een partij of een subpartij aanvaarding als het laboratoriummonster het maximumgehalte niet overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid; weigering als het laboratoriummonster het maximumgehalte buiten redelijke twijfel overschrijdt, met inachtneming van de correctie voor terugvinding en de meetonzekerheid. (*) Indien het te bemonsteren deel zo klein is dat geen verzamelmonster van 1 kg kan worden verkregen, mag het verzamelmonster minder dan 1 kg wegen.